NL2001300C2 - Scheepslier, schip voorzien van scheepslier. - Google Patents

Scheepslier, schip voorzien van scheepslier. Download PDF

Info

Publication number
NL2001300C2
NL2001300C2 NL2001300A NL2001300A NL2001300C2 NL 2001300 C2 NL2001300 C2 NL 2001300C2 NL 2001300 A NL2001300 A NL 2001300A NL 2001300 A NL2001300 A NL 2001300A NL 2001300 C2 NL2001300 C2 NL 2001300C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
drum
winch
ship
line
retaining means
Prior art date
Application number
NL2001300A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2001300A1 (nl
Inventor
Gijsbertus Fredericus Liebergen
Original Assignee
Gijsbertus Fredericus Liebergen
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL1034723A external-priority patent/NL1034723C2/nl
Application filed by Gijsbertus Fredericus Liebergen filed Critical Gijsbertus Fredericus Liebergen
Priority to NL2001300A priority Critical patent/NL2001300C2/nl
Priority to AT08853086T priority patent/ATE521567T1/de
Priority to EP08853086A priority patent/EP2217521B1/en
Priority to PCT/NL2008/000253 priority patent/WO2009067003A1/en
Publication of NL2001300A1 publication Critical patent/NL2001300A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2001300C2 publication Critical patent/NL2001300C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66DCAPSTANS; WINCHES; TACKLES, e.g. PULLEY BLOCKS; HOISTS
    • B66D1/00Rope, cable, or chain winding mechanisms; Capstans
    • B66D1/60Rope, cable, or chain winding mechanisms; Capstans adapted for special purposes
    • B66D1/74Capstans
    • B66D1/7494Self-tailing capstans
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66DCAPSTANS; WINCHES; TACKLES, e.g. PULLEY BLOCKS; HOISTS
    • B66D1/00Rope, cable, or chain winding mechanisms; Capstans
    • B66D1/60Rope, cable, or chain winding mechanisms; Capstans adapted for special purposes
    • B66D1/74Capstans
    • B66D1/7421Capstans having a vertical rotation axis
    • B66D1/7431Capstans having a vertical rotation axis driven manually only
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66DCAPSTANS; WINCHES; TACKLES, e.g. PULLEY BLOCKS; HOISTS
    • B66D1/00Rope, cable, or chain winding mechanisms; Capstans
    • B66D1/60Rope, cable, or chain winding mechanisms; Capstans adapted for special purposes
    • B66D1/74Capstans
    • B66D1/7463Accessories

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Jib Cranes (AREA)
  • Storage Of Web-Like Or Filamentary Materials (AREA)
  • Transmission Devices (AREA)
  • Manufacture And Refinement Of Metals (AREA)

