NL2001263C2 - Verdelersamenstel voor aansluiting van een veelheid leidingen voor vloeistof van een verwarmings- en/of koel-systeem. - Google Patents

Verdelersamenstel voor aansluiting van een veelheid leidingen voor vloeistof van een verwarmings- en/of koel-systeem. Download PDF

Info

Publication number
NL2001263C2
NL2001263C2 NL2001263A NL2001263A NL2001263C2 NL 2001263 C2 NL2001263 C2 NL 2001263C2 NL 2001263 A NL2001263 A NL 2001263A NL 2001263 A NL2001263 A NL 2001263A NL 2001263 C2 NL2001263 C2 NL 2001263C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
distributor
channel
coupling
connection
distributor body
Prior art date
Application number
NL2001263A
Other languages
English (en)
Inventor
Rudolf Gustaaf Jozef Andre Verbraak
Original Assignee
Wth Vloerverwarming B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wth Vloerverwarming B V filed Critical Wth Vloerverwarming B V
Priority to NL2001263A priority Critical patent/NL2001263C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2001263C2 publication Critical patent/NL2001263C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L39/00Joints or fittings for double-walled or multi-channel pipes or pipe assemblies

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Steam Or Hot-Water Central Heating Systems (AREA)

Description

Verdelersamenstel voor aansluiting van een veelheid leidingen voor vloeistof van een verwarmings- en/of koel- systeem.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een vloerverwarmingsstelsel 5 omvattende aanvoer- en retourleidingen alsmede een verdeelsamenstel voor aansluiting van die leidingen.
Een dergelijk verdelersamenstel is bekend. Onder meer brengt octrooihouder al geruime tijd dergelijke verdelersamenstellen op de markt. Een dergelijk samenstel is de 10 zogenaamde LT verdeler. De LT verdeler dient om een vloeistof met een bepaalde warmte-inhoud te verdelen over meerdere warmteuitwisseleenheden, zoals radiators en vloerverwarmingsbuizen. De vloeistof wordt aan de warmte-uitwisseleenheden toegevoerd via telkens een aanvoerleiding en komt, na door de warmteuitwisseleenheid gepasseerd te zijn en in warmte-inhoud veranderd te zijn, via een retourleiding terug.
15 De LT verdeler bestaat uit een blokvormig verdelerlichaam waarin twee, onderling gescheiden evenwijdige kanalen zijn gevormd. De aanvoerleidingen zijn aangesloten op het ene kanaal, de aanvoerbalk genoemd, en de retourleidingen zijn aangesloten op het andere kanaal, het retourbalk genoemd, op de retourleidingen is aangesloten. De aanvoerbalk en retourbalk zijn op hun beurt weer verbonden met de aanvoeruitgang 20 respectievelijk retouringang van een verwarmings- en/of koel- installatie. Elk koppeleind wordt aan een leidingeind bevestigd en vervolgens wordt elk koppeleind afzonderlijk middels een schroefverbinding vastgezet aan het verdelerlichaam. Deze werkzaamheden zijn arbeidsintensief en lastig in uitvoering. De schroefverbindingen vergen relatief veel tijd bij het tot stand brengen, en voorts zitten de koppeleinden dicht 25 op elkaar aan het verdelerlichaam gemonteerd zodat ze minder goed met gereedschap bereikbaar zijn. Verder wordt het tot stand brengen van de aansluitingen van de leidingen op het verdelerlichaam in de praktijk ook vaak bemoeilijkt doordat de leidingen van een tamelijk star materiaal, zoals kunststof in het bijzonder van PolyEthyleen (kortweg PE), gemaakt zijn. De leidingen geven daardoor weinig mee als 30 eraan getrokken wordt, hetgeen bij het tot stand brengen van een schroefverbinding erg lastig is. Het vrije eind van de leiding dient erg nauwkeurig op maat afgesneden te worden, omdat door de starheid enerzijds aantrekken van een te korte leiding lastig is en anderzijds wegdrukken van een te lange leiding ook lastig is.
200126 3- 2
Uit US-A-2003/193187 is een hydraulisch, pneumatisch stelsel bekend met aanvoer- en retourleidingen. Daarbij is een aantal koppeleinden opgenomen in een blok. Vervolgens wordt verbinding tot stand gebracht tussen elk koppeleind en de betreffende leiding.
5 EP 08770170 A beschrijft een leidingblok voor koppeling met kleppen. Eveneens wordt in US 2003/197369 Al een met kleppen werkend systeem beschreven.
De onderhavige uitvinding heeft nu tot doel te verschaffen een verdelersamenstel op welk verdelersamenstel de leidingen gemakkelijk, snel en betrouwbaar zijn aan te 10 sluiten.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door te verschaffen een verdelersamenstel voor aansluiting van een veelheid leidingen voor vloeistof van een verwarmings- en/of koel- systeem, omvattende: 15 · een verdelerlichaam; • per leiding een koppeleind voor bevestiging aan enerzijds de respectieve leiding en aan anderzijds het verdelerlichaam ; waarbij het verdelerlichaam een of meer kanalen omvat; waarbij de een of meer kanalen per aan te sluiten leiding een aansluitdoorgang omvat 20 voor aansluiting van de respectieve leiding op het tenminste ene kanaal en waarbij de aansluitdoorgangen volgens een aansluitdoorgangen patroon zijn voorzien; met het kenmerk, dat het verdelersamenstel verder omvat: • tenminste een bevestigingsdeel voorzien van per aan te sluiten leiding een opname 25 voor een koppeleind, waarbij de opnames volgens een opnamespatroon zijn voorzien dat gelijk is aan het aansluitdoorgangen patroon; • grendelmiddelen voor het onderling fixeren van enerzijds het verdelerlichaam en anderzijds de koppeleinden; waarbij de koppeleinden telkens een vrij eind hebben dat op vloeistofdichte wijze 30 opneembaar is in een genoemde aansluitdoorgang; waarbij de opnames zodanig zijn uitgevoerd dat een koppeleind hierin middels een translatie beweging, dwars op de axiale richting van het koppeleind, zodanig 3 opneembaar is dat, bij in de opname opgenomen toestand, axiale beweging van het koppeleind ten opzichte van het bevestigingsdeel verhinderd is; waarbij, bij in de opnames opgenomen toestand, de vrije einden van de koppeleinden uit het bevestigingsdeel uitsteken zodanig dat ze, op genoemde vloeistofdichte wijze, in 5 de aansluitdoorgangen van het verdelerlichaam opneembaar zijn.
Door te voorzien in een bevestigingsdeel, waarin de koppeleinden, in axiale richting gefixeerd, opneembaar zijn middels een translatiebeweging dwars op de axiale richting, is het mogelijk om op eenvoudige wijze de koppeleinden - en bij gebruik in de praktijk 10 - de daaraan verbonden leidingen in een toestand te brengen waarin de aansluiting op het verdelerlichaam vervolgens zeer eenvoudig is uit te voeren. Doordat de leidingen doorgaans al in de vloer zijn weggewerkt - zoals door ingieten in beton - en doorgaans stug zijn, zijn de aan de leidingen voorziene koppeleinden in langsrichting van de leiding (de axiale richting van het koppeleind) zeer moeizaam manipuleerbaar. Echter 15 dwars op deze axiale richting laten de leidingen zich relatief gemakkelijk manipuleren, zoals door buigen. De koppeleinden met daaraan bevestigde leidingen laten zich aldus relatief gemakkelijk in de opnames van de bevestigingsdelen plaatsen.
