NL2000621C2

NL2000621C2 - Inrichting voor het bewerken van ingevoerde gegevens.

Info

Publication number: NL2000621C2
Application number: NL2000621A
Authority: NL
Inventors: Albertus Petrus George Van Meeteren
Original assignee: Meeteren Albertus Petrus Georg
Priority date: 2007-05-01
Filing date: 2007-05-01
Publication date: 2008-11-04
Also published as: US8648813B2; CN101669089A; WO2008133505A1; EP2142981A1; JP2010526367A; US20100127982A1

Description

INRICHTING VOOR HET BEWERKEN VAN INGEVOERDE GEGEVENS

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewerken van ingevoerde gegevens door middel van instructies 5 en het uitvoeren van de bewerkte gegevens, omvattende een centrale gegevensverwerkingseenheid, geheugenmiddelen waarin de instructies zijn opgeslagen, gegevensinvoermiddelen voor het invoeren van de gegevens en gegevensuitvoermiddelen voor het uitvoeren van de bewerkte gegevens, waarbij de 10 gegevensinvoermiddelen zijn ingericht om een invoerbeweging van een gebruiker in ten minste twee dimensies te detecteren, en waarbij de gegevensverwerkingseenheid is ingericht om representanten van de richtingen van de gedetecteerde invoerbeweging te bepalen.

15

Dergelijke inrichtingen zijn algemeen bekend.

Een beeldscherm wordt meestal gebruikt als een gegevensuitvoermiddel. Het beeldscherm maakt het resultaat 20 zichtbaar van de berekeningen van de computer. Het beeldscherm kan dienstbaar zijn aan gegevensinvoermiddelen als toetsenbord en muis. Het beeldscherm kan echter ook zelfstandig gegevensinvoermiddel zijn. De inrichting die er gebruik van maakt, ontvangt dan opdrachten door aanraking van 25 het scherm met hand of pen (stylus) .

De mogelijkheid de inrichting opdracht te geven door aanraking van het beeldscherm, wordt op het moment gebruikt door op delen van het beeldscherm voorstellen voor opdrachten 30 te doen, in de vorm van gesimuleerde knoppen en dergelijke, óf door het registreren en vasthouden van over het beeldscherm gemaakte bewegingen (een tekening, bijvoorbeeld schrifttekens).

2

De eerste techniek wordt toegepast op een zogeheten aanraakscherm ("touchscreen"). De aanraking vindt dan veelal met de hand plaats. De techniek is vaak aanwezig in de openbare ruimte in de vorm van geldautomaten, 5 museum-presentaties en dergelijke. Gebruik van gesimuleerde knoppen op een beeldscherm vindt ook plaats als noodzakelijke ondersteuning van gegevensinvoermiddelen als de 'muis'.

De tweede techniek treft men aan bij bijvoorbeeld Personal 10 Digital Assitant, de tablet-pc, Computer Aided Design, electronic books. Hier wordt meestal een pen (stylus) gebruikt. Bij dit gebruik ziet men het gevoelige scherm als een stuk papier, waarop men sporen trekt; men tekent of schrij ft.

15

De eerste techniek maakt het nodig dat de hand van de gebruiker rechtstreeks of via de muis naar een afgebakende plaats op het scherm gaat om een opdracht af te geven. De tweede techniek is beperkt tot het vormen van beelden. Pas op 20 indirecte manier kunnen deze beelden omgezet worden in meer inhoudelijke instructies aan de inrichting.

Het doel van de uitvinding is de stand van de techniek te verbeteren, in het bijzonder bovengenoemde beperkingen op te 25 heffen, en een efficiëntere, gemakkelijkere en/of eenvoudigere inrichting voor het bewerken van ingevoerde gegevens te verschaffen

Hiertoe is de gegevensverwerkingseenheid voorts ingericht om 30 in afhankelijkheid van de bepaalde waarden van de representanten van de richtingen van de invoerbeweging, en mits een minimale lengte of duur overschreden is, onafhankelijk van de lengte of duur van de invoerbeweging, 3 een vooraf bepaalde instructie uit het geheugen uit te voeren. Een dergelijke manier van instructies geven maakt de invoer van een instructie onafhankelijk van plaats waar deze op het schrijfvlak van het beeldscherm gegeven wordt; de 5 instructie is alleen gerelateerd aan de richting van de invoerbeweging.

