NL190319C - Werkwijze voor het vervaardigen van een mazenstructuur uit vlak of nagenoeg vlak kunststofmateriaal door biaxiaal rekken, alsmede gebruik van een zodanig vervaardigde mazenstructuur voor het stabiliseren van grond. - Google Patents

Werkwijze voor het vervaardigen van een mazenstructuur uit vlak of nagenoeg vlak kunststofmateriaal door biaxiaal rekken, alsmede gebruik van een zodanig vervaardigde mazenstructuur voor het stabiliseren van grond. Download PDF

Info

Publication number
NL190319C
NL190319C NL9200761A NL9200761A NL190319C NL 190319 C NL190319 C NL 190319C NL 9200761 A NL9200761 A NL 9200761A NL 9200761 A NL9200761 A NL 9200761A NL 190319 C NL190319 C NL 190319C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
strands
mesh structure
thickness
stretching
zone
Prior art date
Application number
NL9200761A
Other languages
English (en)
Other versions
NL9200761A (nl
NL190319B (nl
Inventor
Frank B Mercer
Original Assignee
Plg Res
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL7907475A external-priority patent/NL189009C/nl
Application filed by Plg Res filed Critical Plg Res
Priority to NL9200761A priority Critical patent/NL190319C/nl
Publication of NL9200761A publication Critical patent/NL9200761A/nl
Publication of NL190319B publication Critical patent/NL190319B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL190319C publication Critical patent/NL190319C/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D04BRAIDING; LACE-MAKING; KNITTING; TRIMMINGS; NON-WOVEN FABRICS
    • D04HMAKING TEXTILE FABRICS, e.g. FROM FIBRES OR FILAMENTARY MATERIAL; FABRICS MADE BY SUCH PROCESSES OR APPARATUS, e.g. FELTS, NON-WOVEN FABRICS; COTTON-WOOL; WADDING ; NON-WOVEN FABRICS FROM STAPLE FIBRES, FILAMENTS OR YARNS, BONDED WITH AT LEAST ONE WEB-LIKE MATERIAL DURING THEIR CONSOLIDATION
    • D04H3/00Non-woven fabrics formed wholly or mainly of yarns or like filamentary material of substantial length
    • D04H3/02Non-woven fabrics formed wholly or mainly of yarns or like filamentary material of substantial length characterised by the method of forming fleeces or layers, e.g. reorientation of yarns or filaments
    • D04H3/04Non-woven fabrics formed wholly or mainly of yarns or like filamentary material of substantial length characterised by the method of forming fleeces or layers, e.g. reorientation of yarns or filaments in rectilinear paths, e.g. crossing at right angles
    • D04H3/045Non-woven fabrics formed wholly or mainly of yarns or like filamentary material of substantial length characterised by the method of forming fleeces or layers, e.g. reorientation of yarns or filaments in rectilinear paths, e.g. crossing at right angles for net manufacturing
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D71/00Bundles of articles held together by packaging elements for convenience of storage or transport, e.g. portable segregating carrier for plural receptacles such as beer cans or pop bottles; Bales of material
    • B65D71/50Bundles of articles held together by packaging elements for convenience of storage or transport, e.g. portable segregating carrier for plural receptacles such as beer cans or pop bottles; Bales of material comprising a plurality of articles held together only partially by packaging elements formed otherwise than by folding a blank
    • B65D71/504Bundles of articles held together by packaging elements for convenience of storage or transport, e.g. portable segregating carrier for plural receptacles such as beer cans or pop bottles; Bales of material comprising a plurality of articles held together only partially by packaging elements formed otherwise than by folding a blank the element being formed from a flexible sheet provided with slits or apertures intended to be stretched over the articles and adapt to the shape of the article
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D17/00Excavations; Bordering of excavations; Making embankments
    • E02D17/20Securing of slopes or inclines
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D29/00Independent underground or underwater structures; Retaining walls
    • E02D29/02Retaining or protecting walls
    • E02D29/0225Retaining or protecting walls comprising retention means in the backfill
    • E02D29/0233Retaining or protecting walls comprising retention means in the backfill the retention means being anchors

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Shaping By String And By Release Of Stress In Plastics And The Like (AREA)

