NL2000568C2

NL2000568C2 - Sluitring voor een fles, samenstel en werkwijze voor het aanbrengen daarvan.

Info

Publication number: NL2000568C2
Application number: NL2000568A
Authority: NL
Inventors: Antonio Giuseppe Perra
Original assignee: 4Sight Innovation Bv
Priority date: 2007-04-02
Filing date: 2007-04-02
Publication date: 2008-10-06

Description

Sluitring voor een fles, samenstel en werkwijze voor het aanbrengen daarvan

De uitvinding betreft een sluitring voor een fles, een samenstel van een dergelijke sluitring en een fles, en een samenstel van een dergelijke sluitring, een fles en een 5 afsluitelement. De uitvinding betreft tevens twee werkwijzen voor het aanbrengen van een dergelijke sluitring op een fles.

Flessen afgesloten met kroonkurken zijn de standaardverpakking voor veel soorten drank, in het bijzonder bier. Een nadeel van een kroonkurk is dat speciaal gereedschap 10 of omslachtige handelingen nodig zijn om de fles te openen. Het mogelijke oplossing is om dergelijke dranken in andere, makkelijker te openen verpakkingen te verkopen. Echter, veel productie- en verpakkingsapparatuur is ingericht op de standaardfles, in het bijzonder de standaard bierfles. Ook belangrijk is dat bierflessen kunnen worden hergebruikt, hetgeen met veel andere verpakkingen niet mogelijk is. Ook 15 geautomatiseerde apparatuur voor het inzamelen, schoonmaken en hergebruik is ingericht op de afmetingen van de standaardfles en niet voor andere soorten verpakkingen geschikt. Voor flessen worden in verschillende regio’s in de wereld verschillende standaarden gebruikt.

20 De uitvinding beoogt een sluiting voor standaardflessen, in het bijzonder voor standaardbierflessen, te verschaffen die eenvoudiger te openen is dan een kroonkurk.

De uitvinding verschaft daartoe een sluitring voor bevestiging op een fles, voorzien van koppelmiddelen ingericht voor samenwerking met contrakoppelmiddelen van een 25 afsluitelement voor mediumdichte afsluiting van de fles. Deze sluitring volgens de uitvinding maakt het mogelijk een standaardfles, die voorheen slechts geschikt was voor kroonkurken, af te sluiten met behulp van een afsluitelement zoals een schroefdop. Aangezien de ring op standaardflessen bevestigd kan worden hoeven bestaande productieprocessen en verpakkingsprocessen slechts minimaal aangepast te worden.

30 Daarnaast is de fles nog steeds herbruikbaar. De fles kan inclusief de sluitring schoongemaakt worden, of de sluitring kan worden verwijderd en eenvoudig vervangen door een nieuwe sluitring. Door de sluitring is het tevens mogelijk de fles te hersluiten met een afsluitelement, hetgeen met een kroonkurk niet goed mogelijk is. De mediumdichte bevestiging houdt in dat tussen de ring en de fles praktisch geen vloeistof 2 en gas door kan. Een dergelijke strakke mediumdichte bevestiging impliceert tevens in dat de ring voldoende wrijfweerstand heeft met de fles om niet mee te draaien onder invloed van draaibewegingen bij dichtdraaien of opendraaien van de schroefdop. Bij voorkeur is de sluitring vervaardigd uit kunststof, hetgeen een goede afsluiting geeft 5 met flessen die doorgaans uit glas zijn vervaardigd. Bij voorkeur is de ring gedimensioneerd voor mediumdichte bevestiging om een uiteinde van een flessehals,

In een voorkeursuitvoering zijn de koppelmiddelen geselecteerd uit de groep bestaande uit een schroefdraad, een bajonetaansluiting, en een klemsluiting. Dergelijke 10 koppelmiddelen zijn bijzonder goed bruikbaar voor de bevestiging van sluitelementen voorzien van met de koppelmiddelen samenwerkende contrakoppelmiddelen om de fles af te sluiten waarop de sluiting bevestigd is.

Het meest bij voorkeur is de buitenzijde van de sluitring is voorzien van een 15 schroefdraad voor bevestiging van een schroefdop. Een schroefdraad geeft een goede, eenvoudig hersluitbare sluiting van een fles, en is geschikt voor hergebruik.