Bij voorkeur is de gegevensverwerkingseenheid ingericht om in afhankelijkheid van een invoercyclus bestaande uit een 10 beginrichting en ten minste één daarvan afwijkende volgrichting van de invoerbeweging de vooraf bepaalde instructie uit het geheugen uit te voeren. En bij voorkeur omvat de invoercyclus een vooraf bepaald aantal richtingen (of wendingen), bijvoorbeeld twee. Voor het ingeven van een 15 invoercyclus, die moet leiden tot de uitvoer van een instructie, zijn dan twee handelingen voldoende; een schrijfrichting kiezen en van schrijfrichting veranderen.

Bij voorkeur is de gegevensverwerkingseenheid ingericht om 20 een representant van een richting van een invoerbeweging als begin van een nieuwe invoercyclus te beschouwen, wanneer de voorgaande invoercyclus is voltooid. Er zal hierdoor een vaste maat in invoerbewegingen ontstaan, waarbij elke ten minste twee handelingen, te weten het kiezen van een richting 25 en het afwijken van deze richting, tot uitvoer van een opdracht zal leiden.

Bij voorkeur kent het invoerschrift aan acht richtingen betekenis toe: vier beginrichtingen en vier volgrichtingen.

30 Als gevolg van de keuze voor telkens vier mogelijke richtingen en een cyclus van twee bewegingen binnen één invoercyclus, zijn er zestien verschillende invoercycli. Daarnaast kan er nog onderscheid gemaakt worden tussen de 4 hand (links of rechts) waarmee een invoercycli geschreven is. Dit levert een verdubbeling op van het aantal mogelijke invoercycli: twee-en-dertig. Op basis van deze twee-en-dertig mogelijke invoercycli worden de computer-instructies in 5 clusters van twee-en-dertig verdeeld. Het aantal mogelijke invoercycli kan worden verhoogd door een gegevensinvoermiddel van meerdere schrijfvlakken te voorzien, of meerdere gegevensinvoermiddelen hierop in te richten.

10 Bij voorkeur staan de beginrichtingen althans in hoofdzaak haaks op elkaar en bij voorkeur zijn de volgrichtingen 450 gedraaid ten opzichte van de beginrichtingen. Een invoercyclus bestaat op deze manier uit een bij voorbeeld horizontale of verticale beginrichting en een daarvan 15 afwijkende, bijvoorbeeld 450 gedraaide ten opzichte van de beginrichtingen, volgrichting.

Bij voorkeur is de gegevensverwerkingseenheid ingericht om een representant van ten minste een tweede richting van een 20 invoerbeweging als representant van een volgrichting van een invoercyclus te beschouwen, als deze althans in hoofdzaak overeenkomt met een richting uit een groep volgrichtingen die afwijken van de richtingen uit de groep beginrichtingen. En meer bij voorkeur is de gegevensverwerkingseenheid ingericht 25 om een representant van een richting van een invoerbeweging als begin van een nieuwe invoercyclus te beschouwen, als deze althans in hoofdzaak overeenkomt met een richting uit een groep voorafbepaalde beginrichtingen. Wanneer nu na een beginrichting weer een beginrichting ingevoerd wordt, voordat 30 de bepaalde hoeveelheid wendingen of richtingen binnen een invoercyclus zijn gemaakt, zal deze tweede beginrichting als begin van een nieuwe invoercyclus worden beschouwd.

5

Bij voorkeur is de gegevensverwerkingseenheid voorts ingericht om een representant van ten minste een tweede richting van een invoerbeweging pas als representant van een nieuwe richting te beschouwen als deze gedurende een minimale 5 lengte of duur althans in hoofdzaak afwijkt van de daaraan voorafgaande richting. Er is een marge nodig waarbinnen een afwijking van de rechte lijn nog niet als keuze voor een andere richting wordt begrepen. Zonder een dergelijk marge zou de gebruiker gedwongen zijn strakke lijnen te trekken, 10 zonder bibber of aarzeling en exact de juiste hoeken in de schrijfbeweging te maken. De gebruiker stelt deze marge in, hij bepaalt daarmee de minimale lengte van een richting bij het geven van opdrachten aan de gegevensverwerkingseenheid. Hij bepaalt namelijk de breedte van het gebied waarbinnen een 15 richtingverandering nog niet wordt begrepen als een keuze volgende invoerbeweging. De minimaal af te leggen afstand is de wortel uit tweemaal het kwadraat van deze ingestelde marge (Pythagoras). De breedte van het grensvlak is tweemaal de ingestelde marge.

