NL194412C - Seismisch detectorsamenstel met gepolariseerde aansluitingen. - Google Patents

Description

’ 1 194412

Seismisch detectorsamenstel met gepolariseerde aansluitingen

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een seismische detector met een paar externe aansluitingen, alsmede een printplaat die is voorzien van geleidingsstroken voor het op kabelgeleiders aansluiten van de 5 aansluitingen.

De onderhavige uitvinding is nuttig voor alle seismische detectoren. De meest algemeen toegepaste seismische detector is de seismometer en deze uitvinding zal hierna worden beschreven in samenhang met een seismometer.

Een dergelijk seismisch detectorsamenstel is bekend uit US-4.594.698. De seismometer behorende tot 10 dat samenstel bezit twee externe uitgangen teneinde deze seismometer aan te sluiten op het circuit dat het uitgangssignaal daarvan naar de opneemwagen zal voeren. De ene omvat een positieve uitgang terwijl de andere een negatieve uitgang omvat. In een seismometerreeks zijn een groot aantal seismometers elektrische verbonden met de geleiders van een kabelgeleider. De uitgangen zijn op de omhulling als positief en negatief gemarkeerd, maar aangezien ze symmetrisch zijn ten opzichte van de langsas van de 15 omhulling worden fouten gemaakt en worden de uitgangen verkeerd om in het circuit aangesloten. Nadat de reeks seismometers is samengesteld,worden ze getest en indien de uitgangen van één van deze seismometers zijn omgekeerd, wordt dit eenvoudig gedetecteerd. Het probleem omvat echter het bepalen van welke seismometer de uitgangen zijn omgekeerd. Dit kan veel tijd vergen. Tevens is het in de praktijk, wanneer reparaties worden uitgevoerd aan seismometerreeksen, vaak noodzakelijk om diverse seismometers te 20 vervangen. Dit betekent, dat de uitgangen opnieuw elektrisch moeten worden verbonden met de stroomdraden van de kabelgeleider, waarbij dezelfde vergissing kan plaatsvinden met tot gevolg dezelfde tijdsintensieve inspanning, die vereist is om de verkeerd om aangesloten seismometer op te sporen.

De uitvinding beoogt een seismometer te verschaffen met uitgangen, die asymmetrisch ten opzichte van de langsas van de seismometer zijn geplaatst en die samenwerken met oriënteringsorganen die deel uitmaken 25 van het huis,teneinde te garanderen dat er voor een persoon, die de seismometer binnen het huis aanbrengt, geen twijfel bestaat omtrent wat de positieve en wat de negatieve uitgang is.

Verder beoogt de onderhavige uitvinding een seismometerhuis te verschaffen met oriënteringsorganen, die in dat huis zijn aangebracht en die ervoor zullen zorgen dat de seismometeruitgangen op correcte wijze zijn georiënteerd ten opzichte van de stroomdraden van de kabelgeleider, welke naar de wagen leiden 30 alsmede naar de stroomdraden van de geleiderkabel die naar de van de wagen verwijderde seismometers leiden.

Daarnaast beoogt de onderhavige uitvinding een seismometerhuis te verschaffen met een printplaat met openingen, die de uitgangen van een seismometer slechts dan zullen opnemen wanneer de seismometer in de juiste stand ten opzichte van de printplaat is georiënteerd.

35 Volgens de uitvinding wordt een seismisch detectorsamenstel verschaft als in de aanhef genoemd, welke wordt gekenmerkt doordat de aansluitingen asymmetrisch ten opzichte van de langsas van de detector zijn geplaatst, en dat de printplaat een paar asymmetrische openingen bezit door welke de aansluitingen zich slechts kunnen uitstrekken wanneer de printplaat zich in een bepaalde positie ten opzichte van de seismische detector bevindt teneinde de gewenste geleidingsstrook naast elke aansluiting te plaatsen.