Doordat de opnames in de bevestigingsdelen volgens een zelfde patroon zijn voorzien 20 als het patroon van de aansluitdoorgangen in het verdelerlichaam, en doordat de aansluitdoorgangen zo zijn uitgevoerd dat de uit het bevestigingsdeel uitstekende vrije einden van de koppeleinden op vloeistofdichte wijze in de aansluitdoorgangen opneembaar zijn, kan vervolgens het verdelerlichaam eenvoudig op de vrije einden van de koppeleinden gestoken worden. Aldus zijn de leidingen op het verdelerlichaam 25 aangesloten. Grendelmiddelen zijn er voorzien zijn om de koppeleinden en het verdelerlichaam onderling te fixeren. Men kan bij dergelijke grendelmiddelen ondermeer denken aan snaporganen aan de vrije einden van de koppeleinden of bij de aansluitdoorgangen ; aan snaporganen die het bevestigingsdeel aan het verdelerlichaam fixeren; aan schroeven of bouten die het bevestigingsdeel aan het verdelerlichaam 30 bevestigen; aan bevestigingsorganen die het bevestigingsdeel aan een ondergrond, zoals een frame of gewoon de muur, bevestigen en verdere bevestigingsorganen die het verdelerlichaam aan diezelfde ondergrond, zoals datzelfde frame of diezelfde muur, 4 bevestigen; aan een riem of band of anderszins een orgaan dat het verdelerlichaam en het bevestigingsdeel bijeenhoudt; etcetera.
Volgens een nadere uitvoeringsvorm van de uitvinding is elke opname voorzien van 5 een snaporgaan ingericht om, beschouwd in radiale richting van het koppeleind, het koppeleind in de opname op te sluiten zodra dit koppeleind, bij het opnemen daarvan in de opname, het snaporgaan gepasseerd is. Aldus wordt voorkomen dat het koppeleind met daaraan bevestigde leiding uit de opname loskomt, bijvoorbeeld onder invloed van op de leiding inwerkende (buig)spanning.
10
Volgens een nadere uitvoeringsvorm van de uitvinding is elke opname telkens langs een gehele zijkant van het respectieve bevestiginsdeel alsmede aan twee tegenoverliggende, aan die zijkant grenzende zijden van dat bevestingingsdeel open. Aldus kan het koppeleind, terwijl de leiding er al aan gemonteerd is, gemakkelijk in de 15 opname geplaatst worden door het koppeleind dwars op de axiale richting daarvan te verplaatsen. Bij de open onderzijde van de opname kan dan de leiding of het ondereind van het koppeleind in de opname naar binnen gaan, en bij de open bovenzijde van de opname kan dan het koppeleind de opname binnen gaan op een wijze dat het vrije eind van het koppeleind boven het bevestigingsdeel uit blijft steken.
20
Volgens een nadere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het van voordeel wanneer het verdelerlichaam is opgebouwd uit een eerste eindlichaam, een tweede eindlichaam en tenminste een tussenlichaam; wanneer elk tussenlichaam telkens een eerste eind en een tweede eind heeft; wanneer zich vanaf het ene eind tot het andere eind van elk 25 tussenlichaam telkens een gedeelte van het tenminste ene kanaal uitstrekt; wanneer het eerste eind van het tussenlichaam ingericht is voor vloeistofdichte aansluiting op zowel het eerste eindlichaam als het tweede eind van een ander tussenlichaam zodanig dat de respectieve gedeeltes van het tenminste ene kanaal van de tussenlichamen op elkaar aansluiten; wanneer het tweede eind van het tussenlichaam ingericht is voor 30 vloeistofdichte aansluiting op zowel het tweede eindlichaam als het eerste eind van een ander tussenlichaam zodanig dat de respectieve gedeeltes van het tenminste ene kanaal van de tussenlichamen op elkaar aansluiten; en wanneer elk tussenlichaam per kanaal telkens is voorzien van tenminste twee aansluitdoorgangen. Aldus is het 5 verdelerlichaam modulair op te bouwen uit een minimum aantal van verschillende onderdelen en kan men dan al naar gelang het gewenste aantal aansluitdoorgangen een langer tussenlichaam met het gewenste aantal aansluitdoorgangen nemen en/of meerdere tussenlichamen met in totaal het gewenste aantal aansluitdoorgangen. Dit 5 reduceert de productiekosten en het aantal in voorraad te houden verschillende onderdelen.
Volgens een verdere uitwerking is het overeenkomstig de uitvinding van voordeel wanneer elk tussenlichaam per kanaal telkens is voorzien van twee of drie 10 aansluitdoorgangen. Aan verdelerlichamen met één aansluitdoorgang per kanaal bestaat weinig behoefte omdat men dan in wezen geen verdelerlichaam nodig heeft maar met een directe aansluiting kan werken. Door dan te werken met tussenlichamen met per kanaal twee of drie aansluitdoorgangen, kan men, door geschikte keuze van enerzijds het aantal tussenlichamen met twee aansluitdoorgangen per kanaal en anderzijds het 15 aantal tussenlichamen met drie aansluitdoorgangen per kanaal, verdelerlichamen met elk gewenst aantal aansluitdoorgangen per kanaal samenstellen. Dit resulteert in productievoordeel omdat men minder verschillende typen tussenlichamen hoeft te vervaardigen (bij spuitgieten bijvoorbeeld minder verschillende matrijzen vereist) alsmede in voordelen op het gebied van voorraadbeheer.
20
Op overeenkomstige wijze is het met het oog op productie en voorraadbeheer volgens de uitvinding van voordeel wanneer het tenminste ene of elk tenminste ene bevestigingsdeel is opgebouwd uit een aantal sub-bevestigingsdelen, welk aantal overeenkomt met het aantal tussenlichamen; en wanneer elk sub-bevestigingsdeel aan 25 tegenoverliggende einden is voorzien van onderling parende koppelorganen voor het onderling doorverbinden van sub-bevestigingsdelen.
Volgens een nadere uitvoeringsvorm van de uitvinding, omvat het verdelersamenstel verder een montagesteun; waarbij de montagesteun enerzijds ingericht is voor het 30 hieraan bevestigen, in het bijzonder middels een snapverbinding, van een genoemd bevestigingsdeel; en waarbij de montagesteun anderzijds is ingericht voor montage aan een muur. Aldus wordt een eenvoudige fixatie van de koppeleinden en daarop aangesloten leidingen aan de omgeving gerealiseerd, hetgeen in volledig gemonteerde 6 toestand bewegingen van het verdelersamenstel verhindert en aldus slijtage aan de vloeistofdichte afdichtingen tegengaat. Deze montage is bijvoorkeur zodanig dat, wanneer dat bevestigingsdeel met een of meer koppeleinden opgenomen in de opnames is bevestigd aan de montagesteun, genoemde in de opnames opgenomen koppeleinden 5 in wezen evenwijdig aan de muur verlopen. Onder in wezen evenwijdig aan de muur wordt verstaan onder een hoek kleiner dan 30°, in het bijzonder kleiner dan 15°. Aldus laat het verdelersamenstel zich zeer dicht tegen de muur plaatsen onder vrijlating van voldoende ruimte om het verdelerlichaam op tenminste ene montagedeel te kunnen plaatsen of daarvan te kunnen wegnemen indien dit nodig mocht zijn.
10
