NL2000211C2 - Werkwijze en stelsel voor het behandelen van een afvalstroom. - Google Patents

Description

Werkwijze en stelsel voor het behandelen van een afvalstroom.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het behandelen van een afvalstroom in een zorginstelling, zoals een ziekenhuis, bejaardenhuis, 5 verpleeghuis en dergelijke. Een dergelijke afvalstroom kan allerlei soorten materialen omvatten. De meest elementaire zijn urine en fecaliën die via po’s en urinaals verzameld worden. Met het hanteren daarvan hangen hoge kosten samen. Verder afval wordt gevormd door keukenafval en afval dat bij de behandeling van patiënten vrijkomt zoals medicijnen, verband enzovoorts. Het direct lozen van dergelijk afval 10 levert grote nadelen op. Allereerst heeft het milieu waarin de lozing plaatsvindt, sterk te lijden. Indien dergelijk afval in een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) terecht komt, moeten aanvullende maatregelen worden getroffen in verband met het verwijderen van dat afval. Dit zou betekenen dat het gehele volume afval, ook de minder vervuilende componenten daarvan moeten worden behandeld, hetgeen hoge 15 kosten meebrengt. Bovendien bestaan verschillende afvalstromen. Een afvalstroom wordt via het gebruikelijke rioleringsstelsel afgevoerd en andere afvalstromen worden gescheiden ingezameld en via aparte stelsels afgevoerd.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding de behandeling van afvalstromen efficiënter te maken waardoor de kosten voor zorginstellingen verminderd kunnen 20 worden maar waarbij de hygiënische omstandigheden onder alle omstandigheden gegarandeerd kunnen worden en zelfs nog verbeterd kunnen worden. Verder is een doel de kwaliteit van het afvalwater te reinigen van vervuilde, toxische en medicinale stoffen zodanig dat de kwaliteit van het afvalwater sterk wordt verbeterd.

Deze doelen worden bij een werkwijze voor het behandelen van een afvalstroom 25 verwezenlijkt doordat deze werkwijze omvat het via een leidingsysteem afvoeren van afval in de daarbij gebruikte houder, waarbij dat afval in die houder op verschillende plaatsen aan dat leidingsysteem toegevoerd wordt, het vermalen van dat afval met die houder, het scheiden van het eigenlijke afval en het houderafval uit de zo verkregen afvalstroom, het aan een zuiveringsinstallatie toevoeren van het eigenlijke afval en het 30 reinigen van de daarin aanwezige vloeibare bestanddelen.

Volgens de onderhavige uitvinding vindt niet langer een scheiding van houder en eigenlijk afval plaats zoals in de stand der techniek gebruikelijk is. Dat wil zeggen, fecaliën worden met de houder (zoals een po) als geheel afgevoerd waardoor de 2 kostbare hantering van houders geheel kan komen te vervallen. De houders worden disposabel uitgevoerd. Volgens de onderhavige uitvinding is het mogelijk om op verschillende punten, bijvoorbeeld op elke afdeling afval aan een leidingstelsel toe te voeren.

5 Als eerste stap vindt direct bij de toevoer vermalen plaats zodat het afVal op risicoloze wijze in een leidingstelsel gebracht kan worden zonder dat verstopping gevreesd hoeft te worden.

Daarna wordt het afVal vanaf verschillende invoeren bij voorkeur op een centraal punt aan een scheidingsbehandeling onderworpen. Bij die scheidingsbehandeling wordt 10 het houdermateriaal van de eigenlijke afvalstroom gescheiden. De eigenlijke afvalstroom bestaande uit urine, fecaliën, medicijnen en dergelijke wordt aan een zuiveringsinstallatie toegevoerd en na verwerking is gereinigde water verkregen, dat eventueel voor hergebruik toegepast kan worden maar in ieder geval zonder milieubezwaar op het riool geloosd kan worden. De zuiveringsinstallatie kan uit een 15 bio-membraanreactor bestaan, dat wil zeggen een reactor waarin de vrijkomende vloeistof aan membraanfiltratie onderworpen wordt om zuiverheid te kunnen waarborgen. Periodiek kan eventueel verzameld slib afgevoerd worden. De hoeveelheid slib is echter zeer gering en vormt geen wezenlijke kostenpost. Naast of in plaats van zuivering door middel van een biomembraanreactor, kunnen ook andere 20 reinigingstechnieken worden toegepast, die bijvoorbeeld op filtratie zijn gebaseerd.