Description

11 190319
Werkwijze voor het vervaardigen van een mazenstructuur uit vlak of nagenoeg vlak kunststof-materiaal door biaxiaal rekken, alsmede gebruik van een zodanig vervaardigde mazenstructuur voor het stabiliseren van grond 5 De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een mazenstructuur uit een vlak of nagenoeg vlak kunststofvel, dat is voorzien van een patroon van uitsparingen waarvan de middens op de snijpunten van een denkbeeldig rechthoekig rooster van rijen en kolommen liggen, welk vel eerst gerekt wordt in een eerste richting evenwijdig aan de kolommen onder vorming van langsstrengen, waarbij de oriëntatie van de langsstrengen aan beide zijden van het kunststofvel tijdens het rekken van de eerste 10 richting in de verbindingen doordringt, en het vel vervolgens gerekt wordt in een tweede richting evenwijdig aan de rijen onder vorming van georiënteerde, door verbindingen met elkaar gekoppelde dwarsstrengen, waarbij elke verbinding vertakkingen met randzones omvat, die tijdens het rekken in de tweede richting worden georiënteerd tot georiënteerde randzones die aansluiten op de in de verbinding met elkaar gekoppelde langs- en dwarsstrengen en waarbij de oriëntatie van elke streng in de verbinding doordringt.
15 Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.013.752, waarbij een uitgangs-kunststofvel met een dikte van ongeveer 0,2 mm door biaxiaal rekken gevormd wordt tot een betrekkelijk vlakke mazenstructuur, waarvan de verbindingen niet duidelijk dikker zijn dan de strengen. Hierdoor is het product zonder verhoogde punten en klonten in de verbindingen slechts geschikt voor het versterken van lichte materialen, bijvoorbeeld als versterking in vezelvliezen of papier.
20 De verbindingen worden bij deze bekende werkwijze betrekkelijk sterk georiënteerd, waarbij de strengen zich verdelen in afzonderlijke filamenten die dunne foliegebieden omsluiten. Figuur 5 toont zelfs een zich door de verbinding uitstrekkend georiënteerd filament.
Een bezwaar van deze mazenstructuren is dat deze buitengewoon zwak zijn. De reden voor deze zwakheid is, dat de foliegebieden in de verbindingen gemakkelijk splijten en als beginpunten voor scheur-25 vormingen optreden. De aldus ontstane splijting of scheur zet zich voort in de strengen die zich verdelen als zij in de verbinding binnenkomen, zodat de gehele structuur gemakkelijk uit elkaar gescheurd wordt.
Een dergelijke kwetsbare mazenstructuur is niet geschikt voor het stabiliseren en versterken van grondmassa’s waarbij de verbindingen onderworpen worden aan door de strengen uitgeoefende krachten. Daar de verbindingen van één geheel vormende mazenstructuren voldoende sterk moeten zijn zonder al 30 te veel kunststofmateriaal te bevatten, is derhalve het doel van de uitvinding een werkwijze van het in aanvang genoemde type zodanig uit te voeren, dat een daarbij verkregen mazenstructuur bij verminderde hoeveelheid kunststof per oppervlakte-eenheid een verhoogde sterkte bezit.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de mazenstructuur vervaardigd wordt door rekken van een kunststofvel met een dikte van ten minste 1,5 mm, zodanig dat gemeten op de as van elk der 35 strengen die overgaan in de verbinding, geen zone in de verbinding wordt gevormd met een dikte van minder dan 75% van de dikte van het midden van elk der strengen die in de verbinding overgaan, en de maximumdikte van de verbinding groter is dan de dikte van het midden van elk der strengen die in de verbinding overgaan.
De eerste kenmerkende maatregel volgens de uitvinding berust op het inzicht dat er een neiging tot het 40 vormen van de sterk georiënteerde verbindingen met dunne foliegebieden volgens de stand der techniek bestaat beneden een dikte van 1,5 mm en dat deze neiging toeneemt naarmate de dikte van het vel of de plaat afneemt tot beneden één mm en in het bijzonder wanneer de plaatdikten dalen tot in het gebied van 0,75-0,5 mm, in het bijzonder wanneer de verhouding van de afstand tussen de holten of verdiepingen van naburige kolommen of rijen in de uitgangsplaat tot de dikte van de plaat te groot is.
45 Door toepassing van de genoemde dikte van het uitgangsvel van ten minste 1,5 mm verkrijgt men een mazenstructuur die zich wel goed blijkt te lenen voor versterking en versteviging van grondmassa’s. Met een dergelijk uitgangsmateriaal verkrijgt men namelijk verbindingen die als één geheel bestand zijn tegen door de strengen uitgeoefende krachten. Daar de centra van de verbindingen in de mazenstructuur volgens de uitvinding namelijk niet zo sterk, of zelfs in het geheel niet, georiënteerd worden als de strengen, wordt 50 bereikt dat in de verbinding een zone aanwezig is die dikker is dan het midden van elke in de verbinding doorlopende streng. De verbindingen zullen breder zijn dan de strengen en derhalve een redelijke dwarsdoorsnede bezitten met betrekking tot de strengen. Hierdoor bezit de mazenstructuur tamelijk veel ’’klontachtige” verbindingen, doch dit is een voordeel bij het stabiliseren, respectievelijk versterken van grondmassa’s. Door ervoor te zorgen dat op de as van elke streng die in de verbinding doorloopt geen zone 55 in de verbinding aanwezig is met een dikte van minder dan 75% van de dikte van het midden van een in de verbinding gaande streng, wordt gewaarborgd dat de eventueel aanwezige dunnere zones van de verbinding voldoende sterkte bezitten om bestand te zijn tegen de door de strengen uitgeoefende krachten.