Description

Korte aanduiding: Scheepslier, schip voorzien van scheepslier
De uitvinding heeft betrekking op een scheepslier, volgens de aanhef van conclusie 1. Een dergelijke lier wordt toegepast aan boord van schepen, zoals zeilboten en wordt gebruikt voor het aantrekken en vieren van een lijn.
Uit de praktijk is een scheepslier bekend die een trommel en een zogenoemde 5 selftailing ring omvat. De selftailing ring fungeert als aantrekmiddel en is voorzien aan een axiaal uiteinde van een wikkeloppervlak van de trommel. De bekende lier wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het aantrekken dan wel vieren van de lijn, of schoot waarmee een zeil aan boord van schepen zoals een zeilboot wordt bediend. Een dergelijke lijn of schoot loopt vanaf het zeil, meestal via een blok op het dek, naar de lier. De lijn loopt vervolgens vier a vijf 10 wikkelingen om de trommel en verlaat dan de lier. De bekende lier is handbediend of bezit een hydraulische dan wel een elektrische aandrijving en bezit doorgaans een tandwieloverbrenging om diverse snelheden van de liertrommel mogelijk te maken.
Nadelig aan de bekende lier is dat er altijd een bemanningslid nodig is om één uiteinde van de lijn naar of van de lier te geleiden. De lijn dient bij de bekende lier met de 15 hand ingenomen te worden om te voorkomen dat de lijn vastloopt. Als de lijn gekeerd wordt, moet de lijn handmatig uit een klem getrokken worden waarmee de lijn is vastgezet, en vervolgens voorzichtig gevierd worden door de lijn te laten slippen over de trommel.
Vanwege de grote krachten die op de lijn kunnen staan, is het bedienen niet zonder risico en vergt het bedienen van de lijnen veel ervaring.
20 Het is een doel van de uitvinding om bovengenoemde nadelen ten minste gedeeltelijk te ondervangen, of om althans een alternatief te verschaffen.
In het bijzonder beoogt de uitvinding het nemen en geven van een lijn te vereenvoudigen, zodat de handmatige geleiding van de lier niet langer noodzakelijk is.
Dit doel wordt bereikt door middel van een scheepslier volgens conclusie 1.
25 Voordelige uitvoeringsvormen zijn vastgelegd in de onderconclusies.
Een scheepslier voor het doorvoeren van een lijn omvat een gestel, een eerste trommel, en een eerste aantrekmiddel. Het gestel is ingericht om bevestigd te worden aan een dek van een schip. De trommel is roteerbaar rond een trommelas verbonden met het gestel en omvat een wikkeloppervlak, welk wikkeloppervlak zich uitstrekt van een eerste axiaal uiteinde naar 30 een tweede axiaal uiteinde en geschikt is voor het opnemen van meerdere wikkelingen van de lijn. De trommel is aandrijfbaar in een eerste trommelrotatierichting, bij welke eerste trommelrotatierichting het wikkeloppervlak een ingaand lijndeel van de lijn nabij het eerste axiaal uiteinde opneemt en een uitgaand lijndeel nabij het tweede axiaal uiteinde afgeeft. Het 2001300 - 2 - eerste aantrekmiddel is voorzien nabij het tweede axiaal uiteinde en is ingericht om aan te grijpen op het uitgaande lijndeel voor het uitoefenen van een trekspanning op de meerdere wikkelingen. De scheepslier omvat een eerste tegenhoudmiddel, welke voorzien is nabij het eerste axiaal uiteinde en ingericht is om het ingaande lijndeel zodanig gedoseerd aan het 5 wikkeloppervlak toe te voeren, dat de meerdere wikkelingen tegen het wikkeloppervlak aan komen te liggen.
Doordat het eerste tegenhoudmiddel het ingaande lijndeel gedoseerd toevoert aan het wikkeloppervlak, wordt ervoor gezorgd dat de meerdere wikkelingen tegen het wikkeloppervlak aan komen te liggen wordt. Dit is met name van belang bij het toevoeren van lijn die voordat het 10 het tegenhoudmiddel bereikt niet onder spanning staat van bijvoorbeeld een zeil. Het tegenhoudmiddel zorgt ervoor dat de meerdere wikkelingen voldoende strak rond de trommel komen te liggen, waardoor de trommel kracht op de lijn kan uitoefenen. Hierdoor is het niet meer nodig de lijn met de hand te begeleiden.
In het bijzonder omvat het eerste tegenhoudmiddel een aangrijpvlak dat ingericht is om 15 het ingaande lijndeel onder een klem- en/of wrijvingskracht tegen te houden. Een dergelijk aangrijpvlak vergroot de bedrijfszekerheid van het tegenhoudmiddel.
Meer in het bijzonder is het eerste tegenhoudmiddel roteerbaar rond een rotatieas opgenomen in het gestel en strekt het aangrijpvlak zich in hoofdzaak ringvormig rond de rotatieas uit. Door het tegenhoudmiddel roteerbaar uit te voeren vermindert de slijtage van de 20 lijn.
Nog meer in het bijzonder is het eerste tegenhoudmiddel onafhankelijk van de trommel roteerbaar in een eerste rotatierichting, indien de trommel roteert in de eerste trommelrotatierichting. Door het eerste tegenhoudmiddel onafhankelijk van de trommel te laten roteren, wordt het tegenhoudmiddel aangedreven door de lijn zelf. Indien de meerdere 25 wikkelingen rond de eerste trommel nog slap liggen, wordt zo vermeden dat er meer lijn de trommel wordt opgevoerd voordat de meerdere wikkelingen strakker zijn aangetrokken door het eerste aantrekmiddel.
Nog eens meer in het bijzonder omvat het eerste tegenhoudmiddel een remmiddel voor het uitoefenen van een koppel dat tegengesteld is aan de rotatierichting van het 30 tegenhoudmiddel. Hiermee draagt het eerste tegenhoudmiddel actief bij aan het vergroten van de spanning op de meerdere wikkelingen, waardoor de bedrijfszekerheid groter wordt.
In een uitvoeringsvorm omvat het eerste tegenhoudmiddel een ring, welke ring roteerbaar verbonden is met het gestel en een opneemruimte omvat die zich rondom de ring uitstrekt voor het onder een klem- en/of wrijvingskracht vasthouden van het ingaande lijndeel. 35 Een dergelijke ring kan zelfstandig de gewenste klem- en/of wrijvingskracht uitoefenen om het ingaande deel gedoseerd toe te voeren.
- 3 -