40 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm geldt dat de aansluitingen op de geleidingsstroken zijn aangesloten door middel van soepele borstelverbindingsdraden, waarbij met nog meer voorkeur geldt, dat de geleidingsstrook, waarop elke aansluiting moet worden aangesloten, is voorzien van een gat teneinde het aan de geleidingsstrook solderen van de soepele borstelverbindingsdraad te vereenvoudigen, en verder is voorzien van middelen voor het aanduiden welke geleidingsstrook op welke aansluiting moet worden 45 aangesloten.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt het samenstel gekenmerkt, doordat tussen de op de aansluitingen aangesloten geleidingsstroken een dempingsweerstand is aangebracht, waarbij gaten zijn toegepast in de stroken voor het aanduiden welke stroken aldus moeten worden verbonden en om het solderen van de verbindingen te vereenvoudigen.

50 Een andere voorkeursuitvoeringsvorm is daarin gelegen dat de stroomdraden van de kabelgeleider elektrisch zijn aangesloten op een aantal seismische detectoren, terwijl de printkaart middelen omvat voor het aanduiden van de juiste oriëntatie van de printkaart ten opzichte van de andere seismische detectoren, met een bijzondere voorkeur voor de uitvoeringsvorm waarbij de oriëntatie-aanduidende middelen een merkteken omvatten, dat de juiste positie aanduidt van de printkaart ten opzichte van de op de kabel-55 geleider aangesloten andere seismische detectoren, in het bijzonder wanneer het merkteken alfanumeriek is.

Verder gaat de voorkeur uit naar een seismisch detectorsamenstel omvattende een in een seismisch 194412 2 detectorhuis geplaatste seismische detector volgens de uitvinding, dat wordt gekenmerkt door een kabelgeleider die zich in het huis uitstrekt en die is voorzien van stroomdraden voor een elektrische verbinding met de aansluitingen alsmede door het huis gedragen organen voor het in een vooraf gekozen oriëntatie ten opzichte van de langsas van de kabelgeleiders houden van de aansluitingen.

5 De voorkeur gaat uit naar een uitvoering, waarbij het huis twee kabelgeleiders omvat alsmede organen voor het in slechts één vooraf bepaalde positie ten opzichte van de kabelgeleiders oriënteren van de aansluitingen.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een seismische detector, welke aanbrengbaar is in een huis met zich in dit huis uitstrekkende kabelgeleiders, die zijn voorzien van stroomkabels voor een elektrische 10 verbinding met de seismische detector, welke detector een buitenste omhulling bezit die de detector omsluit alsmede een positieve en een negatieve aansluiting, die zich vanaf de omhulling buitenwaarts uitstrekken, met het kenmerk, dat de aansluitingen asymmetrische ten opzichte van de langsas van de omhulling zijn geplaatst zodat de aard van elke aansluiting kan worden bepaald door de positie daarvan ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de omhulling.

15

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een aantal uitvoerings-voorbeelden van het seismisch detectorsamenstel volgens de uitvinding is getoond.

Figuur 1 toont een doorsnede door een voorkeursuitvoeringsvorm van het seismisch detectorsamenstel volgens de onderhavige uitvinding; 20 figuur 2 toont een doorsnede volgens de lijn 2-2 in figuur 1; figuren 3,4,5 en 6 tonen vier printplaten, die worden toegepast in het huissamenstel volgens de onderhavige uitvinding teneinde seismische detectoren of seismometers in serie, parallel of serie-parallel al naar gelang het betreffende geval aan te sluiten, en figuren 7, 8 en 9 tonen de opstelling van de printplaten teneinde diverse seismometers in serie, parallel 25 en serie-parallel aan te sluiten.

In de getoonde uitvoeringsvorm omvat het seismometerhuissamenstel een huis 10, een kap 12 alsmede bevestigingsmoeren 14. Het huis 10 bezit een cilindrische holte 10a, die aan de onderzijde is gesloten en aan de bovenzijde is geopend. De holte is cilindrisch in dwarsdoorsnede en is ontworpen teneinde een 30 klempassing te verschaffen met de seismometer 16 zodat er geen zijdelingse relatieve beweging tussen de seismometer en het huis optreedt. Het huis omvat een van schroefdraad voorziene stomp 18 die wordt gebruikt om de punt 20 van het onderste uiteinde van het huis te bevestigen. Door de punt in de bodem stoppen wordt een goede verbinding verschaft tussen de bodem, het seismometerhuis en de seismometer.