Volgens een nadere uitvoeringsvorm van de uitvinding, is het van voordeel, wanneer de veelheid leidingen een veelheid eerste leidingen, zoals aanvoerleidingen, en een veelheid tweede leidingen, zoals retourleidingen, omvat; wanneer de een of meer kanalen een eerste kanaal, zoals een aanvoerkanaal, en een tweede kanaal, zoals een 15 retourkanaal, omvatten; wanneer de aansluitdoorgangen per eerste leiding een eerste aansluitdoorgang omvatten voor aansluiting van die veelheid eerste leidingen op dat eerste kanaal; wanneer de aansluitdoorgangen per tweede leiding een tweede aansluitdoorgang omvatten voor aansluiting van die veelheid tweede leidingen op dat tweede kanaal; wanneer de eerste aansluitdoorgangen volgens een eerste 20 aansluitdoorgangen patroon zijn voorzien en waarbij de tweede aansluitdoorgangen volgens een tweede aansluitdoorgangen patroon zijn voorzien; wanneer het tenminste ene bevestigingsdeel een eerste bevestigingsdeel omvat met per aan te sluiten eerste leiding een eerste opname voor een koppeleind, welke eerste opnames volgens een eerste opnamespatroon zijn voorzien dat gelijk is aan het eerste aansluitdoorgangen 25 patroon; en wanneer het tenminste ene bevestigingsdeel een tweede bevestigingsdeel omvat met per aan te sluiten tweede leiding een tweede opname voor een koppeleind, welke tweede opnames volgens een tweede opnamespatroon zijn voorzien dat gelijk is aan het tweede aansluitdoorgangen patroon. Doorgaans zal sprake zijn van aanvoerleidingen naar een warmteuitwisselinrichting en retourleidingen terugkomend 30 van een warmteuitwisselinrichting. Daarbij kan natuurlijk met afzonderlijke verdelersamenstellen voor het aanvoerdeel en het retourdeel gewerkt worden. Echter om de montage te vergemakkelijken, is het van voordeel om te werken met een verdelerlichaam waarin een eerste kanaal, voor het aanvoerdeel, en een tweede kanaal, 7 voor het retourdeel, gevormd zijn. Indien nog meer kanalen gewenst zijn, kan het verdeellichaam desgewenst met meer dan twee kanalen zijn uitgevoerd. Voor het aanvoerdeel en het retourdeel een afzonderlijk bevestigingsdeel heeft tot voordeel dat de aanvoerzijde en retourzijde van het systeem goed onderscheidbaar blijven. Men kan 5 dan in een handeling het verdelerlichaam aan de beide bevestigingsdelen bevestigen.
Volgens een verdere uitwerking van deze uitvoeringsvorm, is het van voordeel wanneer het eerste kanaal en het tweede kanaal, beschouwd dwars op de uitstrekkingsrichtingen daarvan, naast en evenwijdig aan elkaar verlopen; wanneer het eerste en tweede 10 aansluitdoorgangen patroon tezamen een gecombineerd aansluitdoorgangen patroon vormen; wanneer het eerste en tweede bevestingingsdeel afzonderlijke, gescheiden delen zijn die aan elkaar bevestigbaar zijn tot een samengestelde toestand; en wanneer, in die samengestelde toestand, het eerste en tweede opnamespatroon tezamen een gecombineerd opnamespatroon vormen dat gelijk is aan het gecombineerde 15 aansluitdoorgangen patroon. Aldus wordt in het bijzonder een ruimte sparende configuratie gerealiseerd doordat alles zogezegd naast elkaar zit. Uit overwegingen van productiegemak en voorraadbeheer, is het hierbij van voordeel wanneer het eerste en tweede bevestigingsdeel onderling identiek zijn uitgevoerd.
20 Volgens een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een verwarmings- en/of koel- systeem omvattende: • een verdelersamenstel volgens een der voorgaande conclusies; en • een verwarmings- en/of koel- installatie van het type dat een warme of koude vloeistof vanuit een aanvoeruitgang naar een of meer warmteuitwissel-eenheden 25 voert en vloeistof bij een retouringang retour ontvangt van die warmteuitwissel- eenheden; waarbij de aanvoeruitgang en/of de retouringang zijn verbonden met een genoemd kanaal van het verdelersamenstel.
30 Volgens een nog verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een testsysteem omvattende een verdelersamenstel volgens de uitvinding, waarbij de een of meer kanalen in wezen afgesloten zijn, waarbij het verdelerlichaam is uitgevoerd als afpers-eenheid omvattende: 8 op tenminste een genoemd kanaal een vulafsluiter voor het met een vloeistof of gas onder druk brengen van het verdelersamenstel en daarop aangesloten leidingen ; en een druksensor voor het waarnemen van de druk in tenminste een genoemd kanaal. Met een dergelijk als afpers-eenheid uitgevoerd verdelerlichaam kan de lekdichtheid 5 van de aangesloten leidingen eenvoudig gecontroleerd en bewaakt worden tijdens werkzaamheden. Bij de bouw van een gebouw is aldus gemakkelijk te controleren of tijdens de werkzaamheden de leidingen niet beschadigd geraakt zijn. Dit vergemakkelijkt de opleveringscontrole. Na oplevering kan de afpers-eenheid dan eenvoudig afgekoppeld worden en vervangen worden door een gewoon 10 verdelerlichaam waarvan elk tenminste ene kanaal een aansluiting heeft voor aansluiting op een verwarmings- en/of koel- systeem.
De onderhavige uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het samenvoegen van een vloerverwarmingsstelsel, omvattende het verbinden van steeds 15 een leiding met steeds een koppeleind, het vervolgens aanbrengen van de van leiding voorziene koppeleinden in het bevestigingsdeel, gevolgd door het verbinden van het bevestigingsdeel met het verdelerlichaam.
De onderhavige uitvinding zal in het navolgende aan de hand van een in de tekening 20 getoond voorbeeld nader worden toegelicht. Hierin toont:
Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een verdelersamenstel volgens de uitvinding;
Figuur 2 een aanzicht overeenkomstig figuur 2, echter met het verdelerlichaam los van de bevestigingsdelen; 25 Figuur 3 een, zogenaamd 2-voudig, tussenlichaam van een verdelerlichaam van het samenstel volgens figuur 1, waarbij Figuur 3A een perspectivisch aanzicht is schuin van bovenaf, waarbij figuur 3B een aanzicht is overeenkomstig Figuur 3A echter met het verdelerlichaam omgekeerd, waarbij Figuur 3C het langsdoorsnede aanzicht IIIC-IIIC uit figuur 3A toont, en waarbij Figuur 3D het dwarsdoorsnedeaanzicht IIID-IIID 30 uit figuur 3A toont;
Figuur 4 een aanzicht overeenkomstig Figuur 3A toont van een, zogenaamd 3-voudig, tussenlichaam; 9
Figuur 5 een langs-zijaanzicht toont van een koppeleind van het verdelersamenstel volgens Figuur 1;
Figuur 6 een, zogenaamd 2-voudig, sub-bevestigingsdeel van het verdelersamenstel volgens figuur 1 toont, waarbij Figuur 6A een perspectivisch 5 aanzicht op de voorzijde toont; Figuur 6B een perspectivisch aanzicht op de achterzijde toont; en Figuur 6C een onderaanzicht toont;
Figuur 7 een aanzicht toont, overeenkomstig Figuur 6A, van een, zogenaamd 3-voudig, sub-bevestigingssamenstel;
Figuur 8 een schematische weergave van een verwarmings- en/of koel- systeem 10 volgens de uitvinding; en
Figuur 9 een schematische weergave van een testsysteem volgens de uitvinding.
Figuren 1 en 2 tonen perspectivisch een verdelersamenstel 1 volgens de uitvinding. Onderdelen hiervan zijn nader weergegeven in figuren 3, 5 en 6. Figuren 4 en 7 tonen 15 varianten van de onderdelen uit figuren 3 respectievelijk 6. Bij de navolgende beschrijving van het verdelersamenstel wordt in hoofdzaak naar deze figuren verwezen.
Figuren 1 en 2 tonen een verdelersamenstel 1 volgens de uitvinding. Dit verdelersamenstel is in hoofdlijnen opgebouwd uit drie delen: het verdelerlichaam 2 20 (zie nader figuren 3 en 4), het bevestigingsdeel 16 (zie nader figuren 6 en 7), en koppeleinden 7 (zie nader figuur 5).
