NL2001031C2

NL2001031C2 - Werkwijze en bandenbouwtrommel voor het bouwen van een band.

Info

Publication number: NL2001031C2
Application number: NL2001031A
Authority: NL
Inventors: Henk-Jan Grolleman; Luuk Van Tienen; Jakob Pieter De Vries
Original assignee: Vmi Epe Holland
Priority date: 2007-11-26
Filing date: 2007-11-26
Publication date: 2009-05-27

Description

Nr. NLP182112A

Werkwijze en bandenbouwtrommel voor het bouwen van een band

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bouwen van een ongevulkaniseerde band met 5 bandcomponenten van rubber, in welke werkwijze een bandenbouwtrommel wordt gebruikt die een longitudinale as heeft en is voorzien van twee hielringsegmenten die om de longitudinale as geplaatst zijn en op afstand van elkaar gelegen zijn, waarbij elk hielringsegment bestemd is voor 10 het ondersteunen van een hielringkern, van middelen voor het radiaal expanderen van een deel van de bandcomponenten dat geplaatst is tussen de ringsegmenten, waarin de bandenbouwtrommel aan elke zijde buiten de hielringsegmenten een set zich axiaal uitstrekkende omvouwarmen omvat, waarbij 15 elke omvouwarm voorzien is van een naar het betreffende hielringsegment georiënteerd eerste einde dat voorzien is van een rolelement voor het direct in contact komen met een bandcomponent, en waarbij elke omvouwarm aan een van het betreffende hielringsegment af gericht tweede einde via een 20 zwenkas verbonden is met een longitudinaal verschuifbaar, ringvormig omvouwarmsegment dat om de longitudinale as is geplaatst, waarbij de bandenbouwtrommel verder voorzien is van middelen voor het axiaal en radiaal bewegen van elke set armen van een eerste positie waarin de rolelementen van de 25 set armen een althans nagenoeg gesloten ring vormen naar een 2 tweede positie voor het drukken van een deel van de bandcomponenten geplaatst buiten de hielringsegmenten tegen het geëxpandeerde deel van de bandcomponenten geplaatst binnen de hielringsegmenten.

5 Een dergelijke werkwijze is bekend uit EP-B1- 1.272.338. In de hierin beschreven werkwijze vormen de rolelementen van de sets armen een althans nagenoeg gesloten ring, die bij het bewegen van de omvouwarmen naar de hielringsegmenten toe het deel van de bandcomponenten dat 10 buiten de hielringsegmenten ligt, hierna ook wel de buitenste bandcomponenten genoemd, omvouwen over en aandrukken tegen de hielringkern en tegen het binnen de hielringsegmenten gelegen deel van de bandcomponenten, hierna ook wel de binnenste bandcomponenten genoemd. Hoewel 15 de bekende werkwijze in het algemeen naar behoren functioneert, worden bij het gebruik van bepaalde types bandcomponenten door de rolelementen op ongewenste wijze indrukkingen in de band gevormd. Deze indrukkingen ontstaan doordat de rolelementen die direct in contact staan met de 20 bandcomponenten een te hoge kracht op de bandcomponenten uitoefenen. In het bijzonder bij banden die een verdikking in de buitenste bandcomponenten hebben, zoals onder meer bij off the road banden, is de kans op het ontstaan van deze ongewenste indrukkingen aanwezig.

25

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is een doel van de onderhavige uitvinding een werkwijze voor het bouwen van een band te verschaffen, 30 waarbij ondanks door het gebruik van rolelementen die direct in contact komen met bandcomponenten te voorkomen dat indrukkingen in de bandcomponenten ontstaan.