Het huis omvat half-cirkelvormige van schroefdraad voorziene delen 22 en 24 die aan tegenover gelegen 35 zijden van het huis zijn geplaatst en die samenwerken met van schroefdraad voorziene half-cirkelvormige delen 26 en 28 op de kap voor het vormen van cirkelvormige van schroefdraad voorziene delen aan weerszijden van de kap en het huis. De delen bezitten een schroefdraad, die correspondeert met de schroefdraad op de moeren 14. Wanneer de moeren op de van schroefdraad voorziene delen zijn aangebracht, zoals wordt getoond in figuur 1, is het samenstel van het seismometerhuis voltooid.

40 Gelijktijdig zal de kap een cirkelvormig schijfgedeelte 30a van een afdichtorgaan 30 tussen het bovenoppervlak van de seismometer 16 en de printplaat 32 samendrukken, waardoor het cirkelvormige schijfgedeelte 30a afdichtend in aanraking komt met de uitgangen 34 en 36 van de seismometer en met het bovénste uiteinde van de seismometeromhulling.

Het afdichtorgaan 30 omvat tevens een ringvormig gedeelte 30b dat is getoond in figuur 2. Het bovenste 45 deel hiervan is aangebracht in een ringvormige groef 38 in de kap 12 terwijl het onderste deel zich omlaag in het open uiteinde van het huis uitstrekt teneinde het bovenste uiteinde van de seismometer 16 te omringen. Buisvormige gedeelten 30c en 30d strekken zich aan weerszijden van het ringvormige gedeelte 30b van het afdichtorgaan uit en nemen gedeelten 40 en 42 van een kabelgeleider op. De diverse gedeelten van het afdichtorgaan 30 zijn zodanig ontworpen, dat wanneer de moeren worden aangebracht 50 op de van schroefdraad voorziene delen 22 tot 28 het elastomere materiaal van het afdichtorgaan zal worden samengeperst tussen de kop en het huis en afdichtend in aanraking komt met de klemmende oppervlakken, zodat water de inwendige holten van het huis en de kap niet kan binnen dringen.

De printplaat 32 is voorzien van openingen 44 en 45 door welke de uitgangen 34 en 36 zich uitstrekken.

Tussen de uitgangen en de printplaat wordt door deze openingen een ruime afstand verschaft, zodat de 55 printplaat omlaag kan bewegen in de richting van de seismometer en het gedeelte 30a van het afdichtorgaan kan samendrukken zonder een drukkracht uit te oefenen op de uitgangen. Enige zijdelingse beweging van de printplaat ten opzichte van de uitgangen wordt eveneens toegestaan zonder enige 3 194412 spanningen op de uitgangen te veroorzaken.

- Zoals het duidelijkst blijkt uit de figuren 2 en 3 zijn de uitgangen 34 en 36 niet symmetrisch ten opzichte van de langsas van de seismometer geplaatst. In deze uitvoeringsvorm is de uitgang 34 in feite op de longitudinale as van de seismometer geplaatst, terwijl de uitgang 36 ten opzichte hiervan versprongen is. De 5 openingen in de printplaat zijn op dezelfde wijze aangebracht teneinde de uitgangen op te nemen wanneer de seismometer in het huis wordt aangebracht.

Ervan uitgaande, dat de centrale uitgang de positieve uitgang is en de versprongen uitgang de negatieve uitgang is het belangrijk, dat deze uitgangen op de juiste wijze ten opzichte van de stroomdraden worden geplaatst op welke ze moeten worden aangesloten door middel van de geleidingsstroken op de printplaat, 10 zodat alle seismometers in de reeks op dezelfde wijze in het circuit worden aangebracht. Teneinde dit bereiken zijn organen toegepast om aan te duiden, op welke wijze de printplaat ten opzichte van de stroomdraden van de kabelgeleider moeten worden geplaatst, welke leidt naar de wagen. Dit plaatst op zijn beurt alle uitgangen in dezelfde relatieve stand ten opzichte van de stroomdraden.