190319 2
De verbindingen behouden een vorm, die goede banen voor het overbrengen van spanningen levert. De georiënteerde vertakkingen stellen de structuur in staat om grote krachten tussen twee in aanvang loodrecht op elkaar staande strengen te weerstaan.
IBij de mazenstructuur verkregen volgens de werkwijze der uitvinding, omvatten de rek en de moleculaire 5 oriëntatie ook de verbindingen. Hierdoor worden de verbindingen lichter dan bij een mazenstructuur waarin de verbindingen volledig onbeïnvloed zijn. Vanwege de oriëntatie, d.w.z. de rek van de verbindingen, wordt ook kunststofmateriaal bespaard.
Het rekken in de eerste richting vindt zodanig plaats, dat een punt, aangebracht op een in ongerekte toestand aan de uitsparingen rakende lijn, na het rekken in de richting van de rijen op een relatief geringe 10 afstand van de raaklijn aan de dan bestaande uitsparingen is gelegen, waarbij de oriëntatie van de langsstrengen in de verbindingen doordringt. Gebleken is dat de verbindingen bij al te grote rek en oriëntatie in de richting van de kolommen tot splijting resp. breken leiden, vooral bij het daarna rekken in de richting van de rijen. De rek in de richting van de kolommen wordt derhalve beperkt door het splijtingsgevaar. Opgemerkt wordt, dat uit het Amerikaanse octrooischrift 4.140.826 bekend is om een vlakke kunststof-15 foelie met een dikte van 0,076 mm tot 0.635 mm met daarin volgens een rechthoekig rooster geponste gaten biaxiaal te oriënteren door rekken, onder vorming van een vlak product met vlakke verbindingen tussen de strengen. Hierbij ontstaat in het midden van de verbinding een gebied van biaxiale moleculaire oriëntatie dat niet dikker is dan de georiënteerde strengen. Dit gebied is minder bestand tegen scheuren dan de strengen, die een grotere uniaxiale sterkte bezitten dan het midden, waardoor deze gebieden als 20 een scheuraanzetter werken en ertoe leiden dat scheuren zich voortzetten. De geringe dikte van het uitgangsmateriaal is nodig om een volledig vlak materiaal met zachte greep te verkrijgen dat als versterkingsmateriaal in papiervellen gebruikt kan worden. Deze kwetsbare dunne producten zijn niet geschikt voor het versterken of stabiliseren van grondmassa’s waarvoor men veel dikkere uitgangsproducten moet gebruiken waarbij de verbindingen bij het rekken geschikt geprofileerd kunnen worden. In dit document 25 is geen enkele aanwijzing te vinden dat het gebruik van uitgangsmaterialen met een dikte van ten minste 1,5 mm mazenstructuren zou geven die doelmatig zouden zijn voor laatstgenoemd doel.
Voorts is uit het Britse octrooischrift 982.036 bekend een mazenstructuur te vervaardigen uitgaande van een vlak kunststofvel met een uit uitsparingen bestaand patroon met een denkbeeldig, rechthoekig, uit door verbindingen aan elkaar gekoppelde kolommen en rijen opgebouwd rooster dat men biaxiaal rekt. Hoewel 30 een uitgangsdikte voor het vel van 3 mm genoemd is, wordt volgens de voorbeelden een dikte gebruikt van 0,3 mm. Bij het rekken worden de strengen georiënteerd maar niet de verbindingen, waardoor deze dik en zwaar zijn. Hoewel de strengen door het oriënteren een grotere treksterkte bezitten, wordt de totale sterkte ook bepaald door de verbindingen die niet verstrekt zijn. Dientengevolge moet men voor het verkrijgen van een bepaalde sterkte een mazenstructuur uit betrekkelijk veel kunststof per eenheid van oppervlak 35 vervaardigen.
Bij de werkwijze volgens de uitvinding verkrijgt men mazenstructuren met een veel grotere treksterkte per meter breedte en zelfs per meter breedte per eenheid van gewicht.
Een ander nadeel van deze bekende mazenstructuur is dat de niet-georiënteerde verbindingen veel kruip aan het materiaal geven waardoor deze structuur niet geschikt is voor het stabiliseren of versterken van 40 grondmassa’s.
De oriëntatie van de vertakkingen eindigt bij deze bekende mazenstructuur ook ongeveer in het midden van de vertakking, dat wil zeggen, dat deze niet zoals bij de uitvinding rondom de vertakking loopt.
Tenslotte is uit het Britse octrooischrift 969.205 bekend om een ruitvormige mazenstructuur in een eerste diagonale richting en vervolgens in een tweede diagonale richting te rekken ter vorming van volledig 45 georiënteerde verbindingen. De bedoeling is om een sterke verbinding te verkrijgen waardoor het verkregen product bruikbaar is als visnet. De verbindingen zijn echter vlak en bezitten een slechte oriëntatie tegen op de tegenover elkaar liggende strengen uitgeoefende krachten, waardoor deze mazenstructuren niet geschikt zijn voor het stabiliseren van grondmassa’s waarbij juist krachten uitgeoefend worden dwars op tegenover elkaar liggende strengen.
50 Volgens een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de structuur vrijgelaten om in de eerste richting te verkorten tijdens de tweede rekbewerking, wat tot een bijzonder goede sterkte leidt.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het vasthouden of stabiliseren van deeltjesvormig materiaal zoals grond waarbij men in het deeltjesvormige materiaal een mazenstructuur van kunststofmateriaal begraaft, die gekenmerkt is doordat men een mazenstructuur verkregen onder toepassing 55 van de werkwijze der uitvinding toepast. Op deze wijze wordt een zeer goede stabilisatie verkregen.