In een voordelige vorm omvat het eerste tegenhoudmiddel een aandrukrol, welke aandrukrol zodanig roteerbaar verbonden is met het gestel, dat er een doorvoerruimte gevormd wordt tussen de aandrukrol en het wikkeloppervlak voor het onder een klem- en/of wrijvingskracht vasthouden van het ingaande lijndeel. Een dergelijke aandrukrol is een 5 relatief eenvoudig middel, dat er bovendien voor zorgt dat het ingaande deel direct op het wikkeloppervlak komt.
In een uitvoeringsvorm is de trommel verder aandrijfbaar in een tweede trommelrotatierichting, tegengesteld aan de eerste trommelrotatierichting, waarbij het eerste tegenhoudmiddel functioneert als een tweede aantrekmiddel en het eerste aantrekmiddel 10 functioneert als een tweede tegenhoudmiddel. Hierdoor kan de scheepslier een lijn zowel innemen, als vieren, zonder dat de lijn handmatig begeleid hoeft te worden.
In het bijzonder is het tweede aantrekmiddel aandrijfbaar met een in hoofdzaak gelijke rotatiesnelheid als de trommel, indien de trommel roteert in de tweede trommelrotatierichting. Hierdoor is het eerste tegenhoudmiddel, functionerend als tweede aantrekmiddel, in staat om 15 de lijn strak te trekken op de trommel
In een bijzondere vorm is het tweede tegenhoudmiddel onafhankelijk van de trommel roteerbaar in een tweede rotatierichting, indien de trommel roteert in de tweede trommelrotatierichting. Hierdoor functioneert het eerste aantrekmiddel, functionerend als tweede tegenhoudmiddel, op de voordelige wijze volgens de uitvinding.
20 In een uitvoeringsvorm omvat de scheepslier verder een tweede trommel, welke zodanig roteerbaar in het gestel is opgenomen dat de eerste en tweede trommel geschikt zijn om gezamenlijk de meerdere wikkelingen op te nemen. Een dergelijke opstelling maakt diverse voordelige varianten mogelijk, zoals het geleiden van de lijn in axiale richting en het toepassen van ringvormige tegenhoudmiddelen.
25 In het bijzonder strekt een eerste wikkeling zich van het eerste tegenhoudmiddel naar de tweede trommel uit. Hiermee kan de tweede trommel de manier waarop de lijn uit het eerste tegenhoudmiddel wordt genomen verbeteren en/of vereenvoudigen, bijvoorbeeld bij het toepassen van ringvormige tegenhoudmiddelen.
In een bijzondere variant strekt een laatste wikkeling zich van de tweede trommel 30 naar het eerste aantrekmiddel uit. Hiermee kan de tweede trommel de manier waarop de lijn naar het eerste aantrekmiddel wordt geleid, dan wel bij de tweede trommelrotatierichting uit het tweede tegenhoudmiddel wordt genomen, verbeteren en/of vereenvoudigen, bijvoorbeeld bij het toepassen van ringvormige aantrekmiddelen.
De uitvinding heeft verder betrekking op een scheepslier voor het doorvoeren van een 35 lijn, in het bijzonder volgens één van de voorgaande voordelige vormen, omvattende een lijngeleiding voor het in omtreksrichting van de eerste trommel zodanig geleiden van de lijn, dat de lijn over ten minste één maal de lijndikte van het eerste axiaal uiteinde afwordt geleid.
- 4 -
Dit verkleint de kans dat de meerdere wikkelingen over elkaar komen te liggen, waar deze bij voorkeur in axiale richting gezien naast elkaar op het wikkeloppervlak liggen.
Bij voorkeur omvat de lijngeleiding een tweede trommel, welke tweede trommel roteerbaar rond een tweede trommelas met het gestel is verbonden, waarbij de tweede 5 trommelas een scherpe hoek maakt met de trommelas van de eerste trommel. Aldus zorgt de tweede trommel ervoor dat elke opeenvolgende wikkeling van de lijn telkens op een axiaal verschoven positie op de eerste trommel terugkomt, waarmee axiaal verschuiven over de eerste trommel vermeden, of althans verminderd wordt.
In een voordelige vorm omvat de lijngeleiding een lagerbaan, die in hoofdzaak vast 10 verbonden is met het gestel en zich rond ten minste een deel van de omtrek van de eerste trommel uitstrekt. Dit verschaft een compacte lijngeleiding, waarmee de scheepslier vergelijkbare afmetingen en een vergelijkbaar uiterlijk heeft als de bekende scheepslieren, gecombineerd met de voordelen van een lijngeleiding.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een schip, omvattende een romp, een dek, 15 en een scheepslier volgens één van de voorgaande uitvoeringen, waarbij de scheepslier buiten de romp op het dek is voorzien. Een scheepslier die buiten de romp op een dek is voorzien verschaft een goede bereikbaarheid en maakt het relatief eenvoudig mogelijk de scheepslier afwisselend in te zetten voor het vieren en/of innemen van verschillende lijnen. Onder dek wordt in dit verband niet alleen het hoofddek verstaan, maar ook eventuele 20 andere dekken, zoals een bakdek, of een vloer of zijwand van een open kuip.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening, waarin: fig. 1 een ruimtelijke aanzicht toont van een eerste uitvoeringsvorm van een scheepslier; 25 fig. 2 een ander ruimtelijk aanzicht toon van de scheepslier van fig. 1; fig. 3 een selftailing ring van de eerste uitvoeringsvorm in detail toont; fig. 4 een ruimtelijke aanzicht toont van een tweede uitvoeringsvorm van een scheepslier; fig. fig. 5 een stationair lagerhuis met lagerbaan toont; 30 fig. 6 het lagerhuis van fig. 5 in zijaanzicht toont; fig. 7 een aandrukwiel van de tweede uitvoeringsvorm toont; fig. 8 een ruimtelijke aanzicht toont van een derde uitvoeringsvorm van een scheepslier; en fig. 9 een ander ruimtelijk aanzicht toon van de scheepslier van fig. 8.
35 Fig. 1 en 2 tonen een scheepslier volgens de uitvinding, die in zijn geheel wordt aangeduid met het referentiecijfer 1. De scheepslier 1 omvat een gestel 2 en twee trommels, - 5 - hier in de vorm van rollen 4 en 6 met ieder een cilindervormig wikkeloppervlak, respectievelijk 8 en 10. Het gestel 2 is bevestigbaar aan een dek (niet getoond).
De twee rollen 4, 6 hebben ieder een trommelrotatieas 12, 14, die onderling onder een scherpe hoek zijn geplaatst. Ten minste een van de cilindrische rollen 4, 6 is aandrijfbaar 5 door handkracht, maar bij voorkeur door een op afstand bedienbare motor (niet getoond). Door een lijn 16 meerdere slagen om de beide rollen 4, 6 te wikkelen, zal de trekkracht per winding afnemen zoals bekend bij bestaande lieren.
