NL194601C - Zitelement, bijvoorbeeld een stoel. - Google Patents

Description

1 194601

Zitelement, bijvoorbeeld een stoel

De uitvinding betreft een zitelement, bijvoorbeeld een stoel, omvattende een zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende zitting, een onderstel en twee arreteerbare gasveren voor het in verticale richting doen veren 5 van de zitting, welke gasveren beide hoofdzakelijk parallel aan de zitting zijn aangebracht.

Een dergelijk zitelement is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7610000. Bij het verstellen van de zithoogte van dit bekende zitelement, dat bijvoorbeeld door een stoel of een bank wordt gevormd, moeten beide gasveren worden ontgrendeld. Hiertoe moeten door de gebruiker twee hefbomen synchroon bediend worden. Bij het niet-synchroon bedienen van de hefbomen zal het zitelement scheeftrekken en wordt de 10 zitting scheluw gewrongen. Dit leidt, zeker wanneer de gebruiker het zitelement vaak verstelt, tot een overmatige belasting van de constructie van het zitelement en hiermee tot de mogelijkheid van breuk en tot overmatige slijtage. Bovendien bestaat het gevaar van omvatten van het zitelement, tezamen met de gebruiker.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een zitelement, waarbij scheeftrekken van de 15 constructie wordt voorkomen, ook bij minder handige bediening van de ontgrendeling van beide gasveren.

Dit doel wordt bereikt door een dergelijk element dat voorzien is van een grendelmechanisme voor het normaliter gearreteerd houden van beide gasveren en voor het slechts bij bediening tegelijkertijd ontgrendelen van de arretering van beide gasveren.

Door deze maatregelen wordt asynchrone bediening van het ontgrendelingsmechanisme voorkomen.

20

Vervolgens zal de uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: figuur 1: een perspectivisch aanzicht van een stoel volgens de uitvinding; en figuur 2: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van de in figuur 1 afgebeelde stoel.

25 In figuur 1 is een stoel 1 afgebeeld die gevormd wordt door een onderstel 2, een zitting 3, een rugleuning 4 en twee armsteunen 5, 6.

Het onderstel 2 wordt gevormd door vier poten 7, 8, 9 die paarsgewijs aan weerszijden zijn aangebracht, en waarvan in de tekening slechts drie poten zijn weergegeven. De poten 7, 8 zijn draaibaar met elkaar verbonden, terwijl de poten 8, 9 door middel van een verbindingsstuk 10 zijn verbonden, evenals de poot 7 30 met de in de tekening niet weergegeven aan de andere zijde aangebrachte overeenkomstige poot, welke door middel van tussenstukken 11,12 zijn verbonden. Aan het vrije uiteinde van de poot 7 is een wiel 13 aangebracht.

De poten 8, 9 vormen één geheel met de stijlen 14, respectievelijk 15 van de rugleuning 4. De stijlen 14, 15 van de rugleuning zijn onderling verbonden door elementen 16. Bij voorkeur worden de poten 8, 9 en de 35 daarmee verbonden stijlen 14, 15 uit eenzelfde profiel vervaardigd. De rugleuningelementen 16 worden bij voorkeur eveneens door profielstukken vervaardigd. Bij voorkeur is er sprake van aluminium profielen.

Aan de onderzijde van de stijlen 14, 15 zijn scharnieren 17, respectievelijk 18 aangebracht, waarmee zittingszijstukken 19, respectievelijk 20 aan de zitting zijn verbonden. Beide zittingszijstukken 19, 20 zijn onderling verbonden door profielstukken 21. De poot 7 is scharnierbaar verbonden met een stijl 22 die op 40 zijn beurt scharnierbaar verbonden is met de armsteun 6.

De scharnierverbinding tussen de stijl 22 en de poot 7 is door middel van een niet in de tekening weergegeven element verbonden met het beweegbare deel van een in het holle zittingszijstuk 19 aangebrachte gasveer 23. Evenzeer is de armleuning 5 scharnierbaar verbonden met een stijl 24, die schamier-baar verbonden is met een niet in de tekening weergegeven poot, en die eveneens met een niet in de 45 tekening weergegeven element verbonden is met het beweegbare einde van een in het zittingszijstuk 20 aangebrachte gasveer 25.

De gasveren 23, 25 zijn normaliter gearreteerd, terwijl de arretering kan worden opgeheven door het bedienen van de zijdelings aangebrachte hefboom 26. Aldus is het mogelijk zittend, vanuit de stoel, de hefboom 26 te bedienen, daardoor de arretering van de gasveren 23, 25 op te heffen, zodat de hoogte van 50 de stoel kan worden versteld.

Vervolgens zal de constructie van de gasveer en de bediening hiervan meer in detail worden toegelicht aan de hand van figuur 2.

In figuur 2 is zichtbaar hoe de bovenzijde van de poot 7 verbonden is met een geleidestang 27, die zich uitstrekt door een in de zijwand van de poot 7 aangebrachte opening en die in de poot 7 gefixeerd is door 55 middel van een bijvoorbeeld van kunststof vervaardigde prop 28.