In de onderhavige beschrijving is met ’’nagenoeg vlak” bedoeld dat het kunststofvel slechts onbetekenende afwijkingen van een volledig vlakke vorm mag hebben en welke afwijkingen geen invloed mogen 3 190319 hebben op het ten opzichte van het velmiddenvlak symmetrische rekproces.
De uitdrukking ’’georiënteerd” betekent moleculair georiënteerd en worden de uitdrukkingen ’’rijen” en ’’kolommen” toegepast om de assen van het rechthoekige rooster aan te geven.
De uitdrukking ’’uitsparing” omvat zowel doorgaande holten als verdiepingen met uitzondering van ten 5 opzichte van het middenvlak van het uitgangsmateriaal asymmetrische uitsparingen of verdiepingen, omdat dan de vereiste, ten opzichte van het velmiddenvlak symmetrische oriëntatie in de strengen en verbindingen niet wordt bereikt. Een eventueel in een verdieping aanwezig membraan dient zodanig dun te zijn dat de symmetrische oriëntatie niet wordt verstoord.
De uitdrukkingen ”dik”, ”dun”, ’’dikte”, ’’diep”, ’’diepte” en ’’ondiep” hebben betrekking op de dimensie 10 loodrecht op het vlak van het uitgangsmateriaal of de mazenstructuur en de uitdrukkingen ’’breed”, ’’smal” en ’’breedte” hebben betrekking op de betreffende dimensie in het vlak van het uitgangsmateriaal of de mazenstructuur.
De dikte van het uitgangsmateriaal of de mazenstructuur is de afstand tussen de buitenste oppervlakken van het uitgangsmateriaal of de mazenstructuur.
15 De dikte of diepte van een streng is de dikte van de doorsnede, waarbij de verhoogde randen niet meegerekend worden.
De uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van de tekening. Hierin toont resp. tonen: figuren 1 en 2 twee stadia tijdens een vervaardiging van een mazenstructuur volgens de werkwijze der 20 uitvinding; figuren 3a, 3b en 3c doorsneden langs de overeenkomstige in figuur 2 weergegeven lijnen; figuur 4 een doorsnede overeenkomstig die van figuur 3c doch met een variant; figuren 5 en 6 de verbindingen in twee verschillende, volgens de werkwijze verkregen structuren; figuur 7 verschillende vormen van holten of verdiepingen, die in het uitgangsmateriaal kunnen worden 25 toegepast, en figuur 8 een schematische weergave van een inrichting voor de vervaardiging van biaxiaal gerekte structuren volgens de uitvinding.
In figuur 1 bestaat het uitgangsmateriaal uit een kunststofvel 11 met vlakke zijden, waarin cirkelvormige 30 holten of verdiepingen 12 zijn gevormd. De ’’holten" 12 behoeven niet geheel door het vel of de plaat heen te lopen maar kunnen ook verdiepingen in één of beide zijden van de plaat zijn, waarbij een ononderbroken membraan, bij voorkeur in het middenvlak van de plaat, overblijft. Figuur 1 toont een knooppunt ofwel verbindingszone 13. Deze zone 13 vormt het snijpunt van de kolomzone 14, die ligt tussen en raakt aan twee kolommen van holten of verdiepingen 12 en de rijzone 15, die ligt tussen en raakt aan twee rijen van 35 holten of verdiepingen 12. In de figuren 1 en 2 zijn lijnen 14', 15' getekend om te tonen wat er gebeurt bij rekken.
Wanneer de plaat 11 in een eerste rekbewerking in verticale richting (kijkend naar figuur 1) wordt gerekt, worden de kolomzones 14 (figuur 1) gerekt tot de in figuur 2 afgebeelde langsstrengen 17. Het materiaal wordt zo gerekt dat de buitenste gedeelten van de verbindingszones 13 uitgerekt en georiënteerd worden 40 (hetgeen geschiedt indien de afstand tussen de uiteinden van een opening na het rekken bijvoorbeeld 7 maal groter is dan voor het rekken) onder vorming van de georiënteerde eindgedeelten van de strengen 17, die vloeiend overgaan in de rest van de georiënteerde streng (zie figuur 3c). De oriëntatie kan geheel of bijna geheel door het centrum van de verbindingszone 13 lopen. Een punt 18 (figuur 1), dat bij de uitgangsplaat 11 op de raaklijn 19 aan de rijen van holten of verdiepingen 12 ligt, heeft zich met de streng 45 mee verplaatst (figuur 2) tot op een afstand x (figuren 2 en 3c) van de raaklijn 19'. Dit wordt toegelicht met de in figuur 2 getoonde lijnen 15'. De afstand x bedraagt bij voorkeur niet minder dan 25% van de dikte van het midden van de strengen 17.
Als gevolg van de eerste rekbewerking vormen de rijzones 15 dwarsstaven, zoals weergegeven in figuur 2, die elk afwisselend eerste zones 20, die-de uiteinden van op één lijn liggende strengen 17 verbinden, en 50 tweede zones 21, die tussen de eerste zones 20 liggen, bevatten. De tweede zones 21 zijn niet wezenlijk georiënteerd en bezitten nog steeds de oorspronkelijke dikte van de plaat 11. Ze bezitten vlakke buitenzijden, zoals in figuren 3c en 4 is afgebeeld. De eerste zones 20 zijn echter georiënteerd, en wel in de richting van de strengen 17 onder vorming van een golfdal in de dwarsstaaf, zoals weergegeven in figuren 3a en 3b. Het centrum van elke eerste zone 20, overeenkomende met het centrale gebied van de eerste 55 verbindingszone, is dikker en minder georiënteerd dan de strengen 17 (figuur 3c). De dikte van dit centrum kan variëren van net iets groter dan die van de strengen 17 tot de dikte van het uitgangsmateriaal 11. Wanneer de oriëntatie geheel door de eerste zone 20 heen gaat, kan het centrale deel van de eerste zone 190319 4 20 gerekt zijn tot op 1,5 maal zijn oorspronkelijke lengte. In de in figuur 3c weergegeven structuur neemt de dikte vanaf het punt 18 naar het centrum van de eerste zone 20 geleidelijk toe.