In de figuren 3, 4, 5 en 6 worden vier printplaatconfiguraties getoond voor het in serie, parallel en 15 serieparallel schakelen van seismometers. Elke printplaat is voorzien van een markering, die voor een persoon, welke de uitgangen verbindt met de printplaat een aanduiding verschaft omtrent de juiste stand van de printplaat ten opzichte van de geleider van de kabelgeleider. In de getoonde uitvoeringsvorm is elke printplaat voorzien van een alfanumeriek kenmerk, in dit geval de nummers 1 tot 4. De technici die de seismometer samenstellen verbinden met de geleiders van de kabelgeleider zullen worden geïnstrueerd dat 20 wanneer de markering omhoog gericht is en het uiteinde van de kabel, die het dichtst bij de opneemwagen is gelegen, zich aan hun linkerzijde bevindt, de uitgangen en de printplaat op de juiste wijze zijn aangebracht.

Nadat een dergelijke positionering éénmaal juist is uitgevoerd is het correct aansluiten van de aansluitingen, de geleidingsstroken op de printplaat en de geleiders van de geleiderkabel relatief eenvoudig. Om 25 bijvoorbeeld de seismometerreeks in serie te schakelen, zoals getoond in figuur 7, worden drie printplaten toegepast. Dit zijn de met de nummers 1, 2 en 3 in figuren 3, 4 en 5 aangeduide printplaten. De geleiders van de kabelgeleider zijn nummers 1, 2 en 3, waarbij 1 de negatieve geleider en 3 de positieve geleider omvat. Verwijzend dat de figuren 3 en 7 zijn de gaten 55 en 56 aangebracht in de geleidende strook 57 van de printplaat nr. 1, nl. aan weerszijden van de opening 45 door welke de negatieve aansluiting 45 van de 30 seismometer zich uitstrekt. De geleidingsstrook 58 bezit gaten 59 en 60 nabij de opening 44 door welke de positieve uitgang 34 zich uitstrekt. Zoals is getoond in figuur 7 is de negatieve uitgang 45 verbonden met de geleidingsstrook 57 door middel van een soepele borstelverbindingsdraad 62, waarvan het ene uiteinde is 'vastgesoldeerd aan de aansluiting. Het andere uiteinde is verbonden met de geleidingsstrook 57 door het uiteinde in de opening 55 aan te brengen en de opening rondom op te vullen met soldeer. De openingen 35 zijn toegepast teneinde het vastsolderen van de soepele borstelverbindingsdraden aan de geleidingsstroken te vereenvoudigen en een fysisch sterke en goede elektrische verbinding tussen deze twee te verschaffen.

In ieder geval zullen de twee verschillende geleidingsstroken worden verbonden met de aansluitingen terwijl een dempingsweerstand zal worden aangebracht tussen de twee geleidingsstroken. Vier gaten zijn toegepast, twee in elke geleidingsstrook. In printplaat nr. 1 zijn bijvoorbeeld gaten 55 en 56 in de geleidings-40 strook 57 alsmede gaten 59 en 60 in de geleidingsstrook 58 aangebracht. Op deze wijze zal de technicus weten, welke aansluiting op welke strook dient te worden aangesloten, waarbij middelen zijn toegepast om aan te duiden welke aansluiting op welk gat dient te worden aangesloten. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn markeringen zoals lijnen 61 en 62 zodanig toegepast zodat ze in de richting van de opening wijzen door welke een aansluiting zich uitstrekt alsmede naar het gat, waarmee deze door middel van een soepele 45 borstelverbindingsdraad moet worden verbonden. De resterende twee gaten verbinden de dempingsweerstand 63 met de geleidingsstroken 57 en 58, zoals getoond in de figuren 7 en 9.