Bij voorkeur is de sluitring gevormd voor mediumdicht aangrijpen op een radiale groef gepositioneerd op een flessehals. Aldus wordt eenvoudig een voldoende stevige 20 bevestiging verkregen. Tevens is de positie van de koppelmiddelen eenvoudig en precies bepaald door de positie van de groef, hetgeen voordelig is bij het geautomatiseerd vullen en sluiten van een fles voorzien van een sluitring volgens de uitvinding. De meeste standaardflessen zijn reeds voorzien van een dergelijke groef.

25 Het is voordelig indien ten minste een naar de fles toe gericht deel van de sluitring is vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal. Aldus is eenvoudig een mediumdichte afsluiting van de sluitring met de fles te realiseren.

Bij voorkeur is de sluitring in hoofdzaak vervaardigd uit een kunststof. Kunststoffen 30 hebben voldoende mediumafdichtende eigenschappen. De standaardfles is in hoofdzaak is vervaardigd van glas, en glas geeft een relatief hoge wrij vingsweerstand met kunststoffen. Bij voorkeur is de kunststof vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal. Hierdoor is afdichting onder een voorspanning mogelijk.

3

Bij voorkeur is de sluitring in hoofdzaak vervaardigd uit polyethyleen tereftalaat (PET) of polycarbonaat (PC). Deze kunststoffen geven niet alleen een voldoende afdichting maar zijn tevens voldoende vormvast bij temperaturen van 100 °C. Dit is belangrijk omdat dergelijke temperaturen voorkomen bij het schoonmaken en desinfecteren van de 5 flessen, waarbij soms heet water en/of stoom gebruikt worden. Door gebruik van polyethyleen tereftalaat (PET) of polycarbonaat (PC) kunnen de flessen inclusief de ring tot gemiddeld 40 maal worden hergebruikt. Zowel PC als PET is als transparante kunststof verkrijgbaar, hetgeen in het bijzonder voordelig is bij glazen flessen omdat de ring daardoor minder opvallend is.

10

De uitvinding verschaft verder een samenstel van een sluitring volgens één de uitvinding en een fles, waarbij de sluitring is bevestigd aan een flessehals van de fles. Aldus is het eenvoudig de fles af te sluiten middels een afsluitelement, te bevestigen aan de koppelmiddelen van de sluitring, alsmede de andere hierboven genoemde voordelen. 15 Bij voorkeur is de sluitring mediumdicht bevestigd om een uiteinde van een flessehals van de fles, waarbij een van de flessehals af gekeerde zijde van de ring is voorzien van een schroefdraad voor bevestiging van een schroefdop.

Het is voordelig indien de ring mediumdicht aangrijpt op een radiale groef van de 20 flessehals. Aldus wordt verlies van drank uit de fles voorkomen, en tevens het binnendringen van zuurstof tussen het flesoppervlak en de ring in een gesloten toestand. De beste mediumdichte afsluiting wordt bereikt door een met de groef vormsluitende ring te gebruiken. Een vormsluitende ring voorkomt tevens holtes waarin micro-organismen zich zouden kunnen nestelen. De radiale groef bewerkstelligt tevens een 25 positionering van de sluitring op een standaardpositie op de flessehals hetgeen bij verdere geautomatiseerde bewerking van het samenstel voordelig is.. Door op een dergelijke groef aan te grijpen, die bij de meeste soorten standaardflessen aanwezig is, is het bijzonder eenvoudig een mediumdichte bevestiging van de sluitring te bewerkstelligen. Tevens ontstaat voldoende wrijfweerstand met het oppervlak van de 30 fles heeft tegen meedraaien van een dop, hetgeen met name van belang is indien een schroefdop wordt gebruikt als aflsuitelement. Bij voorkeur is de ring vormsluitend met de groef.

4

Bij voorkeur grijpt de sluitring onder voorspanning aan op de flessehals. Aldus wordt een goede mediumdichte afsluiting en wrijfweerstand tegen meedraaien verkregen. Voorspanning veronderstelt dat de sluitring een veerkrachtig element omvat.

5 In een voorkeursuitvoering grijpt de sluitring aan op de flessehals onder tussenkomst van een gripring, waarbij ten minste de gripring is vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal. Aldus wordt de ontwerpvrijheid voor de sluitring vergroot, omdat de rest van de sluitring niet vervaardigd hoeft te zijn uit een veerkrachtig materiaal om toch aangrijping onder voorspanning te bewerkstelligen. De gripring kan geïntegreerd zijn 10 met de sluitring.