Het verdelerlichaam 2 als afgebeeld in figuren 1 en 2 is opgebouwd uit twee eerste eindlichamen 3, twee tweede eindlichamen 4, en vier 2-voudige tussenlichamen 5. Er 25 zijn twee rijen 2A en 2B van elk achtereenvolgens een eerste eindlichaam 3, twee tussenlichamen 5 en een tweede eindlichaam 6. Per rij 2A, 2B zijn deze lichamen 3,4 en 5 aan elkaar gekoppeld en verder zijn deze twee rijen 2A, 2B langs een langszijde aan elkaar gekoppeld, waardoor een verdelerlichaam 2 ontstaat. De lengte van elke rij is naar wens kiesbaar door meer of minder 2-voudige tussenlichamen 5 (figuur 3) en/of 30 3-voudige tussenlichamen 6 (figuur 4) te nemen.
Verwijzend naar figuur 3, zal nu het 2-voudige tussenlichaam 5 nader besproken worden. Deze bespreking is mutatis mutandis ook op het 3-voudige tussenlichaam uit 10 figuur 4 van toepassing. In figuur 4 zijn daarom dezelfde verwijzingen gebruikt als in figuur 3.
Het tussenlichaam 5 heeft een eerste eind 25 en een tweede eind 26. Door geheel het 5 tussenlichaam 5 strekt zich een kanaal 37 uit. Dwars op dit kanaal 37 zijn twee aansluitdoorgangen 38 (bij de 3-voudige versie uit figuur 4 zijn dit drie aansluitdoorgangen) voorzien. Diametraal tegenover elke aansluitdoorgang 38 is telkens een van schroefdraad voorziene boring 39 voorzien, die gebruikt kan worden voor het bevestigen van een sensor of een klep die de doorlaat door de 10 tegenoverliggende aansluitdoorgang 39 kan regelen. De boring 39 kan, afhankelijke van de wensen, eventueel ook afwezig zijn of door een dop afgesloten zijn. Bij het tweede eind 26 eindigt het kanaal 38 in een buisstomp 42 met aan de buitenzijde twee O-ringen 40. Voor het onderling koppelen van tussenlichaam 5 met een verder tussenlichaam 41 is de buisstomp 42 van het ene tussenlichaam 5 in de kanaalingang 43 15 (aan het eerste eind 25) van het andere tussenlichaam 43 te steken, zoals dit schematisch in figuur 3C getoond is. De O-ringen 40 zorgen daarbij voor een zeer duurzame, in wezen permanente, vloeistofdichte afdichting. Onderlinge fixatie van de buislichamen 5 en 43 wordt gerealiseerd doordat de nokken 45 en 44 in achter elkaar haken.
20
Terugverwijzend naar figuren 1 en 2, zal duidelijk zijn dat het linkereind van het eerste eindlichaam 3 overeenkomstig het linkereind van het tussenlichaam 5, 6 zal zijn uitgevoerd en aldus eenvoudig aan een tussenlichaam bevestigbaar is. Door het eerste eindlichaam zal zich ook een kanaal uitstrekken, net als bij het tussenlichaam het geval 25 is. Voorts zal duidelijk zijn dat het rechtereind van het tweede eindlichaam 4 overeenkomstig het rechtereind van het tussenlichaam 5,6 zal zijn uitgevoerd en aldus ook eenvoudig aan een tussenlichaam bevestigbaar is. Door het tweede eindlichaam zal zich geen kanaal uitstrekken, althans dit zal aan de linkerzijde afgesloten zijn.
30 Per aansluitdoorgang 50 omvat het samenstel volgens de uitvinding een koppeleind 7 (zie figuur 5). Dit koppeleind 7 bestaat uit een buisvormig lichaam met een langshartlijn 51, een vrij eind 20 en een leidingeind 47, dat bij deze uitvoering van schroefdraad 48 is voorzien 47. Dit leidingeind is op zich uit de stand der techniek 11 bekende wijze middels de schroefdraad 48 of anderszins aan een leiding te bevestigen. Aan het vrije eind zijn twee O-ringen 49 (in doorsnede afgebeeld) voorzien. Het vrije eind 20 met O-ringen 49 laat zich in het brede gedeelte 50 van een aansluitdoorgang 38 steken, waarbij de O-ringen 49 dan voor een zeer duurzame, in wezen permanent, 5 vloeistofdichte afsluiting zorgen.
Het bevestigingsdeel 16 als afgebeeld in figuren I en 2 is opgebouwd uit vier 2-voudige sub-bevestigingsdelen 17. Er zijn twee rijen 16A en 16B van elk achtereenvolgens twee sub-bevestigingsdelen 17. Per rij 16A, 16B zijn deze sub-10 bevestigingsdelen 17 aan elkaar gekoppeld en verder zijn deze twee rijen 16A, 16B langs een langszijde aan elkaar gekoppeld, waardoor het bevestigingsdeel 16 ontstaat. De lengte van elke rij is naar wens kiesbaar door meer of minder 2-voudige sub-bevestigingsdelen 17 (figuur 6) en/of 3-voudige sub-bevestigingsdelen 18 (figuur 7) te nemen.
15
Verwijzend naar figuur 6, zal nu het 2-voudige sub-bevestigingsdeel 17 nader besproken worden. Deze bespreking is mutatis mutandis ook op het 3-voudige sub-bevestigingsdeel uit figuur 7 van toepassing. In figuur 7 zijn daarom dezelfde verwijzingen gebruikt als in figuur 6.
20
Het sub-bevestigingsdeel 17 heeft een zijkant 22 en twee tegenoverliggende zijden 23, 24 - bovenzijde 23 respectievelijk onderzijde 24 genoemd - waartussen de zijkant 22 zich uitstrekt. In de zijkant 22 zijn twee opnames 8 (bij de 3-voudige versie uit figuur 7 zijn dit drie opnames 8) gevormd. Deze opnames 8 zijn langs de gehele zijkant 22 open 25 alsmede naar de bovenzijde 23 en onderzijde 24 toe. De opnames zijn zodanig gedimensioneerd dat een koppeleind 7, terwijl de langshartlijn 51 hiervan evenwijdig aan de zijkant 22 verloopt in de richting als aangeduid met dubbele pijl A, middels een translatiebeweging overeenkomstig pijl T (die loodrecht op de langshartlijn gericht is) in is te plaatsen. Hierbij zal het snaporgaan 21 eerst, tegen een veerwerking in, 30 weggeduwd worden om, nadat het koppeleind gepasseerd is, terug te veren en het koppeleind 7 vast te houden zodat het in de opname 8 blijft. Axiale fixatie van het koppeleind 7 in de opname 8, wordt verzekert doordat de flenzen 52 en 53 (figuur 5) tegen de onderzijde 24 respectievelijk de bovenzijde 23 van het sub-bevestigingsdeel 12 17 liggen. Deze axiale fixatie is, zoals de vakman duidelijk zal zijn, ook op andere wijze realiseerbaar.
Twee sub-bevestigingsdelen 17 zijn tot een rij aan een te koppelen door de nokken 54 5 aan het ene eind van een sub-bevestigingsdeel 17 in de sleuven 55 aan het eind van een ander sub-bevestigingsdeel te schuiven. Vervolgens zijn 2 rijen sub-bevestigingsdelen langs hun langszijden aan een te koppelen door: • de T-vormige haak(/haken) 56 aan de sub-bevestigingsdelen uit de ene rij 16B in de overeenkomstige uitsparing(en) 57 in de sub-bevestigingsdelen uit de andere rij 10 16A te haken; en • de lip(pen) 60 met nok 58 aan de sub-bevestigingsdelen uit die ene rij 16B in de uitsparing(en) 59 in de sub-bevestigingsdelen uit die andere rij 16A te steken, waarbij de nok(ken) 58 de verbinding dan zekeren.
De T-vormige haak(/haken) 56 en lip(pen) 60 met nok 58 zijn eveneens bruikbaar om 15 het bevestigingsdeel 16 aan de montagesteun 27 te bevestigen. Middels de montagesteun 27 is het geheel tegen een muur te bevestigen.
Het patroon volgens welk de opnames 8 zijn voorzien in het bevestigingsdeel 16, ook wel het gecombineerde opnamespatroon genoemd, komt overeen met het patroon 20 volgens welk de aansluitdoorgangen 38, ook wel het gecombineerde aansluitdoorgangenpatroon genoemd, in het verdelerlichaam 2 zijn voorzien. Aldus is verzekerd dat, nadat alle koppeleinden 7 in de opnames 8 zijn geplaatst, zoals in figuur 2 te zien, het verdelerlichaam 2 zo op de vrije einden 20 van de koppeleinden 7 is te steken, hetgeen resulteert in de in figuur 1 getoonde toestand. Het verdelerlichaam 2 25 laat zich vervolgens middels grendelmiddelen 19 fixeren op het bevestigingsdeel 16. Deze grendelmiddelen 19 omvatten pennen die zich door openingen 61 (figuur 3 en 4) en doorgangen 62 (figuren 2,6 en 7) laten steken.
