NL193451C - Met een trekker te verplaatsen oplegger. - Google Patents

Met een trekker te verplaatsen oplegger. Download PDF

Info

Publication number
NL193451C
NL193451C NL9400197A NL9400197A NL193451C NL 193451 C NL193451 C NL 193451C NL 9400197 A NL9400197 A NL 9400197A NL 9400197 A NL9400197 A NL 9400197A NL 193451 C NL193451 C NL 193451C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cylinders
chassis
steering
trailer
coupled
Prior art date
Application number
NL9400197A
Other languages
English (en)
Other versions
NL193451B (nl
NL9400197A (nl
Inventor
Antonius Jacobus Van Genugten
Original Assignee
Transport Industry Dev Centre
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Transport Industry Dev Centre filed Critical Transport Industry Dev Centre
Priority to NL9400197A priority Critical patent/NL193451C/nl
Publication of NL9400197A publication Critical patent/NL9400197A/nl
Publication of NL193451B publication Critical patent/NL193451B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193451C publication Critical patent/NL193451C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62DMOTOR VEHICLES; TRAILERS
    • B62D13/00Steering specially adapted for trailers
    • B62D13/02Steering specially adapted for trailers for centrally-pivoted axles
    • B62D13/025Steering specially adapted for trailers for centrally-pivoted axles the pivoted movement being initiated by the coupling means between tractor and trailer
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62DMOTOR VEHICLES; TRAILERS
    • B62D13/00Steering specially adapted for trailers
    • B62D13/04Steering specially adapted for trailers for individually-pivoted wheels

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Power Steering Mechanism (AREA)
  • Steering-Linkage Mechanisms And Four-Wheel Steering (AREA)

