NL1042867B1 - Wandbouwsysteem - Google Patents

Wandbouwsysteem Download PDF

Info

Publication number
NL1042867B1
NL1042867B1 NL1042867A NL1042867A NL1042867B1 NL 1042867 B1 NL1042867 B1 NL 1042867B1 NL 1042867 A NL1042867 A NL 1042867A NL 1042867 A NL1042867 A NL 1042867A NL 1042867 B1 NL1042867 B1 NL 1042867B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wall
trough
prefab
anchor
holes
Prior art date
Application number
NL1042867A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Braaksma Freddie
Original Assignee
Crobidor B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Crobidor B V filed Critical Crobidor B V
Priority to NL1042867A priority Critical patent/NL1042867B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1042867B1 publication Critical patent/NL1042867B1/nl

Links

Landscapes

  • Load-Bearing And Curtain Walls (AREA)

Abstract

Beschreven is een wandbouwsysteem (1000) met een gootvormige drager (10), welke gootvormige drager (10) een bodem (12) heeft en opstaande gootwanden (13, 14), waarbij de gootbodem (12) is voorzien van gaten (50), en waarbij ter hoogte van de gaten (50) steeds ten minste één gootwand (13, 14) is voorzien van een uitsparing (16); een stelsel van in een vloer (1) inbrengbare en fixeerbare ankerstiften (40), waarbij elke ankerstift (40) een ankerlichaam (45) omvat, een ankerkop (44), en een omtreksgroef (42) die een nekgedeelte (43) definieert tussen het ankerlichaam (45) en de ankerkop ( 44 ); en een stelsel van borgplaten (60), waarbij elke borgplaat (60) een vanaf een eerste eind rand (61) reikende gleuf (62) heeft; waarbij elke borgplaat (60) in de gootvormige drager (10) inbrengbaar is via één der uitsparingen (16); en waarbij het nekgedeelte (43) van een ankerstift (40) past in de gleuf (62) van een borgplaat (60).