Bij het samenstellen van het verdeellichaam 2 vormen de kanalen 37 in de 30 tussenlichamen 5, 6 en het eerste eindlichaam 2 van de rij 2A het eerste kanaal 10, en vormen de kanalen 37 in de tussenlichamen 5, 6 en het eerste eindlichaam 2 van de rij 2B het tweede kanaal 10. De aansluitdoorgangen 38 behorend bij het eerste kanaal 10 worden hierbij eerste aansluitdoorgangen genoemd en zijn hierbij volgens een eerste 13 aansluitdoorgangenpatroon voorzien, en de aansluitdoorgangen 38 behorend bij het tweede kanaal 10 worden hierbij tweede aansluitdoorgangen genoemd en zijn hierbij volgens een tweede aansluitdoorgangenpatroon voorzien.
5
Bij het samenstellen van het bevestigingsdeel 16 vormen de opnames 8 in de sub-bevestigingsdelen 17,18 van de rij 16A een eerste opnamespatroon, en vormen de opnames 8 in de sub-bevestigingsdelen 17,18 van de rij 16B een tweede opnamespatroon.
10
Figuur 8 toont geschematiseerd een verwarmings- en/of koel- systeem 9 volgens de uitvinding. Dit systeem omvat een verdelersamenstel 1 volgens de uitvinding, een verwarmings- en/of koel- installatie 28, alsmede een veelheid warmteuitwissel-eenheden 70, 71.
15
De verwarmings- en/of koel- installatie 28 is van het type dat een warme of koude vloeistof vanuit een aanvoeruitgang 29 voor verwarmen respectievelijk koelen naar een of meer warmteuitwisseleenheden 70,71 voert en bij een retouringang 30 vloeistof -die bij verwarmingsbedrijf relatief kouder zal zijn en bij koelbedrijf relatief wanner zal 20 zijn dan de vloeistof in de aanvoeruitgang - retour ontvangt van die warmteuitwisseleenheden 70, 71. Dergelijke installaties 28 zijn als zodanig bekend. Een zogenaamde centrale verwarmingsinstallatie is een voorbeeld van een dergelijke installatie die enkel kan verwarmen.
25 De installatie 28 is middels een aanvoerpijp 76 aangesloten op aansluiting 36 van het aanvoerkanaal 10 van het verdelerlichaam 2. De installatie 28 is middels een retour pijp 77 aangesloten op aansluiting 36 van het retourkanaal 11 van het verdelerlichaam.
Zoals in figuur 8 te zien zijn de boringen 39 die uitkomen op het aanvoerkanaal 10 voorzien van regelkleppen 73 die de doorlaat door de telkens tegenoverliggende 30 aansluitdoorgang 38 kunnen regelen, en zijn de boringen 39 die uitkomen op het retourkanaal 11 voorzien van temperatuursensoren 72 die de temperatuur waarnemen van de vloeistof die via de telkens tegenoverliggende aansluitdoorgang 38 retour komt. Deze temperatuursensoren 72 kunnen zijn aangesloten op een niet afgebeelde regelaar, 14 zoals een besturingscomputer, die de regelkleppen 73 aanstuurt in afhankelijkheid van de van de temperatuursensoren ontvangen signalen. De temperatuursensoren 72 kunnen ook direct gekoppeld zijn met de naastliggende, bijbehorende regelklep 73 voor een direct teruggekoppelde aansturing.
5
Op het eerste kanaal 10, ook wel aanvoerkanaal genoemd, zijn eerste leidingen 14, ook wel aanvoerleidingen genoemd, naar de respectieve warmtewisseleenheden 70,71 aangesloten. Op het tweede kanaal 11, ook wel retourkanaal genoemd, zijn de van de respectieve warmtewisseleenheden retourkomende tweede leidingen 15, ook wel 10 retourleidingen genoemd, aangesloten. De warmteuitwisseleenheden kunnen van velerlei type zijn. Als voorbeeld zijn hier met 70 schematisch radiatoren aangeduid, en zijn hier met 71 schematisch vloerlussen voor vloerverwarming of vloerkoeling aangeduid.
15 Figuur 9 toont schematisch een testsysteem 32 volgens de uitvinding. Bij dit testsysteem is het hiervoor besproken verdelerlichaam 9 anders uitgevoerd, en wel als afperseenheid 33. De afperseenheid 33 als afgebeeld in figuur 9 onderscheid zich van het verdelerlichaam als afgebeeld in de figuren 1 -7, in de zin dat de boringen 39 ontbreken (alhoewel ze desgewenst wel aanwezig kunnen zijn voor aansluiting van 20 hulpstukken ten behoeve van het testen) en dat het eerste en tweede eindlichaam anders zijn uitgevoerd. De eerste eindlichamen (rechts) zijn bij de afperseenheid uitgevoerd als afsluitingen voor de kanalen 10 en 11, en de tweede eindlichamen (links) zijn bij de afperseenheid elk voorzien van een aansluiting 75. Een aansluiting 75 wordt gebruikt voor het aansluiten van een drukleiding 76 via welke de aangesloten leidingen 14,15 25 en warmtewisseleenheden 70, 71 te vullen zijn met een vloeistof of gas onder druk. Om te voorkomen dat de onderdruk staande vloeistof of het onder druk staande gas via de drukleiding 76 ontsnapt, is in de drukleiding een vulafsluiter 34 voorzien. Deze vulafsluiter kan zoals afgebeeld uitgevoerd zijn als een eenrichtingsklep, die in de door de pijl 77 aangeduide richting doorlaat en in de tegenovergestelde richting niet 30 doorlaat. De vulafsluiter kan echter ook op andere bekende wijze zijn uitgevoerd. Op voordelige wijze kan de vulafsluiter ook een eenvoudige open-dicht klep zijn die, nadat een toevoerslang voor gas of vloeistof, doorgaans leidingwater, is aangesloten - al dan niet handmatig - geopend wordt voor het laten vollopen van het stelsel, en die, wanneer 15 het stelsel is volgelopen of althans op voldoende druk is, - al dan niet handmatig -gesloten wordt. Het zal duidelijk zijn dat deze vulafsluiter 34 ook in de afperseenheid zelf ingebouwd of geïntegreerd kan zijn. De andere aansluiting 75 wordt gebruikt voor het aansluiten van een druksensor, die de druk in een kanaal van de afperseenheid 33 5 weergeeft. Het zal duidelijk zijn dat deze druksensor ook in de afperseenheid ingebouwd of geïntegreerd kan zijn, in welk geval een aansluiting 75 hiervoor kan vervallen. Ten behoeve van ontluchting kan de afperseenheid ook van een ontluchtingsklep voorzien zijn, die al dan niet in de afperseenheid ingebouwd of geïntegreerd kan zijn.
10
Dit testsysteem 32 stelt de installateur in staat om het geheel van leidingen 14, 15 en warmtewisseleenheden 70, 71 te testen op lekdichtheid. De leidingen en warmtewisseleenheden worden hiertoe gevuld met vloeistof of gas onder druk, en men kan aan de druksensor 35 aflezen hoe hoog deze druk is en of deze druk constant blijft 15 of na verloop van tijd daalt. Dalende druk is een teken dat er ergens een lek kan zijn.
Op zich is het middels een afperseenheid testen van de lekdichtheid van leidingen en warmtewisseleenheden bekend. Echter het plaatsen van de testeenheid, het verwijderen ervan en het vervolgens aansluiten van het (conventionele) verdelerlichaam is zeer arbeidsintensief en vaak lastig uit te voeren wegens beperkte toegankelijkheid voor de 20 monteur. Bij het testsysteem volgens de uitvinding is dit echter geheel anders. Men hoeft enkel de vergrendelingen 19 los te nemen om de afperseenheid 33 te kunnen verwijderen. Vervolgens kan men eenvoudig en snel een verdelerlichaam 9 plaatsen op het bevestigingsdeel en middels vergrendelingen 19 vast zetten zonder dat alle leidingen 14,15 afzonderlijk opnieuw aangesloten hoeven te worden. Enkel hoeft het 25 verdelerlichaam 9 dan nog op de installatie 28 aangesloten te worden, hetgeen conventioneel overigens ook het geval is.
Het verdelerlichaam, het bevestigingsdeel, en de koppeleinden kunnen uit metaal of bij voorkeur kunststof, alsook uit ander materiaal,vervaardigd zijn. Ingeval van 30 kunststof zullen ze met een spuitgiet-techniek vervaardigd kunnen zijn.
2001 263-