Dit doel wordt volgens de uitvinding gerealiseerd doordat de werkwijze de stap bevat van het zodanig uitvoeren 35 van de bandenbouwtrommel dat de middelen voor het axiaal en radiaal bewegen van elke set omvouwarmen een longitudinaal verschuifbaar, ringvormig stuursegment omvatten dat voorzien 3 is van een hellend stuurvlak dat in axiale richting van een betreffende hielringsegment naar buiten helt in de richting van de longitudinale as af, waarbij elke omvouwarm is voorzien van een tussen de beide einden van de omvouwarm 5 gelegen stuurelement dat in aanligging met het stuurvlak brengbaar is, en waarbij het ringvormige stuursegment voorzien is van een aanslag voor een ringvormige omvouwarmsegment, waarbij het ringvormige omvouwarmsegment gelegen is tussen het betreffende ringvormige stuursegment 10 en het betreffende hielringsegmenten, waarbij in de eerste positie van de omvouwarmen de aanslag van het ringvormige stuursegment op afstand van het ringvormige omvouwarmsegment is gelegen, en dat de werkwijze de stap omvat van het zodanig kiezen van de onderlinge afstanden in axiale 15 richting gezien tussen een hielringsegment, het eerste einde en het stuurelement van een betreffende omvouwarm, dat vanuit de situatie waarbij de omvouwarmen zich in de eerste positie bevinden bij beweging van het stuursegment naar het hielringsegment toe het stuurvlak tegen het stuurelement 20 komt aan te liggen zodat het rolelement uit de eerste positie beweegbaar is, waarna bij verdere beweging van het stuursegment naar het hielringsegment toe het rolelement aan het eerste einde van de omvouwarm het deel van de bandcomponenten buiten de hielringsegmenten tegen een op het 25 hielringsegment plaatsbare hielringkern aandrukt onder gelijktijdige beweging van het rolelement van de longitudinale as af, waarbij het stuurelement zich langs het stuurvlak beweegt totdat de aanslag van het ringvormige stuursegment tegen het ringvormige omvouwarmsegment komt aan 30 te liggen, waarna de omvouwarm om de zwenkas zwenkt en het stuurelement vrij van het stuurvlak komt te liggen. Door het gebruik van het stuurelement, dat uitgevoerd kan zijn als nok, rol of een andere vorm van een op zich bekende kamvolger, wordt als het ware door het stuurelement een 35 extra rotatiepunt voor de omvouwarm verschaft. Dit extra rotatiepunt wordt bij aangrijping door het hellende stuurvlak een extra krachtaangrijpingspunt, waardoor, 4 afhankelijk van de grootte van de helling van het stuurvlak, de axiale kracht die het rolelement op de buitenste bandcomponenten, ook wel zijwand genoemd, uitoefent aanzienlijk wordt verminderd waardoor de kans op 5 indrukkingen sterk gereduceerd wordt en zelfs geheel afwezig kan zijn. Als extra voordeel zorgt dit extra rotatiepunt, i.e. het stuurelement, ervoor dat gedurende het eerste gedeelte van het omvouwen de zwenkas zich vrij kan verplaatsen, waardoor het rolelement vrij is om de contour 10 van de buitenste bandcomponenten te volgen, hetgeen voordelig is bij van een verdikking voorziene buitenste bandcomponenten.

Opgemerkt wordt dat uit US-A-3.887.423 op zich het gebruik van een extra stuurelement en een stuurvlak 15 bekend is. In de hierin beschreven werkwijze wordt echter een bandenbouwtrommel gebruikt met een zogenaamde ringvormige balg (in de Engelse taal "bladder") die aan de buitenzijde om de omvouwarmen is aangebracht. De grootte van de helling en de onderlinge afstand tussen de relevante 20 elementen is moet echter zodanig gekozen worden dat de omvouwarm in het eerste gedeelte van het omvouwen de balg onder spanning brengt zodat de balg de buitenste bandcomponenten tegen de hielringkern aandrukt. De rolelementen drukken in het eerste gedeelte van het omvouwen 25 de buitenste bandcomponenten dus niet direct tegen de buitenste bandcomponenten aan. Door het gebruik van een dergelijke balg wordt het ontstaan van indrukkingen vermeden. Pas wanneer tijdens het naar binnen bewegen van de omvouwarmen de hielringkern gepasseerd is, drukken de 30 rolelementen de balg tegen het centrale deel van de binnenste bandcomponenten aan. Juist doordat het de balg is, en niet de rolelementen zelf, die de buitenste bandcomponenten tegen de hielringkern aandrukt, kan in sommige gevallen de in US-A-3.887.423 beschreven werkwijze 35 niet optimaal zijn voor het omvouwen en aandrukken van de buitenste bandcomponenten tegen de hielringkern. De in EP-Bl-1.272.338 en US-A-3.887.423 beschreven technieken zijn 5 dus volledig verschillend.