Het is voordelig indien de sluitring is verbonden met de flessehals middels een verlijming. Aldus wordt eenvoudig voldoende fixatie van de sluitring verkregen, in het bijzonder wrijfweerstand tegen rotatie en ongewenst losschieten van de sluitring.

15

In een gesloten toestand zijn de koppelmiddelen van de sluitring verbonden met contrakoppelmiddelen van een afsluitelement voor mediumdichte afsluiting van de fles. In een voorkeursuitvoering omvat het samenstel tevens een schroefdop welke losneembaar gekoppeld is met de sluitring en in een gesloten toestand de fles 20 mediumdicht afsluit. Aldus wordt de inhoud van de fles mediumdicht afgesloten. Bij voorkeur is het afsluitelement hersluitbaar, zoals een schroefdop.

In een voorkeursuitvoering is het afsluitelement in hoofdzaak vervaardigd uit kunststof, bij voorkeur polypropyleen (PP). Kunststof is een materiaal waarmee een goede 25 mediumdichte afsluiting kan worden bereikt, in het bijzonder indien de koppelmiddelen van de sluitring een schroefdraad zijn. Een eenvoudig recycleerbare en vormbare kunststof, in het bijzonder polypropyleen, heeft hierbij de voorkeur.

In een andere voorkeursuitvoering is het afsluitelement in hoofdzaak vervaardigd uit 30 metaal, bij voorkeur aluminium. Een dergelijk materiaal is eenvoudig aan te brengen en goed recycleerbaar. In het bijzonder is aluminium geschikt voor het vervaardigen van een schroefdop.

5

Bij voorkeur is het afsluitelement voorzien van een mediumdichte afsluit laag, waarbij ten minste de afsluitlaag is vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal, dusdanig dat in een gesloten toestand van de fles de afsluitlaag onder voorspanning het uiteinde van de flessehals afsluit. Aldus ontstaat een grotere ontwerpvrijheid voor de rest van het 5 afsluitelement. De afsluitlaag bewerkstelligt een optimale afsluiting. Hierbij wordt de afsluitlaag bij voorkeur vervaardigd uit een materiaal met hoogwaardige mediumafdichtende eigenschappen, in het bijzonder een lage gasdoorlatendheid zoals elastomere thermoplastische polymeren. Door gebruik van dergelijke hoogwaardige materialen voor de afsluitlaag (de liner) wordt een goede gasdichte afsluiting 10 gegarandeerd, zelfs indien voor de rest van het afsluitelement en de sluitring minder hoogwaardige materialen gebruikt worden. De afsluitlaag kan tussen de mond van de flessehals en het op de mond aansluitende deel van het afsluitelement worden geklemd, maar het afsluitelement kan tevens met het afsluitelement geïntegreerd zijn.

15 Het heeft de voorkeur indien het afsluitelement is voorzien van een verzegeling, welke verbreekbaar is door verplaatsing van de afsluitelement ten opzichte van een de fles mediumdicht afsluitende positie. Aldus is voor een gebruiker eenvoudig te zien of de fles reeds open is geweest. De verplaatsing kan een translatie of een rotatie van ten minste een deel van het afsluitelement omvatten. De verzegeling kan bijvoorbeeld een 20 verbreekbare verbinding tussen de schroefdop en de fles zijn, ingericht voor verbreking bij rotatie van de schroefdop.

Bij voorkeur omvat de verzegeling ten minste één verbreekbare verbinding tussen het afsluitelement en de sluitring. Een dergelijke verzegeling is eenvoudig te realiseerbaar.

25 Voor een schroefdop is een dergelijke verbinding in het bijzonder bruikbaar indien de sluitring is gefixeerd, door bijvoorbeeld wrijfweerstand en/of verlijming, waardoor de sluitring niet met de schroefdop meedraait en de verbinding tussen dop en sluitring bij rotatie van de dop wordt verbroken.

30 In een voorkeursuitvoering omvat de verzegeling ten minste één verbreekbare verbinding omvat tussen het afsluitelement en een op de fles aangrijpend verzegelelement, waarbij het verzegelelement ten opzichte van het uiteinde van de flessehals onder de sluitring op de fles aangrijpt. Bij voorkeur omvat de verzegeling ten minste één verbreekbare verbinding tussen de schroefdop en een op de fles aangrijpende 6 verzegelring, waarbij de verzegelring ten opzichte van het uiteinde van de flessehals onder de sluitring op de fles aangrijpt. Een dergelijke verzegeling is eenvoudig aan te brengen en geeft een betrouwbare verzegeling die met grote zekerheid verbroken zal worden bij openen van de fles.