Description

1 193451
Met een trekker te verplaatsen oplegger
De uitvinding heeft betrekking op een met een trekker te verplaatsen oplegger voorzien van een chassis en van ten minste een tweetal het chassis ondersteunende bestuurbare wielen, die met behulp van met de 5 wielen gekoppelde stuurcilinders ten opzichte van het chassis verzwenkbaar zijn, waarbij de met de wielen gekoppelde stuurcilinders zijn gekoppeld met bedieningscilinders, welke voor het in- en uitschuiven zijn gekoppeld met een ten opzichte van het chassis verdraaibaar orgaan, dat bij met behulp van een koppelingspen aan de trekker gekoppelde oplegger ten opzichte van het chassis wordt verdraaid in evenredigheid met de verdraaiing om de koppelingspen van de trekker ten opzichte van de oplegger, 10 waarbij iedere bedieningscilinder enerzijds is verbonden met het chassis en anderzijds met een ten opzichte van het chassis beweegbaar hulpstuk, dat is gekoppeld met het ten opzichte van het chassis verdraaibare orgaan.
Een dergelijke oplegger is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8301612. Bij deze bekende constructie wordt het hulpstuk gevormd door een verder ten opzichte van het chassis verdraaibaar orgaan 15 waaraan de uiteinden van de zuigerstangen van de bedieningscilinders zijn gekoppeld, terwijl de van de vrije uiteinden van de zuigerstangen afgekeerde uiteinden van de cilinderhuizen zwenkbaar zijn gekoppeld met het chassis.
Om bij het verdraaien van dit verdere ten opzichte van het chassis verdraaibare orgaan te voorkomen, dat daarbij de zuigerstangen en/of de cilinderhuizen van de bedieningscilinders met elkaar in aanraking 20 komen zijn de bedieningscilinders zodanig opgesteld, dat de langshartlijnen van de bedieningscilinders een hoek insluiten met de langsas van de oplegger. Dit heeft echter tot gevolg, dat de beide bedieningscilinders niet steeds over dezelfde hoek verdraaien en daardoor de volumes van de door de in de bedieningscilinders gelegen zuigers verplaatste resp. op te nemen hoeveelheden van elkaar afwijken. Dit kan het opnemen vereisen van bufferorganen in het leidingsysteem tussen de bedieningscilinders en de stuurcilinders, 25 hetgeen resulteert in een complicatie van de opbouw van de oplegger en in een bron voor storingen.
Volgens de uitvinding wordt nu het hulpstuk gevormd door een in de lengterichting van het chassis verschuifbaar schuifstuk en zijn de bedieningscilinders evenwijdig aan het langsmiddenvlak van de oplegger opgesteld.
Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan een eenvoudige en solide opstelling van de 30 bedieningscilinders worden verkregen, terwijl daarbij tevens kan worden bewerkstelligd, dat bij een bepaalde verplaatsing van de bedieningscilinders tengevolge van een verdraaiing van het ten opzichte van het chassis verdraaibare orgaan de door de in de bedieningscilinders opgenomen zuigers verplaatste resp. in de bedieningscilinders op te nemen vloeistofhoeveeiheden voor de beide bedieningscilinders gelijk zijn.
Opgemerkt wordt dat uit het Amerikaanse octrooi 4.955.630 een oplegger bekend is voorzien van een in 35 de lengterichting van het chassis van de oplegger verschuifbaar schuifstuk dat met behulp van een verbindingsstang verbonden is met een ten opzichte van het chassis verdraaibaar orgaan. Daarbij is de oplegger slechts voorzien van een enkele bedieningscilinder, die met behulp van een gecompliceerde flexibele verbinding gekoppeld is met het scharnierpunt tussen de verbindingsstang en het schuifstuk.
Verder is uit de Europese octrooiaanvrage 0 297 043 een met behulp van een trekarm voort te 40 bewegen aanhangwagen bekend voorzien van een tweetal bedieningscilinders waarvan de hartlijnen een hoek insluiten met het langsmiddenvlak van het voertuig. De met behulp van deze bedieningscilinders verplaatste hoeveelheid stuurvloeistof wordt hierbij bepaald met behulp van een dubbele curveschijf. Een en ander leidt tot een ingewikkelde constructie.
Bij een oplegger volgens de uitvinding, waarbij, zoals bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 45 8301612 de oplegger is voorzien van ten minste twee achter elkaar opgestelde wielstellen met verzwenk-bare wielen is volgens de uitvinding ieder van de met om fuseepennen verzwenkbare wielen uitgeruste wielstellen voorzien van een stel stuurcilinders, waarbij de stuurcilinders van beide wielstellen gelijk zijn uitgevoerd, terwijl voor ieder wielstel een tweetal met behulp van het schuifstuk verstelbare bedieningscilinders zijn aangebracht waarbij de met de stuurcilinders van het voorste wielstel gekoppelde bedienings-50 cilinders een kleinere diameter hebben dan de met de stuurcilinders van het achterste wielstel gekoppelde bedieningscilinders.
Door deze maatregel kan op eenvoudige wijze worden bewerkstelligd, dat de wielen van de achter elkaar gelegen wielstellen naar gewenst over van elkaar afwijkende hoeken zullen worden verdraaid bij het beschrijven van een bocht.