20

De gebruiker kan een maximale lengte van de beweging bepalen. Bij overschrijding van deze maximale lengte, wordt de gebruiker bij voorkeur gedurende de lengte van de in de vorige alinea genoemde marge of desgewenst een veelvoud 25 daarvan, geïnformeerd over deze overschrijding door een uitvoermiddel. Na het afleggen van de marge of het veelvoud daarvan, wordt de nieuw gekozen richting bepaald door de richting die de invoerbeweging heeft op het moment dat ook deze extra afstand is afgelegd.

30

Bij voorkeur wordt voor de detectie van een beginrichting het schrijfvlak gedacht als vierkant dat in vieren wordt gedeeld door de twee diagonalen. Voor detectie van de vervolgrichting 6 is het schrijfvlak gedacht als vierkant dat in vieren gedeeld wordt door de middellijnen. Bij overschrijding van de ingestelde marge bevindt het bewegende deel van het invoermiddel zich op het punt waar de twee virtuele lijnen 5 elkaar binnen het virtuele schrijfvlak voor de volgende invoerbeweging kruisen. Dit fictieve opvolgende schrijfvlak is gedacht in een hoek van 45 graden ten opzichte van het fictieve schrijfvlak dat verlaten wordt, gedurende de lengte van de beweging die nodig is om de grens van het nieuwe 10 grensgebied te bereiken. Als gevolg van deze fictieve relatieve draaiing van het schrijfvlak onder het bewegende invoermiddel, blijft de kortste afstand om de ingestelde grenslijn te bereiken een hoek van 45 graden of een veelvoud daarvan maken, ten opzichte van de voorgaande 15 bewegingsrichting.

Bij voorkeur wordt de lengte geregistreerd van de afstanden die de gebruiker nodig had om het punt te bereiken waar richtingveranderingen definitief werden door het bereiken van 20 de grenslijn. Op basis van deze registraties wordt berekend welke hoek het virtuele schrijfvlak bij elke afzonderlijke richting dient te hebben om te bereiken dat de schrijvende hand de kortste route vindt om de richtingkeuze kenbaar te maken. Door deze voorziening vindt er spontaan aanpassing 25 plaats aan de schrijfhand van de gebruiker.

Bij voorkeur verwijst ten minste een van de invoercycli naar een andere cluster van invoercycli. Alle invoercycli zijn door middel van dergelijke verwijzende invoercycli met elkaar 30 verbonden. De clusters zijn in een hiërarchisch verband met elkaar gebracht. Er is één centrale overkoepelende cluster.

7

Bij voorkeur wordt de representant van ten minste een tweede richting van een invoercyclus bepaald als relatieve afwijking van de representant van de daaraan voorafgaande richting. Op deze manier is de te vormen invoercyclus, naast 5 onafhankelijkheid van de lengte van de invoerbeweging, ook onafhankelijk van de gekozen beginrichting; alleen de relatieve afwijking van een richting vormt een invoercyclus.

Bij voorkeur omvatten de gegevensinvoermiddelen een muis, een 10 trackball, een joystick of een gelijkend gegevensinvoerapparaat aangezien dergelijke invoerapparaten ook geschikt zijn om richtingen in te voeren.

Bij voorkeur omvatten de gegevensinvoermiddelen tevens 15 middelen voor het uitvoeren van gegevens, bijvoorbeeld een touchscreen. En bij voorkeur informeren de gegevensuitvoermiddelen over de actuele fase waarin de invoercyclus zich bevindt. Zo kan aan de gebruiker op de plaats waar de instructie gevormd wordt op het touchscreen, 20 een keuze worden aangeboden van de verschillende begin- en/of volgrichtingen en de daaraan gekoppelde instructies.

Bij voorkeur omvatten de instructies in de geheugenmiddelen het plaatsen van lettertekens. En bij voorkeur omvatten de 25 instructies in de geheugenmiddelen rekenkundige instructies. En meer bij voorkeur omvatten de instructies in de geheugenmiddelen instructies voor typografische opmaak.

Bij voorkeur omvatten de instructies in de geheugenmiddelen 30 voorts instructies om opdrachten binnen ingelezen digitale bestanden (waaronder computerprogramma's), toe te kennen aan invoercycli. Tevens omvatten de instructies in de geheugenmiddelen instructies om de betekenis te presenteren 8 op het gegevensuitvoermiddel van het gegevensinvoermiddel of een ander gegevensuitvoermiddel van elke op enig moment middels een bepaalde invoercyclus aanroepbare opdracht.