Figuur 4 toont een variant waarbij zo weinig gerekt is dat praktisch alleen oriëntatie langs de rand van de eerste zone 20 heeft plaatsgevonden. Er is slechts een geringe verdunning in het centrum van de zone 20 5 en er is een scherpe overgang van deze zone naar de strengen 17 ter plaats van het punt 23 (figuur 2) ontstaan.
Indien de oriëntatie zich door de eerste zone 20 uitstrekt zal de vloei daar bij belasting op trek van de strengen laag zijn. Aangezien het centrum van elke verbindingszone 13 aanzienlijk minder georiënteerd wordt dan bij de strengen, bestaat een kleiner gevaar voor scheuren in die verbindingszone bij buigen van 10 de dwarsstaven.
De structuur van figuur 2 wordt vervolgens onderworpen aan een tweede rekbewerking in de volgens het aanzicht van figuur 2 horizontale richting. Door deze tweede rekbewerking worden de zones 24 uit figuur 1, die overeenkomen met de tweede zones 21 uit figuur 2, uitgerekt tot georiënteerde dwarsstrengen 25 die gedeeltelijk in de figuren 5 en 6 zichtbaar zijn. Wanneer tijdens de tweede rekbewerking de structuur wordt 15 vrijgelaten om in de eerste richting te verkorten, wordt de lengte van de openingen in de richting van de eerste rekbewerking kleiner, mogelijkerwijze tot 33%, en worden de eindgedeelten van de strengen 17 gedeeltelijk of volledig in de verbindingszones getrokken en worden deze eindgedeelten zelfs uitgetrokken in de richting van de tweede rekbewerking onder vorming van eindgedeelten van de strengen 25. De buitenste gedeelten van de oorspronkelijke verbindingszones 13, die aan het einde van de eerste rekbewerking een 20 oriëntatie bezitten in de richting van de eerste rekbewerking, hebben aan het einde van de tweede rekbewerking een overwegende oriëntatie in de richting van de tweede rekbewerking of ongeveer eenzelfde oriëntatie in beide richtingen. Het resultaat hangt af van de rekverhoudingen in de twee rekbewerkingen.
Wanneer de oriëntatie geheel door of nagenoeg geheel door de verbindingszone 13 heen loopt, wordt een betere verbinding in het eindproduct verkregen. Gebleken is evenwel dat de oriëntatie zelfs niet vrijwel 25 geheel door de verbindingszone 13 behoeft te gaan.
De figuren 5 en 6 tonen elk een voorbeeld van verbindingen 26 die zijn gevormd tussen de strengen 17 en 25. Elke verbinding 26 is in het algemeen ruit- of lensvormig, waarbij de hoofdas of maximale afmeting op één lijn ligt met de strengen 25 die bij de tweede rekbewerking worden gevormd en groter of veel groter is dan de kleine as of minimale afmeting die op één lijn ligt met de strengen 17. De zijden van de verbinding 30 26 worden begrensd door vertakkingen. De vertakkingen tussen naburige strengen 17, 25 hebben randzones die tijdens het rekken in de tweede richting zijn georiënteerd tot georiënteerde randzones die aansluiten op de in de verbinding overgaande langs- en dwarsstrengen 17, 25. De randzones gaan zeer geleidelijk over in de zijden van de strengen 25 doch (vooral in de uitvoeringsvorm volgens figuur 6) betrekkelijk abrupt in de zijden van de strengen 17. De afmeting van de verbinding 26 is veel groter dan die 35 van de snijpuntszone 26' die gevormd wordt door het verlengde van de strengen 17 en 25 (zie figuur 5).
Elke verbinding 26 is in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van het middenvlak van de mazenstructuur, waarbij elke verbinding echter niet vlak is maar een bepaalde contour heeft. De minimale dikte van elke verbinding is niet kleiner dan 75% van de dikte in het midden van elk van de strengen 17, 25. Wanneer de minimale dikte afneemt tot minder dan de dikte van het midden van de dikste streng 17 of 25, tot 90% of 40 80% van de waarde of minder, neemt de sterkte van de verbinding af. De maximale dikte van de verbinding is aanzienlijk groter dan de dikte van het midden van elk van de strengen 17, 25.
Het is gebruikelijk om de dikte van een streng van een mazenstructuur te meten in het midden van de streng. Er is echter waargenomen dat in het bijzonder wanneer de oorspronkelijke holten of verdiepingen cirkelvormig waren, het midden van een streng niet het dunst behoeft te zijn.
45 Elke verbinding heeft een centrale zone 27, die dikker is dan de georiënteerde zones 28,28' aan ten minste twee tegenover elkaar liggende zijden daarvan en die gewoonlijk ook dikker is dan de middens van ten minste twee van de strengen 17, 25. Hierdoor treedt een aanzienlijke toename in de dikte op bij de overgang van een streng 17 via de verbinding 26 naar een op dezelfde lijn liggende streng 17. Wanneer de oriëntatie niet geheel door de eerste zones 20 heeft plaatsgevonden, kan de centrale zone 27 zelfs nog 50 dikker zijn. In het algemeen zal de centrale zone 27 aanzienlijk minder georiënteerd zijn dan de zijzones 28, 28' en kan het centrale gedeelte van de centrale zone 27 zelfs niet georiënteerd zijn. Het grootste gedeelte van de verbinding moet echter georiënteerd zijn. In het slechtste geval zou slechts 70% van het oppervlak van de verbinding zijn georiënteerd.
In de uitvoeringsvorm volgens figuur 5 zijn de tweede zones 21 (zie figuur 2) gerekt na de eerste zones 55 20. De eerste zones 20 zijn niet volledig gerekt; er kan zelfs een smalle centrale zone van niet-georiënteerd materiaal zijn overgebleven in elke zone 20. De centrale zone 27 van de verbinding 26 heeft hierdoor de