55 Bij een oplegger waarbij, zoals bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8301612, tussen de stuurcilinders en de bedieningscilinders aangebrachte leidingen ieder via een verbindingsleiding zijn aangesloten op een onder druk te brengen vloeistofreservoir, terwijl in ieder van de verbindingsleidingen 193451 2 een klep is aangebracht, die verstelbaar is tussen een eerste stand waarin de verbinding tussen het vloeistofreservoir en de desbetreffende tussen de bedieningscilinder en stuurcilinder aangebrachte leiding is verbroken en een tweede stand waarin het vloeistofreservoir in open verbinding staat met het desbetreffende tussen de bedieningscilinder en de stuurcilinder aangebrachte leiding zijn volgens de uitvinding de 5 verschillende kleppen zodanig onderling gekoppeld, dat zij gelijktijdig verstelbaar zijn.
Door toepassing van deze maatregel kunnen de kleppen eenvoudig en snel in een stand worden gebracht waarin de vloeistof in de verschillende leidingen en de met deze leidingen in verbinding staande ruimtes van de stuurcilinders en van de bedieningscilinders eenvoudig en snel op de gewenste druk kan worden gebracht.
10 De juiste instelling voor de besturing van de wielen kan daarbij op eenvoudige wijze worden verkregen indien de stuurcilinders zijn voorzien van instelbare aanslagen met behulp waarvan de slag van de stuurcilinders instelbaar is.
In een oplegger, waarbij zoals bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8301612 zowel een eerste circuit en een tweede circuit een bedieningscilinder evenals een via verbindingsleidingen daarmede 15 verbonden stuurcilinder omvat en waarbij een eerste verbindingsleiding van het ene circuit de uiteinden van de bedieningscilinder en de stuurcilinder van het ene circuit aan de van de zuigerstangen van de desbetreffende cilinders afgekeerde zijden van de zuigers met elkaar verbindt en een eerste verbindingsleiding van het andere circuit de uiteinden van de bedieningscilinder en de stuurcilinder van dit andere circuit aan de van de zuigerstangen van de desbetreffende cilinders afgekeerde zijden van de zuigers met elkaar verbindt, 20 een tweede verbindingsleiding van het ene circuit de uiteinden van de bedieningscilinder en de stuurcilinder van dit ene circuit aan de naar de zuigerstangen toegekeerde zijden van de zuigers met elkaar verbindt en een tweede verbindingsleiding van het andere circuit de uiteinden van de bedieningscilinder en de stuurcilinder van dit andere circuit aan de naar de zuigerstangen toegekeerde zijde van de zuigers met elkaar verbindt staan volgens de uitvinding de eerste verbindingsleiding van het ene circuit en de eerste 25 verbindingsleiding van het andere circuit via een tweetal tegengesteld aan elkaar werkende terugslagkleppen in verbinding en staan de tweede verbindingsleiding van het ene circuit en de tweede verbindingsleiding van het andere circuit eveneens via een tweetal tegengesteld aan elkaar werkende terugslagkleppen met elkaar in verbinding.
Door toepassing van deze maatregel zal bij eventuele afwijking van de beoogde stand van de wielen, 30 bijvoorbeeld tengevolge van slijtage van onderdelen automatisch een bijstelling worden bewerkstelligd, zodanig, dat in de middenstand de draaiingsassen van de bestuurbare wielen zich weer loodrecht op de langsas van het chassis uitstrekken.
Een snelle instelling van het gehele systeem kan nog op eenvoudige wijze worden bewerkstelligd indien op een draaibaar met het chassis verbonden steunorgaan een tweetal nadèringsschakelaars zijn opgesteld, 35 die samenwerken met een vast op het gestel aangebracht indicatieorgaan voor het aangeven van een middenstand van de trekker resp. van een wielas of een wiel ten opzichte van het chassis van de trekker.
De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in de tekening schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Hierin toont: 40 figuur 1 schematisch een bovenaanzicht op een uitvoeringsvorm van een oplegger; figuur 2 een zijaanzicht op figuur 1; figuur 3 op grotere schaal schematisch de opstelling van een tweetal bedieningscilinders; figuur 4 schematisch een doorsnede over een stuurcilinder; figuur 5 schematisch het leidingscircuit tussen de bedieningscilinders en de stuurcilinders; 45 figuur 6 schematisch de opstelling van een tweetal sensors voor het waarnemen van de stand van een tweetal ten opzichte van elkaar verdraaibare delen; figuur 7 een zijaanzicht op figuur 6, gezien volgens pijl VII in figuur 6; en figuur 8 schematisch een bovenaanzicht op een tweede uitvoeringsvorm van een oplegger.
50 De in de figuren 1 en 2 weergegeven oplegger omvat een chassis 1, welke in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt ondersteund door een drietal wielstellen 2-4, die ieder zijn voorzien van een tweetal wielen 5 en 6. De beide achterste wielstellen 3 en 4 zijn met behulp van draaischamels 7 resp. 8 om in het middenlangsvlak van de oplegger gelegen verticaal staande zwenkassen verzwenkbaar. Daarbij zijn de beide draaischamels 7 en 8 onderling met elkaar verbonden met behulp van koppelstangen 9 en 10.
55 Verder zijn met het draaischamel van het achterste wielstel 8 een tweetal stuurcilinders 11 en 12 gekoppeld, waarbij de cilinderhuizen 13 (figuur 4) van deze stuurcilinders 11 en 12 met behulp van verticaal staande scharnierpennen 14 scharnierend met het chassis 1 zijn gekoppeld, terwijl de vrije uiteinden van de 3 193451 zuigerstangen 15 van de stuurcilinders 11 en 12 met behulp van verticaal staande scharnierpennen 16 met het draaischamel 8 zijn gekoppeld.