In figuur 4 duiden de lijnen 65 en 66 op de printplaat nr. 2 aan dat de in de opening 45 geplaatste aansluiting dient te worden verbonden met het gat 67, terwijl de in de opening 44 geplaatste aansluiting moet worden verbonden met het gat 68. In de figuren 5 en 6 moeten de aansluitingen in de opening 45 van 50 de printplaten 3 en 4 worden verbonden met de gaten 70 en 71, zoals is aangeduid door de lijnen 72 en 73, terwijl de aansluitingen in de openingen 44 dienen te worden verbonden met de gaten 75 en 76, zoals is aangeduid door de lijnen 77 en 78. In ieder geval worden de resterende gaten gebruikt om een dempingsweerstand, die in het algemeen in de figuren 7, 8 en 9 is aangeduid door het cijfer 63, aan te sluiten op de twee geleidingsstroken, die zijn verbonden met de aansluitingen.

Claims (10)

194412 4

1. Seismisch detectorsamenstel omvattende een seismische detector met een paar externe aansluitingen, alsmede een printplaat die is voorzien van geleidingsstroken voor het op kabelgeleiders aansluiten van de 5 aansluitingen, met het kenmerk, dat de aansluitingen asymmetrisch ten opzichte van de langsas van de detector zijn geplaatst, en dat de printplaat een paar asymmetrische openingen bezit door welke de aansluitingen zich slechts kunnen uitstrekken wanneer de printplaat zich in een bepaalde positie ten opzichte van de seismische detector bevindt,teneinde de gewenste geleidingsstrook naast elke aansluiting te plaatsen.

2. Detectorsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aansluitingen op de geleidingsstroken zijn aangesloten door middel van soepele borstelverbindingsdraden.

3. Detectorsamenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de geleidingsstrook, waarop elke aansluiting moet worden aangesloten, is voorzien van een gat teneinde het aan de geleidingsstrook solderen van de soepele borstelverbindingsdraad te vereenvoudigen, en verder is voorzien van middelen 15 voor het aanduiden welke geleidingsstrook op welke aansluiting moet worden aangesloten.

4. Detectorsamenstel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat tussen de op de aansluitingen aangesloten geleidingsstroken een dempingsweerstand is aangebracht, waarbij gaten zijn toegepast in de stroken voor het aanduiden welke stroken aldus moeten worden verbonden en om het solderen van de verbindingen te vereenvoudigen.

5. Seismisch detectorsamenstel volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de stroomdraden van de kabelgeleider elektrisch zijn aangesloten op een aantal seismische detectoren, terwijl de printkaart middelen omvat voor het aanduiden van de juiste oriëntatie van de printkaart ten opzichte van de andere seismische detectoren.

6. Seismisch detectorsamenstel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de oriëntatie-aanduidende 25 middelen een merkteken omvatten, dat de juiste positie aanduidt van de printkaart ten opzichte van de op de kabelgeleider aangesloten andere seismische detectoren.

7. Seismisch detectorsamenstel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het merkteken alfanumeriek is.

8. Seismisch detectorsamenstel omvattende een in een seismisch detectorhuis geplaatste seismische detector volgens conclusies 1-7, gekenmerkt door een kabelgeleider die zich in het huis uitstrekt en die is 30 voorzien van stroomdraden voor een elektrische verbinding met de aansluitingen alsmede door het huis gedragen organen voor het in een voorafgekozen oriëntatie ten opzichte van de langsas van de kabelgeleiders houden van de aansluitingen.

9. Seismisch detectorsamenstel volgens conclusie 8, gekenmerkt doordat het huis twee kabelgeleiders omvat, alsmede organen voor het in slechts één voorafbepaalde positie ten opzichte van de kabelgeleiders 35 oriënteren van de aansluitingen.

10. Seismische detector, welke aanbrengbaar is in een huis met zich in dit huis uitstrekkende kabelgeleiders, die zijn voorzien van stroomkabels voor een elektrische verbinding met de seismische detector, welke detector een buitenste omhulling bezit die de detector omsluit,alsmede een positieve en een negatieve aansluiting, die zich vanaf de omhulling buitenwaarts uitstrekken, met het kenmerk, dat de 40 aansluitingen asymmetrische ten opzichte van de langsas van de omhulling zijn geplaatst zodat de aard van elke aansluiting kan worden bepaald door de positie daarvan ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de omhulling. Hierbij 2 bladen tekening