In een voordelige uitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding omvat de werkwijze verder de stap van het zodanig uitvoeren van de bandenbouwtrommel dat het 5 rolelement en het stuurelement van een omvouwarm in de eerste positie van de omvouwarm althans ongeveer op dezelfde radiale afstand van de longitudinale as zijn gelegen. Op deze wijze kan een betere en reproduceerbare verdeling van de door het rolelement op de buitenste bandcomponenten 10 uitgeoefende krachten wordt gerealiseerd. Hierbij wordt een nog betere verdeling verkregen wanneer de werkwijze verder de stap omvat van het zodanig uitvoeren van de bandenbouwtrommel dat in de eerste positie van de omvouwarm de zwenkas van de omvouwarm op een kleinere radiale afstand 15 van de longitudinale as is gelegen dan het rolelement en het stuurelement.

In een verdere voordelige uitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding omvat de werkwijze de stap van het zodanig kiezen van de grootte van de helling van het 20 stuurvlak dat bij beweging van het stuursegment naar het hielringsegment toe een gewenste axiale druk op de bandcomponenten wordt gerealiseerd. Hoe steiler de helling van het stuurvlak is hoe groter de axiale component is van de kracht die het rolelement op de buitenste bandcomponenten 25 uitoefent. Door het kiezen van de grootte van de helling van het stuurvlak is het dus mogelijk voor specifieke bandcomponenten een specifieke aandrukkracht te realiseren. Tevens is het mogelijk een stuurvlak te gebruiken met een variërende grootte van de hellingshoek om een bepaald 30 verloop van de aandrukkracht te realiseren.

De uitvinding heeft verder betrekking op een bandenbouwtrommel die een longitudinale as heeft en is voorzien van twee hielringsegmenten die om de longitudinale as geplaatst zijn en op afstand van elkaar gelegen zijn, 35 waarbij elk hielringsegment bestemd is voor het ondersteunen van een hielringkern, van middelen voor het radiaal expanderen van een deel van de bandcomponenten dat geplaatst 6 is tussen de ringsegmenten, waarin de bandenbouwtromrael aan elke weerszijde buiten de hielringsegmenten een set zich axiaal uitstrekkende omvouwarmen omvat, waarbij elke omvouwarm voorzien is van een naar het betreffende 5 hielringsegment georiënteerd eerste einde dat voorzien is van een rolelement, en waarbij elke omvouwarm aan een van het betreffende hielringsegment af gericht tweede einde via een zwenkas verbonden is met een longitudinaal verschuifbaar, ringvormig omvouwarmsegment dat om de 10 longitudinale as is geplaatst, waarbij de bandenbouwtrommel verder voorzien is van middelen voor het axiaal en radiaal bewegen van elke set armen van een eerste positie waarin de rolelementen van de set armen een althans nagenoeg gesloten ring vormen naar een tweede positie voor het drukken van een 15 deel van de bandcomponenten geplaatst buiten de hielringsegmenten tegen het geëxpandeerde deel van de bandcomponenten geplaatst binnen de hielringsegmenten, waarbij de middelen voor het axiaal en radiaal bewegen van elke set armen een longitudinaal verschuifbaar, ringvormig 20 stuursegment omvatten dat voorzien is van een hellend stuurvlak dat in axiale richting van een betreffende hielringsegment naar buiten helt in de richting van de longitudinale as af, waarbij elke omvouwarm is voorzien van een tussen de beide einden van de omvouwarm gelegen 25 stuurelement dat in aanligging met het stuurvlak brengbaar is, en waarbij het ringvormige stuursegment voorzien is van een aanslag voor een ringvormige omvouwarmsegment, waarbij het ringvormige omvouwarmsegment gelegen is tussen het betreffende ringvormige stuursegment en het betreffende 30 hielringsegmenten, waarbij in de eerste positie van de omvouwarmen de aanslag van het ringvormige stuursegment op afstand van het ringvormige omvouwarmsegment is gelegen, waarbij de onderlinge afstanden in axiale richting gezien tussen een hielringsegment, het eerste einde en het 35 stuurelement van een betreffende omvouwarm, een zodanige grootte hebben dat de werkwijze volgens de uitvinding uitvoerbaar is.