Zoals schematisch in figuur 5 is weergegeven is de stuurcillnder 11 met behulp van een tweetal leidingen 17 en 18 gekoppeld met een bedieningscilinder 19, terwijl de stuurcilinder 12 met behulp van een tweetal 5 leidingen 20 en 21 is gekoppeld met een bedieningscilinder 22. Iedere bedieningscilinder is opgebouwd uit een cilinderhuis 23, een zuigerstang 24 en een aan een uiteinde van de zuigerstang bevestigde en in het cilinderhuis gelegen zuiger 25.
De ruimte in het cilinderhuis 23, die is gelegen aan de van de zuigerstang 24 afgekeerde zijde van de zuiger 25 is via leiding 18 resp. 20 aangesloten op die ruimte in het cilinderhuis 13, die is gelegen aan de 10 van de zuigerstang 15 afgekeerde zijde van de aan de zuigerstang 15 bevestigde en in het cilinderhuis 13 gelegen zuiger 26. Verder is aan de naar de zuigerstang 24 toegekeerde zijde van de zuiger 25 gelegen ruimte van een bedieningscilinder via een leiding 17 resp. 21 verbonden met de aan de zuigerstang 16 toegekeerde zijde van de zuiger 26 gelegen ruimte van de stuurcilinder.
Zoals verder in het bijzonder uit figuur 3 blijkt zijn de beide bedieningsciiinders 19 en 22 nabij de 15 voorzijde van de oplegger evenwijdig aan de langsas van de oplegger opgesteld, waarbij in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de cilinderhuizen 23 aan het chassis 1 zijn vastgezet.
Aan de voorzijde van het chassis is verder een om de hartlijn van een koppelingspen 27 verdraaibare koppelplaat 28 aangebracht. Aan de koppelplaat is een wigstuk 29 bevestigd, een en ander zodanig, dat indien de oplegger aan een trekker is gekoppeld het wigstuk 29 is gelegen in de gleuf, die is gevormd in de 20 op de trekker aangebrachte koppelingsplaat en welke gleuf bestemd is voor het doorvoeren van de koppelingspen 27 bij het aankoppelen van de trekker aan de oplegger. Het zal duidelijk zijn, dat indien een aan de oplegger aangekoppelde trekker om de hartlijn van de koppelingspen 27 ten opzichte van het chassis van de oplegger verdraait de koppelplaat 28 via het wigstuk 29 door de trekker wordt meegenomen en dus eveneens wordt verdraaid om de hartlijn van de koppelingspen 27.
25 Met de koppelplaat 28 is op enige afstand van de hartlijn van de koppelingspen 27 het uiteinde van een koppelstang 30 scharnierend gekoppeld. Het andere uiteinde van de koppelstang 30 is scharnierend gekoppeld met een schuifstuk 31, dat in de lengterichting van het chassis van de oplegger verschuifbaar is langs een geleiding 32. Met het schuifstuk 31 zijn de buiten de cilinderhuizen 23 uitstekende uiteinden van de zuigerstangen 24 van de bedieningsciiinders 19 en 22 op de in de figuur 3 weergegeven wijze gekop-30 peld.
Het zal duidelijk zijn, dat indien de koppelplaat 28 met behulp van de trekker in de richting volgens pijl A om de hartlijn van de koppelingspen 27 wordt verdraaid, de beide zuigerstangen 24 van de bedieningsciiinders 19 en 22 over dezelfde afstand in de richting volgens pijl B worden verplaatst, terwijl bij een verdraaiing van de koppelplaat 28 in een richting tegengesteld aan de richting van de pijl A de beide 35 zuigerstangen 24 over eenzelfde afstand in een richting tegengesteld aan de richting van pijl B zullen worden verplaatst.
Bij een verplaatsing van de zuigerstangen 24 en de daaraan bevestigde zuigers 25 van de bedieningsciiinders in de richting volgens pijl B zal de zuigerstang 15 met de daaraan bevestigde zuiger 26 van de stuurcilinder 11 in de richting volgens pijl C (figuur 5) worden verplaatst, terwijl de zuigerstang 15 met de 40 daaraan bevestigde zuiger 26 van de stuurcilinder 12 in de tegengestelde richting volgens pijl D (figuur 5) zal worden verplaatst. Het zal duidelijk zijn, dat dit een verdraaiing van de beide bestuurbare wielstellen in de richting volgens pijl E (figuur 1) tot gevolg zal hebben.
Het zal duidelijk zijn, dat bij een verschuiving van de zuigerstangen 24 met de daaraan bevestigde zuigers 25 in een richting tegengesteld aan pijl B ook een verplaatsing van de zuigerstangen 15 van de 45 stuurcilinders 11 en 12 in tegengestelde richtingen en daarmede ook een verdraaiing van de wielstellen in tegengestelde richting tot gevolg zal hebben.
Door de bovenbeschreven opstelling van de bedieningsciiinders zullen de vloeistofhoeveelheden, die in en uit de bedieningsciiinders stromen met elkaar overeenkomen en gelijk zijn aan de volumes, die in en uit de stuurcilinders stromen.
50 In een schematisch aangeduid kleppenblok zijn een viertal kleppen 27-30 opgenomen. De kleppen zijn via een verbindingsleiding 32 aangesloten op een buffervat 33, waarin zich vloeistof, in het algemeen olie bevindt. Dit buffervat 33 kan via een leiding 34 worden verbonden met een bron van onder druk staande lucht, in het algemeen de buffervoorraad van lucht voor het remmen van de trekker en oplegger. Via de leiding 32 kan dus onder druk staande vloeistof, in het bijzonder olie, worden toegevoerd aan de kleppen 55 27-30. Daarbij is de klep 27 via een leiding 35 aangesloten op de leiding 18, is de klep 28 via een leiding 36 aangesloten op de leiding 21, is de klep 29 via een leiding 37 aangesloten op de leiding 20 en is de klep 30 via een leiding 38 aangesloten op de leiding 17.
193451 4