.nnn Mnmn imrl/rnnon Πο Vn-rnncic Ofl -7iin \A/pl ΠΡΙ’ΜΊΟΠίοΡΙ'Γΐ ΡΠ hP7ÏttPn ΡΡΠ HiktP Hip iptR
5 190319 groter is dan die van elk van de strengen 17 of 25, waar deze overgaan in de verbinding 26 en welke dikte groter is dan de dikte van het midden van de strengen 17 en 25. De structuur kan ongeveer dezelfde sterkte langs elke as bezitten, indien de doorsnede en de tussenafstanden tussen de strengen 17 en 25 gelijk zijn. De vorming van het in figuur 5 weergegeven type verbinding 26 wordt vergemakkelijkt door het 5 materiaal te verhinderen in de tweede rekrichting te verkorten bij uitvoering van de eerste rekbewerking en de oriëntatie wel goed in maar niet geheel door de eerste zones 20 heen te laten gaan.
Figuur 6 toont een verbinding die bij verder rekken in de tweede richting wordt verkregen. De centrale zone 27 is meer rechthoekig van uiterlijk. De vertakkingen zijn nog steeds geleidelijk gekromd met een oriëntatie in de randzones, doch zijn op de hoeken van de centrale zone 27 buitenwaarts gebogen.
10 De vervaardiging van de beschreven verbindingen 26 hangt af van de vormen en afstanden van de holten of verdiepingen, de rekomstandigheden zoals de temperatuur en het kunststof materiaal. Hierna worden enkele details als richtlijn gegeven.
Bij voorkeur gebruikt men rektemperaturen, die beneden de door de fabrikant aanbevolen rek-temperaturen liggen, bijvoorbeeld 97°C voor hoge dichtheid polyetheen in plaats van iets onder 126°C.
15 Bij de eerste rekbewerking is het mogelijk dat de oriëntatie niet door de verbindingszones 13 (figuur 1) gaat of zelfs niet voldoende ver in de zones 13 komt. Deze neiging kan vermeden of verminderd worden door vermindering van de afstand tussen de holten of verdiepingen in de eerste rekrichting, vermindering van de afstand tussen de holten of verdiepingen in de tweede rekrichting of vermindering van de straal van de hoeken van de holten of verdiepingen.
20 In het algemeen wordt door verlaging van de verhouding w:d de scheurbestendigheid verhoogd.
Het uitgangsmateriaal kan elke geschikte dikte van 1,5 mm en hoger bezitten en plaat- of buisvormig zijn. Aangenomen wordt dat het gedrag van het materiaal verandert bij kleinere dikten, aangezien de afmetingen van de moleculen zelf een grotere rol gaan spelen. Het toegepaste materiaal is vlak of nagenoeg vlak, waarmee bedoeld wordt dat afgezien van een membraan (dat niet op het middenvlak 25 behoeft te liggen), alle zones van het uitgangsmateriaal symmetrisch zijn ten opzichte van het middenvlak van het uitgangsmateriaal. Onbetekenende afwijkingen hiervan zijn echter niet uitgesloten. Genoemde membranen en afwijkingen mogen het ten opzichte van het velmiddenvlak symmetrische rekproces niet beïnvloeden. De holten of verdiepingen kunnen gevormd worden door stansen of tijdens de vorming van het uitgangsmateriaal zelf door afsluiten van een spleetmatrijs, bijvoorbeeld zoals beschreven in het Franse 30 octrooischrift 368.393. Het verdient de voorkeur om enig uitsteeksel van betekenis rond de omtrek van de holten of verdiepingen te vermijden. Aldus bezitten de zones 21 bij voorkeur vlakke boven- en onderzijden zoals weergegeven in figuren 3c en 4 waardoor enige neiging tot de vorming van folievormige plekken in de verbindingen van de biaxiaal gerekte structuren wordt voorkomen. Bij de vorming van verdiepingen kan het membraan, dat de verdiepingen afsluit, tijdens het rekken verbroken worden en het resterende filmachtige 35 materiaal kan verwijderd worden.
Het uitgangsmateriaal is praktisch niet georiënteerd, hoewel oriëntatie door smeltvloei aanwezig kan zijn.
Het uitgangsmateriaal kan elk geschikt thermoplastisch materiaal zijn, zoals bijvoorbeeld polyetheen van hoge dichtheid, polyetheen van lage dichtheid, polypropeen, copolymeren van hoge dichtheid polyetheen en polypropeen, en polyamiden. Het uitgangsmateriaal kan aan elke zijde een huid bezitten, die een ultraviolet-40 stabilisator bevat.
Na het rekken kunnen de structuren op bekende wijze ontlaten worden.
Figuur 7 toont verschillende vormen voor de holten of verdiepingen. Voor de vervaardiging van de in twee richtingen gerekte structuren kan het rooster, waarop de centra liggen, vierkant of rechthoekig zijn.
Enigszins afhankelijk van de vorm van de holten is in het algemeen het oppervlak van de holten of 45 verdiepingen bij voorkeur minder dan 50% van het vlakke oppervlak van het uitgangsmateriaal en in het bijzonder minder dan 25%.
Een geschikte inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze is schematisch in figuur 8 weergegeven, doch de eenheden van de inrichting zelf zijn gebruikelijke eenheden. Een afwikkeleenheid 41 ondersteunt een rol 42 van niet-geperforeerd uitgangsmateriaal, dat langs de door de stippellijnen en pijlen aangegeven 50 baan door de inrichting loopt. Het uitgangsmateriaal gaat door een vlakmakende eenheid 43, een perforator 44, een in dwarsrichting oriënterende (rekkende) machine 45, een in lengterichting oriënterende (rekkende) machine 46 en wordt opgewonden op een opwikkeleenheid 47. In de tweede oriëntatiemachine 46 moet men een te korte afstand tussen de klemmen vermijden om enige zijdelingse contractie van de mazen-structuur mogelijk te maken.