Ook kunnen meerdere filtersystemen achter elkaar worden toegepast.

Indien het gebruikte houdermateriaal in hoofdzaak uit kunststofmateriaal bestaat wordt dit na de maal- en scheidingshandeling gereinigd en kan voor hergebruik afgevoerd worden. Het daarbij vrijkomende spoelwater kan aan de zuiveringsinstallatie 25 toegevoerd worden.

Indien het houdermateriaal biologisch afbreekbare stoffen omvat, zoals stoffen op PLA-basis, vindt eveneens bij voorkeur na het scheiden van het eigenlijke afVal reiniging plaats. Ook hierbij kan spoelwater aan de bioreactor toegevoerd worden. Het vervolgens verhoudingsgewijs schone PLA kan in een vergister aan een 30 vergistingsbehandeling onderworpen worden. Daaraan kunnen eveneens afvalstromen uit bijvoorbeeld de keuken van een ziekenhuis of dergelijke toegevoerd worden. Dergelijke afvalstromen zullen eveneens vooraf bij voorkeur vermaald worden.

3

Bij het vergisten komt zowel vast/vloeibaar materiaal als gas vrij. Dit gas kan gebruikt worden voor verhittingsdoeleinden bijvoorbeeld voor het verwarmen van de vergister en/of het opwekken van energie. Het vaste/vloeibare materiaal wordt bij voorkeur gescheiden in harde delen en niet harde delen. De harde delen kunnen 5 gecomposteerd worden. De niet harde delen kunnen aan de inlaat van de zuiveringsinstallatie toegevoerd worden. Met de onderhavige uitvinding is het mogelijk op continue wijze een stroom afval te verwerken waarbij de vrijkomende stoffen in het algemeen nuttig herbruikbaar zijn zodat bij de verwerking daarvan geen hoge kosten samenhangen. Tn de zuiveringsinstallatie vindt mogelijk bij voorkeur ultrafiltratie of 10 osmosefiltratie plaats. In de hierboven beschreven zuiveringsinstallatie kan eventueel nog een scheiding toxisch/niet toxisch materiaal plaatsvinden.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een stelsel voor het uitvoeren van de hierboven beschreven werkwijze.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van twee uitvoeringsvoorbeelden nader 15 verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 schematisch een eerste variant van de uitvinding voor het gebruik bij niet-biologisch afbreekbare houders; en

Fig. 2 een variant van de uitvinding voor gebruik bij biologisch afbreekbare houders.

20 In fig. 1 is met 1 een eerste variant van het stelsel volgens de onderhavige uitvinding afgebeeld. Een dergelijk stelsel wordt bij voorkeur in een zorginstelling of andere plaats waar mensen intensief verzorgd worden toegepast, zoals een ziekenhuis, bejaardenhuis en dergelijke.

Bij deze verzorging ontstaat afval zoals fecaliën en dergelijke en deze worden 25 afgevoerd inclusief de houder daarvan via op verschillende afdelingen geplaatste inlaten 2. Direct stroomafwaarts daarvan bevindt zich bij elke inlaat 2 een maalinrichting 3. Na het malen kan het afval op eenvoudige wijze door een leidingstelsel verplaatst worden. Bij voorkeur is een centrale scheidingsinrichting 4 aanwezig waarop verschillende inlaten uitmonden. In deze scheidingsinrichting vindt 30 scheiding plaats tussen het eigenlijke afVal (fecaliën en dergelijke) en de houders, dat wil zeggen het houderafval. Het eigenlijke afVal wordt aan een zuiveringsinstallatie 5 toegevoerd. Het vloeibare materiaal (water) dat verreweg het grootste deel vormt wordt na verdere scheiding bij 15 afgevoerd en kan eventueel hergebruikt worden. Overigens 4 leidt afvoer naar het rioolstelsel niet tot milieubezwaar zodat geen extra milieuheffingen betaald hoeven te worden.