De kleppen 27-30 kunnen vanuit de in de figuur 5 weergegeven stand, waarin de kleppen de verbinding tussen de leiding 32 en de leidingen 35-38 onderbreken, bij bekrachtiging van op de kleppen 27-30 aangebrachte elektromagneten 39 worden versteld in een stand, waarin de leiding 32 in open verbinding wordt gebracht met de leidingen 35-38, zodat de waarde van de druk van de vloeistof in de leidingen 17, 5 18, 20 en 21 en de met deze leidingen in verbinding staande ruimtes van de stuurcilinders 11 en 12 en van de bedieningscilinders 19 en 22 op de gewenste grootte kan worden gebracht.
Voor de bekrachtiging van de elektromagneten 39 kan de stroomtoevoer aan de elektromagneten 39 worden geregeld met behulp van een bedieningsknop of schakelaar 40.
Het zal duidelijk zijn, dat in plaats van elektromagneten voor het verstellen van de kleppen 27-30 ook 10 andere middelen bijvoorbeeld hydraulisch of pneumatisch werkende verstelorganen kunnen worden benut. Ook met de hand bedienbare verstelorganen voor het verstellen van de kleppen kunnen worden toegepast. Daarbij is echter de uitvoering bij voorkeur steeds zodanig getroffen, dat de verstelorganen onderling zijn gekoppeld, zodat door in werking stellen van de verstelorganen alle kleppen 27-30 gelijktijdig worden versteld.
15 Tussen de met de leiding 18 verbonden leiding 35 en de met de leiding 20 verbonden leiding 37 zijn een tweetal terugslagkleppen 41 en 42 aangebracht, waarvan de een slechts olie vanuit de leiding 37 naar de leiding 35 doorlaat indien de druk in de leiding 37 hoger is dan de druk in de leiding 35, terwijl de andere terugslagklep slechts olie doorlaat vanaf de leiding 35 naar de leiding 37, indien de druk van de olie in de leiding 35 hoger is dan die in de leiding 37. Op soortgelijke wijze zijn een tweetal terugslagkleppen 43 en 44 20 aangebracht tussen de met de leiding 21 verbonden leiding 36 en de met de leiding 17 verbonden leiding 38.
Zoals verder nog in de figuren 4 en 5 is aangeduid zijn aan de van de zuigerstangen 15 afgekeerde zijden van de zuigers 26 in de cilinderhuizen 13 van de stuurcilinders 11 en 12 instelbare aanslagorganen 45 (figuur 5) aangebracht, die de inwaartse slag van de in de cilinderhuizen 13 gelegen zuigers 26 25 begrenzen.
Nu is de uitvoering zodanig getroffen, dat bij de maximale verzwenking van de trekker om de koppelings-pen 27 ten opzichte van de oplegger, bijvoorbeeld vanuit de middenstand over 90° in de ene richting en over 90° in de andere richting, de in de cilinderhuizen 23 van de bedieningscilinders 19 en 22 gelegen zuigers 25 nabij het ene of het andere uiteinde van de desbetreffende cilinderhuizen 23 zijn gelegen. Bij de 30 opbouw van de oplegger wordt er daarbij zorg voor gedragen, dat indien de trekker over de maximale hoek vanuit de middenstand in de ene richting is verzwenkt de in de ene stuurcilinder gelegen zuiger 26 aanligt tegen de instelbare aanslag 45, terwijl indien de trekker in de andere richting vanuit de middentand over de maximale hoek ten opzichte van de oplegger is verzwenkt, de zuiger 26 van de andere stuurcilinder aanligt tegen de instelbare aanslag 45. Uiteraard zal er daarbij verder zorg voor zijn gedragen, dat in de midden-35 stand van de trekker, waarin de lengteas van de trekker in het verlengde is gelegen van de lengteas van de oplegger de draaiingsassen van de wielen van de bestuurbare assen zich loodrecht op de lengteas van de trekker uitstrekken.
Verder is het denkbaar om de slag van de zuigers 26 op andere wijze met behulp van instelbare middelen te begrenzen. Zo kunnen bijvoorbeeld op de buiten de cilinderhuizen 13 uitstekende delen van de 40 zuigerstangen 15 instelbare aanslagen zijn aangebracht, die voor het begrenzen van de slag bijvoorbeeld samenwerken met de uiteinden van de cilinderhuizen 13.
Tijdens bedrijf kan het nu gebeuren, dat tengevolge van slijtage of dergelijke de assen de neiging hebben om een stand in te nemen, waarin zij in de middenstand zich niet haaks op de lengteas van de trekker uitstrekken, maar daarmede een kleine hoek insluiten. In een dergelijk geval zal bij het verzwenken 45 van de trekker ten opzichte van de oplegger op een gegeven moment een van de zuigers 26 tegen de desbetreffende instelbare aanslag 45 kunnen oplopen voordat de trekker zijn maximaal ten opzichte van de trekker uit de middenstand verdraaide eindstand heeft bereikt. Indien na het aanlopen van de desbetreffende zuiger op de instelbare aanslag 45 de trekker verder naar zijn eindstand wordt verzwenkt ten opzichte van de oplegger zal tengevolge van de verdere verplaatsing van de zuigers 25 bij aanlopen van de zuiger 50 26 van de stuurcilinder 11 tegen de desbetreffende aanslag 45 of bij het aanlopen van de zuiger 26 van de stuurcilinder 12 tegen de desbetreffende aanslag 45 de druk in de leiding 17 resp. 21 gaan oplopen, daar de stuurcilinder 11 resp. de stuurcilinder 12 bij dit verdere verzwenken van de trekker ten opzichte van de oplegger geen vloeistof meer kan opnemen. Deze overmaat van vloeistof wordt dan via de terugslagklep 43 resp. via de terugslagklep 42 vanuit het de cilinders 11 en 19 resp. de cilinders 12 en 22 omvattende circuit 55 geperst naar het de cilinders 12 en 22 resp. de cilinders 19 en 11 omvattende circuit, waardoor een bijstellen van de assen wordt bewerkstelligd, zodanig, dat in de middenstand de draaiingsassen van de bestuurbare wielen zich weer loodrecht op de langsas van het chassis uitstrekken.