Claims (16)

1] Vloerverwarmingsstelsel omvattende aanvoerleidingen (14, 15) voor vloeistof alsmede een verdelersamenstel (1) voor de aansluiting van die leidingen voor vloeistof 5 van dat verwarmingsstelsel (9), omvattende • een verdelerlichaam (2); • per leiding (14,15) een koppeleind (7) voor bevestiging aan enerzijds de respectieve leiding (14, 15) en aan anderzijds het verdelerlichaam (2); waarbij het verdelerlichaam (2) een of meer kanalen (10, 11) omvat; 10 waarbij de een of meer kanalen (10,11) per aan te sluiten leiding (14,15) een aansluitdoorgang (12,13) omvatten voor aansluiting van de respectieve leiding (14, 15) op het tenminste ene kanaal (10,11) en waarbij de aansluitdoorgangen (12,13) volgens een aansluitdoorgangenpatroon zijn voorzien; waarbij 15 het verdelersamenstel (1) omvat: • tenminste een bevestigingsdeel (16) voorzien van per aan te sluiten leiding (14, 15) een opname (8) voor een koppeleind (7), waarbij de opnames (8) volgens een opnamespatroon zijn voorzien dat gelijk is aan het aansluitdoorgangenpatroon; • grendelmiddelen (19) voor het onderling fixeren van enerzijds het verdelerlichaam 20 (2) en anderzijds de koppeleinden (7); waarbij de koppeleinden (7) telkens een vrij eind (20) hebben dat op vloeistofdichte wijze opneembaar is in een genoemde aansluitdoorgang (12, 13); waarbij de opnames (8) zodanig zijn uitgevoerd dat een koppeleind (7) hierin middels een translatie beweging (pijl T), dwars op de axiale richting (dubbele pijl A) van het 25 koppeleind (7), zodanig opneembaar is dat, bij in de opname (8) opgenomen toestand, axiale beweging van het koppeleind (7) ten opzichte van het bevestigingsdeel (16) verhinderd is; waarbij, bij in de opnames (8) opgenomen toestand, de vrije einden (20) van de koppeleinden (7) uit het bevestigingsdeel (16) uitsteken zodanig dat ze, op genoemde 30 vloeistofdichte wijze, in de aansluitdoorgangen (12,13) van het verdelerlichaam (2) opneembaar zijn. 2001263-
2] Vloerverwarmingsstelsel volgens conclusie 1, waarbij elke opname (8) is voorzien van een snaporgaan (21) ingericht om, beschouwd in radiale richting van het koppeleind (7), het koppeleind (7) in de opname (8) op te sluiten zodra dit koppeleind (7), bij het opnemen daarvan in de opname (8), het snaporgaan (21) gepasseerd is. 5
3] Vloerverwarmingsstelsel volgens conclusie 1 of 2, waarbij elke opname (8) telkens langs een gehele zijkant (22) van het respectieve bevestigingsdeel (16) alsmede aan twee tegenoverliggende, aan die zijkant (22) grenzende zijden (23,24) van dat bevestigingsdeel (16) open is. 10
4] Vloerverwarmingsstelsel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het verdelerlichaam (2) is opgebouwd uit een eerste eindlichaam (3), een tweede eindlichaam (4) en tenminste een tussenlichaam (5, 6); waarbij elk tussenlichaam (5, 6) telkens een eerste eind (25) en een tweede eind (26) 15 heeft; waarbij zich vanaf het ene eind (25) tot het andere eind (26) van elk tussenlichaam (5, 6) telkens een gedeelte van het tenminste ene kanaal (10,11) uitstrekt; waarbij het eerste eind (25) van het tussenlichaam (5, 6) ingericht is voor vloeistofdichte aansluiting op zowel het eerste eindlichaam (3) als het tweede eind (26) 20 van een ander tussenlichaam (5,6) zodanig dat de respectieve gedeeltes van het tenminste ene kanaal (10,11) van de tussenlichamen (5, 6) op elkaar aansluiten; waarbij het tweede eind (26) van het tussenlichaam (5,6) ingericht is voor vloeistofdichte aansluiting op zowel het tweede eindlichaam (4) als het eerste eind (25) van een ander tussenlichaam (5, 6) zodanig dat de respectieve gedeeltes van het 25 tenminste ene kanaal (10, 11) van de tussenlichamen (5,6) op elkaar aansluiten; en waarbij elk tussenlichaam (5, 6) per kanaal (10,11) telkens is voorzien van tenminste twee aansluitdoorgangen (12, 13).
5] Vloerverwarmingsstelsel volgens conclusie 4, waarbij elk tussenlichaam (5, 6) 30 per kanaal (10, 11) telkens is voorzien van twee of drie genoemde aansluitdoorgangen (12,13).
6] Vloerverwarmingsstelsel volgens conclusie 4 of 5, waarbij het tenminste ene of elk tenminste ene bevestigingsdeel (16) is opgebouwd uit een aantal sub-bevestigingsdelen (17,18), welk aantal overeenkomt met het aantal tussenlichamen (5, 6] ; waarbij elk sub-bevestigingsdeel (17, 18) aan tegenoverliggende einden is voorzien 5 van onderling parende koppelorganen voor het onderling doorverbinden van sub- bevestigingsdelen (17,18).
7] Vloerverwarmingsstelsel volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende een montagesteun (27); waarbij de montagesteun (27) enerzijds ingericht is 10 voor het hieraan bevestigen, in het bijzonder middels een snapverbinding, van een genoemd bevestigingsdeel (16); en waarbij de montagesteun (27) anderzijds is ingericht voor montage aan een muur.
8] Vloerverwarmingsstelsel volgens conclusie 7, waarbij de montage aan de muur 15 zodanige is dat, wanneer dat bevestigingsdeel (16) met een of meer koppeleinden (7) opgenomen in de opnames (8) is bevestigd aan de montagesteun (27), genoemde in de opnames (8) opgenomen koppeleinden (7) in wezen evenwijdig aan de muur verlopen.
9] Vloerverwarmingsstelsel volgens een der voorgaande conclusies, 20 waarbij de veelheid leidingen (14,15) een veelheid eerste leidingen (14), zoals aanvoerleidingen (14), en een veelheid tweede leidingen (15), zoals retourleidingen (15), omvat; waarbij de een of meer kanalen (10,11) een eerste kanaal (10), zoals een aanvoerkanaal, en een tweede kanaal (11), zoals een retourkanaal (11), omvatten; 25 waarbij de aansluitdoorgangen (12, 13) per eerste leiding (14) een eerste aansiuitdoorgang (12) omvatten voor aansluiting van die veelheid eerste leidingen (14) op dat eerste kanaal (10); waarbij de aansluitdoorgangen (12,13) per tweede leiding (15) een tweede aansiuitdoorgang (13) omvatten voor aansluiting van die veelheid tweede leidingen 30 (15) op dat tweede kanaal (11); waarbij de eerste aansluitdoorgangen (12) volgens een eerste aansluitdoorgangenpatroon zijn voorzien en waarbij de tweede aansluitdoorgangen (13) volgens een tweede aansluitdoorgangenpatroon zijn voorzien; waarbij het tenminste ene bevestigingsdeel (16) een eerste bevestigingsdeel (16) omvat met per aan te sluiten eerste leiding (14) een eerste opname (8) voor een koppeleind (7), welke eerste opnames (8) volgens een eerste opnamespatroon zijn voorzien dat gelijk is aan het eerste aansluitdoorgangenpatroon; 5 waarbij het tenminste ene bevestigingsdeel een tweede bevestigingsdeel (16) omvat met per aan te sluiten tweede leiding (15) een tweede opname (8) voor een koppeleind (7), welke tweede opnames (8) volgens een tweede opnamespatroon zijn voorzien dat gelijk is aan het tweede aansluitdoorgangenpatroon.