Door de scheefstand van de beide rollen 4, 6 t.o.v. elkaar zal de lijn zuiver op- en afrollen, en niet zoals bij bestaande lieren axiaal verschuiven.
10 De scheepslier 1 omvat een eerste aantrekmiddel, hier in de vorm van een bovenste selftailing ring 18. De scheepslier 1 omvat verder een eerste tegenhoudmiddel, hier in de vorm van een onderste selftailing ring 20. De scheepslier kan de lijn 16 zowel automatische opwikkelen als ook automatisch afwikkelen, zonder dat hierbij slip optreedt tussen de lijn 16 en de rollen 4, 6. Dit gebeurt met de twee selftailing ringen 18, 20, waarbij de lijn axiaal 15 geklemd wordt tussen twee conische schijven (zie onderstaande beschrijving bij figuur 7). De bekende lier omvat slechts één selftailing ring. De selftailing ringen 18, 20 zijn aan beide axiale uiteinden van het wikkeloppervlak 8, in dit geval de boven- en onderzijde van de rol 4 gemonteerd. Naast het automatisch op- en afwikkelen van de lijn heeft de uitvinding het voordeel dat er geen slip plaatsvindt en dus ook geen slijtage van de lijn 16 en/of rollen 4, 6. 20 Fig. 3 toont de bovenste selftailing ring 18 van de eerste uitvoeringsvorm in detail.
Dezelfde, of vergelijkbare selftailing ringen kunnen echter ook toegepast worden als tweede selftailing ring 20 van dezelfde eerste uitvoeringsvorm en als aantrekmiddel en/of tegenhoudmiddel in andere uitvoeringsvormen (zie onderstaand).
De selftailing ring omvat twee conische schijven 22, 24, twee vrijlooplagers 26 en een 25 trekveer 28. De trekveer 28 is opgenomen tussen beide vrijlooplagers 26 en trekt deze naar elkaar toe.
De diameter waarop de lijn 16 zich bevindt op de selftailing ring 18 is afhankelijk van de spankracht in de lijn. De conische schijven 22, 24 worden namelijk axiaal door middel van de veer 28 naar elkaar toe getrokken, zodat een grotere opwikkel diameter ontstaat. Door het 30 krachtenevenwicht van de veer 28 in de schijven en de voorspanning in de lijn 16 kan de diameter variëren tot minimaal de diameter van de aangedreven rol 4. Hierdoor zal de lijn 16 altijd strak gespannen staan.
Als er geen spanning op de lijn 16 staat, zal de diameter van de selftailing ring 20, 22 dankzij de veer 28 automatisch vergroten, waardoor er voldoende voorspanning in de lijn 16 35 zal blijven om een netjes afwikkelen te blijven garanderen.
De werking en functie van de selftailing ringen 18, 20 wijzigt, afhankelijk van de draairichting van de lier 1. Bij het opwikkelen van de lijn 16 wordt deze ingevoerd aan de - 6 - onderzijde van de lier 1, ook wel aangeduid als een onderste of eerste axiaal uiteinde van het wikkeloppervlak 8. De rollen 4 en 6 draaien dan, van bovenaf gezien, met de klokrichting mee. In dat geval functioneert de selftailing ring 18 als aantrekmiddel en de selftailing ring 20 als tegenhoudmiddel.
5 Bij het afwikkelen van de lijn 16 wordt deze ingevoerd aan de bovenzijde van de lier 1, ook wel aangeduid als een bovenste of tweede axiaal uiteinde van het wikkeloppervlak 8. In dat geval functioneert de selftailing ring 20 als aantrekmiddel en de selftailing ring 18 als tegenhoudmiddel.
Kijken we nu naar de bovenste selftailing ring 18. Middels het vrijlooplager 26 wordt 10 de selftailing ring 18 wel aangedreven tijdens het opwikkelen van de lijn 16, maar bij het afwikkelen van de lijn 16 wordt de selftailing ring 18 niet aangedreven. Er zal zelfs enige weerstand zijn om de ring in de afwikkelrichting te laten draaien. Deze weerstand kan standaard aanwezig zijn in het vrijlooplager 26, in de wijze waarop de lijn 16 naar de selftailing ring 18 wordt toegevoerd. Ook kunnen de sefltailing ringen 18, 20 hiertoe voorzien 15 zijn van een (niet getoond) remmiddel. Door de weerstand zal tijdens het afwikkelen de lijn 16 strak gehouden worden en zodoende niet gaan slippen op de rollen 4, 6.
Kijken we naar de onderste selftailing ring 20. De inkomende lijn 16 vanaf een (niet getoond) zeil zal als eerste om de selftailing 20 ring geslagen worden. Bij de volgende omwikkeling zal de lijn 16 op de aangedreven rol 4 komen. Dit wordt mogelijk gemaakt door 20 de tweede scheefstaande rol 6, die de lijn 16 als het ware van de aangedreven cilindrische rol 4 tilt, om vervolgens een lijndiameter hoger de lijn 16 weer te laten inlopen op het cilindrische wikkeloppervlak 8 van rol 4.
Tijdens het opwikkelen van de lijn 16 zal de onderste selftailing ring 20 vanwege het (niet getoonde) vrijlooplager niet worden aangedreven. Ook als er geen krachten op het zeil 25 staan (en dus ook niet op de lijn 16), zal de wrijving, vergroot door de eventuele extra remkracht, van de niet aangedreven selftailing ring 20 ervoor zorgen dat de lijn strak wordt gehouden en netjes op de cilindrische rollen wordt gewikkeld. Tijdens het afwikkelen wordt de onderste selftailing ring 20 wel aangedreven, met een in hoofdzaak gelijke rotatiesnelheid als de rol 4, bijvoorbeeld door een rechtstreeks koppeling tussen ring 20 en rol 4.
30 Fig. 4-7 tonen een tweede uitvoeringsvorm van een scheepslier 101. De aandrijving van de lier 101 gebeurt hydraulisch dan wel electro-hydraulisch. De aandrijving wordt niet in de figuren getoond en maakt geen onderdeel uit van de uitvinding. De rem of blokkering gebeurt niet met behulp van palletjes zoals dat op alle huidige lieren plaatsvindt, maar door een lamellenrem die de aandrijfas vasthoudt (niet getoond).
35 De lier 101 omvat een liertrommel 102, die zowel linksom als rechtsom kan draaien.
De lier 101 omvat een gestel 103, dat een stationair onderlagerhuis 104 en een stationair bovenlagerhuis 106 omvat. De twee lagerhuizen 104, 106 passen rondom de liertrommel - 7 - 102, maar omdat er een ruimte van 1 a 2 mm tussen de lagerhuizen 104, 106 en de liertrommel 102 aanwezig is, is er geen contact met de liertrommel 102.