Claims (7)

1. Met een trekker te verplaatsen oplegger voorzien van een chassis en van ten minste een tweetal het chassis ondersteunende bestuurbare wielen, die met behulp van met de wielen gekoppelde stuurcilinders ten opzichte van het chassis verzwenkbaar zijn, waarbij de met de wielen gekoppelde stuurcilinders zijn gekoppeld met bedieningscilinders, welke voor het in- en uitschuiven zijn gekoppeld met een ten opzichte 50 van het chassis verdraaibaar orgaan, dat bij met behulp van een koppelingspen aan de trekker gekoppelde oplegger ten opzichte van het chassis wordt verdraaid in evenredigheid met de verdraaiing om de koppelingspen van de trekker ten opzichte van de oplegger, waarbij iedere bedieningscilinder enerzijds is verbonden met het chassis en anderzijds met een ten opzichte van het chassis beweegbaar hulpstuk, dat is gekoppeld met het ten opzichte van het chassis verdraaibare orgaan, met het kenmerk, dat het hulpstuk 55 wordt gevormd door een in de lengterichting van het chassis verschuifbaar schuifstuk (31) en de bedieningscilinders (23, 24) evenwijdig aan het langsmiddenvlak van de oplegger zijn opgesteld.
2. Oplegger volgens conclusie 1, waarbij de tegengesteld gerichte zuigerstangen van de beide bedienings- 193451 6 cilinders zijn verbonden met een gemeenschappelijk hulpstuk, met het kenmerk, dat het hulpstuk wordt gevormd door het schuitstuk (31).
3. Oplegger volgens conclusie 1 of 2, waarbij de oplegger is voorzien van ten minste twee achter elkaar opgestelde wielstellen met verzwenkbare wielen, met het kenmerk, dat ieder van de met om fuseepennen 5 (49, 50) verzwenkbare wielen (51,52) uitgeruste wielstellen (3, 4) is voorzien van een stel stuurcilinders (11, 12), waarbij de stuurcilinders (11,12) van beide wielstellen (3, 4) gelijk zijn uitgevoerd, terwijl voor ieder wielstel (3, 4) een tweetal met behulp van het schuifstuk (30) verstelbare bedieningscilinders (19, 19', 22, 22') zijn aangebracht, waarbij de met de stuurcilinders van het voorste wielstel (3) gekoppelde bedieningscilinders (11, 12) een kleinere diameter hebben dan de met de stuurcilinders van het achterste wielstel (4) 10 gekoppelde bedieningscilinders (11,12).
4. Oplegger volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tussen de stuurcilinders en de bedieningscilinders aangebrachte leidingen ieder via een verbindingsleiding zijn aangesloten op een onder druk te brengen vloeistofreservoir terwijl in ieder van de verbindingsleidingen een klep is aangebracht, die verstelbaar is tussen een eerste stand waarin de verbinding tussen het vloeistofreservoir en de desbetref- 15 fende tussen de bedieningscilinder en stuurcilinder aangebrachte leiding is verbroken en een tweede stand, waarin het vloeistofreservoir in open verbinding staat met de desbetreffende tussen de bedieningscilinder en stuurcilinder aangebrachte leiding, met het kenmerk, dat de verschillende kleppen zodanig onderling zijn gekoppeld, dat zij gelijktijdig verstelbaar zijn.
5. Oplegger volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de stuurcilinders zijn voorzien 20 van instelbare aanslagen met behulp waarvan de slag van de stuurcilinders instelbaar is.
5 193451 Om na te gaan of de trekker al dan niet in de middenstand ten opzichte van de oplegger staat, dat wil zeggen in de stand waarin de lengteas van de trekker in het verlengde van de lengteas van het chassis is gelegen kan gebruik worden gemaakt van de in figuren 6 en 7 weergegeven constructie. Zoals in deze figuren schematisch is aangeduid kunnen bijvoorbeeld op de tijdens bedrijf met de trekker ten opzichte van 5 het chassis van de oplegger mee verdraaibare koppelplaat 28 een tweetal benaderingsschakelaars 46 en 47 naast elkaar staan opgesteld. Deze benaderingsschakelaars kunnen samenwerken met een bijvoorbeeld vast aan het chassis van de oplegger bevestigd smal stripvormig indicatieorgaan 48. De uitvoering zal daarbij zodanig zijn, dat indien de beide dicht naast elkaar opgestelde benaderingsschakelaars 46 en 47 het smal uitgevoerde stripvormige indicatieorgaan 48 gelijktijdig waarnemen de trekker zich in zijn bovenge-10 noemde middenstand bevindt. Met behulp van de benaderingsschakelaars 46 en 47 kan hierbij bijvoorbeeld een signaallamp of dergelijke in de middenstand worden geactiveerd. Op soortgelijke wijze kunnen op een of beide van de bestuurbare assen benaderingsschakelaars zijn aangebracht, die weer samenwerken met een overeenkomstig vast op het chassis aangebracht indicatieorgaan 48.