Description

GEBIED VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op de bouw, meer in het bijzonder op het maken/bouwen van gevels/wanden zoals voor woningen wordt toegepast.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Wanden/gevels van woningen kunnen ter plaatse worden opgebouwd uit steen of andere harde materialen, door materialen op elkaar te stapelen, te metselen, te lijmen ofte monteren op basis van koppelingen. Dergelijke wanden/gevels kunnen ook op stijlwerk gecombineerd met wandplaten en liggers 10 worden bevestigd.
Wanneer op enig moment een bestaande wand moet worden verwijderd, moet deze worden afgebroken en ontstaat er in diverse gevallen het nodige hak- en breekwerk. Bijkomende factor is ook dat er diverse materialen worden weggegooid of deels nog kunnen worden hergebruikt.
’ 5 Bij systeemwanden kan dit vrij makkelijk worden gewijzigd en weggehaaid om deze op een andere plaats weer te monteren. Systeemwanden zijn bijvoorbeeld (maar niet uitsluitend) toepasbaar in kantooromgevingen en woningen, als binnenwanden maar ook als buitenwanden. De uitvinding zal hiernsi specifiek worden uitgelegd voor de situatie van een binnenwand, zonder dat dit beperkend moet worden uitgelegd, want de onderhavige uitvinding is toepasbaar bij elk type wand.
Figuur 1A illustreert, dat op een vloer 1 eerst een in hoofdzaak U-vormige goot 10 wordt neergelegd, die door middel van schroeven 11 wordt vastgeschroefd aan de vloer 1. Op die goot worden kolommen geplaatst, die aan de goot, worden 25 vastgeschroefd, maar dat is in deze figuren niet weergegeven. Vervolgens wordt op de vastgeschroefde goot 10 de wand 20 geplaatst, die normaliter een isolerende wand is met een gelaagde structuur, of sandwichstructuur, omvattende een centrale isolatieplaat 22 tussen twee buitenwanddelen 21 en 23, zoals getoond in figuur 1B. De buitenwanddelen 21 en 23 zijn voorzien van een afwerkiaag en/of worden afgewerkt door behangen of schilderen.
Bij de in figuur 1A en 1B weergegeven uitvoeringsvorm gaat het om een relatief eenvoudige binnenscheidingswand, waarbij de dikte van de wand in hoofdzaak correspondeert met de breedte van de goot 10, typisch ca 10 cm. Bij geavanceerdere wanden, met name buitenwanden, zal de totale wand dikker zijn en zullen er ook onderdelen van de wand, met name isolatiepakketten en de zichtlaag, naast de goot geplaatst zijn, maar dit aspect is op zich niet relevant voor de kern van de uitvinding,
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De uitvinding is met name gericht op het bouwen van woningen in z’n geheel De gelaagde opbouw van de wanden in combinatie met de benodigde kolommen, gekoppeld aan de gootconstructie is een arbeidsintensieve manier van werken die veel tijd kost. Daarnaast dwingt de huidige systematiek om het geheel op de bouwplaats, dus in de buitenlucht, in z’n geheel te monteren. Onderdeel voor onderdeel. Dit heeft de volgende nadelen:
arbeidsintensief, dus hoge loonkosten en inefficiënt;
lange bouwtijd, dus veel bouwkosten;
lange bouwtijd in open klimaat, dus kwetsbaar in de buitenlucht, kwaliteitsverlies, faalkosten.
In alle opzichten is het gewenst om de gevels/wanden prefab naar de bouwplaats te brengen en daar te koppelen aan de vloerconstructie/fundatie. Het probleem is echter dat de genoemde gootconstructie een tweeledig doel heeft:
enerzijds de constructieve koppeling met de vloerconstructie/fundering, anderzijds de opsluitrunctie van de wand in z'n geheel. Zonder U-profiel staat de wand geheel ios, en zijn de kolommen niet verbonden/gekoppeld. De ankers van de kolommen dienen te zijn Uitgelijnd met het hart van de kolom. Met een afgewerkte wand is deze niet meer toegankelijk voor hei plaatsen van een schroef/anker en voor het introduceren van een gereedschap voor het aan/verdraaien van die schroef. Tevens moet de schroef in het hart van de U-goot worden geplaatst om de krachten in de constructie over te kunnen brengen. Met de huidige manier van afwerking/montage is het onmogelijk om een wand eerst geheel af te werken als prefab en dan toch vast te maken aan de ankers of via de ankers in de vloer/fundatie.
Het is derhalve een uitdaging om een constructie en werkwijze te bedenken waarmee een wand/gevel van het bovengenoemde soort stevig kan worden verankerd aan de vloer/fundering, zoals schematisch geïllustreerd in figuur 1C.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de volgende beschrijving van één of meerdere uitvoeringsvoorbeeiden onder verwijzing naar de tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, 'waarin aanduidingen onder/boven”, hoger/lager, links/rechts etc uitsluitend betrekking hebben op de in de figuren weergegeven oriëntatie, en waarin:
de figuren 1A-C oudere techniek illustreert;
de figuren 2A en 2B een eerste aspect van de onderhavige uitvinding illustreren;