De stroom houderafval wordt naar een reinigingsinrichting 6 geleid. Met behulp van spoelwater dat bijvoorbeeld het spoelwater kan zijn dat vrijkomt bij uitlaat 15, 5 vindt reiniging van het kunststof of ander materiaal plaats. Daarna vindt een scheiding plaats tussen spoelwater en gereinigd materiaal en dit spoelwater wordt via leiding 14 weer aan de zuiveringsinstallatie 5 toegevoerd. Het gereinigde houdermateriaal wordt via uit laat 7 afgevoerd voor hergebruik.

Op bovenstaande wijze ontstaan in tegenstelling tot de stand der techniek niet 10 langer grote hoeveelheden verontreinigd afval waarbij met de bewerking daarvan hoge kosten samenhangen.

In fig. 2 is een variant van de onderhavige uitvinding getoond. Daarbij is het stelsel in het geheel met 31 aangegeven en wordt afval via inlaten 32 toegevoerd. In tegenstelling tot de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 bestaat het houderdeel van het afval 15 uit biologisch afbreekbare materiaalsoorten, zoals papierachtige materiaalsoorten, biologisch afbreekbare kunststoffen zoals PLA-kunststoffen. Deze worden op de hierboven beschreven wijze in een maalinrichting 33 gemalen en centraal toegevoerd aan een scheidingsinrichting 34 waar weer scheiding tussen de eigenlijke afvalstroom en het houderafval plaatsvindt. De eigenlijke afvalstroom wordt aan 20 zuiveringsinstallatie 35 toegevoerd en het daarbij vrijkomende water wordt via uitlaat 45 voor hergebruik afgevoerd.

Het in de scheidingsinrichting 34 vrijkomende biologisch afbreekbare materiaal wordt eerst op de hierboven beschreven wijze gereinigd in reinigingsinrichting 36. Ook hier wordt het daarbij gebruikte spoelwater, dat afkomstig kan zijn uit uitlaat 45, weer 25 aan de zuiveringsinstallatie 35 toegevoerd. Het gereinigde houdermateriaal wordt via leiding 37 aan een vergister 38 toegevoerd. Aan deze vergister 38 kan via inlaat 39 en verdere maalinrichting 40 eveneens keukenafval toegevoerd worden.

Bij de vergisting in de vergister 38 komt warmte/gas vrij. Deze warmte/gas kan gebruikt worden voor het verwarmen van de vergister 38 en/of het opwekken van 30 energie om het afbraakproces en de omstandigheden voor de micro-organismen in de vergister te bevorderen. De vaste/vloeibare afvalstroom wordt toegevoerd aan separator 41. Daar worden harde delen uitgefilterd en ter compostering afgevoerd. De zachtere delen inclusief vloeistof worden via leiding 43 aan de zuiveringsinstallatie toegevoerd.

5

Uit bovenstaande varianten blijkt dat op basis van de uitvindinggedachte vele variaties mogelijk zijn. Stappen kunnen toegevoegd worden en/of overgeslagen worden. Een en ander ligt binnen het bereik van de bijgaande conclusies waarbij uitdrukkelijk rechten gevraagd worden voor de materie in de volgconclusies zonder 5 combinatie met de hoofdconclusie.

In het voorgaande is sprake van een afvalstroom verkregen door vermalen van een houder met daarin afval. De beschreven inrichting is echter niet beperkt tot het behandelen van een dergelijke afvalstroom alleen. Tevens kunnen in de te behandelen afvalstroom worden meegenomen water dat afkomstig is van douchen, toiletten, 10 keukens, in fig. 2 aangeduid met 47. Via de leiding 46 is een dergelijke inrichting aangesloten op het leidingstelsel.

