NL193904C - Tankwagen. - Google Patents

Description

1 193904

Tankwagen

De uitvinding betreft een tankwagen omvattende een tank met aan zijn bovenzijde ten minste één door een deksel afsluitbare vulopening en aan zijn onderzijde ten minste één afsluitbare uitlaatopening; 5 waarbij het deksel van de vulopening door middel van bedieningsmiddelen langs een geleiding verschuifbaar is tussen een geopende stand, waarin het de vulopening vrijlaat en een gesloten stand, waarin het deksel op enige afstand boven de rand van de vulopening ligt; waarbij ten minste één elastische afdichtring met de rand van de vulopening is verbonden; en waarbij een binnenwaarts gerichte vrije afdichtrand van de ring enigermate boven de bewegingsbaan van de onderzijde 10 van het deksel uitsteekt.

Een dergelijke tankwagen is bekend uit NL-A-7607036. Bij deze bekende tankwagen kan de afdichting van de vulopening een flinke overdruk afdichten, doch niet een vacuüm of onderdruk.

De uitvinding heeft ten doel een tankwagen zoals hierboven beschreven geschikt te maken als zuigtank-wagen. Daartoe onderscheidt de tankwagen zich volgens de uitvinding daardoor dat dat een tweede in 15 hoofdzaak radiaal buitenwaarts gerichte rand van de afdichtring in de geopende stand van het deksel enigermate boven de bewegingsbaan van de onderzijde van het deksel uitsteekt en dat de geleidingsbaan van het deksel zodanig is, dat de onderzijde van het deksel in gedeeltelijk gesloten stand zich nog op hoger niveau dan de buiten- en binnenwaarts gerichte afdichtranden bevindt en dat het deksel bij een verdere sluitbeweging neerwaarts beweegt.

20 De vrije binnenrand van de afdichtring blijft zijn afdichtfunctie perfect vervullen, wanneer een overdruk in de tank heerst. Daarnaast verschaft de buitenrand de perfecte afdichting, wanneer er een vacuüm in de tank heerst.

Bij voorkeur maken de vrije binnenrand en de vrije buitenrand beide deel uit van een en dezelfde afdichtring.

25 Uit de Franse octrooiaanvrage 2.171.538 is een schuifgeleiding bekend, die ook een dwarsbeweging toelaat. Het betreft hier echter anders gevormde afdichtorganen, die niet geschikt zijn voor zowel over- als onderdruk.

De bovengenoemde kenmerken van de uitvinding zullen in de hierna volgende beschrijving aan de hand 30 van een tekening worden verduidelijkt.

In de tekening stellen voor: figuur 1 een tankwagen volgens de uitvinding in zij-aanzicht en ten dele in langsdoorsnede, figuur 2 een gedeeltelijk weggebroken bovenaanzicht van een tankwagen van figuur 1, figuur 3 op grotere schaal een doorsnede volgens de lijn Ill-Ill van figuur 2, 35 figuur 4 een aanzicht volgens de lijn IV—IV van figuur 3, en figuur 5 een variant van het detail van figuur 3.