10 10] Vloerverwarmingsstelsel volgens conclusie 9, waarbij het eerste kanaal (10) en het tweede kanaal (11), beschouwd dwars op de uitstrekkingsrichtingen daarvan, naast en evenwijdig aan elkaar verlopen; waarbij het eerste en tweede aansluitdoorgangenpatroon tezamen een gecombineerd aansluitdoorgangenpatroon vormen; 15 waarbij het eerste en tweede bevestingingsdeel (16) afzonderlijke, gescheiden delen zijn die aan elkaar bevestigbaar zijn tot een samengestelde toestand; waarbij, in die samengestelde toestand, het eerste en tweede opnamespatroon tezamen een gecombineerd opnamespatroon vormen dat gelijk is aan het gecombineerde aansluitdoorgangenpatroon. 20
11] Vloerverwarmingsstelsel volgens conclusie 9 of 10, waarbij het eerste en tweede bevestigingsdeel (16) onderling identiek zijn uitgevoerd.
12] Verwarmings- en/of koel- systeem (9) omvattende: 25. een verdelersamenstel (1) volgens een der voorgaande conclusies; en • een verwarmings- en/of koel- installatie (28) van het type dat een warme of koude vloeistof vanuit een aanvoeruitgang (29) naar een of meer warmteuitwissel-eenheden (70, 71) voert en vloeistof bij een retouringang (30) retour ontvangt van die warmteuitwissel-eenheden (70, 71); 30 waarbij de aanvoeruitgang (29) en/of de retouringang (30) zijn verbonden met een genoemd kanaal (10, 11) van het verdelersamenstel (1).
13] Verwarmings- en/of koel- systeem (9) volgens conclusie 12, verder omvattende een veelheid warmteuitwisseleenheden (70, 71).
14] Testsysteem (32) omvattende een verdelersamenstel (1) omvattende 5. een verdelerlichaam (2); • per leiding (14,15) een koppeleind (7) voor bevestiging aan enerzijds de respectieve leiding (14,15) en aan anderzijds het verdelerlichaam (2); waarbij het verdelerlichaam (2) een of meer kanalen (10,11) omvat; waarbij de een of meer kanalen (10,11) per aan te sluiten leiding (14, 15) een 10 aansluitdoorgang (12,13) omvatten voor aansluiting van de respectieve leiding (14, 15) op het tenminste ene kanaal (10, 11) en waarbij de aansluitdoorgangen (12, 13) volgens een aansluitdoorgangenpatroon zijn voorzien; waarbij het verdelersamenstel (1) omvat: 15. tenminste een bevestigingsdeel (16) voorzien van per aan te sluiten leiding (14, 15) een opname (8) voor een koppeleind (7), waarbij de opnames (8) volgens een opnamespatroon zijn voorzien dat gelijk is aan het aansluitdoorgangenpatroon; • grendelmiddelen (19) voor het onderling fixeren van enerzijds het verdelerlichaam (2) en anderzijds de koppeleinden (7); 20 waarbij de koppeleinden (7) telkens een vrij eind (20) hebben dat op vloeistofdichte wijze opneembaar is in een genoemde aansluitdoorgang (12, 13); waarbij de opnames (8) zodanig zijn uitgevoerd dat een koppeleind (7) hierin middels een translatie beweging (pijl T), dwars op de axiale richting (dubbele pijl A) van het koppeleind (7), zodanig opneembaar is dat, bij in de opname (8) opgenomen toestand, 25 axiale beweging van het koppeleind (7) ten opzichte van het bevestigingsdeel (16) verhinderd is; waarbij, bij in de opnames (8) opgenomen toestand, de vrije einden (20) van de koppeleinden (7) uit het bevestigingsdeel (16) uitsteken zodanig dat ze, op genoemde vloeistofdichte wijze, in de aansluitdoorgangen (12, 13) van het verdelerlichaam (2) 30 opneembaar zijn, waarbij de een of meer kanalen (10, 11) in wezen afgesloten zijn, en waarbij het verdelerlichaam (2) is uitgevoerd als afperseenheid (33) omvattende: op tenminste een genoemd kanaal (10,11) een vulafsluiter (34) voor het met een vloeistof of gas onder druk brengen van het verdelersamenstel (1) en daarop aangesloten leidingen (14, 15); en een druksensor (35) voor het waarnemen van de druk in tenminste een genoemd 5 kanaal (10,11).
15] Combinatie omvattende een verdelersamenstel (1) omvattende, • een verdelerlichaam (2); • per leiding (14, 15) een koppeleind (7) voor bevestiging aan enerzijds de 10 respectieve leiding (14,15) en aan anderzijds het verdelerlichaam (2); waarbij het verdelerlichaam (2) een of meer kanalen (10,11) omvat; waarbij de een of meer kanalen (10,11) per aan te sluiten leiding (14, 15) een aansluitdoorgang (12,13) omvatten voor aansluiting van de respectieve leiding (14,15) op het tenminste ene kanaal (10,11) en waarbij de aansluitdoorgangen (12,13) volgens 15 een aansluitdoorgangenpatroon zijn voorzien; waarbij het verdelersamenstel (1) omvat: • tenminste een bevestigingsdeel (16) voorzien van per aan te sluiten leiding (14, 15) een opname (8) voor een koppeleind (7), waarbij de opnames (8) volgens een 20 opnamespatroon zijn voorzien dat gelijk is aan het aansluitdoorgangenpatroon; • grendelmiddelen (19) voor het onderling fixeren van enerzijds het verdelerlichaam (2) en anderzijds de koppeleinden (7); waarbij de koppeleinden (7) telkens een vrij eind (20) hebben dat op vloeistofdichte wijze opneembaar is in een genoemde aansluitdoorgang (12, 13); 25 waarbij de opnames (8) zodanig zijn uitgevoerd dat een koppeleind (7) hierin middels een translatie beweging (pijl T), dwars op de axiale richting (dubbele pijl A) van het koppeleind (7), zodanig opneembaar is dat, bij in de opname (8) opgenomen toestand, axiale beweging van het koppeleind (7) ten opzichte van het bevestigingsdeel (16) verhinderd is; 30 waarbij, bij in de opnames (8) opgenomen toestand, de vrije einden (20) van de koppeleinden (7) uit het bevestigingsdeel (16) uitsteken zodanig dat ze, op genoemde vloeistofdichte wijze, in de aansluitdoorgangen (12, 13) van het verdelerlichaam (2) opneembaar zijn, omvattende twee genoemde verdelerlichamen, waarvan het eerste verdelerlichaam (2) is uitgevoerd als afperseenheid (33) omvattende: op tenminste een genoemd kanaal (10,11) een vulafsluiter (34) voor het met een vloeistof of gas onder druk brengen van het verdelersamenstel (1) en daarop 5 aangesloten leidingen (14, 15); en een druksensor (35) voor het waarnemen van de druk in tenminste een genoemd kanaal (10,11); en waarbij bij het tweede verdelerlichaam (2) elk tenminste ene kanaal (10,11) een aansluiting (36) heeft voor aansluiting op een verwarmings- en/of koel- systeem (9). 10
16] Werkwijze voor het samenvoegen van een vloerverwarmingsstelsel volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende het verbinden van steeds een leiding (14, 15) met steeds een koppeleind (7), het vervolgens aanbrengen van de van leiding (14, 15) voorziene koppeleinden (7) in het bevestigingsdeel (16), gevolgd door het 15 verbinden van het bevestigingsdeel (16) met het verdelerlichaam (2). 2001263-
NL2001263A 2008-02-07 2008-02-07 Verdelersamenstel voor aansluiting van een veelheid leidingen voor vloeistof van een verwarmings- en/of koel-systeem. NL2001263C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001263A NL2001263C2 (nl) 2008-02-07 2008-02-07 Verdelersamenstel voor aansluiting van een veelheid leidingen voor vloeistof van een verwarmings- en/of koel-systeem.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001263 2008-02-07
NL2001263A NL2001263C2 (nl) 2008-02-07 2008-02-07 Verdelersamenstel voor aansluiting van een veelheid leidingen voor vloeistof van een verwarmings- en/of koel-systeem.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2001263C2 true NL2001263C2 (nl) 2009-08-11