De liertrommel 102 is draaibaar, door middel van niet getoonde lagermiddelen in de vorm van kogellagers, in het gestel 103 opgenomen. De liertrommel 102 heeft een, in dit 5 geval cilindrisch, wikkeloppervlak 107.
Het onderlagerhuis 104 is voorzien van niet getoonde bevestigingsmiddelen, zoals boutgaten, om de lier 101 aan een dek te kunnen bevestigen. In deze uitvoering heeft ieder lagerhuis 104, 106 een lagerbaan 108, die rond de liertrommel 102 loopt en die in dit voorbeeld gevormd wordt door een kegelvormig naaldlager. De lagerbaan 108 begint op het 10 niveau 110 waar een lijn 112 binnenkomt en door de liertrommel 102 meegenomen wordt.
De lagerbaan 108 loopt over ongeveer driekwart van de omtrek van het lagerhuis 104 circa 15 mm omhoog, naar niveau 114 en duikt over het laatste kwart van de omtrek van de lagerbaan 108 ca. 25 mm naar beneden, naar niveau 116 om vervolgens weer ca. 10 mm te stijgen en weer op het beginniveau 110 uit te komen. De genoemde afstanden waarover de 15 lijn 112 verticaal wordt verplaatst door de lagerbaan 108 zijn afhankelijk van de gebruikte lijndikte; de stijging van de lagerbaan 108 is in hoofdzaak gelijk aan ten minste de lijndikte. De functie van het onderlagerhuis 104 met het stijgende deel van de lagerbaan 108 is het optillen van de lijn 112 zodat deze naar boven schuift over het wikkeloppervlak 107 van de liertrommel 102 in (in dit geval) verticale richting, zonder dat de lijn 112 veel wrijving 20 ondervindt van het onderlagerhuis 104 met de bijbehorende lagerbaan 108, zoals wordt getoond in figuur 5 en 6. Algemener gesteld schuift de lagerbaan 108 de lijn 112 van een eerste axiaal uiteinde 118 van het wikkeloppervlak 107 af, naar een tweede axiaal uiteinde 120 toe.
De lijn 112 of schoot loopt vanaf bijvoorbeeld een zeil via een blok naar de liertrommel 25 102, zoals dat ook bij bekende lieren het geval is. De lijn 112 maakt contact met de liertrommel 102 en gaat daar spiraalsgewijs 5 a 6 keer omheen en verlaat de liertrommel 102 dan weer. Anders gezegd maakt de lijn 112 meerdere wikkelingen op het wikkeloppervlak 107.
De lijn 112, waar het zeil een trekkracht op uitoefent, wordt door de draaiende 30 liertrommel 102 met behulp van de wrijvingskracht meegenomen. De lijn 112 die de lier 101 binnenkomt en contact maakt met de liertrommel 102 nabij het eerste axiale uiteinde 118, krijgt op dat punt ook contact met de lagerbaan 108 op niveau 110. De draaiende liertrommel 102 neemt de lijn 112 mee met behulp van de wrijvingskracht.
De lagerbaan 108 duwt de lijn 112 en alle daarboven liggende lijnen in driekwart 35 omwenteling een lijndikte, hier 15 mm, omhoog. Als de lijn op niveau 110 binnenkomt, vervolgens een hele omwenteling (360°) door de liertrommel 102 meegenomen wordt, ligt de lijn op dat punt 15 mm hoger, op niveau 114.
- 8 -
Op niveau 110 is er dus voldoende ruimte om de lijn 112 binnen te laten komen zonder dat deze vast knelt met de bovenliggende lijn. Dit is een continu proces waarbij de lijn 112 spiraalsgewijs omhoog loopt.
Als de liertrommel 102 terug gaat draaien, vindt een vergelijkbaar proces plaats met 5 behulp van het bovenlagerhuis 106, maar dan omgekeerd. De lijn 112 komt boven in de liertrommel 102 bij het tweede axiaal uiteinde 120 binnen en gaat dan spiraalsgewijs in 5 a 6 omwentelingen naar beneden om daar vervolgens de liertrommel 102 weer te verlaten.
Om de lijn 112 goed onder controle te houden is de liertrommel 102 uitgevoerd met een eerste en een tweede aandrukwiel 122, 124 die de lijn 112 op de liertrommel 102 10 drukken en die zijn bevestigd aan het onderlagerhuis 104, respectievelijk het boven lagerhuis 106. Dit wordt getoond in fig. 4 en 7. De positie van de aandrukwielen 122, 124 is dusdanig dat ze contact maken met de lijn 112, net voordat deze de liertrommel 102 verlaat, of net nadat de binnenkomende lijn 112 contact maakt met de liertrommel 102. leder aandrukwiel 122, 124 is samengesteld uit een aandrijfwiel 126 en een meeneemwiel 128, waarbij het 15 aandrijfwiel 126 wordt aangedreven door een verdikking 130 op de liertrommel 102. Dankzij de verhoudingen tussen de diameter van de liertrommel 102, de verdikking 130, het aandrijfwiel 126 en het meeneemwiel 128 heeft het meeneemwiel 128 een omloopsnelheid die iets hoger ligt dan de omloopsnelheid van de liertrommel 102.
De aandrukwielen 122 en 124 zijn verder voorzien van een vrijlooplager 132. Dit 20 vrijlooplager 132 zorgt ervoor dat het meeneemwiel 128 in een eerste rotatierichting door het aandrijfwiel 126 wordt aangedreven, terwijl het meeneemwiel 128 bij een tweede rotatierichting vrij van het aandrijfwiel 126 roteerbaar is. Wel kan het vrijlooplager inherent, of via niet getoonde remmiddelen, een zekere weerstand uitoefenen op het meeneemwiel 128, waardoor er een remmend koppel op het meeneemwiel 128 staat bij de tweede 25 rotatierichting. Het meeneemwiel 128 van het aandrukwiel 122, 124 drukt de lijn 112 op de liertrommel 102. Hiertoe is er een doorvoerruimte 133 gedefinieerd tussen meeneemwiel 128 en het wikkeloppervlak 107. Rond het meeneemwiel 128 strekt zich een ringvormig aangrijpvlak 134 uit.
In gebruik kan er sprake zijn van de hierboven beschreven verschillende situaties. In 30 een eerste situatie wordt de lijn 112 ingevoerd bij het eerste axiaal uiteinde 118 en draait trommel 102 in een eerste trommelrotatierichting, in dit geval van bovenaf gezien met de klok mee. De lijn 112 wordt door het meeneemwiel 128 en het wikkeloppervlak 107 in de doorvoerruimte 133 geklemd, waarbij het aangrijpvlak 134 van het meeneemwiel 128, met behulp van de verhoogde wrijvingskracht en de verhoogde omloopsnelheid, trekspanning op 35 de meerdere wikkelingen op het wikkeloppervlak 107 uitoefent, vlak voor de lijn 112 de trommel 102 verlaat. Aldus fungeert het tweede aandrukwiel 124 als aantrekmiddel.
- 9 -