7

In een voordelige uitvoering van een bandenbouwtrommel volgens de uitvinding zijn het rolelement en het stuurelement van een omvouwarm in de eerste positie van de omvouwarm althans ongeveer op dezelfde radiale 5 afstand van de longitudinale as gelegen. Hierbij is het verder voordelig wanneer in de eerste positie van de omvouwarm de zwenkas van de omvouwarm op een kleinere radiale afstand van de longitudinale as is gelegen dan het rolelement en het stuurelement.

10

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven 15 voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuur 1 een schematische doorsnede van een deel van een bandenbouwt rommel voor het bouwen van een ongevulkaniseerde band waarbij de omvouwarmen zich in de eerste, de rustpositie, bevinden, en 20 Figuur 2 een schematische doorsnede van een deel van een bandenbouwtrommel voor het bouwen van een ongevulkaniseerde band waarbij de omvouwarmen zich in een positie bevinden waarin buitenste bandcomponenten tegen de hielringkern worden aangedrukt.

25

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding heeft onder meer betrekking op een werkwijze voor het bouwen van een ongevulkaniseerde band met 30 bandcomponenten van rubber, zoals bijvoorbeeld bekend is uit EP-B1-1.272.338.

In de werkwij ze wordt een bandenbouwtrommel 1 gebruikt waarvan in Figuren 1 en 2 alleen het rechtse bovenste deel is weergegeven. De andere delen zijn zoals 35 bekend symmetrisch ten opzichte van dit deel uitgevoerd.

De bandenbouwtrommel 1 heeft een longitudinale as 2 en is voorzien van twee hielringsegmenten 3 (waarvan er 8 één in de Figuren is weergegeven), die om de longitudinale as 2 geplaatst zijn en op afstand van elkaar gelegen zijn. Elk hielringsegment 3 is bestemd voor het ondersteunen van een hielringkern 4 eventueel voorzien van een vulstrook 5.

5 De bandenbouwtrommel 1 omvat verder op zich bekende en niet nader in de Figuren weergegeven middelen voor het radiaal expanderen van een deel van de bandcomponenten 6 dat geplaatst is tussen de hielringsegmenten 3.

10 Aan elke zijde buiten de hielringsegmenten 3 omvat de bandenbouwtrommel 1 een set zich axiaal uitstrekkende omvouwarmen 7 (waarvan er één in de Figuren is weergegeven). Elke omvouwarm 7 is voorzien van een naar het betreffende hielringsegment 3 georiënteerd eerste einde dat voorzien is 15 van een rolelement 8 dat direct in contact kan komen met een bandcomponent. Elke omvouwarm 7 heeft verder aan een van het betreffende hielringsegment 3 af gericht tweede einde een zwenkas 9 waarmee deze omvouwarm 7 verbonden is met een longitudinaal verschuifbaar, ringvormig omvouwarmsegment 10 20 dat om de longitudinale as 2 is geplaatst.

De bandenbouwtrommel 1 is verder voorzien is van middelen voor het axiaal en radiaal bewegen van elke set armen 7 van een eerste (rust-)positie (weergegeven in Figuur 1) waarin de rolelementen 8 van de set armen 7 een althans 25 nagenoeg gesloten ring vormen, naar een tweede positie (weergegeven in Figuur 2) voor het drukken van een deel 11 van de bandcomponenten geplaatst buiten de hielringsegmenten 3 tegen het geëxpandeerde deel 6 van de bandcomponenten geplaatst binnen de hielringsegmenten 3. In de weergegeven 30 uitvoering bevat het buitenste deel 11 van de bandcomponenten een verdikking, zoals bijvoorbeeld wordt gebruikt kiig* banden bestemd voor gebruik off the road. De beweging van de armen naar de hielringsegmenten toe kan bijvoorbeeld, en zoals op zich bekend is, worden 35 gerealiseerd door bijvoorbeeld pneumatische aandrijvingen of vergelijkbare aandrijvingen.