Family

ID=39943021

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2001263A NL2001263C2 (nl) 2008-02-07 2008-02-07 Verdelersamenstel voor aansluiting van een veelheid leidingen voor vloeistof van een verwarmings- en/of koel-systeem.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2001263C2 (nl)

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH334761A (de) * 1954-12-22 1958-12-15 Licencia Talalmanyokat Rohrverbindung, insbesondere zum dichten Verbinden eines dünnwandigen Rohres mit einem andern Körper
EP0877170A1 (en) * 1997-05-08 1998-11-11 Tadahiro Ohmi Couplings for fluid controllers
EP0953815A2 (en) * 1998-04-30 1999-11-03 Showa Aluminum Corporation Connecting device for heat exchanger
EP1291636A2 (en) * 2001-09-07 2003-03-12 Circle Seal Controls, Inc. a Delaware Corporation Modular surface-mount fluid-flow system
US20030193187A1 (en) * 2002-04-10 2003-10-16 Smc Corporation One-operation piping-installation fluid pressure apparatus
US20030197369A1 (en) * 2002-04-19 2003-10-23 Smc Kabushiki Kaisha Manifold-connecting mechanism
US20050046184A1 (en) * 2003-09-03 2005-03-03 Kai-Hsiang Chang Apparatus for quick connection
JP2005076741A (ja) * 2003-08-29 2005-03-24 Denso Corp 配管継手構造およびその製造方法

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH334761A (de) * 1954-12-22 1958-12-15 Licencia Talalmanyokat Rohrverbindung, insbesondere zum dichten Verbinden eines dünnwandigen Rohres mit einem andern Körper
EP0877170A1 (en) * 1997-05-08 1998-11-11 Tadahiro Ohmi Couplings for fluid controllers
EP0953815A2 (en) * 1998-04-30 1999-11-03 Showa Aluminum Corporation Connecting device for heat exchanger
EP1291636A2 (en) * 2001-09-07 2003-03-12 Circle Seal Controls, Inc. a Delaware Corporation Modular surface-mount fluid-flow system
US20030193187A1 (en) * 2002-04-10 2003-10-16 Smc Corporation One-operation piping-installation fluid pressure apparatus
US20030197369A1 (en) * 2002-04-19 2003-10-23 Smc Kabushiki Kaisha Manifold-connecting mechanism
JP2005076741A (ja) * 2003-08-29 2005-03-24 Denso Corp 配管継手構造およびその製造方法
US20050046184A1 (en) * 2003-09-03 2005-03-03 Kai-Hsiang Chang Apparatus for quick connection

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0816046B1 (en) Heated nozzle manifolds in a common plane interconnected through connector manifolds
KR101317567B1 (ko) 회전방지 급속 커넥터
KR20100019511A (ko) 워터 매니폴드 시스템 및 방법
PL194332B1 (pl) Moduł kolektora rozdzielania płynu i układ mocujący moduły kolektora rozdzielania płynu
US20100300653A1 (en) Modular shell and tube heat exchanger system
NL2001263C2 (nl) Verdelersamenstel voor aansluiting van een veelheid leidingen voor vloeistof van een verwarmings- en/of koel-systeem.
CN106536151A (zh) 用于流体涂覆装置的快速转换槽模组件
EP1934034A1 (en) Distribution assembly for an injection molding apparatus
JP2023503487A (ja) 液圧アセンブリ用のバルブアイランドおよびバルブアイランドを備えた液圧アセンブリ
US5720995A (en) Injection molding manifolds with melt connector bushing
CA3159207A1 (en) Manifold for the distribution of a fluid in a plumbing and heating system and relative distribution kit
US9151194B2 (en) Progressive distributor base body for conveying lubricant therethrough
EP0816044A1 (en) Four heated nozzle manifolds interconnected in a common plane
US20220307350A1 (en) Vertical branch inline manifold system
KR102084549B1 (ko) 가스 기화기
US20060272330A1 (en) Fuel distributor and mounting system therefor and method of mounting a fuel distributor
CN101122357A (zh) 流体系统
NL1025041C2 (nl) Hot-runnerstelsel.
CZ283493A3 (en) Control device of a hydraulic advancing support
AU2019286118B2 (en) A hydrocarbon production field layout
US10161542B1 (en) Mounting hard lines to a vehicle frame
JPH0425589Y2 (nl)
KR200422206Y1 (ko) 분배기용 분기관의 정렬구조
JPH0425588Y2 (nl)
KR101656848B1 (ko) 설치 및 교체가 용이한 동파방지용 트윈 구조의 보일러 온수 분배 시스템

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20210301