Het eerste aandrukwiel 122 loopt bij de eerste trommelrotatierichting vrij. Het eerste aandrukwiel 122 drukt dan de lijn 112 op de liertrommel 102 en voorkomt dat er te veel lijn tegelijk meegenomen wordt door de liertrommel 102, of dat de lijn 112 niet op het wikkeloppervlak komt te liggen, maar er slap vanaf hangt. Aldus fungeert het eerste 5 aandrukwiel 122 als tegenhoudmiddel om het ingaande lijndeel gedoseerd aan het wikkeloppervlak 107 toe te voeren. Dankzij de weerstand in het lager 132 wordt een trekkracht tegen de invoerrichting van de lijn 112 uitgeoefend om een extra spanning op de meerdere wikkelingen uit te oefenen, ter verhogen van de wrijving tussen wikkeloppervlak 107 en lijn 112. Dit vergroot de bedrijfszekerheid, vooral indien de ingevoerde lijn 112 slap 10 staat.
Als de draaibeweging van de liertrommel 102 omkeert gaat het tweede aandrukwiel 124 bij het tweede axiaal uiteinde 120 vrijlopen. De lijn 112 wordt nu bij dit tweede aandrukwiel ingevoerd. Dankzij de vrijloop fungeert het tweede aandrukwiel 124 nu als tegenhoudmiddel. Tegelijk wordt het eerste aandrukwiel 122 dat bevestigd is op het lagerhuis 15 104 bij het eerste axiaal uiteinde 118 aangedreven, die dan een vergelijkbare werking heeft om de uittredende lijn 112 aan te trekken.
Fig. 8 en 9 tonen een derde uitvoeringsvorm van een scheepslier 201. De scheepslier 201 omvat een liertrommel 202 die door middel van een niet getoond lagermiddel met een gestel 203 is verbonden. De scheepslier 201 is aandrijfbaar, bij voorkeur door een motor 20 zoals een hydraulische of elektrische motor (niet getoond).
Het gestel 203 omvat een onderlagerhuis 204 en een bovenlagerhuis 206. Het gestel 203, meer in het bijzonder het onderlagerhuis 204, is verbindbaar met een dek van een schip, leder lagerhuis 204, 206 is voorzien van een lagerbaan, in dit geval een glijlager 208, die bijvoorbeeld met een weerstandverlagend middel, zoals teflon, bekleed kan zijn. Voor het 25 hoogteverloop en de functie van het glijlager 208 wordt verwezen naar de gedetailleerde beschrijving van het vorige uitvoeringsvoorbeeld.
De scheepslier 201 is voorzien van een aandrukwiel 210 en een selftailing ring 212, voor het aantrekken, respectievelijk tegenhouden van een lijn 214, vice versa. De opbouw en functie van het aandrukwiel 210 is vergelijkbaar met die van het eerdere 30 uitvoeringsvoorbeeld, met dien verstande dat de rotatieas van het aandrukwiel 210 horizontaal is geplaatst. Deze oriëntatie vergemakkelijkt het beleggen van de lijn 214 en het aandrijven van het aandrukwiel 210.
De trommel 202 van de scheepslier 201 heeft wikkeloppervlak 218, waarop de lijn 214 met meerdere (hier acht) slagen is gewikkeld. De trommel 202 heeft een eerste 35 trommelrotatierichting, hier van bovenaf gezien kloksgewijs, waarbij de lijn 214 wordt aangetrokken. In dit geval wordt de lijn 214 ingevoerd aan een eerste, in dit geval onderste, axiaal uiteinde 220 van het wikkeloppervlak 218 en loopt naar een tweede, in dit geval - 10 - bovenste axiaal uiteinde 222. Met een tweede trommelrotatierichting, hier van bovenaf gezien tegenkloksgewijs, wordt de lijn 214 gevierd. Daarbij wordt de lijn 214 ingevoerd aan het eerste axiaal uiteinde 220 van het wikkeloppervlak 218 en loopt naar het tweede bovenste axiaal uiteinde 222.
5 Het bovenlagerhuis 206 is voorzien van een doorvoeropening 224 en een uitvoeropening 226. Bij het vieren zorgt de doorvoeropening 224 voor het uit de selftailing ring 212 geleiden van de lijn 214, terwijl de uitvoeropening 226 voor het invoeren van de lijn 214 zorgt. Bij het aantrekken zorgt de doorvoeropening 224 voor het van het wikkeloppervlak 218 af geleiden van de lijn 214, de selftailing ring 212 in, terwijl de uitvoeropening 226 voor 10 het uitvoeren van de lijn 214 uit de selftailing ring 212 zorgt.
Bij het aantrekken fungeert het aandrukwiel 210 als tegenhoudmiddel, vergelijkbaar met de eerder beschreven uitvoeringsvorm. Kort gezegd zorgt het aandrukwiel 210 ervoor dat de lijn 214 tegen het wikkeloppervlak 218 komt aan te liggen en dat deze bij voorkeur onder spanning op het wikkeloppervlak komt. Hiertoe loopt het aandrukwiel 210 vrij ten 15 opzichte van de trommel 202. Bij het vieren fungeert het aandrukwiel 210 als aantrekmiddel. Hiertoe wordt het zodanig aangedreven dat het een gelijke, of iets grotere, oppervlaktesnelheid heeft als het wikkeloppervlak 218 ter plaatse van het aandrukwiel 210 heeft.
De selftailing ring 212 fungeert bij het aantrekken als aantrekmiddel, waartoe het met 20 de trommel 202 wordt aangedreven. Bij het vieren loopt de selftailing ring 212 vrij ten opzichte van de trommel, fungeert dan als tegenhoudmiddel en is desgewenst voorzien van (niet getoonde) remmiddelen om actief de opgewikkelde lijn onder spanning te zetten
De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Zo kan een eerste en/of tweede tegenhoudmiddel ook uitgevoerd worden als een klem, bijvoorbeeld 25 in de vorm van een oog met een diameter die in hoofdzaak gelijk, of enigszins kleiner, is dan de diameter van de lijn. Hoewel alle getoonde uitvoeringsvormen in twee richtingen werken, is het ook denkbaar dat het voordelige effect van de uitvinding slechts in één rotatierichting wordt bereikt en de functies van aantrekken en tegenhouden niet aan elk axiaal uiteinde van het wikkeloppervlak aanwezig zijn. Dit kan voldoende zijn indien één uiteinde van de lijn altijd 30 onder spanning staat. Ook is het mogelijk dat de lier wel voordelig in twee rotatierichtingen volgens de uitvinding werkt, maar dat de functies van aantrekken en tegenhouden niet bij elk axiaal uiteinde in één middel zijn geïntegreerd.
Het wikkeloppervlak van de liertrommel hoeft niet cilindrisch te zijn, maar kan ook convex of concaaf verlopen en bijvoorbeeld diabolovormig zijn. De aandrukwielen hebben in 35 de verschillende uitvoeringsvormen verschillende oriëntaties. Zo kan een aandrukwiel rond een in hoofdzaak verticaal geörienteerde as draaien, of rond een in hoofdzaak horizontaal geörienteerde as.
2001300

