NL192034C

NL192034C - Vaartuig voorzien van een aanslaginrichting voor het vasthouden van een lijn.

Info

Publication number: NL192034C
Application number: NL8105697A
Authority: NL
Original assignee: Karmoey Mek Versted A S
Priority date: 1980-12-18
Filing date: 1981-12-17
Publication date: 1997-01-07
Also published as: DK561081A; GB2089750B; DK160004B; NL8105697A; DE3150066A1; NO803852L; US4458631A; NO160649C; DE3150066C2; NO160649B; GB2089750A; NL192034B; DK160004C

Description

1 192034

Vaartuig voorzien van een aanslaginrichting voor het vasthouden van een lijn

De uitvinding heeft betrekking op een vaartuig voorzien van een aanslaginrichting voor het vasthouden van een lijn die een verdikking bezit, welke inrichting een vorkvormig met de armen verticaal staand aanslag-5 orgaan omvat, waaibij de lijn door de naar boven open ruimte tussen de armen van de vork ingevoerd kan worden en de verdikking aan de lijn aan de binnenboordse zijde door de vork kan worden tegengehouden.

Een aldus uitgevoerd vaartuig is bekend uit het US Patent 3.507.243.

De genoemde publicatie betreft een vaartuig zoals een pleziervaartuig, van zodanige afmetingen dat de lijn, in het bijzonder een meerlijn, met de hand kan worden gehanteerd en met de verdikking achter de vork 10 kan worden gelegd. Bij grotere vaartuigen kan dit evenwel problemen geven. De uitvinding heeft in het bijzonder op het oog het geval waarin de lijn een boeilijn is die een meerlijn verbindt met de bijbehorende boei wanneer ten minste een deel van de lijn aan boord van een vaartuig is gelierd.

Bij het boren naar of de produktie van olie en gas buitengaats, worden de boorplatforms vastgemeerd aan de zeebodem met grote ankers. Van tijd tot tijd is het noodzakelijk deze ankers te verplaatsen, wat 15 gedaan wordt door ze aan boord te hijsen van bijvoorbeeld een verzorgingsschip. De verbinding met het anker wordt tot stand gebracht via een boei die op de wateroppervlakte drijft en met het anker verbonden is door een boeilijn. Een kabel vanaf de lier aan boord van het schip wordt met de boei verbonden en dan kan de boei aan boord van het vaartuig worden gehesen. Als gevolg van de afmetingen van de boei - hij kan een middellijn van verschillende meters hebben met een hoogte die groter is dan de middellijn - moet de 20 boei worden losgemaakt van de boeilijn en de iierkabel en de laatste twee lijnen moeten aan elkaar worden gekoppeld alvorens het eigenlijke ophijsen van het anker kan beginnen. Wanneer de boel aan boord van het dek van het vaartuig is gehesen, zal de boeilijn die naar het anker loopt zeer strak gespannen zijn, en er zijn tot nu toe verschillende typen gebruikt van grote en zware aanslagmiddelen en bijbehorende bevestigingskabels om ervoor te zorgen dat de boeilijn aan boord op zodanige manier wordt vastgehouden 25 dat men de lier kan gebruiken om zowel de Iierkabel als het aan dek liggende deel van de boeilijn voldoende slap te maken om de boei en de verbinding van de boeilijn met de Iierkabel te kunnen losmaken, waarop het anker dan vanaf de zeebodem kan worden opgetild en aan boord van het verzorgingsschip kan worden gebracht.

De krachten die onder deze omstandigheden werken zijn groot, en de arbeid van het vastzetten en 30 verwijderen van de aanslagmiddelen voor de kabel die tot nu toe worden gebruik, vergt tijd; bovendien zijn er, omdat deze arbeid moet worden uitgevoerd in de buurt van de boei, elementen van gevaar aanwezig in dit werk wanneer men de controle over de boei verliest, bijvoorbeeld in moeilijke weersomstandigheden. In dit verband zijn meerdere ongelukken gebeurd waarin mensen werden gewond en gedood.

De uitvinding beoogt dan ook tot een inrichting te komen die het mogelijk maakt om de lijn, in het 35 bijzonder de boeilijn die een meeranker met de bijbehorende boei verbindt, aan dek vast te zetten en te houden zonder dat daarvoor de aanwezigheid nodig is van bemanningsleden aan dek.