De bandenbouwtrommel 1 wordt en is verder zodanig 9 uitgevoerd dat de middelen voor het axiaal en radiaal bewegen van elke set omvouwarmen 7 een longitudinaal verschuifbaar, ringvormig stuursegment 12 omvatten dat voorzien is van een hellend stuurvlak 13 dat in axiale 5 richting van een betreffende hielringsegment 3 naar buiten helt in de richting van de longitudinale as 2 af. Bovendien is elke omvouwarm 7 voorzien van een tussen de beide einden van de omvouwarm 7 gelegen stuurelement 14, dat in aanligging met het stuurvlak 13 brengbaar is. Door het 10 gebruik van het stuurelement 14, dat uitgevoerd kan zijn als nok, rol of een andere vorm van een op zich bekende kamvolger, wordt als het ware door het stuurelement 14 een extra rotatiepunt voor de omvouwarm 7 verschaft. Dit extra rotatiepunt wordt bij aangrijping door het hellende 15 stuurvlak 14 een extra krachtaangrijpingspunt, waardoor, afhankelijk van de grootte van de helling van het stuurvlak 14, de axiale kracht die het rolelement 8 op de buitenste bandcomponenten 11, ook wel zijwand genoemd, uitoefent aanzienlijk wordt verminderd waardoor de kans op ongewenste 20 indrukkingen in de bandcomponenten sterk gereduceerd wordt en zelfs geheel afwezig kan zijn. Als extra voordeel zorgt dit extra rotatiepunt, i.e. het stuurelement 14, ervoor dat gedurende het eerste gedeelte van het omvouwen de zwenkas 9 zich vrij kan verplaatsen, waardoor het rolelement 8 vrij is 25 om de contour van de buitenste bandcomponenten 11 te volgen, hetgeen voordelig is bij van een verdikking voorziene buitenste bandcomponenten.

Verder is het ringvormige stuursegment 12 voorzien is van een aanslag 15 (in de weergegeven uitvoering een 30 aanslagvlak) voor een ringvormige omvouwarmsegment 10. Hierbij is het ringvormige omvouwarmsegment 10 gelegen tussen het betreffende ringvormige stuursegment 12 (het aanslagvlak 15 daarvan) en het betreffende hielringsegment 3.

35 In de eerste positie van de omvouwarmen 7 (zoals weergegeven in Figuur 1) is de aanslag 15 van het ringvormige stuursegment 12 op afstand van het ringvormige 10 omvouwarmsegment 10 gelegen. De onderlinge afstanden in axiale richting gezien tussen een hielringsegment 3, het eerste einde (8) en het stuurelement 14 van een betreffende omvouwarm 7 worden zodanig gekozen dat vanuit de situatie 5 waarbij de omvouwarmen 7 zich in de eerste positie bevinden (zoals weergegeven in Figuur 1) bij beweging van het stuursegment 12 naar het hielringsegment 3 toe het stuurvlak 13 tegen het stuurelement 14 komt aan te liggen zodat het rolelement 8 uit de eerste positie bewogen wordt. Bij 10 verdere beweging van het stuursegment 12 naar het hielringsegment 3 toe drukt het rolelement 8 aan het eerste einde van de omvouwarm 7 het deel 11 van de bandcomponenten buiten de hielringsegmenten 3 tegen een op het hielringsegment 3 geplaatste hielringkern 4, 5 aan onder 15 gelijktijdige beweging van het rolelement 8 van de longitudinale as 2 af. Hierbij beweegt het stuurelement 14 zich langs het stuurvlak 13 totdat de aanslag 15 van het ringvormige stuursegment 12 tegen het ringvormige omvouwarmsegment 10 komt aan te liggen, waarna de omvouwarm 20 7 om de zwenkas 9 zwenkt en het stuurelement 14 vrij van het stuurvlak 13 komt te liggen. In Figuur 2 is de situatie weergegeven waarbij het stuurelement 14 nog net in contact is met het stuurvlak 13. Op deze wijze wordt het buitenste deel 11 van de bandcomponenten vanaf het begin door het 25 rolelement 8 tegen de hielringkern 4, 5 aangedrukt.

Zoals door de krachtpijlen in Figuur 1 is aangeduid, bepaalt de grootte van de helling van het stuurvlak 13 de grootte van de axiale kracht die bij beweging van het stuursegment 12 naar het hielringsegment 3 30 door het rolelement 8 op de bandcomponenten wordt uitgeoefend. Door keuze van de grootte van de helling van het stuurvlak 13 is dus de grootte van deze axiale kracht in te stellen op een gewenste axiale druk.