Figuur 1 toont een tankwagen 1 bestaande uit buiktrailer 2. Deze bulktrailer 2 omvat een van wielen 3 voorzien onderstel 4, dat nabij het vooreinde op de trekker 7 steunt en dat een tank 5 draagt, die is 40 verdeeld in vier compartimenten 6. De compartimenten 6 hebben elk een afzonderlijke uitlaat 13 die is afgesloten door een niet nader aangeduide schuif. Via een gemeenschappelijke losbuis 10 kan het materiaal uit de compartimenten 6 met behulp van een daarop aan te sluiten slang 65 worden gelost. Aan de bovenzijde vertonen de compartimenten 6 vulopeningen 11. Ter weerszijden van de vulopeningen 11 bevinden zich verticale steunen 12. Deze steunen 12 dragen een horizontale tap 14 (figuur 3). Op enige 45 afstand boven de vulopeningen 11 strekt zich een raamwerk 15 uit. Dit horizontale raamwerk 15 vertoont aan de langszijden een, met de flenzen naar buiten gericht, U-profiel 16. Het U-profiel 16 grijpt met flenzen om draaibaar op de tappen 14 gelegerde rollen 17. Het raamwerk 15 kan dankzij de rollen 17 gemakkelijk in langsrichting worden verplaatst. Het raamwerk 15 draagt plaatvormige deksels 18, die in de getekende, gesloten stand boven de vulopeningen 11 liggen. De deksels 18 zijn door middel van opgelaste profielen 41 50 versterkt. Zij kunnen uitgevoerd zijn als stijve dozen. De onderzijden 42 van de deksels 18 liggen op enige afstand boven de bovenrand 40 van de vulopeningen 11. Op de bovenrand 40 van elke vulopening 11 is een elastische afdichtring 21 aangebracht. Een binnenrand 22, alsmede een buitenrand 44, die beide deel uitmaken van een en dezelfde elastische afdichtring 21, liggen elk onder een lichte voorspanning aan tegen de onderzijde 42 van het deksel 18, De rand 47 van de vulopening 11 heeft een bevestigingsrand 45 met 55 een kopvormig profiel, terwijl de afdichtring 21 een aan het kopvormige profiel van de bevestigingsrand 45 aangepaste uitsparing 46 voor het opnemen van de bevestigingsrand 45 heeft. Daartoe heeft de rand 47 van de vulopening 11 twee ringvormige groeven 48 aan weerszijden van de bevestigingsrand 45, waarin

Claims (3)

193904 2 ringvormige ribben 49 van de afdichtring 21 grijpen. Een buitenlip 50 en een binnenlip 51 worden door vacuüm respectievelijk overdruk van de tank 5 tegen de rand 47 aangetrokken respectievelijk aangedrukt. Evenzo wordt de buitenrand 44 bij het in de tank 5 heersende vacuüm tegen het deksel 18 aangezogen en wordt de binnenrand 22 van de afdichtring 21 bij 5 overdruk tegen het deksel 18 aangedrukt. Teneinde de randen 44 en 22 niet te beschadigen, wordt het deksel 18 eerst op een hoger niveau dan deze randen 44 en 22 tot boven de vulopening 11 geschoven en wordt het deksel 18 daarna, wanneer het in horizontale richting bijna tot in de sluitstand is geschoven, omlaag gebracht. Daartoe worden de deksels 18 tezamen met hun raamwerk 15 geleid door middel van aan het raamwerk 15 bevestigde geleidingen 53, die samenwerken met de rollen 17, die boven de deksels 10 18 een oplopende baan 54 hebben, en die zodanig samenwerken met de ter plaatse van het centrum van de vulopeningen 11 geplaatste rollen 17, dat de deksels 18 bij het bij de in hoofdzaak horizontale beweging tot in de sluitstand komen tevens neerwaarts bewegen, waarbij zij tegen de randen 44 en 22 van de afdichtringen worden aangevleid. In langsrichting van het raamwerk 15 liggen naast de deksel 18 delen 27, die elk voorzien zijn van een 15 opening 28. De opening 28 heeft een kleinere diameter dan de vrije doorlaat binnen de binnenrand 22 van de afdichtring 21. Wanneer men het raamwerk 15 in voorwaartse richting verplaatst, kan men in plaats van de deksels 18 de openingen 28 boven de vulopeningen 11 brengen. Dankzij het feit, dat de openingen 28 een kleinere diameter hebben dan de vrije doorlaatopening binnen de afdichtring 21, bereikt men dat bij het vullen van de compartimenten 6 geen materiaal kan worden gestort op de afdichtring 21. Met behulp van 20 een schroefspindel 29 en een handwiel 30 kan men het raamwerk 15 met de deksels 18 in langsrichting van de tank 5 verplaatsen. Door toepassing van een mechanische overbrenging kan men ook bereiken, dat vanaf de begane grond het raamwerk 15 kan worden verplaatst. Bij voorkeur maakt men gebruik van hydraulische of pneumatische middelen voor het verstellen van het raamwerk 15 met de deksels 18. Wanneer een tank 5 moet worden gevuld, rijdt men de tankwagen 1 onder een silo-opening en wanneer 25 de tankwagen 1 in de juiste stand staat, kan men alle deksels 18 tegelijkertijd openen. Men behoeft dan slechts het tandwiel 30 te verdraaien. Wanneer de compartimenten 6 gevuld zijn, sluit men de deksels 18 weer door het raamwerk 15 met de deksels 18 in omgekeerde richting te verplaatsen. Dankzij het feit dat de binnenranden 22 en de buitenranden 44 van de afdichtringen 21 onder voorspanning aanliggen tegen de deksels 18, heeft men een voldoende afsluiting van de tank 5 gekregen tijdens het transport. Wanneer de 30 compartimenten 6 moeten worden geledigd, wordt de inhoud van de tank 5 onder druk gebracht. Onder invloed van de druk in de tank 5 zal de afdichtring 21 nog meer tegen het deksel 18 worden gedrukt, waarbij de hermetische afdichting gehandhaafd blijft. De tank is bij voorkeur te gebruiken als druktank en als zuigtank. In dat geval wordt de ingang 62 van het luchtaggregaat 60, bijvoorbeeld een blower, via een filter 63 en een leiding 65 op de onderling via 35 openingen 64 communicerende compartimenten 6 aangesloten en wordt de losbuis 10 gebruikt als gemeenschappelijke aanzuigbuis voor het naar binnen zuigen van materiaal, bijvoorbeeld bagger. Opgemerkt zij, dat de deksels 18 in plaats van gemeenschappelijk ook afzonderlijk bediend zouden kunnen worden, bijvoorbeeld door verschuiving in een dwars op de tank 5 staande richting door middel van afzonderlijke leidmiddelen en afzonderlijke hydraulische cilinders. 40 Zoals figuur 5 toont, kan een rand 70 van een vulopening 11 als variant twee afzonderlijke afdichtringen 71 en 72 hebben, die elk afzonderlijk aan bevestigingsranden 73 en 74 van rand 70 zijn bevestigd en die respectievelijk een binnenrand 75 en een buitenrand 76 hebben, die bij overdruk respectievelijk vacuüm in de tank 5 hun afdichtende functie vervullen. 45