15 Ofschoon in het hierboven besproken uitvoeringsvoorbeeld de constructie is uiteengezet aan de hand van een oplegger, waarbij een tweetal achter elkaar gelegen wielstellen met behulp van draaischamels met het chassis zijn verbonden, zal het duidelijk zijn, dat de constructie ook toepasbaar is bij een of meer dan twee bestuurbare wielstellen. Daarnaast zal het duidelijk zijn, dat de constructie ook kan worden toegepast, indien de wielen afzonderlijk om fuseepennen ten opzichte van het gestel verzwenkbaar zijn, zoals 20 schematisch afgebeeld in figuur 8. In de constructie van figuur 8 toegepaste onderdelen, die overeenkomen met hierboven besproken en in de figuren 1-5 afgebeelde onderdelen zijn van dezelfde verwijzingscijfers voorzien als gebruikt in de figuren 1-5 en zullen niet nogmaals uitvoerig worden besproken. In het in figuur 8 afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld zijn een tweetal achter elkaar gelegen wielstellen 3 en 4 voorzien van om fuseepennen 49 resp. 50 verdraaibare wielen 51 resp. 52.
25 De stuurcilinders 11 en 12 zijn gekoppeld met een om een verticale draaiingsas draaibaar koppelstuk 53. Het koppelstuk 53 is met koppelstangen 54 gekoppeld met vast aan de assen van de wielen bevestigde armen 55. Het zal duidelijk zijn, dat zo de bestuurbare wielen 52 kunnen worden verzwenkt met behulp van de stuurcilinders 11 en 12. Het wielstel 3 is op soortgelijke wijze voorzien van stuurcilinders 11 en 12, van een koppelstuk 53, van koppelstangen 54 en van aan de dragers van de wielen 51 bevestigde armen 55.
30 De stuurcilinders 11 en 12 van het achterste wielstel 4 zijn op de hierboven beschreven wijze via leidingen verbonden met de met behulp van het schuifstuk 31 in- en uitschuifbare bedieningscilinders 19 en 22. Evenwijdig aan de bedieningscilinders opgestelde en met het schuifstuk 31 gekoppelde bedieningscilinders 19' en 22' zijn via leidingen met de stuurcilinders 11 en 12 van het wielstel 3 gekoppeld op 35 dezelfde wijze als bedieningscilinders 19 en 22 met de stuurcilinders 11 en 12 van het wielstel 4 zijn gekoppeld. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn om een getijke opbouw van de wielstellen te verkrijgen de stuurcilinders 11, 12 van beide wielstellen gelijk uitgevoerd. Bij het beschrijven van een bocht moeten echter de wielen 51 van het voorste van de beide bestuurbare wielstellen 3, 4 over een kleinere hoek worden verzwenkt dan de wielen 52 van het achterste wielstel. Om dit te bewerkstelligen is bij 40 gelijkblijvende slag de diameter van de bedieningscilinders 19' en 22' kleiner gekozen dan de diameter van de bedieningscilinders 19 en 22. 45
6. Oplegger volgens een der voorgaande conclusies, waarbij zowel een eerste circuit en een tweede circuit een bedieningscilinder evenals een via verbindingsleidingen daarmede verbonden stuurcilinder omvat en waarbij een eerste verbindingsleiding van het ene circuit de uiteinden van de bedieningscilinder en de stuurcilinder van dit ene circuit aan de van de zuigerstangen van de desbetreffende cilinders afgekeerde 25 zijden van de zuigers met elkaar verbindt en een eerste verbindingsleiding van het andere circuit de uiteinden van de bedieningscilinder en de stuurcilinder van dit andere circuit aan de van de zuigerstangen van de desbetreffende cilinders afgekeerde zijden van de zuigers met elkaar verbindt, een tweede verbindingsleiding van het ene circuit de uiteinden van de bedieningscilinder en de stuurcilinder van dit ene circuit aan de naar de zuigerstangen toegekeerde zijden van de zuigers met elkaar verbindt en een tweede 30 verbindingsleiding van het andere circuit de uiteinden van de bedieningscilinder en de stuurcilinder van dit andere circuit aan de naar de zuigerstangen toegekeerde zijden van de zuigers met elkaar verbindt, met het kenmerk, dat de eerste verbindingsleiding van het ene circuit en de eerste verbindingsleiding van het andere circuit via een tweetal tegengesteld aan elkaar werkende terugslagkleppen in verbinding staan en de tweede verbindingsleiding van het ene circuit en de tweede verbindingsleiding van het andere circuit 35 eveneens via een tweetal tegengesteld aan elkaar werkende terugslagkleppen met elkaar in verbinding staan.
7. Oplegger volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op een draaibaar met het chassis verbonden steunorgaan een tweetal benaderingsschakelaars zijn opgesteld, die samenwerken met een vast op het gestel aangebracht indicatieorgaan voor het aangeven van een middenstand van de trekker 40 resp. van een wielas of een wiel ten opzichte van het chassis van de trekker. Hierbij 5 bladen tekening
NL9400197A 1994-02-08 1994-02-08 Met een trekker te verplaatsen oplegger. NL193451C (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400197A NL193451C (nl) 1994-02-08 1994-02-08 Met een trekker te verplaatsen oplegger.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400197A NL193451C (nl) 1994-02-08 1994-02-08 Met een trekker te verplaatsen oplegger.
NL9400197 1994-02-08