De geleidestang 27 is verbonden met een hefboom 29 die de bovenzijde van de poot 7 verbindt met een anker 30 dat verbonden is met de zuigerstang 31 van de gasveer 23. Aldus is een verbinding tot stand

Claims (4)

194601 2 gebracht tussen de bovenzijde van de poot 7 en het beweegbaar deel van de gasveer 23. De geleidestang 27 heeft echter eveneens de functie van het beperken van de beweging van de bovenzijde van de stang 7 in de richting parallel aan de zitting 3. Hiertoe is aan de onderzijde van het zittingszijstuk 19 een L-vormig profiel 32 aangebracht, waarin een sleuf 33 is aangebracht, in welke sleuf 33 5 de geleidestang 27 beweegbaar is. Uiteraard is aan de andere zijde een overeenkomstige constructie aangebracht; zo is aldaar de met de poot 7 overeenkomende, niet in de tekening weergegeven poot eveneens verbonden met de geleidestang 27 die in de richting parallel aan de zitting beweegbaar is door een sleuf 35 die aangebracht is in een L-vormig profiel 36 dat tegen de onderzijde van het zittingszijstuk 20, dat in figuur 1 is weergegeven, is 10 bevestigd. Voor de verbinding van de bovenzijde van de betreffende poot met de overeenkomstige gasveer 25 wordt gebruik gemaakt van een hefboom 37. Vanwege constructieve redenen is slechts één, beide poten verbindende geleidestang 27 aangebracht. Het zou evenzeer mogelijk zijn geweest gebruik te maken van twee afzonderlijke geleide-elementen. De gasveer 23 is aan de zijde van de cilinder door middel van een beugel vast verbonden met het 15 ondervlak van het profiel dat het zittingszijstuk 19 vormt. Aan de andere zijde is, zoals reeds gemeld is, de zuigerstang 31 van de gasveer 23 verbonden met een prop 30 die zich nog steeds binnen het profiel 19 bevindt. De prop 30 is echter van een uitsteeksel 38 voorzien, dat de verbinding vormt met de hefboom 29. Om de beweging van de prop 30 en het uitsteeksel 38 mogelijk te maken, is in het ondervlak van het profiel 19 een sleuf 39 aangebracht. Een overeenkomstige constructie is aangebracht aan de andere zijde van de 20 zitting. Hiertoe is de zuigerstang 41 van de gasveer 25 verbonden met de prop 34, die van een uitsteeksel 40 is voorzien dat verbonden is met de hefboom 37. De gasveren zijn bij het desbetreffende uitvoeringsvoorbeeld van het type dat normaliter vergrendeld is. Ontgrendeling van de gasveer is mogelijk door het indrukken van een pal 42 die aan de kopse zijde van de 25 zuigerstang is aangebracht. Voor het bedienen van deze pal is aan de onderzijde van de hefboom 29, respectievelijk 30, een beugel 43, respectievelijk 44 aangebracht, waardoorheen zich een bedieningsstang 45 uitstrekt. De bedieningsstang 45 is verbonden met de bedieningshefboom 25, waarvan het vrije einde tegen de ontgrendelingspal 42 van de gasveer 23 aan kan drukken, terwijl aan het andere einde van de bedieningsstang 25 een hulphefboom 46 is aangebracht die tegen de desbetreffende ontgrendelingspal 42 30 van de gasveer 25 aan kan drukken. Aldus is het mogelijk door de hefboom 26 naar beneden te bewegen de gasveren 23, 25 te ontgrendelen en de zitpositie te veranderen. Het zal duidelijk zijn dat diverse wijzigingen kunnen worden aangebracht aan het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zonder van de uitvinding af te wijken. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk in plaats van 35 gasveren gebruik te maken van andere veerelementen, bijvoorbeeld schroefveerelementen. Het is eveneens mogelijk de arreteerinrichting achterwege te laten, of op een andere wijze uit te voeren. De uitvinding is in eerste instantie bedoeld voor tuinmeubelen, bijvoorbeeld tuinstoelen; zij is echter ook toepasbaar bij andersoortige meubelen. 40

1. Zitelement, bijvoorbeeld een stoel, omvattende een zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende zitting, een onderstel en twee arreteerbare gasveren voor het in verticale richting doen veren van de zitting, welke 45 gasveren beide hoofdzakelijk parallel aan de zitting zijn aangebracht, gekenmerkt door een grendel- mechanisme voor het normaliter gearreteerd houden van beide gasveren en door het slechts bij bediening tegelijkertijd ontgrendelen van de arretering van beide gasveren.

2. Zitelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zitting ten minste twee, elk aan een zijde van de zitting aangebrachte holle liggers omvat, en dat de veerelementen elk in een ligger zijn aangebracht.

3. Zitelement volgens conclusie 1 en 3, met het kenmerk, dat het onderstel aan weerszijden een eerste en een tweede poot heeft die elkaar kruisen en die draaibaar met elkaar verbonden zijn, dat van elk paar poten de eerste poot met de rugleuning is verbonden en de tweede poot van elk paar poten met een zijde van het veerelement is verbonden. 3 194601

- ‘ 4. Zitelement volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de tweede poot van elk paar poten door middel van een zich hoofdzakelijk parallel aan de zitting uitstrekkende hefboom aan de rugzijde van de stoel met het veerelement is verbonden en dat de ene en dat de eerste poot star met een rugleuning verbonden is. Hierbij 2 bladen tekening