5

De uitvinding verschaft een werkwijze voor het aanbrengen van een sluitring op een fles, omvattende de bewerkingsstappen: het verschaffen van een sluitring voorzien van koppelmiddelen, bij voorkeur een schroefdraad, volgens de uitvinding, en het onder voorspanning op de flessehals van de fles dringen van de sluitring. Aldus kan op 10 eenvoudige wijze een standaardfles oorspronkelijk bedoeld voor kroonkurken worden voorzien van alternatieve koppelmiddelen, bijvoorkeur voor een hersluitbare sluiting zoals een schroefdraad voor een schroefdop. In een vervolgstap kan bijvoorbeeld het op de koppelmiddelen passende afsluitelement zoals een schroefdop op de koppelmiddelen worden bevestigd.

15

De uitvinding verschaft tevens een andere werkwijze voor het aanbrengen van een sluitring op een fles, omvattende het om een flessehals van de fles spuitgieten van de sluitring en het voorzien van de sluitring van koppelmiddelen. Een dergelijke werkwijze maakt het zeer eenvoudig een sluitring volgens de uitvinding op een standaardfles te 20 bevestigen, zonder het risico op beschadiging op de ring zoals die bij de werkwijze kan optreden waarbij de ring onder voorspanning op de fles wordt gedrukt. Het aanbrengen van de koppelmiddelen kan zijn inbegrepen bij het spuitgieten, of kan een afzonderlijke bewerkingsstap zijn.

25 De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de volgende voorbeelden.

Figuur la-c beschrijft een werkwijze voor het bevestigen van een ring op een flessenhals.

Figuur 2a-c beschrijft een alternatieve werkwijze voor het bevestigen van een ring op 30 een flessenhals.

Figuur 3a-3c beschrijft een werkwijze voor het aanbrengen van een dop op een fles. Figuur 4a-4c beschrijft een alternatieve werkwijze voor het aanbrengen van een dop op een fles.

7

Figuur 5a-b beschrijft voorkeursuitvoeringen van een samenstel van een fles, ring en dop.

Figuur 6a-b beschrijft alternatieve voorkeursuitvoeringen van een samenstel van een fles, ring en dop.

5 Figuur 7a-b beschrijft een samenstel van een fles, ring en dop met een verzegeling. Figuur 8a-b beschrijft een alternatief samenstel van een fles, ring en dop met een verzegeling.

Figuur 9a-b beschrijft een ander alternatief samenstel van een fles, ring en dop met een verzegeling.

10

Figuur la-c beschrijven een werkwijze voor het bevestigen van een ring op een flessenhals. Fig. la toont een sluitring 1, aan de buitenzijde voorzien van een schroefdraad 2, die is gedimensioneerd om in een groef 3 aan het uiteinde van een glazen flessehals 4 te passen. De flessenhals 4 is een standaard flessenhals die 15 traditioneel wordt afgesloten met een kroonkurk. De sluitring 1 is vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal, bij voorkeur een kunststof. In figuur lb wordt de ring lmet behulp van aandrukmiddelen 6 over de verbrede mond 5 van de fles geperst, waarna de ring onder voorspanning in de groef 3 is geklemd, en aldus een schroefdraad 2 op de traditionele flessehals 4 bevestigt. Omdat bij het schroeven de sluitring 1 niet mee mag 20 draaien, dient de wrijvingsweerstand tussen de groef 3 en de sluitring 1 voldoende groot te zijn, hetgeen kan worden bereikt door voldoende voorspanning, en verbeterd kan worden door een materiaalcombinatie te kiezen die een grote wrijvingsweerstand geeft, Andere mogelijkheden voor verbetering van hogere draaiweerstand van de ring ten opzichte van de fles 4 zijn het aanbrengen van een profiel of verruwing aan de 25 binnenzijde van de ring en/of de groef 3, en/of een verlijming tussen de groef 3 en de ring 1. De schroefdraad 2 maakt het mogelijk een dop met schroefdraad op de standaardfles 4 te bevestigen. Een schroefdop is in tegenstelling tot de gebruikelijke kroonkurk hersluitbaar. Voordeel is dat van de standaardfles gebruik gemaakt kan worden, zodat reeds bestaande productie- en verpakkingsinrichtingen niet of nauwelijks 30 aangepast hoeven te worden. In een alternatieve uitvoeringsvorm is alleen de binnenzijde van de sluitring 1 vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal, waarbij het deel van de ring met de schroefdraad 2 is vervaardigd uit een relatief vormvast materiaal. Hierdoor blijft de aansluiting van de ring 1 met de groef 3 optimaal door de 8 voorspanning, terwijl de bevestiging van een schroefdop op de schroefdraad 2 een goede stevigheid heeft.

