NL192442C

NL192442C - Vat voor vloeistoffen.

Info

Publication number: NL192442C
Application number: NL8701672A
Authority: NL
Original assignee: Mauser Werke Gmbh
Priority date: 1987-10-27
Filing date: 1987-07-15
Publication date: 1997-08-04
Also published as: GB2207653A; FR2618409A1; NL8701672A; AU7671487A; SE463093B; CH673823A5; US4767021A; FR2618409B1; SE8702964D0; BE1001986A3; AU584517B2; GB8718438D0; GB2207653B; SE8702964L; NL192442B

Description

1 192442

Vat voor vloeistoffen

De uitvinding heeft betrekking op een vat voor vloeistoffen, met een omtrekswand, een onderwand en een bovenwand, waarbij minstens één sponsteun is vastgezet in een zitting in de bovenwand, bovenwaarts 5 hiervan uitsteekt en een opening voor een spon bezit, en van de bovenwand het centrale deel naar binnen gebogen is terwijl het erop aansluitende randdeel naar binnen schuin afloopt in de richting van de wand van de houder, waarbij de althans ene sponsteun geplaatst is in de overgang tussen het centrale deel en het randdeel.

Een dergelijk vat is bekend uit aanvraagster^ DE ’’Gebrauchsmusterschrift” 8.628.268.

10 Om de restvloeistof uit het vat te verwijderen door het geopende spongat, wordt het vat omgekeerd neergezet. In de overgang tussen het centrale deel en het randdeel van de bovenwand, die ongeveer op een constante hoogte ligt zal zich de restvloeistof concentreren. Door de houder schuin te houden zal deze restvloeistof verplaatsen naar de sponopening en hiernit stromen.

Het gaat bij de uitvinding om de doelstelling van het vat te verbeteren, zodat de verwijdering van 15 restvloeistof te bereiken is met handhaving van de stabiele evenwichtsstand van een op zijn kop staand vat.

Deze doelstelling wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de althans ene sponsteun aangebracht is in — zijn zitting boven een trechtervormige verhoging van de bovenwand, en dat in de overgang tussen -het - --------------- centrale deel en het randdeel een in de trechtervormige verhoging uitmondende afvoergoot met gelijkmatig afschot naar boven ingedrukt is, en het afschot begint waar de afvoergoot het verst van de sponsteun 20 verwijderd is.

Bij een omgekeerd op de grond neergezet vat vormt de trechtervormige verhoging de laagste plaats in de bovenwand. Door de afvoergoot met afschot in de overgang tussen het centrale deel en het randdeel, stroomt de restvloeistof vanzelf via de afvoergoot naar de trechtervormige verhoging en door de sponopening.

25 Bij een vat met sponsteunen voor een vul- en aftapspon en een diagonaal ten opzichte daarvan gelegen ontluchtingsspon, waarbij de sponsteun voor de ontluchtingsspon van kleinere constructieve hoogte is dan die voor de vul- en aftapspon is, zoals eveneens bekend uit voomoemde publicatie, kan volgens de uitvinding de in zijn zitting boven de trechtervormige verhoging aangebrachte ontluchtingssponsteun met zijn bovenrand minstens tot het horizontale bovenvlak van de vul- en aftapsponsteun reiken.

30 Met deze maatregel wordt bereikt dat de restvloeistof niet naar de vulspon, maar naar het kleinere ontluchtingsspongat geleid wordt, omdat dit in de regel voor het aftappen van de inhoud niet wordt geopend.

Pas het geopende spongat laat concluderen dat de resten verwijderd zijn, terwijl het gesloten spongat aantoont dat het ledigen nog niet plaatsgevonden heeft.

De hellingshoek van het afschot van de afvoergoot wordt bepaald door de trechterdiepte, die, wanneer 35 de bovenrand van de sponopening dicht bij het openingsvlak van de vul- en aftapspon wordt gebracht,__ ontstaat uit het verschil in constructieve hoogte van de beide sponsteunen. De sponsteunhoogte van de vul-en aftapspon ligt bij voorbaat vast wegens de vulinrichting en eindigt onder de bovenkant van het dieptrek-stuk dat de bovenwand vormt.

40 De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening van enkele uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 toont als doorsnede volgens de doorsnedelijn A-B in figuur 2 de afgesneden kop van een omgekeerd op de grond neergezet vat; figuur 2 is een aanzicht tegen de bovenwand van het vat van binnenuit; figuur 3 toont de vatdelen waarin de sponsteunen zijn aangebracht, in doorsnede op vergrote schaal ten 45 opzichte van figuur 1 en 2; figuur 4 is een aanzicht van binnenuit tegen de vatdelen met de sponsteunen volgens figuur 3; figuur 5 toont op dezelfde wijze als figuur 1 het afgesneden kopgedeelte van een andere uitvoering in de vorm van een rechthoekige houder, en wel volgens de doorsnede C-D in figuur 6, en figuur 6 is een aanzicht van binnenuit tegen de bovenwand van de houder van figuur 5.