Indien er meerdere clusters van opdrachten worden onderkend, 5 worden verbindingen tussen deze clusters gelegd via een of meerdere invoercycli die tot een cluster behoren. Op het gegevensuitvoermiddel van het gegevensinvoermiddel en/of op andere gegevensuitvoermiddelen wordt geïnformeerd over de aanwezigheid van clusters en de invoercycli waarmee deze te 10 ontsluiten zijn. Er kan ook voor gekozen worden de hiërarchische verbindingen tussen de clusters te verzorgen door een apart net van invoercycli. Een dergelijk apart net kan worden toegekend aan een apart schrijfvlak.

15 Bij voorkeur omvatten ten minste een deel van de instructies in de geheugenmiddelen een reeks deelinstructies. En bij voorkeur omvat de inrichting middelen om de richtingen van invoercycli te kunnen opslaan in macro-bestanden. En bij voorkeur omvatten de instructies in de geheugenmiddelen het 20 uitvoeren van de macro-bestanden. De macro-bestanden bestaan uit een opsomming van de gekozen invoercycli. Opgemerkt wordt dat een macro volledig opgenomen kan worden, anders dan het geval is bij bediening van een gegevensverwerkingseenheid die met een muis wordt bediend. Er hoeft geen gecompliceerd spoor 25 van de muisaanwijzer ( = muisbewegingen) over het scherm vastgelegd te worden, hetgeen er nu reden voor is om muisbewegingen niet in macro's op te nemen. In de uitvinding is lengte van de gedetecteerde bewegingen irrelevant, aangezien alleen van belang is in welke richting de 30 invoercyclus begint en welke zwenking er in de invoercyclus gemaakt wordt. De macro-bestanden kunnen bewerkt worden. Daartoe is een macro-taal beschikbaar.

9

Bij voorkeur omvat het gegevensinvoermiddel een of meerdere energievoorzieningen, een of meer op het doel van het gegevensinvoermiddel toegesneden gegevensverwerkingseenheden, en eveneens een of meer op dat doel toegesneden 5 geheugenmiddelen. Hierdoor kunnen gegevens met behulp van het invoermiddel en daarmee opgenomen macro's worden ingevoerd zonder dat het gegevensverwerkingsinrichting zelf is ingeschakeld. Tevens kan met gebruikmaking van de macro-opname invoer plaats vinden op een andere locatie dan 10 die van de gegevensverwerkingsinrichting, of terwijl de gegevensverwerkingsinrichting zelf actief is voor andere opdrachten dan het ontvangen van opdrachten.

Bij voorkeur omvatten de geheugenmiddelen van het 15 gegevensinvoermiddel instructies om invoercycli om te zetten in de codes voor toetsaanslagen, zoals deze zijn gedefinieerd voor het "QWERTY"-toetsenbord of andere standaard-toetsenborden. Dit maakt het mogelijk het gegevensinvoermiddel ook te gebruiken bij andere dan de hier 20 beschreven gegevensverwerkingsinrichting.

Bij voorkeur omvatten de invoermiddelen aparte invoermiddelen voor de linkerhand en voor de rechterhand. En bij voorkeur zijn in de geheugenmiddelen twee sets aan instructies 25 opgeslagen ter uitvoering voor de verschillende handen. Op deze manier is het mogelijk om met behulp van twee invoermiddelen, bijvoorbeeld styli, in het geval van een beginrichting en één volgrichting, tweemaal zestien verschillende invoercycli te vormen.

30

Bij voorkeur kunnen tevens met behulp van een toetsenbord invoercycli gevormd worden. De hierboven bij wijze van voorbeeld genoemde zestien maal twee invoercycli geven 10 toegang tot alle mogelijke instructies. Deze twee-en-dertig invoercycli kunnen worden toegekend aan twee-en-dertig toetsen op een toetsenbord. Men kan aan deze twee-en-dertig toetsen enkele toetsen toevoegen om daar generieke opdrachten 5 aan toe te kennen. Bij voorkeur kunnen tevens met behulp van vier toetsen invoercycli gevormd worden. Bij voorkeur kan tevens met behulp van een toets die drukverschillen tussen delen van de toets kan detecteren, invoercycli gevormd worden.