Figuur 2a-c beschrijft een alternatieve werkwijze voor het bevestigen van een ring op 5 een flessenhals. Uitgaand van een standaard flessehals 10 geschikt voor kroonkurken, voorzien van een groef 11, wordt een mal 12 rond de groef 11 aangebracht met een schroefdraadprofiel, waarna kunststof in de mal 12 wordt gebracht, bijvoorbeeld door spuitgieten. Na uitharden van de vloeibare kunststof is in de groef 11 een sluitring 13 gevormd met een schroefdraad 14, waarop een schroefdop bevestigd kan worden.

10 Doorgaans wordt de kunststof bij verhoogde temperatuur in de mal gebracht. Het is voordelig een kunststof te gebruiken die bij afkoelen krimpt, waardoor de sluitring 13 bij kamertemperatuur onder voorspanning in de groef 11 klemt, waardoor meedraaien met de schroefdop bij openen of dichtmaken van de fles 10 wordt voorkomen. Het is ook denkbaar eerst door spuitgieten of drukken (zie fig. la-lc) een niet-geprofileerde 15 ring van thermoplastisch materiaal in de groef 11 aan te brengen en hier vervolgens middels een mal (eventueel onder verwarming) een schroefdraad in te drukken.

Figuur 3a-3c beschrijft een werkwijze voor het aanbrengen van een dop 15 op een fles 16 die is voorzien van een sluitring met schroefdraad 17 zoals in voorgaande figuren 20 beschreven. De dop 15 heeft bij aanbrengen (fig. 3b) nog geen schroefdraad en valt daarom makkelijk over de schroefdraad in een lineaire beweging. De dop 15 is vervaardigd uit een vervormbaar materiaal, zoals een dunne laag metaal zoals aluminium, of een thermoplastische kunststof zoals polypropyleen. In een volgende stap wordt de dop 15 onder druk op de schroefdraad 17 geperst, zodat zich een schroefdraad 25 18 in de dop 15 vormt. Om het vormen van de schroefdraad 18 te vergemakkelijken, kan tijdens het persen de dop 18 verwarmd worden. Eventueel kan in dezelfde stap een verzegeling 19 om het uiteinde 20 van de flessehals 16 worden aangebracht. De verzegeling 19 is dusdanig geconstrueerd dat deze bij de eerste opening van de fles 16 onherstelbaar wordt verbroken, zodat voor een gebruiker duidelijk is of een fles 16 30 onaangebroken is of al open is geweest. Een dergelijke verzegeling wordt in fig. 7, 8 en 9 in verder detail beschreven. Na gebruik wordt de dop verwijderd, echter de rest van de fles inclusief ring met schroefdraad kan na reinigen worden hergebruikt. Eventueel is het mogelijk de ring bij beschadiging te vervangen.

9

Figuur 4a-4c beschrijft een alternatieve werkwijze voor het aanbrengen van een dop 21 op een fles 22. In dit geval is de dop 21 voorzien van een voorgevormde schroefdraad 23, overeenkomstig met de schroefdraad 24 van een op de fles 22 aangebrachte sluitring 25. De dop 21 wordt op het uiteinde van de fles 22 gedraaid door de dop 22 en/of de 5 fles 22 te draaien. Eventueel kan na het positioneren van de dop 21 een verzegeling 23 op de dop worden aangebracht. De verzegeling kan bijvoorbeeld een verbinding tussen de dop 21 en de fles 22 of de dop 21 en de sluitring 25 omvatten.