Claims (4)

190319 6 Voorbeelden In de tabellen A en B zijn twee voorbeelden vermeld. De afmetingen zijn in mm en een streepje betekent dat de waarde niet opgetekend is. De rekverhoudingen zijn over het geheel. In tabel B zijn in alle kolommen dikten vermeld. 5 Alleen bij voorbeeld II was enige beperking, hoewel niet volledig, in de richting loodrecht op de rek-richting tijdens de tweede rekbewerking, terwijl de eerste rekbewerking zonder beperking was. In voorbeeld II bedroeg de verhouding w:d minder dan 1, en hoewel de rekverhoudingen betrekkelijk laag waren, is de gehele verbinding 26 georiënteerd. De in twee richtingen gerekte mazenstructuur kan bijvoorbeeld worden toegepast voor het afrasteren van 10 voorraden, op tuinbouwgebied, in de bouw, het oogsten van olijven en als versterking tussen gelaagde platen. De beschreven mazenstructuur kan met voordeel worden toegepast voor het vasthouden en stabiliseren van deeltjesvormig materiaal van elke geschikte vorm, zoals aarde, zand, klei of gravel en op elke geschikte plaats, zoals aan de zijkant van een uitgraving of ophoging, onder een wegoppervlak, starten landingsbanen of spoorwegen, onder een gebouw of kade. De mazenstructuur kan in het bijzonder 15 geschikt zijn om te voorkomen dat stutwanden van hun plaats gedrukt worden door de druk van deeltjesvormig materiaal erachter. TABEL A 20 Voorbeeld Mate- Begin- Afme- Vorm- w/d Afstand Afstand 1e 2e Tem- No. riaal dikte tingen holten tussen tussen rek- rek- peratuur holten holten holten ver- ver- °C (1e (andere houding houding richting) richting) 25 - I HDPE 4,5 6,35 cir- 1,41 12,7 12,7 4:1 3,5 1 97 kei vormig II HDPE 4,5 3,18 Cir- 0,71 6,35 6,35 3,5:1 3,75:1 97 30 kei vormig TABEL B 35 Voorbeeld Middelpunt- Middelpunt- Middelpunt Zone 28 Zone 28' No. streng 17, streng 25 zone 27 twee richtingen gerekt 40 _ I 1,37 1,61 4,33 1,63 2,43 II 1,85 1,7 3,22 2,2 45
1. Werkwijze voor het vervaardigen van een mazenstructuur uit een vlak of nagenoeg vlak kunststofvel, dat is voorzien van een patroon van uitsparingen waarvan de middens op de snijpunten van een denkbeeldig 50 rechthoekig rooster van rijen en kolommen liggen, welk vel eerst gerekt wordt in een eerste richting evenwijdig aan de kolommen onder vorming van langsstrengen waarbij de oriëntatie van de langsstrengen aan beide zijden van het kunststofvel tijdens het rekken in de eerste richting in de verbindingen doordringt, en het vel vervolgens gerekt wordt in een tweede richting evenwijdig aan de rijen onder vorming van georiënteerde, door verbindingen met elkaar gekoppelde dwarsstrengen, waarbij elke verbinding vertakkin-55 gen met randzones omvat, die tijdens het rekken in de tweede richting worden georiënteerd tot georiënteerde randzones die aansluiten op de in de verbinding met elkaar gekoppelde langs- en dwarsstrengen en ------u:: HAnrHrinnf maf Kat l/anmarU Hat Ha ma?onctniptiπir 17 190319 vervaardigd wordt door rekken van een kunststofvel (11) met een dikte van ten minste 1,5 mm, zodanig dat gemeten op de as van elk der strengen (17, 25) die overgaan in de verbinding (26), geen zone (28, 28') in de verbinding (26) wordt gevormd met een dikte van minder dan 75% van de dikte van het midden van elk der strengen (17, 25) die in de verbinding (26) overgaan, en de maximumdikte van de verbinding groter is 5 dan de dikte van het midden van elk der strengen (17, 25) die in de verbinding (26) overgaan.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de structuur wordt vrijgelaten om in de eerste richting te verkorten tijdens de tweede rekbewerking.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat zodanig wordt gerekt dat geen zone in elke verbinding (26), gemeten op de as van elk der strengen (17, 25) welke in de verbinding overgaan, wordt 10 gevormd met een dikte minder dan 100% van de dikte van het midden van de strengen (17, 25) die in de verbinding overgaan.
4. Werkwijze voor het vasthouden of stabiliseren van deeltjesvormig materiaal zoals grond waarbij men in het deeltjesvormige materiaal een mazenstructuur van kunststofmateriaal begraaft, met het kenmerk, dat men een mazenstructuur toepast verkregen onder toepassing van de werkwijze volgens een of meer der 15 voorgaande conclusies 1-3. Hierbij 3 bladen tekening
NL9200761A 1978-10-16 1992-04-27 Werkwijze voor het vervaardigen van een mazenstructuur uit vlak of nagenoeg vlak kunststofmateriaal door biaxiaal rekken, alsmede gebruik van een zodanig vervaardigde mazenstructuur voor het stabiliseren van grond. NL190319C (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9200761A NL190319C (nl) 1978-10-16 1992-04-27 Werkwijze voor het vervaardigen van een mazenstructuur uit vlak of nagenoeg vlak kunststofmateriaal door biaxiaal rekken, alsmede gebruik van een zodanig vervaardigde mazenstructuur voor het stabiliseren van grond.