10

Ten overvloede zij opgemerkt dat de inrichting voor het bewerken van ingevoerde gegevens, zelfstandig kan functioneren, maar ook dienstbaar kan zijn aan andere inrichtingen.

15

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarbij: - Figuur 1 schematisch een invoercyclus weergeeft; 20 - Figuur 2 de marge voor het afwijken van een rechte lijn schematisch weergeeft; — Figuur 3 schematisch de acht richtingen van de 25 invoerbeweging toont; — Figuur 4 een schermopbouw voor gebruik van de uitvinding schematisch weergeeft; 30 — Figuur 5-8 schematisch een voorbeeld van het gebruik van het schrift volgens de uitvinding weergeven; 11 - Figuur 9 een opstelling volgens de uitvinding schematisch toont en; — Figuur 10 een invoerbeweging met daarin de begin- 5 en volgrichtingen toont.

In figuur 1 is schematisch een invoercyclus 1 weergegeven. Op een punt 5 wordt de invoerbeweging gestart en wordt er een richting gekozen: een beginrichting 2. Op een punt 4 wordt 10 een nieuwe richting naar een punt 6 gekozen: een volgrichting 3. Een invoercyclus 1 bestaat dus uit het kiezen van de beginrichting 2 en het afwijken daarvan in de volgrichting 3.

In figuur 2 is een marge 8 waarbinnen een afwijking van een 15 rechte lijn nog niet als richtingkeuze wordt begrepen schematisch weergegeven. Deze marge 8 wordt door de gebruiker ingesteld en bepaald daarmee een minimale lengte 10 van een richting. De marge 8 wordt ingesteld voor de minimale lengte 10 van de lijn die vanaf de huidige positie een haakse hoek 20 vormt met een richting 2a of 3a. Hoe scherper de hoek is die een schrijflijn 7 maakt ten opzichte van de bewegingsrichting 2a of 3a, hoe langer een feitelijke richtingverandering 9 zal uitvallen. Indien de richtingverandering 9 gelijk is aan de minimale lengte 10, is het niet duidelijk welke richting van 25 twee wordt gekozen. De gebruiker wordt van deze onzekerheid op de hoogte gesteld via een scherm. Hij lost het gerezen probleem op door een duidelijke zwenking (negentig graden) naar links of naar rechts te maken.

30 Het schrift volgens de uitvinding kent aan acht richtingen betekenis toe, welke zijn weergegeven in figuur 3. De vier beginrichtingen lla-d lopen in horizontale en verticale richting en staan loodrecht op elkaar en de volgrichtingen 12 12a-d zijn 450 gedraaid ten opzichte van de beginrichtingen lla-d. Een invoercyclus begint altijd met een van de vier beginrichtingen lla-d en vervolgens wordt van richting veranderd in een van de volgrichtingen 12a-d en is de 5 invoercyclus voltooid. Wanneer na een van de beginrichtingen lla-d wéér een richting van de beginrichtingen lla-d wordt gekozen, wordt dit als begin van een nieuwe invoercyclus beschouwd.

10 In figuur 10 is de schrijflijn 7 vanuit de linkerbovenhoek weergegeven. In de figuur zijn volgrichtingen 12 en beginrichtingen 11 ingetekend. Van deze begin- en volgrichtingen lla-d en 12a-d zijn marges 51a-d, respectievelijk 52 a-d aangegeven. Een richting 3a volgt in 15 eerste instantie de volgrichting 12d, waarvan bij een punt 4a afgeweken wordt, waarna een richting 3b de volgrichting 12b heeft. Wanneer de schrijflijn 7 de marge 52b van de volgrichting 12b overschrijdt op een punt 4b, kan de gebruiker kiezen uit een richting uit de beginrichtingen 11, 20 welke zijn ingetekend rond het punt 4b. Door nu één van de richtingen lla-d te kiezen, wordt een nieuwe invoercyclus geïnitieerd. Opgemerkt moet worden dat in dit voorbeeld een invoercyclus uit drie richtingen bestaat, één beginrichting (niet weergegeven) en twee richtingen 3a en 3b met 25 volgrichtingen 12d en 12b.

