NL193982C

NL193982C - Traploophulpmiddel.

Info

Publication number: NL193982C
Application number: NL9301848A
Authority: NL
Inventors: Hendrik-Jan Van Herwijnen
Original assignee: Hendrik Jan Van Herwijnen
Priority date: 1993-10-26
Filing date: 1993-10-26
Publication date: 2001-04-03
Also published as: AU1122795A; WO1995011657A1; NL193982B; NL9301848A

Description

1 193982

Traploophulpmiddel

De uitvinding betreft een traploophulpmiddel met een bovenzijde en een onderzijde en bestemd om geplaatst te worden op een trede van een trap, waarbij de hoogte tussen die bovenzijde en onderzijde 5 ongeveer de helft is van het hoogteverschil tussen twee aangrenzende treden van de trap, en de breedte kleiner is dan de breedte van een traptrede.

Een dergelijke traploophulpmiddel is bekend uit het Duitse ’’Gebrauchsmuster” 9.104.034. Hieruit is bekend om op iedere traptrede een traploophulpmiddel te plaatsen dat ongeveer de breedte heeft van een voet. Dit bekende traploophulpmiddel kan verschillende standaard hoogten bezitten.

10 Een van de belangrijkste problemen die ouderen tegenkomen bij het zelfstandig wonen is het traplopen binnen de woning. Voor 15% van de mensen die de 55 gepasseerd zijn, vormt traplopen binnen de woning een probleem. Dit wordt onder andere veroorzaakt doordat trappen binnen de woning vaak erg steil zijn. Ouderen blijken moeite te krijgen met toenemende leeftijd met het onder een grote hoek buigen van knieën heupgewricht, zeker wanneer dit onder een relatief hoge belasting (het eigen lichaamsgewicht) en bij 15 herhaling gebeurt.

De bekende inrichting heeft het nadeel dat deze weinig stabiel is, en niet kan worden aangepast aan de neus van de trede waardoor het gebruik tot problemen kan leiden, vooral bij personen die slecht ter been zijn.

Doel van de uitvinding is een verbeterd traploophulpmiddel te verschaffen dat de hierboven genoemde 20 nadelen niet kent en universeel aanpasbaar is aan trappen met variërend hoogteverschil tussen twee aangrenzende treden.

Dit doel wordt bereikt doordat dat de onderzijde is bepaald door een basisdeel voorzien van bevestigingsmiddelen ter bevestiging aan het horizontale deel van een traptrede, en dat de bovenzijde is bepaald door een opstapdeel dat met het basisdeel verbonden is en ten opzichte daarvan in horizontale richting uitsteekt. 25 Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag het traploophulpmiddel vast op de betreffende trap aan te brengen. Dat wil zeggen voor een bepaalde trap is een aantal traploophulpmiddelen aanwezig dat overeenkomt met het aantal treden van de betreffende trap. Door de vaste bevestiging wordt het gevaar van ongelukken vermeden. Bovendien is gebleken dat het voor een natuurlijke loop van de gebruiker van belang is dat het halverwege de treden liggende opstapdeel enigszins uitsteekt ten opzichte van de trede waarop 30 het basisdeel bevestigd is. Op deze wij ze wordt de natuurlijke loop van de gebruiker gehandhaafd waardoor het gevaar van struikelen of vallen verder beperkt wordt. De bevestiging kan op alle in de stand der techniek bekende technieken plaatsvinden zoals door schroeven.

Zoals hierboven reeds aangegeven is het voor universele toepasbaarheid van belang dat het basisdeel en opstapdeel in vertikale richting ten opzichte van elkaar verstelbaar zijn zodat het traploophulpmiddel 35 volgens de uitvinding universeel toepasbaar is. Hoeken van trappen binnen woonhuizen hebben een maximale steilheid van 45° maar een breed scala van waarden wordt aangetroffen tot aan 16° toe.