Claims (17)

1. Scheepslier (1) voor het doorvoeren van een lijn, omvattende een gestel (2), een eerste trommel (4), en een eerste aantrekmiddel (18), waarbij het gestel (2) ingericht is om bevestigd te worden aan een dek van een schip, de trommel (4) roteerbaar rond een trommelas (12) verbonden is met het gestel (2) 5 en een wikkeloppervlak (8) omvat, welk wikkeloppervlak zich uitstrekt van een eerste axiaal uiteinde naar een tweede axiaal uiteinde en geschikt is voor het opnemen van meerdere wikkelingen van de lijn, de trommel (4) aandrijfbaar is in een eerste trommelrotatierichting, bij welke eerste trommelrotatierichting het wikkeloppervlak (8) een ingaand lijndeel van de lijn nabij het eerste 10 axiaal uiteinde opneemt en een uitgaand lijndeel nabij het tweede axiaal uiteinde afgeeft, en het eerste aantrekmiddel (18) voorzien is nabij het tweede axiaal uiteinde en ingericht is om aan te grijpen op het uitgaande lijndeel voor het uitoefenen van een trekspanning op de meerdere wikkelingen, met het kenmerk, dat de scheepslier (1) een eerste tegenhoudmiddel (20) omvat, welke voorzien is nabij 15 het eerste axiaal uiteinde en ingericht is om het ingaande lijndeel zodanig gedoseerd aan het wikkeloppervlak toe te voeren, dat de meerdere wikkelingen tegen het wikkeloppervlak (8) aan komen te liggen.
2. Scheepslier volgens conclusie 1, waarbij het eerste tegenhoudmiddel een 20 aangrijpvlak omvat dat ingericht is om het ingaande lijndeel onder een klem- en/of wrijvingskracht tegen te houden.
3. Scheepslier volgens conclusie 2, waarbij het eerste tegenhoudmiddel roteerbaar rond een rotatieas is opgenomen in het gestel en het aangrijpvlak zich in hoofdzaak ringvormig 25 rond de rotatieas uitstrekt.
4. Scheepslier volgens conclusie 3, waarbij het eerste tegenhoudmiddel onafhankelijk van de trommel roteerbaar is in een eerste rotatierichting, indien de trommel roteert in de eerste trommelrotatierichting. 30
5. Scheepslier volgens conclusie 4, waarbij het eerste tegenhoudmiddel een remmiddel omvat voor het uitoefenen van een koppel dat tegengesteld is aan de rotatierichting van het tegenhoudmiddel. 2001300 - 12 -
6. Scheepslier volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste tegenhoudmiddel een ring omvat, welke ring roteerbaar verbonden is met het gestel en een opneemruimte omvat die zich rondom de ring uitstrekt voor het onder een klem- en/of wrijvingskracht vasthouden van het ingaande lijndeel. 5
7. Scheepslier volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste tegenhoudmiddel een aandrukrol omvat, welke aandrukrol zodanig roteerbaar verbonden is met het gestel, dat er een doorvoerruimte gevormd wordt tussen de aandrukrol en het wikkeloppervlak voor het onder een klem- en/of wrijvingskracht vasthouden van het ingaande 10 lijndeel.
8. Scheepslier volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de trommel verder aandrijfbaar is in een tweede trommelrotatierichting, tegengesteld aan de eerste trommelrotatierichting, waarbij het eerste tegenhoudmiddel functioneert als een tweede 15 aantrekmiddel en het eerste aantrekmiddel functioneert als een tweede tegenhoudmiddel.
9. Scheepslier volgens conclusie 8, waarbij het tweede aantrekmiddel aandrijfbaar is met een in hoofdzaak gelijke rotatiesnelheid als de trommel, indien de trommel roteert in de tweede trommelrotatierichting. 20
10. Scheepslier volgens conclusie 8 of 9, waarbij het tweede tegenhoudmiddel onafhankelijk van de trommel roteerbaar is in een tweede rotatierichting, indien de trommel roteert in de tweede trommelrotatierichting.
11. Scheepslier volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende een tweede trommel, welke zodanig roteerbaar in het gestel is opgenomen dat de eerste en tweede trommel geschikt zijn om gezamenlijk de meerdere wikkelingen op te nemen.
12. Scheepslier volgens conclusie 11, waarbij een eerste wikkeling zich van het eerste 30 tegenhoudmiddel naar de tweede trommel uitstrekt.
13. Scheepslier volgens conclusie 11 of 12, waarbij een laatste wikkeling zich van de tweede trommel naar het eerste aantrekmiddel uitstrekt.
14. Scheepslier, in het bijzonder volgens één der voorgaande conclusies, omvattende een lijngeleiding voor het in een omtreksrichting van de eerste trommel zodanig geleiden van - 13 - de lijn, dat de lijn over ten minste één maal de lijndikte van het eerste axiaal uiteinde af wordt geleid.
15. Scheepslier volgens conclusie 14, waarbij de lijngeleiding een tweede trommel omvat, 5 welke tweede trommel roteerbaar rond een tweede trommelas met het gestel is verbonden, waarbij de tweede trommelas een scherpe hoek maakt met de trommelas van de eerste trommel.
16. Scheepslier volgens conclusie 14 of 15 waarbij de lijngeleiding een lagerbaan omvat, 10 die in hoofdzaak vast verbonden is met het gestel en zich rond ten minste een deel van de omtrek van de eerste trommel uitstrekt.
17. Schip, omvattende een romp, een dek, en een scheepslier volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de scheepslier buiten de romp op het dek is voorzien. 2001300
NL2001300A 2007-11-20 2008-02-19 Scheepslier, schip voorzien van scheepslier. NL2001300C2 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001300A NL2001300C2 (nl) 2007-11-20 2008-02-19 Scheepslier, schip voorzien van scheepslier.
AT08853086T ATE521567T1 (de) 2007-11-20 2008-11-20 Schiffswinde, schiff mit der schiffswinde
EP08853086A EP2217521B1 (en) 2007-11-20 2008-11-20 Ship's winch, ship provided with ship's winch
PCT/NL2008/000253 WO2009067003A1 (en) 2007-11-20 2008-11-20 Ship's winch, ship provided with ship's winch