de figuren 3A en 3B een goot volgens de onderhavige uitvinding illustreren; figuur 4 een schematische dwarsdoorsnede is van een prefabwand volgens de onderhavige uitvinding;
de figuren 5A en 5B het plaatsen illustreren van de prefabwand volgens de onderhavige uitvinding;
figuur 6 een detail van een ankerstift illustreert;
figuur 7 een schematisch bovenaanzicht toont van een borgplaat volgens de onderhavige uitvinding;
de figuren 8A en 8B het fixeren van de prefabwand aan de ankerstiften illustreren; figuur 9 een eenvoudige maar doeltreffende vergrendeling illustreert van de borgplaat.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING
In het hiernavolgende wordt een wandbouwsysteem volgens de onderhavige uitvinding in zijn algemeenheid aangeduid met het verwijzingscijfer 1000.
De figuren 2A en 2A illustreren een eerste aspect van de onderhavige uitvinding. Figuur 2A is een schematisch perspectiefaanzicht van een vloergedeelte waarop een wand moet worden geplaatst. De stippellijnen 31 en 32 geven de plaats aan waar de wand moet komen, of beter gezegd: waar de goot 10 moet komen. Volgens de onderhavige uitvinding worden in een voorbereidende fase ankerstiften
40 aangebracht in de vloer. Het is niet belangrijk of de ankerstiften worden geschroefd, gelijmd, bevestigd met cement of dergelijke. Voorts is de precieze locatie van de ankerstiften niet belangrijk voor het implementeren van de onderhavige uitvinding; in de praktijk zal men er echter typisch voor kiezen om de ankerstiften te laten samenvallen met de plaats waar de kolommen komen te staan, die op hun beurt normaal gesproken een hart-op-hart afstand van 60 cm zullen hebben.
De figuren 3A en 3B illustreren een tweede aspect van de onderhavige uitvinding. Figuur 3A toont een schematisch perspectiefaanzicht van een gedeelte van een goot 10, met een bodem 12 en opstaande gootwanden 13, 14. Volgens de 35 onderhavige uitvinding worden er in een voorbereidende fase gaten 50 aangebracht in de bodem 12 van de goot 10.
In principe is ook de precieze plaats van de gaten 50 niet belangrijk. Echter, de positionering van de gaten 50 in de bodem 12 van de goot 10 moet corresponderen met de positionering van de stiften 40, zodanig, dat de goot over de stiften geplaatst kan worden waarbij die stiften 40 dan in de gaten 50 passen. Men kan ervoor kiezen om eerst de gaten 50 in de gootbodem 12 te maken, en om dan de gerealiseerde positionering van die gaten 50 te kopiëren naar de positionering van de stiften 40. Het is ook mogelijk om dit om te draaien, namelijk eerst de stiften
40 te plaatsen en dan de positionering van de gaten 50 te laten afhangen van de gerealiseerde positionering van de stiften 40.
In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt gebruik gemakt van een mal, die enerzijds gebruik wordt voor het aanbrengen van de gaten 50 in de gootbodem 12 en die anderzijds gebruik wordt voor het boren van de gaten in de vloer 1 voor het plaatsen van de stiften 40. In een simpele uitvoeringsvorm is die mal, die ter wille van de eenvoud niet is weergegeven, een in de goot 10 passende balk met verticale gaten. Het is mogelijk om daadwerkelijk dezelfde mal te gebruiken voor het maken van de gaten in de goot 10 en voor het maken van de gaten in de vloer 1, maar het is efficiënter om hierbij gebruik te maken van twee verschillende exemplaren met een onderling identiek gatenpatroon.
In de praktijk zullen de gaten 50 doorgaans een hart-op-hart afstand van cm hebben.
Volgens een derde aspect van de onderhavige uitvinding wordt met de aldus van gaten voorziene goot 10 een prefabwand 100 gemaakt. Op de goot 'wordt een wand 20 geplaatst, in het getoonde voorbeeld weer een sandwichwand. Aangezien de goot als het ware deze wand draagt, wordt deze goot ook aangeduid als drager.
Figuur 4 is een schematische dwarsdoorsnede van de prefabwand 100, ter hoogte van een gat 50 in de gootbodem 12. De opbouw van wandpanelen 21,23 25 met isolerende tussenlaag 22 kan gelijk zijn aan de opbouw in de stand der techniek.
Het heeft de voorkeur dat, althans in een gebied nabij de gaten 50, de onderzijde van de sandwichwand 20 zich bevindt op enige afstand boven het niveau van de gootbodem 12, zoals overdreven getoond in figuur 4. Indien de sandwichwand 20 aan zijn onderzijde geheel vlak is, kan dit tot stand worden gebracht door de gootwanden 13, 14 inwendig te voorzien van oplegranden, of door onder de sandwichwand 20 op regelmatige afstand steenblokken te plaatsen. Het is echter ook mogelijk om de sandwichwand 20 aan zijn onderzijde te voorzien van uitsnijdingen ter hoogte van de gaten 50.
De figuren 5A en 5B illustreren het plaatsen van de prefabwand 100 volgens figuur 4 op de van stiften 40 voorziene vloer 1 op de bouwplaats. Figuur 5A illustreert, dat men de prefabwand 100 boven de ankerstiften 40 tilt, waarbij men de gaten 50 uitlijnt met de ankerstiften 40, en figuur 5B illustreert dat men dan de prefabwand 100 laat zakken, waarbij de ankerstiften 40 de gaten 50 in de vloerbodem 12 binnendringen.