In figuur 4 is een scherm voor in- en uitvoer, bijvoorbeeld een touchscreen, voor gebruik van de uitvinding weergegeven. Het scherm heeft een aan-uit-knop (optioneel: een knop 30 waarmee geschakeld kan worden tussen pen-bediening en vingerbediening). Daarnaast zijn er links en rechts geprojecteerde knoppen 13 voor een helpfunctie. Er is een statusbalk 14 onderaan en een vak 18 voor het resultaat van 13 een instructie bovenaan. Bovenaan bevinden zich tevens twee-en-dertig informatie-vakken 15, voor elke invoercyclus één, indien gewenst ook door aanraking te bedienen. In het midden bevinden zich acht virtuele toetsen 16. Met deze 5 toetsen 16 worden door aanraking generieke opdrachten gegeven. Het scherm zal worden beschreven met twee digitale pennen (stylus), in elke hand één, op de vlakken 17a en 17b die hiervoor links en rechts zijn bestemd. Hierdoor maakt het bij gebruik van het scherm niet uit of men voorkeur heeft 10 voor links of voor rechts. De gebruiker kan het scherm naar zijn voorkeur instellen.

In de figuren 5 tot en met 8 is een voorbeeld gegeven voor het invoeren van instructies voor tekstverwerken met het 15 schrift volgens de uitvinding.

Als een pen 19a of 19b op het scherm wordt geplaatst zoals weergegeven in figuur 5, wordt op het scherm rond een pen 19a of 19b geprojecteerd welke instructies onder de vier 20 richtingen te vinden zijn. Vier doorgangs-cirkels 22 bevatten symbolen die staan voor de instructies die worden uitgevoerd wanneer de gebruiker de richting kiest naar de betreffende cirkel of quadrant. Een rechter-cirkel 23 is hier ten behoeve van de leesbaarheid (bedekking door schrijfhand) naar boven 25 verplaatst. Voor de linkerhand wordt de linker-cirkel op deze manier verplaatst. De gebruiker kan er voor kiezen de instructie over te kiezen richtingen uit te schakelen en/of de informatie-vensters. Hij kan de functie weer activeren door een van de twee help-toetsen 13 aan te raken.

30

De linkerpen 19a is in rust. De rechterpen 19b heeft daarna een beweging naar boven gemaakt, de beginrichting lid in figuur 3. Gevolg is dat een bovenste cirkel 20 actief is 14 geworden. De gezochte letter (de 'i') bevindt zich in dit voorbeeld in een quadrant 21 rechtsboven.

In figuur 6 wordt de pen 19b naar rechtsboven getrokken, de 5 volgrichting 12a uit figuur 3, De ’i’ wordt op de plaats in het vlak 18 geplaatst. De tekst schuift op naar links. De volgende letter kan gekozen worden.

In figuur 7 wordt gezocht naar de letter 'f'. Na de opdracht 10 'i' heeft de cirkel 20a aan de rechterkant plaats gemaakt voor de doorgangs-cirkels 22, die horen bij de beginfase van een invoercyclus. De letter 'f' staat in dit voorbeeld in de rechter-cirkel 23.

15 In figuur 8 wordt de opdracht de 'f' op het scherm te presenteren gegeven door een beweging naar linksonder, de volgrichting 12b uit figuur 3. De gebruiker ontleent deze informatie aan óf een cirkel 23a die na de beginfase is verschenen óf uit een relevant informatie-venster. In de 20 tekening is de beweging naar de 'f'-instructie gemaakt. De gevraagde 'f' is geschreven. De tekst in het vlak 18 is verder naar links opgeschoven. De actieve cirkel 23a is weer van het scherm verdwenen (ten behoeve van deze presentatie is een schim ervan ingetekend). De menu-cirkels 22 staan klaar 25 voor de volgende letter, de 't'.

In figuur 9 is een inrichting 30 volgens de uitvinding weergegeven. De inrichting 30 bestaat uit een presentatie-scherm 31 en een invoerscherm 32. Achterop het invoerscherm 30 32 zijn aan de zijkanten 33a en 33b toetsen aangebracht waarmee versneld invoercycli ingevoerd kunnen worden. Het invoerscherm 32 bestaat uit een touchscreen, waar met behulp van pennen 19a en 19b op geschreven kan worden.