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1034723A NL1034723C2 (nl) 2007-11-20 2007-11-20 Liertrommel.
NL1034723 2007-11-20
NL2001300 2008-02-19
NL2001300A NL2001300C2 (nl) 2007-11-20 2008-02-19 Scheepslier, schip voorzien van scheepslier.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2001300A1 NL2001300A1 (nl) 2009-05-25
NL2001300C2 true NL2001300C2 (nl) 2014-07-15

Family

ID=40303475

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2001300A NL2001300C2 (nl) 2007-11-20 2008-02-19 Scheepslier, schip voorzien van scheepslier.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP2217521B1 (nl)
AT (1) ATE521567T1 (nl)
NL (1) NL2001300C2 (nl)
WO (1) WO2009067003A1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
SE535074C2 (sv) * 2009-07-06 2012-04-03 Selden Mast Ab Sätt och anordning vid vinsch till skot eller fall på segelbåt
WO2014133400A1 (en) * 2013-03-01 2014-09-04 Kelly Logging Company Ltd A vehicle for operating on steep slopes
NL2012660B1 (nl) * 2014-04-22 2016-07-18 Fredericus Van Liebergen Gijsbertus Scheepslier.

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
SE412748B (sv) * 1978-09-15 1980-03-17 Engwall Sten Skotvinsch
FR2637278A1 (fr) * 1988-10-04 1990-04-06 Grospiron Christian Winch cabestan a guide d'ecoute et tirage autonome
DE9205944U1 (de) * 1992-04-30 1992-08-20 Mikroforma Giesserei Gesellschaft Johannes Croning GmbH & Co KG, 2000 Wedel Spillwinde zur Kraftübertragung an Ankerketten oder -leinen sowie an Schiffsleinen
US6073917A (en) * 1996-05-13 2000-06-13 Greenlee Textron, Inc. Capstan guide ramp coupling structure and method
FR2832991A1 (fr) * 2001-12-05 2003-06-06 Bernard Canal Dispositif a rapport d'amplificateur variable pour etarquer un cordage de navire

Also Published As

Publication number Publication date
WO2009067003A1 (en) 2009-05-28
WO2009067003A8 (en) 2009-08-13
ATE521567T1 (de) 2011-09-15
NL2001300A1 (nl) 2009-05-25
EP2217521A1 (en) 2010-08-18
EP2217521B1 (en) 2011-08-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3300187A (en) Semi-automatic warping and mooring arrangement
NL2001300C2 (nl) Scheepslier, schip voorzien van scheepslier.
US20110042633A1 (en) Unified Remote Control Operation Of Yacht Winches
US4921219A (en) Powered sailboat winch
US7367277B2 (en) Pulley
US9150392B2 (en) Winch
US9616357B2 (en) Drive unit for at least one traction means
US5829736A (en) Winch having drum of two diameters for alternative engagement by a line at two speeds
US10081520B2 (en) Line hauling device
CN110844712B (zh) 一种岸电线缆管理装置
US20170129735A1 (en) Winder Cable Guard
WO2015198413A1 (ja) 荷役機械用ドラム及び荷役機械
NL8100612A (nl) Hand aangedreven lier.
EP3835251B1 (en) Self-tailing winch
NL1034723C2 (nl) Liertrommel.
NL2012660B1 (nl) Scheepslier.
JP2009059629A (ja) 線状物巻回装置及び線状物巻回方法
KR20230107005A (ko) 멀티 시브 장치 및 이를 포함하는 무한 로프 윈치 시스템
JPH0523322Y2 (nl)
JP3803478B2 (ja) トロールウインチ
EP2147887B1 (en) Winch for nautical use
US309314A (en) Levi w
CN115427342A (zh) 缠绕装置和包括缠绕装置的船舶
JPH0220955Y2 (nl)
NZ578515A (en) Furling device with unfurling speed limitation device

Legal Events

Date Code Title Description
AD1A A request for search or an international type search has been filed
SD Assignments of patents

Effective date: 20140402

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20170301