De hoogte van de zijwanden 13, 14 van de goot 10 is groter dan de hoogte van de eventuele uitsnijdingen aan de onderzijde van de sandwichwand 20, oftewel 5 de onderwand van de sandwichwand 20 bevindt zich overal onder het niveau van de bovenrand van de gootwanden 13, 14.
Figuur 6 illustreert op grotere schaal een detail volgens de onderhavige uitvinding. De figuur toont dat de diameter van de ankerstift 40, in net gebied dat 10 direct aansluit op de vloer 1 en zich dus bevindt binnen het gat 50 in de gootbodem 12, gelijk is aan of in geringe mate kleiner is dan de diameter van dat gat 50. Bij hogere delen van de ankerstift 40 kan de diameter minder zijn. Desgewenst is het bovenuiteinde van de ankerstift 40 voorzien van een afgeschuinde rand 41 om het inbrengen in de gaten 50 te vergemakkelijken.
Volgens een belangrijk aspect van onderhavige uitvinding heeft de ankerstift een ringvormige uitsparing 42, die een nekgedeelte 43 overiaat. Het gedeelte boven deze ringvormige uitsparing 42, of omtreksgroef, wordt aangeduid als ankerkop 44. Het gedeelte onder de omtreksgroef 42 wordt aangeduid als ankerlichaam 45. Het ankerlichaam 45 is ingebracht in de vloer 1, tot een dusdanige 20 diepte dat de omtreksgroef 42 zich juist boven de gootbodem 12 bevindt. Hierbij is enige tolerantie toegestaan. Bij voorkeur bevindt de onderkant van de omtreksgroef 42 zich op hetzelfde niveau als het bovenvlak van de gootbodem 12, of iets lager.
De diameter van het ankerlichaam 45 kan gelijk zijn aan de diameter van de ankerkop 44.
Figuur 7 toont een volgend aspect van de onderhavige uitvinding. De figuur toont een schematisch bovenaanzicht van een borgplaat 60, met een vanaf een eerste erdrand 61 reikende gleuf 62. Bij zijn tegenoverliggende eindrand 63 kan de borgplaat voorzien zijn van een opstaand gedeelte, zodat in lengtedoorsnede de 30 plaat de contour heeft van een liggende hoofdletter L. De afmeting tussen genoemde twee randen 61 en 63 is kleiner dan de breedte van de goot 10. De gleuf 62 heeft een breedte die correspondeert met de diameter van de nek 43 van de ankerstift 40. Bij voorkeur is de gleuf 62 bij de eerste eindrand 61 voorzien van tapse inloopgedeelten 67.
De gleuf 62 kan onderling evenwijdige randen hebben. Het is ook mogelijk dat de gleuf 62 over een groter deel van zijn lengte, of over zijn gehele lengte, taps is uitgevoerd, waarbij de gleufbreedte ter hoogte van de eerste eindrand 61 groter is dan de gleufbreedte bij het tegenoverliggende bodemuiteinde van de gleuf 62, en de breedte van de gleuf 62 kan aldus verlopen van een breedte bij de eerste eindrand groter dan de diameter van het nekgedeelte 43 naar een breedte kleiner dan de diameter van het nekgedeelte 43 bij het bodemuiteinde van de gleuf 62. De dikte van de bergplaat 60 correspondeert met de axiale afmeting (verticale breedte) van de omtreksgroef 42 van de ankerpen 40, of is iets kleiner. De bergplaat 60 is geheel plat, maar kan voordeligerwijs ook een geringe boiling hebben met de convexe zijde aan de bovenkant.
Een verder aspect van de onderhavige uitvinding is zichtbaar in de figuren 3A en 3B. Corresponderend met de gaten 50 is ten minste één zijwand 14 van de goot 10 10 steeds voorzien van uitsparingen 16 direct boven de gootbodem 12. De afmeting van deze uitsparingen 16 is zodanig gekozen, dat deze uitsparingen 16 groot genoeg zijn om de borgplaat 60 door te laten. Dergelijke openingen kunnen zijn aangebracht aan slechts één enkele zijwand van de goot, maar het is ook mogelijk dat dergelijke openingen zich bevinden aan weerszijden, en het is mogelijk dat dergelijke openingen alternerend links en rechts zijn aangebracht.
De uitsparingen 16 kunnen zijn aangebracht op dezelfde longitudinale positie als de gaten 60, zoals geïllustreerd voor een uitsparing 16A. De uitsparingen 16 kunnen echter ook verschoven zijn aangebracht, zoals geïllustreerd voor een uitsparing 16B. De verschoven positionering is met name dan voordelig wanneer de 20 (ter wille van de eenvoud niet weergegeven) kolommen van de wand een dusdanige constructie hebben dat zij de uitsparingen 16 zouden blokkeren.
De figuren 8A en 8B illustreren het fixeren van de prefabwand 100 aan de ankerstiften 40 en aldus aan de onderliggende vloer 1. Figuur 8A is een bovenaanzicht van een gedeelte van de goot 10. waarbij de sandwichwand 20 is weggelaten. Figuur 8B is een met figuur 6 vergelijkbare dwarsdoorsnede. Figuur 8A illustreert, dat bij elke ankerstift 40 een borgplaat 60 is aangebracht, via de corresponderende opening 16 in de zijwand van de goot. Zoals goed zichtbaar in figuur 8B, bevinden de borgdelen 64 en 65 van de borgplaat 60 aan weerszijden van '0 de gleuf 62 zich in de omtrekschroef 42, aan weerszijden van de nek 43 van de ankerstift 40. Dit kan ook worden omschreven als dat de nek 43 van de ankerstift 40 de gleuf 62 van de borgplaat 60 is binnengegaan. Zoals goed zichtbaar in figuur 8B, is de borgplaat 60 zo ver aangedrukt, dat de nek 43 van de ankerstift 40 beide borgdelen 64 en 65 van de borgplaat 60 raakt.