Daartoe bezit het vaartuig volgens de uitvinding het kenmerk dat achter en buitenwaarts van het vorkvormige aanslagorgaan een pen op een zodanige plaats is aangebracht dat de binnenwaarts langs de pen gevoerde lijn over het vorkvormige aanslagorgaan wordt geleid, wanneer de lijn in de richting van een 40 lier loopt, en dat het aanslagorgaan en de daarmee samenwerkende pen selectief kunnen worden opgeheven uit en omlaaggebracht tot in het dek.

Aldus kan, met opgeheven pen, het vaartuig eerst zo worden gemanoeuvreerd dat de lijn langs de pen komt te liggen. De lijn ligt dan automatisch gereed om te worden opgenomen in het vorkvormige aanslag-orgaan dat vervolgens uit het dek wordt opgeheven. Daarna kan, door enigszins vieren van het gedeelte 45 van de lijn binnen het aanslagorgaan, de verdikking in de lijn aan de binnenboordse zijde tegen de vork worden gelegd om aldus het binnen boord liggende gedeelte van de lijn spanningsvrij te maken, zodat zonder risico de veibinding kan worden gemaakt of losgenomen. In het geval van de boeilijn kan vervolgens de boei worden losgenomen om daarna de lieriijn te verbinden met de ankeriijn en het anker op te halen.

De uitvindingsgedachte wordt bij voorkeur verder zo uitgevoerd dat twee vorkvormige aanslagorganen en 50 twee pennen in hoofdzaak naast elkaar in dwarsrichting van het vaartuig zijn aangebracht.

Daardoor wordt het manoeuvreren in zoverre vergemakkelijkt dat men de keuze heeft om de lijn aan stuurboord of aan bakboord te laten binnenkomen resp. naar buiten te laten gaan.

Door de mogelijkheid om de aanslagorganen en de pennen selectief op te heffen resp. omlaag te brengen tot in het dek kan men enerzijds de pen en het aanslagorgaan elk omhoog resp. omlaag brengen 55 wanneer daarvoor het beste tijdstip gekomen is, maar kan men anderzijds ook kiezen of er gewerkt wordt met het paar aan stuurboord of aan bakboord. Men kan dan ook de organen aan de niet werkzame zijde in het dek laten verdwijnen.

192034 2

Uit het US Patent 3.588.051 is een van een aanslaginrichting voorziene sleepboot bekend. Hieruit is bekend om het aanslagorgaan en de pennen selectief op te heffen uit en omlaag te brengen tot in het dek. Deze inrichting heeft een enkel vorkvormig tegenhoudorgaan met een opening die slechts in horizontale richting toegankelijk is. Door het geschikt besturen van drie op en neer beweegbare pennen en het 5 opklappen van het vorkvormige tegenhoudorgaan is het mogelijk om de tros in verticale richting in te perken binnen de vork en in horizontale richting tussen twee van de drie pennen. Er is geen sprake van een zodanige plaatsing van een pen ten opzichte van het tegenhoudorgaan dat de lijn automatisch over het vorkvormige aanslagorgaan wordt geleid en de opening daarin kan binnentreden op het moment waarop dit orgaan omhoog gebracht wordt.

10

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening van een uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 illustreert, op zeer vereenvoudigde manier, hoe het lichten van een anker wordt uitgevoerd; figuur 2 toont een aanslaginrichting volgens de uitvinding, gezien van opzij en in gedeeltelijke doorsnede; figuur 3 toont de inrichting volgens de uitvinding in gedeeltelijke doorsnede, gezien in de richting naar de 15 achtersteven van het vaartuig, en figuur 4 toont de inrichting volgens de uitvinding van boven gezien, met de verschillende onderdelen tot een eenheid gemonteerd.