Claims

1. Inrichting voor het bewerken van ingevoerde gegevens door middel van instructies en het uitvoeren van de 5 bewerkte gegevens, omvattende een centrale gegevensverwerkingseenheid, geheugenmiddelen waarin de instructies zijn opgeslagen, gegevensinvoermiddelen voor het invoeren van de gegevens en gegevensuitvoermiddelen voor het uitvoeren van de bewerkte gegevens, waarbij de 10 gegevensinvoermiddelen zijn ingericht om een invoerbeweging van een gebruiker in ten minste twee dimensies te detecteren, en waarbij de gegevensverwerkingseenheid is ingericht om representanten van de richtingen van de gedetecteerde 15 invoerbeweging te bepalen, met het kenmerk, dat de gegevensverwerkingseenheid voorts is ingericht om in afhankelijkheid van de bepaalde waarden van de representanten van de richtingen van de invoerbeweging, en mits een minimale lengte of duur overschreden is, 20 onafhankelijk van de lengte of duur van de invoerbeweging, een vooraf bepaalde instructie uit het geheugen uit te voeren.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de 25 gegevensverwerkingseenheid is ingericht om in afhankelijkheid van een invoercyclus bestaande uit een beginrichting en ten minste één daarvan afwijkende volgrichting van de invoerbeweging de vooraf bepaalde instructie uit het geheugen uit te voeren. 30

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de invoercyclus een vooraf bepaald aantal richtingen omvat.

4. Inrichting volgens een van de conclusies 2 of 3, waarbij de gegevensverwerkingseenheid is ingericht om een representant van een richting van een invoerbeweging als begin van een nieuwe invoercyclus te beschouwen, wanneer 5 de voorgaande invoercyclus is voltooid.

5. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 4, waarbij de gegevensverwerkingseenheid is ingericht om een representant van een richting van een invoerbeweging 10 als begin van een nieuwe invoercyclus te beschouwen, als deze althans in hoofdzaak overeenkomt met een richting uit een groep voorafbepaalde beginrichtingen.

6. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 5, 15 waarbij de gegevensverwerkingseenheid is ingericht om een representant van ten minste een tweede richting van een invoerbeweging als representant van een volgrichting van een invoercyclus te beschouwen, als deze althans in hoofdzaak overeenkomt met een richting uit een groep 20 volgrichtingen die afwijken van de richtingen uit de groep beginrichtingen.

7. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 6, waarbij de gegevensverwerkingseenheid voorts is 25 ingericht om een representant van ten minste een tweede richting van een invoerbeweging pas als representant van een nieuwe richting te beschouwen als deze gedurende een minimale lengte of duur althans in hoofdzaak afwijkt van de daaraan voorafgaande richting. 30

8. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 7, waarbij de representant van ten minste een tweede richting van een invoercyclus wordt bepaald als relatieve afwijking van de representant van de daaraan voorafgaande richting.

9. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 8, 5 waarbij de beginrichtingen althans in hoofdzaak haaks op elkaar staan.

10. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 9, waarbij de volgrichtingen 450 gedraaid zijn ten opzichte 10 van de beginrichtingen.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot en met 10, waarbij de gegevensinvoermiddelen een muis of een trackball omvatten. 15

12. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 11, waarbij tevens met behulp van een toetsenbord invoercycli gevormd kunnen worden.

13. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot en met 12, waarbij de gegevensinvoermiddelen tevens middelen voor het uitvoeren van gegevens omvatten, bijvoorbeeld een touchscreen.

14. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 13, waarbij de gegevensuitvoermiddelen informeren over de actuele fase waarin de invoercyclus zich bevindt.

15. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot en met 30 14, waarbij de instructies in de geheugenmiddelen het plaatsen van lettertekens omvatten.

16. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot en met 15, waarbij de instructies in de geheugenmiddelen rekenkundige instructies omvatten.

17. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot en met 16, waarbij de instructies in de geheugenmiddelen instructies voor typografische opmaak omvatten.

18. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot en met 10 17, waarbij ten minste een deel van de instructies in de geheugenmiddelen een reeks deelinstructies omvatten.

19. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot en met 18, waarbij de invoermiddelen aparte invoermiddelen 15 omvatten voor de linkerhand en voor de rechterhand.

20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij in de geheugenmiddelen twee sets aan instructies zijn opgeslagen ter uitvoering voor de verschillende handen. 20

21. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 20, waarbij de inrichting middelen omvat om de richtingen van invoercycli te kunnen opslaan in macro-bestanden. 25

22. Inrichting volgens conclusie 21, waarbij de instructies in de geheugenmiddelen het uitvoeren van de macro-bestanden omvatten.