Feitelijk kan al het water dat verbruikt wordt in een zorginstelling, en dat tot nu toe geloosd wordt op het riool, aldus behandeld worden. Als voorbeeld werd reeds genoemd douchewater. Bij het douchen van een patiënt waarvan de 15 lichaamstranspiratie eventuele medicinale of hormonale afvalstoffen, of andere schadelijke afvalstoffen (zoals chemotoxische middelen) bevat, komen dergelijke stoffen in het douchewater terecht. Ook deze stoffen kunnen dan in de zuiveringsinstallatie volgens de uitvinding worden verwijderd.

Claims (14)

1. Werkwijze voor het behandelen van een afvalstroom in een zorginstelling, omvattende het via een leidingsysteem afVoeren in de daarbij gebruikte houder van 5 afVal, waarbij dat afVal in die houder op verschillende plaatsen aan dat leidingsysteem toegevoerd wordt, het vermalen van dat afval met die houder, het scheiden van het eigenlijke afVal en het houderafval uit de zo verkregen afValstroom, het aan een zuiveringsinstallatie toevoeren van het eigenlijke afval en het reinigen van de daarin aanwezige vloeibare bestanddelen. 10

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij die houder een biologisch afbreekbaar materiaal omvat en aan de zuiveringsinstallatie wordt toegevoerd.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij het biologisch afbreekbare materiaal van 15 die houder vergist wordt voor de toevoer aan een zuiveringsinstallatie.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij aan die vergisting keukenafval toegevoerd wordt.

5. Werkwijze volgens conclusie 3 of 4, waarbij de bij het vergisten vrijkomende warmte gebruikt wordt voor het verwarmen van de afValstroom in de vergistingstank en/of het gebruik van het opwekken van energie.

6. Werkwijze volgens een van de conclusies 3-5, waarbij uit de bij het vergisten 25 vrijkomende afValstroom harde delen worden verwijderd uit de toevoer aan de zuiveringsinstallatie.

7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het materiaal van die houder en/of niet-biologisch afbreekbare stoffen in dat afVal na het vermalen 30 gescheiden wordt van die biologisch afbreekbare stoffen en voor het gebruik gescheiden van die bioreactor/vergisting wordt afgevoerd.

8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het reinigen van de vloeibare bestanddelen uit die afvalstroom membraanfiltratie omvat.

9. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij via genoemd 5 leidingsysteem tevens het overige water wordt toegevoerd dat verbruikt is in de zorginstelling, zoals douchewater.

10. Stelsel (1,31) voor het behandelen van een afvalstroom, omvattende een leidingstelsel met een aantal invoeren (2, 32), waarbij elke invoer voorzien is van 10 een maalinrichting (3, 33), waarbij de uitlaten van die maalinrichting verbonden zijn met een scheidingsinrichting (4, 34) voor het uit de afvalstroom scheiden van eigenlijke afValmaterialen en houdermaterialen, waarbij op de uitgang van die scheidingsinrichting (4, 34) voor het eigenlijke afvalmateriaal een zuiveringsinstallatie (5, 35) is aangesloten. 15

11. Stelsel volgens conclusie 10, waarbij op de uitgang van de scheidingsinrichting voor de houdermaterialen een vergister (38) is aangesloten.

12. Stelsel volgens conclusie 11, waarbij die vergister een inlaat voor keukenafval 20 omvat.

13. Stelsel volgens een van de conclusies 10 of 11, waarbij tussen die scheidingsinrichting en die vergister een vloeistofscheider (41) is aangebracht waarvan de uitlaat met die zuiveringsinstallatie (35) verbonden is. 25

14. Stelsel volgens een der voorgaande conclusies 10-13, waarbij het leidingstelsel ten minste een verdere invoer (47) omvat die is verbonden met een waterverbruikende inrichting (46) van de zorginstelling, zoals een douche of keuken en dergelijke. 30