Men ziet in figuur 1 een gedeeltelijk opengebroken doorsnede door de achtersteven 1 van een 20 bevoorradingsschip. De achtersteven heeft een rol 2 aan de reling waar de boeilijn 3 overheen getrokken wordt wanneer de boei 4 wordt ingehaald. De boeilijn 3 is bevestigd aan het anker 5 en aan de boei 4, die normaal op de wateroppervlakte drijft om de plaats van het anker 5 te markeren. Het anker 5 heeft een ketting 6 die verbonden is met een boorplatform of een andere installatie die vastgemeerd is aan de zeebodem 7. Wanneer men het anker 5 wil verplaatsen of lichten, nadert het bevoorradingsschip de boei 4 25 en bevestigt een lierkabel 8 aan de boei, en dan kan het anker worden ingehaald door middel van een lier 9. Wanneer de boei 4 aan boord van het schip is getrokken moet hij losgemaakt worden van de boeilijn 3 en de lierkabel 8 voordat het anker verder kan worden opgelicht, waarbij het losmaken van de boei bereikt wordt door het openen van de sluitingen 10. Dit werk kan echter niet worden gedaan als de lijn 3 en de kabel 8 strak gespannen zijn; tot nu toe worden grote en zware omslagmiddelen, die met de hand moesten 30 worden bevestigd aan de boeilijn 3, en die verbonden waren met bijvoorbeeld lieren aan dek, gebruikt voor het vasthouden van het gedeelte van de boeilijn 3 dat zich aan boord van het schip bevond, zodat het deel van de boeilijn 3 binnen de aanslagmiddelen en de kabel 9 naar de lier 2 in voldoende mate vrij van spanning konden worden gemaakt om toe te staan dat de sluitingen 10 worden geopend en de boei 4 losgemaakt. Als gevolg van de krachten die werkzaam zijn, en door de afmetingen van de boei, die in 35 hoogte en diameter enkele meters groot kan zijn, is het gevaarlijk om zelfs maar aan dek te zijn wanneer de boei 4 aan boord wordt gehesen. Zoals eerder werd vermeld zijn er bij ongelukken doden gevallen in verband met dit werk.

Dit probleem wordt echter volgens de uitvinding opgelost door middel van een op afstand bediende aanslaginrichting die in het algemeen is aangeduid bij 11 in figuur 1 en in verdere bijzonderheden is 40 weergegeven in figuren 2, 3 en 4. De aanslaginrichting kan een enkel aanslagmiddel zijn, maar in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld worden twee aanslaginrichtingen gebruikt, die naast elkaar zijn opgesteld in dwarsrichting van het schip. Elke aanslag heeft een vorkvormig orgaan 12, dat het beste zichtbaar is in figuur 2. In de weergegeven uitvoering wordt het vorkvormige orgaan 12 gedragen op een cilinder 13 die past en naar beneden kan glijden in een cilinder 14. De cilinders 14 voor de verschillende aanslagen zijn 45 permanent, geïnstalleerd in het dek of in een eenheid die een stijve constructie vormt die nog zal worden beschreven.

De cilinders 13 met de vorkvormige organen 12 kunnen ten opzichte van het dek 15 omhoog en omlaag gebracht worden door middel van hydraulische cilinders 16, die bediend kunnen worden vanaf een op afstand gelegen bedieningsplaats, bijvoorbeeld het stuurhuis van het vaartuig. Als ze niet in gebruik zijn, zijn 50 de beide aanslagen 12,13 teruggetrokken onder het niveau van het dek, zodat ze niet in de weg staan. Achter de aanslagen 12,13 bevinden zich pennen 17, die de lierkabel geleiden wanneer hij gevierd wordt vanaf de lier en over het achterschip, lopend over de rol 2 aan de reling van de achtersteven en dan van het schip af, zoals weergegeven in figuur 1. De relatieve plaatsing van de geleidingspennen 17 en de aanslagen 12, 13 ziet men in figuur 4, die de onderdelen toont die aangebracht zijn in een stijve, doosvor-55 mige constructie 18 die permanent aangebracht kan zijn in een opening in het scheepsdek. De geleidingspennen 17 kunnen ook omhoog en omlaag gebracht worden in het dek, zodat ze, als ze niet nodig zijn, niet in de weg staan, hetgeen kan worden gedaan met gebruikmaking van dezelfde hydraulische installatie die