De borgdelen 64 en 65 grijpen dan aan op de onderzijde van de kop 44 van de ankerstift 40 en op de bovenzijde van de gootbodem 12. Effectief is dan de gootbodem 12, en dus de prefabwand 100, geborgd door de koppen 44 van de ankerpennen 40.
Voor een betere kiemwerking, en voor het elimineren van eventuele toleranties, kan de bergplaat 60 enigszins gebogen zijn, zodat deze zich gedraagt als een bladveer.
Indien de groef 62 van de borgplaat 60, zoals beschreven, taps toeloopt, kan de borgplaat 60 niet verder worden geduwd wanneer de nek 43 van de ankerstift 40 een positie in die groef 62 heeft bereikt waar de groefbreedte gelijk is aan de diameter van de nek 43. indien men de borgplaat 60 toch verder probeert te duwen of met behulp van een hamer verder probeert te slaan, zal de borgplaat 60 zich vastklemmen op het nekgedeelte 43.
Bij voorkeur is voorzien in een extra vergrendeling van de borgplaat, om te voorkomen dat de borgplaat zich door welke oorzaak ook kan verplaatsen in de richting van de uitsparing 16 en aldus de verbinding tussen ankerstift 40 en gootbodem 12 verloren kan gaan In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een dergelijke vergrendeling geboden doordat de onderzijde van de doorlaatopening 16 zich bevindt op een iets hoger niveau dan de bovenzijde van de gootbodem 12, zoals geïllustreerd in figuur 9. Indien in de borgtoestand de borgplaat 60 zich geheel binnen de goot bevindt, zoals eveneens geïllustreerd in figuur 9, kan de borgplaat 60 alleen worden uitgenomen door deze op te tillen over de door de onderzijde van de doorlaatopening 16 gevormde drempel.
Opgemerkt wordt, dat figuur 8A de bergplaten 60 toont voor een situatie met doorlaatopeningen 16 die zijn uitgelijnd met de gaten 50, zoals opening 16A in figuur 3A. In het geval van verschoven openingen 16. zoals opening 16B in figuur 3A, zullen de bergplaten 60 schever liggen. Het is mogelijk dat de tweede eindrand 63 van de borgplaat 60 zodanig schuin is gericht ten opzichte van de lengterichting van de gleuf 62, dat deze tweede eindrand 63 in de borgtoestand evenwijdig is gericht aan de zijwand 14 van de goot 10.
Het opstaande gedeelte bij de tweede eindrand 63 van de borgplaat 60 kan kleiner zijn dan de opening 16, zodat de borgplaat 60 geheel de opening 16 kan passeren, zoals geïllustreerd in de figuren 8A en 9. Het is echter ook mogelijk dan 30 dat opstaande gedeelte juist groter is dan de opening 16, en in de borgtoestand die opening 16 afdekt. Hierdoor kan de luchtdichtheid van de wand verbeterd worden.
In de figuren 1 en 4 en 5 is een ’dunne' wand getoond, die qua dikte niet groter is dan de breedte van de goot 10. In veel gevallen zal de uiteindelijke wand juist dikker zijn, en wordt er minstens één component (isolatielaag, afwerklaag) 35 aangebracht nadat de prefab wand is geplaatst op de ankers. Een dergelijke extra component kan zich uitstrekken tot over de openingen 16, al dan niet afgedekt door de opstaande gedeelten van de bergplaten 60, om aldus de openingen goed af te dekken. Daarbij is het gunstig als aan de buitenzijde van de gootwanden, boven de openingen 16, een geschikte dubbelzijdige kieefstrook wordt aangebracht. Voorts zal in veel gevallen nog een vloerafwerking worden aangebracht, die de openingen 16 geheel afsluit.
Met betrekking tot de onder verwijzing naar figuur 4 besproken ruimte onder de wand 20, ter hoogte van de gaten 50, wordt opgemerkt dat deze ruimte niet essentieel is, met name indien het isolatiemateriaal van de wand 20 gemakkelijk kan worden weggedrukt door de in te brengen bergplaat 60.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies. Bijvoorbeeld is de structuur van de wand 20 (al dan niet gelaagd en al dan niet geïsoleerd) niet relevant voor de onderhavige uitvinding. Voorts is de uitvinding uitgelegd met betrekking tot de borging van een vloergoot aan een vloer, maar de uitvinding is evenzeer toepasbaar voor het borgen van een wandgoot aan een wand of een plafond. De uitvinding is toepasbaar in welk type gebouw dan ook, met name woningen en kantoren, zowel voor binnenwanden als voor buitenwanden.
Zelfs indien bepaalde kenmerken zijn vermeld in verschillende afhankelijke conclusies, heeft de onderhavige uitvinding ook betrekking op een uitvoeringsvorm die deze kenmerken gezamenlijk heeft Zelfs indien bepaalde kenmerken in combinatie met elkaar zijn beschreven, heeft de onderhavige uitvinding ook betrekking op een uitvoeringsvorm waarin één of meerdere van die kenmerken zijn weggelaten. Kenmerken die niet uitdrukkelijk zijn beschreven als zijnde essentieel, mogen ook worden weggelaten. Eventuele in een conclusie gebruikte verwijzingscijfers dienen niet te worden uitgelegd als beperkend voor de omvang van die conclusie.