Figuur 5a beschrijft in detail een voorkeursuitvoering van een samenstel van een fles 10 30, een sluitring 31 en een schroefdop 32. De fles 30 is een standaardfles, bijvoorbeeld een bierfles, die zonder modificatie volgens de uitvinding (dus zonder ring 31) kan worden afgesloten met een kroonkurk. Door de standaardfles te voorzien van de ring 31 volgens de uitvinding kan in plaats van een kroonkurk worden een hersluitbare schroefdop 32 worden gebruikt. De fles 30 is hier gesloten en gevuld met een drank 33.

15 Doordat de ring vormsluitend is verbonden met zowel de groef 34 van de flessehals als de schroefdraad 35 is de fles 30 mediumdicht afgesloten voor zowel de drank 33 als gas 36. Het buitensluiten van met name zuurstof uit de atmosfeer is bijzonder belangrijk voor de houdbaarheid van de drank 33 in de fles 30. Verder is het vormsluitend aansluiten van de ring belangrijk om te voorkomen dat zich tussen de sluitring 34 en het 20 glas 30 micro-organismen nestelen.

Figuur 5b toont een samenstel vergelijkbaar met figuur 5a, met overeenkomstige nummering, waarbij in plaats van een standaardfles een zogenaamde ‘longneck’ fles is gebruikt. De longneck fles onderscheidt zich doordar de groef 34 breder en minder diep 25 is. Door de sluitring 31 vormsluitend aan te laten sluiten op het verbrede uiteinde mondstuk van de fles is een goede afsluiting mogelijk.

Figuur 6a toont een schroefdop 40 voorzien van schroefdraad 41 die middels een vormsluitende kunststof sluitring 42 met schroefdraad is bevestigd op een flessehals 43. 30 Tussen de binnenzijde van de schroefdop 40 en de mond 44 van de fles 43 is een veerkrachtige afsluitlaag 45 aangebracht, voor een optimale mediumdichtheid in een gesloten toestand. Det veerkrachtige afsluitlaag is bij voorkeur vervaardigd uit een veerkrachtige kunststof met een minimale gasdoorlaatbaarheid, bij voorkeur thermoplastische elastomeren (TPE ) die als hotmelt aangebracht kunnen worden in de 10 top. Thermoplastische elastomeren zijn bij voorkeur geselecteerd uit de groep bestaande uit styreen blok copolymeren, thermoplastische polyolefinemengsels zoals EVOH (ethylvinylalcohol), thermoplastisch polyurethaan, thermoplastische polyesters en thermoplastische polyamides. Tevens is in dit figuur een verzegeling te zien door 5 middel van een tweede ring 45 die middels een radiale verzwakking 46 is aangebracht onder de sluitring 42 met schroefdraad, en die tevens aangrijpt op een uitstulping 46 van de flessehals. Bij losdraaien van de dop 40 wordt de verzwakking 46 verbroken, waardoor de tweede ring 45 los is van de dop 40.

10 In figuur 6b wordt een schroefdop 48 getoond die aangrijpt op de schroefdraad van een sluitring 49 volgens de uitvinding, waarbij een afsluitelement 50 is geïntegreerd met de dop. Een dergelijke schroefdop is bij voorkeur vervaardigd uit een kunststof, bij voorkeur één van de thermoplastische elastomeren genoemd voor figuur 6a.

15 Figuur 7a-b beschrijft een samenstel van een fles 55, waarop een schroefdop 56 is bevestigd op een sluitring 57 dop met een verzegelingselement 58, dat is voorzien van verzwakkingen 59. Figuur 7a toont de gesloten toestand, waarbij de verzwakkingen 59 intact zijn. Bij opendraaien worden de verzwakkingen 59 verbroken, waarna de fles 55 kan worden geopend, zoals is te zien in de geopende toestand van figuur 7b.

20

Figuur 8a-b beschrijft een alternatief samenstel, waarbij in de gesloten toestand (fig. 8a) de schroefdop 60 middels een radiale verzwakking 61 is verbonden met een ankerring 62 die aangrijpt op de schroefdraadring 63. Bij openen (figuur 8b) wordt de verzwakking 61 verbroken waarna de ankerring 62 achter de sluitring 63 op de fles 64 25 achter blijft. De schroefdop 60 is voorzien van gripelementen 65 die het openen en hersluiten van de fles 64 vergemakkelijken.