In de weergegeven uitvoering zijn het rolelement 8 35 en het stuurelement 13 van een omvouwarm 7 in de eerste positie (in Figuur 1 weergegeven) van de omvouwarm 7 althans ongeveer op dezelfde radiale afstand van de longitudinale as 11 2 gelegen. Hierdoor wordt een goede, reproduceerbare verdeling van de kracht die het rolelement 8 op de bandcomponenten uitoefent, verkregen. Hierbij is het verder voordelig dat in deze eerste positie van de omvouwarm de 5 zwenkas 9 van de omvouwarm 7 op een kleinere radiale afstand van de longitudinale as 2 is gelegen dan het rolelement 8 en het stuurelement 13.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te 10 illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding in het bijzonder zoals gedefinieerd in de bijgaande conclusies.

Claims

1. Werkwijze voor het bouwen van een ongevulkaniseerde band met bandcomponenten van rubber, in welke werkwijze een bandenbouwtrommel wordt gebruikt die een longitudinale as heeft en is voorzien van twee 5 hielringsegmenten die om de longitudinale as geplaatst zijn en op afstand van elkaar gelegen zijn, waarbij elk hielringsegment bestemd is voor het ondersteunen van een hielringkern, van middelen voor het radiaal expanderen van een deel van de bandcomponenten dat geplaatst is tussen de 10 ringsegmenten, waarin de bandenbouwtrommel aan elke zijde buiten de hielringsegmenten een set zich axiaal uitstrekkende omvouwarmen omvat, waarbij elke omvouwarm voorzien is van een naar het betreffende hielringsegment georiënteerd eerste einde dat voorzien is van een rolelement 15 voor het direct in contact komen met een bandcomponent, en waarbij elke omvouwarm aan een van het betreffende hielringsegment af gericht tweede einde via een zwenkas verbonden is met een longitudinaal verschuifbaar, ringvormig omvouwarmsegment dat om de longitudinale as is geplaatst, 20 waarbij de bandenbouwtrommel verder voorzien is van middelen voor het axiaal en radiaal bewegen van elke set armen van een eerste positie waarin de rolelementen van de set armen een althans nagenoeg gesloten ring vormen naar een tweede positie voor het drukken van een deel van de bandcomponenten 25 geplaatst buiten de hielringsegmenten tegen het geëxpandeerde deel van de bandcomponenten geplaatst binnen de hielringsegmenten, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap bevat van het zodanig uitvoeren van de bandenbouwtrommel dat de middelen voor het axiaal en radiaal 30 bewegen van elke set omvouwarmen een longitudinaal verschuifbaar, ringvormig stuursegment omvatten dat voorzien is van een hellend stuurvlak dat in axiale richting van een betreffende hielringsegment naar buiten helt in de richting van de longitudinale as af, waarbij elke omvouwarm is voorzien van een tussen de beide einden van de omvouwarm 5 gelegen stuurelement dat in aanligging met het stuurvlak brengbaar is, en waarbij het ringvormige stuursegment voorzien is van een aanslag voor een ringvormige omvouwarmsegment, waarbij het ringvormige omvouwarmsegment gelegen is tussen het betreffende ringvormige stuursegment 10 en het betreffende hielringsegment, waarbij in de eerste positie van de omvouwarmen de aanslag van het ringvormige stuursegment op afstand van het ringvormige omvouwarmsegment is gelegen, en dat de werkwijze de stap omvat van het zodanig kiezen van de onderlinge afstanden in axiale 15 richting gezien tussen een hielringsegment, het eerste einde en het stuurelement van een betreffende omvouwarm, dat vanuit de situatie waarbij de omvouwarmen zich in de eerste positie bevinden bij beweging van het stuursegment naar het hielringsegment toe het stuurvlak tegen het stuurelement 20 komt aan te liggen zodat het rolelement uit de eerste positie beweegbaar is, waarna bij verdere beweging van het stuursegment naar het hielringsegment toe het rolelement aan het eerste einde van de omvouwarm het deel van de bandcomponenten buiten de hielringsegmenten tegen een op het 25 hielringsegment plaatsbare hielringkern aandrukt onder gelijktijdige beweging van het rolelement van de longitudinale as af, waarbij het stuurelement zich langs het stuurvlak beweegt totdat de aanslag van het ringvormige stuursegment tegen het ringvormige omvouwarmsegment komt aan 30 te liggen, waarna de omvouwarm om de zwenkas zwenkt en het stuurelement vrij van het stuurvlak komt te liggen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de werkwijze verder de stap omvat van het zodanig uitvoeren van de bandenbouwtrommel dat het rolelement en het 35 stuurelement van een omvouwarm in de eerste positie van de omvouwarm althans ongeveer op dezelfde radiale afstand van de longitudinale as zijn gelegen.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de werkwijze verder de stap omvat van het zodanig uitvoeren van de bandenbouwtrommel dat in de eerste positie van de omvouwarm de zwenkas van de omvouwarm op een kleinere 5 radiale afstand van de longitudinale as is gelegen dan het rolelement en het stuurelement.

4. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap omvat van het zodanig kiezen van de grootte van de helling van het 10 stuurvlak dat bij beweging van het stuursegment naar het hielringsegment toe een gewenste axiale druk op de bandcomponenten wordt gerealiseerd.

5. Bandenbouwtrommel die een longitudinale as heeft en is voorzien van twee hielringsegmenten die om de 15 longitudinale as geplaatst zijn en op afstand van elkaar gelegen zijn, waarbij elk hielringsegment bestemd is voor het ondersteunen van een hielringkern, van middelen voor het radiaal expanderen van een deel van de bandcomponenten dat geplaatst is tussen de ringsegmenten, waarin de 20 bandenbouwtrommel aan elke weerszijde buiten de hielringsegmenten een set zich axiaal uitstrekkende omvouwarmen omvat, waarbij elke omvouwarm voorzien is van een naar het betreffende hielringsegment georiënteerd eerste einde dat voorzien is van een rolelement, en waarbij elke 25 omvouwarm aan een van het betreffende hielringsegment af gericht tweede einde via een zwenkas verbonden is met een longitudinaal verschuifbaar, ringvormig omvouwarmsegment dat om de longitudinale as is geplaatst, waarbij de bandenbouwtrommel verder voorzien is van middelen voor het 30 axiaal en radiaal bewegen van elke set armen van een eerste positie waarin de rolelementen van de set armen een althans nagenoeg gesloten ring vormen naar een tweede positie voor het drukken van een deel van de bandcomponenten geplaatst buiten de hielringsegmenten tegen het geëxpandeerde deel van 35 de bandcomponenten geplaatst binnen de hielringsegmenten, waarbij de middelen voor het axiaal en radiaal bewegen van elke set armen een longitudinaal verschuifbaar, ringvormig stuursegment omvatten dat voorzien is van een hellend stuurvlak dat in axiale richting van een betreffende hielringsegment naar buiten helt in de richting van de longitudinale as af, waarbij elke omvouwarm is voorzien van 5 een tussen de beide einden van de omvouwarm gelegen stuurelement dat in aanligging met het stuurvlak brengbaar is, en waarbij het ringvormige stuursegment voorzien is van een aanslag voor een ringvormige omvouwarmsegment, waarbij het ringvormige omvouwarmsegment gelegen is tussen het 10 betreffende ringvormige stuursegment en het betreffende hielringsegment, waarbij in de eerste positie van de omvouwarmen de aanslag van het ringvormige stuursegment op afstand van het ringvormige omvouwarmsegment is gelegen, waarbij de onderlinge afstanden in axiale richting gezien 15 tussen een hielringsegment, het eerste einde en het stuurelement van een betreffende omvouwarm, een zodanige grootte hebben dat de werkwijze volgens conclusie 1 uitvoerbaar is.

6. Bandenbouwtrommel volgens conclusie 5, met het 20 kenmerk, dat het rolelement en het stuurelement van een omvouwarm in de eerste positie van de omvouwarm althans ongeveer op dezelfde radiale afstand van de longitudinale as zijn gelegen.

7. Bandenbouwtrommel volgens conclusie 6, met het 25 kenmerk, dat in de eerste positie van de omvouwarm de zwenkas van de omvouwarm op een kleinere radiale afstand van de longitudinale as is gelegen dan het rolelement en het stuurelement. -o-o-o-o-o-o-o-o- AS/HZ