Door het grensvlak tussen basisdeel en opstapdeel schuin ten opzichte van de horizontaal en verticaal te laten uitstrekken wordt automatisch door het verstellen van de hoogte een verstelling van het in horizontale richting uitsteken ten opzichte van de onderliggende traptrede bereikt. Het blijkt dat daartussen een verband 40 bestaat.

Naast het algemeen bekende verband, de zgn "trapformule”, zijnde dat de som van twee maal het hoogteverschil tussen het bovenvlak van twee treden en de diepte van een trede dient te liggen tussen 60 en 70 cm en meer in het bijzonder ongeveer 63 cm is, moet bij voorkeur voldaan zijn aan de els dat bij verplaatsing van het opstapdeel ten opzichte van het basisdeel de daaruit resulterende verplaatsing In 45 horizontale richting ongeveer vier maal zo groot is als de verplaatsing in verticale richting. Op deze wijze wordt een natuurlijke loop van de gebruiker gewaarborgd.

Hoewel het mogelijk is de verbinding tussen basisdeel en opstapdeel op alle in de stand der techniek bekende wijzen te verwezenlijken, wordt volgens een voorkeursuitvoering aan het grensvlak tussen basisdeel en opstapdeel een van de delen voorzien van uitsparingen en het andere van die delen voorzien 50 van in die uitsparingen passende uitsteeksels. Zo kan door zijdelings in elkaar schuiven optimale bevestiging tussen basisdeel en opstapdeel verkregen worden terwijl anderzijds door onderlinge positionering verstelling met zeer kleine stappen mogelijk is.

Om gebruik te kunnen blijven maken van de oorspronkelijke treden is de lengte van het hulpmiddel bij voorkeur kleiner dan de helft van de lengte van de betreffende traptrede. Om uitglijden te voorkomen is het 55 opstapdeel aan de bovenzijde van antislipmiddelen voorzien.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van in de tekening afgebeelde uitvoeringsvoorbeelden verduidelijkt

Claims

193982 2 worden. Daarbij toont: Figuur 1 in uiteengenomen toestand het basisdeel en opstapdeel van het traploophulpmiddel volgens de uitvinding; Figuur 2 een eerste toepassing van het traploophulpmiddel volgens de uitvinding; en 5 Figuur 3 een tweede toepassing van het traploophulpmiddel volgens de uitvinding. In de figuren is het traploophulpmiddel volgens de uitvinding in het geheel met 1 aangegeven. Zoals in het bijzonder uit figuur 1 blijkt bestaat dit uit een basisdeel 2 en een opstapdeel 3. Zowel het basisdeel 2 als het opstapdeel zijn voorzien van schuine zijden. Het basisdeel 2 is voorzien van uitsteeksels 9 waartussen 10 openingen 10 begrensd worden. Het opstapdeel 3 is voorzien van uitsteeksels 11 voorzien van openingen 12. Deze uitsteeksels 11 met openingen 12 kunnen zijdelings geschoven worden in respectievelijk uitsteeksels 9 en openingen 10. Op deze wijze is het mogelijk het opstapdeel 3 in verschillende posities ten opzichte van het basisdeel 2 te plaatsen waarbij het bovenvlak van het opstapdeel 3 steeds evenwijdig blijft met het ondervlak van het basisdeel 2, d.w.z. in de normale positie steeds horizontaal is. Het opstapdeel is 15 aan de bovenzijde van een antislipprofiel 13 voorzien. In figuur 2 is de toepassing van het opstaphulpmiddel volgens de uitvinding getoond bij een verhoudingsgewijs weinig steile trap. Deze bestaat uit treden 6 met horizontale delen 7 waaraan het opstapdeel 2 steeds op enigerlei in de stand der techniek bekende wijze bevestigd wordt Daarbij strekt de kopse voorzijde van het basisdeel 2 zich bij voorkeur ongeveer gelijkliggend met de 20 voorzijde van de betreffende trede 7 uit. Daarbij is de afschuining van het grensvlak tussen opstapdeel 3 en basisdeel 2 zodanig gekozen, dat indien de hoogte (a) tussen de oorspronkelijke trede en de bovenzijde van het opstapdeel zich wijzigt het opstapdeel in horizontale richting zich met een factor 4 van deze wijziging aanpast. Naarmate een trap steiler is uitgevoerd, wordt de afstand (d) kleiner. Het kleiner worden van de afstand (d) wordt door de positie van het opstapdeel in horizontale richting gecompenseerd doordat 25 het uitstekende deel (c) groter wordt. Deze voorwaarde komt naast de algemeen bekende trapformule waarbij de som van twee maal het hoogteverschil tussen het bovenvlak van twee treden en de diepte van een trede tussen 60 en 70 cm ligt en bij voorkeur 63 cm is. Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering beschreven is moet begrepen worden dat daaraan talrijke wij zigingen aangebracht kunnen worden zonder buiten het bereik van de 30 onderhavige aanvrage te geraken. Zo is de wijze van bevestigen van het basisdeel ten opzichte van het opstapdeel op andere in de stand der techniek bekende wijzen mogeiijk. Het is niet per se noodzakeiijk dat het grensvlak tussen het opstapdeel en het basisdeel zich schuin uitstrekt. Hetzelfde effect is met een trapvormig grensvlak tussen de beide delen te verkrijgen. Ook is het 35 mogelijk om het basisdeel en opstapdeel in de fabriek vast met elkaar te verbinden zodat in verschillende assortimenten voor verschillende soorten trappen voorzien wordt. Een uitvoering waarbij het basisdeel en het opstapdeel gelijk uitgevoerd zijn, verdient om productie-technische redenen eveneens de voorkeur. Tenslotte is het mogelijk een eindafsluiting aan te brengen zodat de wijze waarop het opstapdeel en basisdeel in elkaar grijpen niet zichtbaar is. Al dergelijke wijzigingen worden geacht binnen het bereik van 40 de onderhavige aanvrage te liggen zoals beschreven in de bijgaande conclusies.