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9400197A NL9400197A (nl) 1995-09-01
NL193451B NL193451B (nl) 1999-07-01
NL193451C true NL193451C (nl) 1999-11-02

Family

ID=19863808

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9400197A NL193451C (nl) 1994-02-08 1994-02-08 Met een trekker te verplaatsen oplegger.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL193451C (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB0130402D0 (en) * 2001-12-20 2002-02-06 Muldoon Gerald A ram-based positioning system
DK4052994T3 (da) * 2021-03-01 2024-02-12 Scheuerle Fahrzeugfabrik Gmbh Hydraulisk styret transportkøretøj, foretrukket med variabel bredde og sporvidde

Also Published As

Publication number Publication date
NL193451B (nl) 1999-07-01
NL9400197A (nl) 1995-09-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6308976B1 (en) Steerable trailers
US5364116A (en) Automatic steering assembly for towed vehicle
CA2129685C (en) Method and apparatus for connecting a tow vehicle to a trailer having a front axle assembly which pivots about a vertical axis
US3792779A (en) Gantry cranes
CA1231114A (en) Anti-buckling control system for articulated vehicles
US3591203A (en) Hydraulic automatic steering arrangement for pulled vehicles
NL1038290C2 (nl) Stuurinrichting van een getrokken voertuig voor het aansturen van een of meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen.
CA2465293A1 (en) Sweeping machine with variable wheel tracking
HU182445B (en) Device for articulated motro vehicle for hindering the turning in irregular direction
HU188668B (en) Swing angle influencing device with friction brake for jointed motor vehicle
NL193451C (nl) Met een trekker te verplaatsen oplegger.
US4090581A (en) Carrier vehicle steering system
US3168332A (en) Trailer hitch
EP0053001A1 (en) Improvements in or relating to trailer and semitrailer vehicles
NL1033771C2 (nl) Stuurinrichting.
JPS61257309A (ja) 建設機械
NL8900781A (nl) Trailerbesturing.
US2330557A (en) Vehicle suspension and steering mechanism
JPH04500645A (ja) 対地車とトレーラとの間の伝送及び連接構造体
GB2212132A (en) Apparatus for a folding-down loader tailboard
NL8403920A (nl) Omkeermechanisme voor een ploeg.
EP0134213A1 (en) Weight transfer connecting arrangement for semi trailer-tractor combinations
FR2616714A1 (fr) Attelage court a geometrie variable a appuis d'articulation-butee mobiles en arc de cercle pour remorques dites equilibrees et semi-remorques
NL2012278C2 (nl) Gelede werkarm en mobiele inrichting met verbeterde montage van stuurorgaan.
US4644844A (en) Movable cannon

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20130901