50

Aan de mantel 1 van het vat is de diepgetrokken bovenwand 2 gefelst. Sponsteunen 5 resp. 6 voor een vul-en aftapspon respectievelijk voor een ontluchtingsspon zijn in zittingen 7,9 in de bovenwand door inrollen bevestigd. Het openingsvlak van de beide sponsteunen dat op afstand onder de felsbovenrand van de bovenwand ligt, is in figuur 3 aangeduid door de streepstippellijn X.

55 Met hun zeskantige flenzen zitten de sponsteunen 5, 6 tegen verdraaiing geborgd in zeskantige delen van de zittingen 7 resp. 9.

Het cirkelvormige centrale deel van de bovenwand 2 is naar het inwendige van het vat gebogen. Het

Claims

192442 2 ringvormige randdeel 3 van de bovenwand loopt in de richting van de mantel van het vat schuin af. In de in hoofdzaak ringvormige overgang tussen het centrale deel 4 en het randdeel 3 is een in de rechtopstaande stand van het vat naar boven stekende, uit twee cirkelvormige verhogingsdelen in de bovenwand 2 ingedrukt waarheen, wanneer het vat omgekeerd op de grond neergezet wordt, de rest-5 vloeistof toestroomt, in de richting van de in figuur 1 getekende pijlen, en die aldus een afvoergoot 10 bepalen. In de ringvormige overgang zijn tevens de sponsteunen 5 en 6 voor de spongaten ondergebracht tussen de cirkelboogvoimige verhogingsdelen. De sponsteun 5 die de opening vormt voor de vul· en aftapspon, en de zitting 9 daarvoor, steken niet uit ten opzichte van de overgang tussen centrale deel 4 en randdeel 3. De 10 sponsteun 6 voor de ontluchtingsspon die minder hoog is, gaat door een op de openingsrand ervan aansluitende trechtervormige verhoging of trechter 8 over naar delen 3 en 4. Aldus vormt, als het vat op zijn kop staat, de trechter 8 het laagste deel van de bovenwand. De cirkelboogvormige delen die de afvoergoot 10 vormen vangen aan in de buurt van de zitting 9 van de sponsteun 5 voor de vul- en aftapspon en verlopen beide gelijkmatig naar de trechter 8, waarin de sponsteun 6 voor de ontluchtingsspon is aange-15 bracht. De trechterdiepte bepaalt de heUingshoek in de langsrichting van de cirkelboogvormige delen. De zich in de goot verzamelende vloeistof komt in de pijlrichting terecht in de diep liggende trechter 8 en gaat _____daar via de sponopening naar buiten._______________________________________________________________________ Bij de uitvoeringsvorm van figuren 5 en 6 gaat het om een rechthoekige houder. Volgens dezelfde gedachte is het centrale deel 4 naar het inwendige van de houder gewelfd in de vorm van een schilddak. 20 Het randdeel 3 dat op het centrale deel 4 aansluit loopt weer schuin af naar de mantel 1 van de houder. In de overgang tussen het centrale deel 4 en het randdeel 3 is een afvoergoot 10 ingevormd met een gelijkmatig afschot. De aanvang van het afschot ligt in het gootdeel dat het verst van het spongat verwijderd is en het einde ligt bij de trechter 8 die de overgang vormt tussen de sponsteun 6 en de rest van de bovenwand. Het begin van het afschot ligt dus diagonaal tegenover de opening. 25

1. Vat voor vloeistoffen, met een omtrekswand, een onderwand en een bovenwand, waarbij minstens één 30 sponsteun is vastgezet in een zitting in de bovenwand, bovenwaarts hiervan uitsteekt en een opening voor een spon bezit, en van de bovenwand het centrale deel naar binnen gebogen is terwijl het erop aansluitende randdeel naar binnen schuin afloopt in de richting van de wand van de houder, waarbij de althans ene sponsteun geplaatst is in de overgang tussen het centrale deel en het randdeel, met het kenmerk, dat de althans ene sponsteun (6) aangebracht is in zijn zitting (7) boven een trechtervormige verhoging (8) van 35 de bovenwand (2), en dat in de overgang tussen het centrale deel (4) en het randdeel (3) een in de trechtervormige verhoging (8) uitmondende afvoergoot (10) met gelijkmatig afschot naar boven ingednrkt is, en het afschot begint waar de afvoergoot het verst van de sponsteun (6) verwijderd is.

2. Vat volgens conclusie 1, met sponsteunen voor een vul- en aftapspon en een diagonaal ten opzichte daarvan gelegen ontluchtingsspon, waarbij de sponsteun voor de ontluchtingsspon voor kleinere construc- 40 tieve hoogte is dan die voor de vul- en aftapspon, met het kenmerk, dat de in zijn zitting (7) boven de trechtervormige verhoging (8) aangebrachte ontluchtingssponsteun (6) met zijn bovenrand minstens reikt tot het horizontale bovenvlak (x) van de vul- en aftapsponsteun (5). Hierbij 3 bladen tekening