1. Tankwagen omvattende een tank met aan zijn bovenzijde ten minste één door een deksel afsluitbare vulopening en aan zijn onderzijde ten minste één afsluitbare uitlaatopening; 50 waarbij het deksel van de vulopening door middel van bedieningsmiddelen langs een geleiding verschuif-baar is tussen een geopende stand, waarin het de vulopening vrijlaat en een gesloten stand, waarin het deksel op enige afstand boven de rand van de vulopening ligt; waarbij ten minste één elastische afdichtring met de rand van de vulopening is verbonden; en waarbij een binnenwaarts gerichte vrije afdichtrand van de ring enigermate boven de bewegingsbaan van de 55 onderzijde van het deksel uitsteekt, met het kenmerk, dat een tweede in hoofdzaak radiaal buitenwaarts gerichte rand (44) van de afdichtring (21) in de geopende stand van het deksel (18) enigermate boven de bewegingsbaan van de onderzijde (42) van het deksel (18) uitsteekt en dat de geleidingsbaan van het 3 193904 deksel (18) zodanig is, dat de onderzijde (42) van het deksel (18) in gedeeltelijk gesloten stand zich nog , op hoger niveau dan de buiten- en binnenwaarts gerichte afdichtranden (22) bevindt en dat het deksel (18) bij een verdere sluitbeweging neerwaarts beweegt.

2. Tankwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rand (47) van de vulopening (11) een 5 bevestigingsrand (45) met een kopvormig profiel heeft en dat de afdichtring (21) een aan het kopvormige profiel van de bevestigingsrand (45) aangepaste uitsparing (46) voor het opnemen van de bevestigingsrand (45) heeft

3. Tankwagen volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de vrije binnenrand (22) en de vrije buitenrand (44) beide deel uitmaken van een en dezelfde afdichtring (21). Hierbij 2 bladen tekening