Figuur 9a-b beschrijft een ander alternatief samenstel waarin de schroefdop 70 middels een verzwakking 71 is verbonden met een scheurstrip 72, waarbij de verzwakking 71 30 slechts een deel van de radius van de dop bestrijkt. In een gesloten toestand is de schroefdop 70 op de fles 72 bevestigd op een sluitring 73 met schroefdraad, dusdanig dat de scheurstrip onder de ring 73 dan wel een uitstulping 74 van de fles valt. Bij het openen een eerste opening van de fles 72 wordt de verzwakking 71 verbroken doordat de strip achter de sluitring 73 en/of de uitstulping 74 blijft steken, waarbij de scheurstrip 11 72 in de geopende toestand (fig. 9b) met de dop 70 verbonden blijft.

Claims

1. Sluitring voor bevestiging op een fles, voorzien van koppelmiddelen ingericht voor samenwerking met contrakoppelmiddelen van een afsluitelement voor mediumdichte afsluiting van de fles. 5

2. Sluitring volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de koppelmiddelen zijn geselecteerd uit de groep bestaande uit een schroefdraad, een bajonetaansluiting, en een klemsluiting.

3. Sluitring volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de buitenzijde van de sluitring is voorzien van een schroefdraad voor bevestiging van een schroefdop.

4. Sluitring volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de sluitring is gevormd voor mediumdicht aangrijpen op een radiale groef gepositioneerd 15 op een flessehals.

5. Sluitring volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de sluitring in hoofdzaak is vervaardigd uit een kunststof.

5. Sluitring volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een naar de fles toe gericht deel van de sluitring is vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal. 20

6. Sluitring volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de sluitring in hoofdzaak is 25 vervaardigd uit polyethyleen tereftalaat of polycarbonaat.

7. Samenstel van een sluitring volgens één der voorgaande conclusies en een fles, waarbij de sluitring is bevestigd aan een flessehals van de fles.

8. Samenstel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de ring mediumdicht aangrijpt op een radiale groef van de flessehals.

9. Samenstel volgens één der conclusies 7 of 8, met het kenmerk, dat de sluitring onder voorspanning aangrijpt op de flessehals.

10. Samenstel volgens één der conclusies 7-9, met het kenmerk, dat de sluitring aangrijpt op de flessehals onder tussenkomst van een gripring, waarbij ten minste de gripring is vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal. 5

11. Samenstel volgens één der conclusies 7-10, met het kenmerk, dat de sluitring is verbonden met de flessehals middels een verlijming.

12. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies 7-11, met het kenmerk, dat., 10 de koppelmiddelen van de sluitring zijn verbonden met contrakoppelmiddelen van een afsluitelement voor mediumdichte afsluiting van de fles.

13. Samenstel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het afsluitelement in hoofdzaak is vervaardigd uit kunststof, bij voorkeur 15 polypropyleen.

14. Samenstel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het afsluitelement in hoofdzaak is vervaardigd uit metaal, bij voorkeur aluminium.

15. Samenstel volgens één der conclusies 12-14, met het kenmerk, dat de afsluitelement is voorzien van een mediumdichte afsluitlaag, waarbij ten minste de afsluitlaag is vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal, dusdanig dat in een gesloten toestand van de fles de afsluitlaag onder voorspanning het uiteinde van de flessehals afsluit. 25

16. Samenstel volgens één der conclusies 12-15, met het kenmerk, dat het afsluitelement is voorzien van een verzegeling, welke verbreekbaar is door verplaatsing van de afsluitelement ten opzichte van een de fles mediumdicht afsluitende positie. 30

17. Samenstel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de verzegeling ten minste één verbreekbare verbinding omvat tussen het afsluitelement en de sluitring.

18. Samenstel volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat de verzegeling ten minste één verbreekbare verbinding omvat tussen het afsluitelement en een op de fles aangrijpend verzegelelement, waarbij het verzegelelement ten opzichte van het uiteinde van de flessehals onder de sluitring op de fles aangrijpt. 5

19. Werkwijze voor het aanbrengen van een sluitring op een fles, omvattende de bewerkingsstappen: het verschaffen van een sluitring voorzien van koppelmiddelen, bij voorkeur een schroefdraad, volgens één der conclusies 1-3, en 10 - het onder voorspanning op de flessehals van de fles dringen van de sluitring.

20. Werkwijze voor het aanbrengen van een sluitring op een fles, omvattende het om een flessehals van de fles spuitgieten van de sluitring voorzien van koppelmiddelen.