Applications Claiming Priority (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB7840641 1978-10-16
GB7840641 1978-10-16
GB7918291 1979-05-25
GB7918291 1979-05-25
NL7907475A NL189009C (nl) 1978-10-16 1979-10-09 Werkwijze voor het stabiliseren van een massa van deeltjesvormig materiaal, zoals grond.
NL7907475 1979-10-09
NL9200761A NL190319C (nl) 1978-10-16 1992-04-27 Werkwijze voor het vervaardigen van een mazenstructuur uit vlak of nagenoeg vlak kunststofmateriaal door biaxiaal rekken, alsmede gebruik van een zodanig vervaardigde mazenstructuur voor het stabiliseren van grond.
NL9200761 1992-04-27

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9200761A NL9200761A (nl) 1992-08-03
NL190319B NL190319B (nl) 1993-08-16
NL190319C true NL190319C (nl) 1998-10-09

Family

ID=27260602

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9200761A NL190319C (nl) 1978-10-16 1992-04-27 Werkwijze voor het vervaardigen van een mazenstructuur uit vlak of nagenoeg vlak kunststofmateriaal door biaxiaal rekken, alsmede gebruik van een zodanig vervaardigde mazenstructuur voor het stabiliseren van grond.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL190319C (nl)

Also Published As

Publication number Publication date
NL9200761A (nl) 1992-08-03
NL190319B (nl) 1993-08-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4756946A (en) Plastic material mesh structure
EP0062462B1 (en) Plastics material mesh structure
US5156495A (en) Plastic material mesh structure
NL7907471A (nl) Mazenstruktuur van kunststofmateriaal.
GB2073090A (en) Plastics Material Mesh Structure
US3454455A (en) Apertured cross-laminates of uniaxially oriented poly-alpha-olefin sheets and their manufacture
DE60313978T2 (de) Erdbaugitter oder gitterförmige konstruktion
JPH0470137B2 (nl)
JP3193367B2 (ja) ジオグリッドおよびその製造方法
JPS6218249A (ja) プラスチツク材料網目構造体及びその製造方法
JP6054978B2 (ja) メッシュ構造、その製造及び使用
NL190319C (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een mazenstructuur uit vlak of nagenoeg vlak kunststofmateriaal door biaxiaal rekken, alsmede gebruik van een zodanig vervaardigde mazenstructuur voor het stabiliseren van grond.
JPH06182897A (ja) プラスチック材料メッシュ構造体
GB2034240A (en) Plastics Material Mesh Structure
ITMI940682A1 (it) Struttura di rete stirata particolarmente per uso geotecnico
KR20000000692A (ko) 보강용 플라스틱 및 철재 망상 구조물 제조방법

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
R1B Notice of opposition during period of laying open
NP1G Not automatically granted patents, but text of patent specification modified with respect to the text of examined patent application
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 19990501