Claims

3 192034 gebruikt wordt voor het doen werken van de aanslagen 12. De opeenvolging van handelingen wanneer de boei wordt ingehaald en het anker wordt gelicht is als volgt. De Heikabel 8 wordt bevestigd aan de boei 4 terwijl deze laatste in zee drijft. De boeilijn 3 die verbonden is met het anker, is steeds aanzienlijk langer dan de waterdiepte, zodat de boei 4 goed 5 ingetrokken kan worden tot op het dek van het bevoorradingsschip zonder dat het anker 5 loslaat. Afhankelijk van weer en wind en stroming zal de boeilijn 3, wanneer hij aan boord wordt gebracht, aan stuurboords- of aan bakboordszijde van de rol 2 aan de reling van de achtersteven liggen, en het is om deze reden dat twee stellen geleidingspennen 17 en aanslagen 12 aanwezig zijn. Wanneer de boei aan boord gebracht is, wordt hij zo gemanoeuvreerd dat de boeilijn 3 zo dicht bij de midscheepslijn komt dat de 10 boeilijn komt te liggen tussen de geleidingspennen 17 wanneer die laatste omhoog gekomen zijn vanuit hun teruggetrokken positie onder de dekhoogte. De boeilijn 3 (zie figuren 2 en 4) zal dan naar alle waarschijnlijkheid tegen het ene of het andere exemplaar van de geleidingspennen 17 aanliggen en als dat niet zo is zou een kleine correctie tijdens het manoeuvreren ervoor zorgen dat er contact ontstaat tegen de pen, zoals weergegeven in figuur 4. De boeilijn 3 zal dan over een aanslagmiddel 12 heen lopen, en wanneer die 15 aanslaginrichting in werking wordt gezet, bijvoorbeeld vanuit de stuurkamer, wordt het vorkvormige orgaan omhoog gebracht zodat de armen ervan de boeilijn 3 tussen zich insluiten, zoals weergegeven in figuur 3. Daarna wordt de lierkabel 8 afgewikkeld (zie figuur 1) met behulp van de lier 9 totdat een verdikt gedeelte aan de boeilijn 3, bijvoorbeeld een zadelmof 19 voor een kabelkous 20 stoot tegen een zijde van het vorkvormige orgaan 12 van de aanslaginrichting, zoals weergegeven in figuur 2. De boeilijn 3 wordt 20 daardoor met zekerheid op zijn plaats vastgehouden en vangt het gewicht van het anker 5 op totdat dit laatste vanaf de zeebodem 7 wordt losgemaakt. Met de hand wordt een grendelbout 21 ingestoken (zie figuur 3) zodat die boven op de boeilijn 3 komt te liggen, waardoor een extra beveiliging wordt verschaft om onbedoeld loskomen van de boeilijn 3 uit de aanslag, bijvoorbeeld als gevolg van een plotselinge en onverwachte beweging van het vaartuig, te voorkomen. 25 Door nu de lier 9 enigszins te vieren kan de spanning in het gedeelte van de boeilijn dat rechts van de aanslag 11 ligt (binnenboord) aan de achtersteven 1 van het schip en de spanning in de lierkabel 8 worden weggenomen, zodat het mogelijk is de boei 4 los te maken en de lierkabel 8 te verbinden met de boeilijn 3, zodat de boeilijn 3 en het anker 5 verder kunnen worden ingehaald. In dit verband dient te worden opgemerkt dat eenvoudigheidshalve de afmetingen van het schip en de diepte van de oceaanbodem in 30 figuur 1 zeer ver buiten de werkelijke schaalwaarde zijn getekend. Nadat de boei 4 is losgemaakt en op een veilige plaats is gestouwd, kan het inhalen van het anker verder gaan en worden de geleidingspennen en aanslaginrichtingen ingetrokken tot onder het niveau van het dek, zodat ze uit de weg zijn wanneer het anker 5 tenslotte aan boord komt. Wanneer men een anker laat vieren en een boei wordt uitgezet, wordt de bovenstaande volgorde van 35 handelingen omgekeerd. Zodra de boei verbonden is met de boeilijn en de grendelbout 21 is verwijderd, is de boei gereed om te gaan. De aanslagmiddelen zijn zo geconstrueerd dat de boei uitgezet kan worden door hem rechtstreeks vanaf de aanslaginrichting los te laten, zelfs wanneer er een belasting op de boeilijn staat. Wanneer de aanslag 40 snel omlaag gebracht wordt in de ingetrokken stond, zal de boeilijn vrij komen van de vork en zal de aanslaginrichting onder het dak beschermd zijn voordat de boei naar achteren loopt. 45

1. Vaartuig voorzien van een aanslaginrichting voor het vasthouden van een lijn die een verdikking bezit, welke inrichting een vorkvormig met de armen verticaal staand aanslagorgaan omvat, waarbij de lijn door de naar boven open ruimte tussen de armen van de vork ingevoerd kan worden en de verdikking aan de lijn aan de binnenboordse zijde door de vork kan worden tegengehouden, met het kenmerk, dat achter de 50 buitenwaarts van het vorkvormige aanslagorgaan (12) een pen (17) op een zodanige plaats is aangebracht dat de binnenwaarts langs de pen gevoerde lijn (3) over het vorkvormige aanslagorgaan (12) wordt geleid, wanneer de lijn in de richting van een lier (9) loopt, en dat het aanslagorgaan (12) en de daarmee 192034 4 samenweikende pen (17) selectief kunnen worden opgeheven uit en omlaaggebracht tot in het dek (15).

2. Vaartuig volgens conclusie 1, met het kenmeik, dat twee vorkvormige aanslagorganen (12) en twee pennen (17) in hoofdzaak naast elkaar in dwarsrichting van het vaartuig zijn aangebracht. Hierbij 1 blad tekening