1. Traploophulpmiddel met een bovenzijde en een onderzijde en bestemd om geplaatst te worden op een trede van een trap, waarrbij de hoogte tussen die bovenzijde en onderzijde ongeveer de helft is van het hoogteverschil tussen twee aangrenzende treden van de trap, en de breedte kleiner is dan de breedte van een traptrede, met het kenmerk, dat de onderzijde is bepaald door een basisdeel (2) voorzien van bevestigingsmiddelen ter bevestiging aan het horizontale deel (7) van een traptrede, en dat de bovenzijde is 50 bepaald door een opstapdeel (3) dat met het basisdeel verbonden is en ten opzichte daarvan in horizontale richting uitsteekt.

2. Traploophulpmiddel volgens conclusie 1, waarbij het basisdeel en opstapdeel in verticale richting ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn.

3. Traploophulpmiddel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het basisdeel en opstapdeel in 55 horizontale richting ten opzichte van elkaar verstelbaar zijn.

4. Traploophulpmiddel volgens conclusie 2 of 3, waarbij het grensvlak tussen basisdeel en opstapdeel schuin ten opzichte van de horizontaal en verticaal verloopt 3 193982

, 5. Traploophulpmiddel waarbij aan het grensvlak tussen basisdeel en opstapdeel een van die delen voorzien is van uitsteeksels en het andere van die delen voorzien is van overeenkomstige uitsparingen waarbij de uitsteeksels in de uitsparingen te plaatsen zijn.

6. Traploophulpmiddel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het basisdeel en het opstapdeel 5 zo ten opzichte van elkaar zijn uitgevoerd, dat bij verplaatsing van deze delen ten opzichte van elkaar een verplaatsing in verticale richting resulteert in een vier maal grotere verplaatsing in horizontale richting.

7. Traploophulpmiddel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de lengte daarvan kleiner dan de helft van de lengte van de betreffende traptrede is.

8. Traploophulpmiddel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het opstapdeel van antislip-10 middelen (13) is voorzien. i Hierbij 3 bladen tekening