Claims (3)

  1. CONCLUSIES
    1. Gootvormige drager (10) voor een prefabwand (100), welke gootvormige drager (10) een bodem (12) heeft en opstaande gootwanden (13, 14);
    waarbij de gootbodem (12), over de lengte van de goot verdeeld, is voorzien van gaten (50), en waarbij ten minste één gootwand (13, 14) is voorzien van met ten
    5 minste sommige van de gaten (50) corresponderende uitsparingen (16).
  2. 2. Gootvormige drager volgens conclusie 1, waarbij de onderrand van de uitsparing (16) zich bevindt op het niveau van het bovenvlak van de gootbodem (12),
    10 3. Gootvormige drager volgens conclusie 1, waarbij de onderrand van de uitsparing (16) zich bevindt op het niveau hoger dan het bovenvlak van de gootbodem (12).
    4. Prefabwand (100) omvattende een wand (20) met een onderkant, een
    15 bovenkant, en ten minste één zijkant, waarbij de genoemde onderkant of de genoemde bovenkant of een genoemde zijkant, respectievelijk, is voorzien van een daaraan bevestigde gootvormige drager (10) volgens een willekeurige der voorgaande conclusies 1-3.
    20 5. Prefabwand volgens conclusie 4, waarbij ter hoogte van de gaten (50) Ce wand (20) zich steeds op afstand boven de gootbodem (12) bevindt en op afstand onder het niveau van de vrije bovenranden van de ópstaande gootwanden (13, 14).
    6. Prefabwand volgens conclusie 5, waarbij de onderkant, bovenkant, of zijkant,
    25 respectievelijk, van de wand (20) ter hoogte van de gaten (50) is voorzien van een verdieping.
    7. Prefabwand volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij met de gaten (50) corresponderend steeds ten minste één gootwand (13, 14) is voorzien van een uitsparing (16).
    8. Prefabwand volgens conclusie 7, waarbij de onderrand van de uitsparing (16) zich bevindt op het niveau van het bovenvlak van de gootbodem (12).
    ΙΟ
    9. Prefabwand volgens conclusie 7, waarbij de onderrand van de uitsparing (16) zich bevindt op een niveau hoger dan het bovenvlak van de gootbodem (12).
    10. Prefabwand volgens een willekeurige der voorgaande conclusies 4-9, 'waarbij
    5 de wand (20) een sandwichwand is.
    11. Wandbouwsysteem (1000), omvattende: een gootvormige drager (10) volgens een willekeurige der voorgaande conclusies 1-3:
    een stelsel van in een vloer (1) of een plafond of een wand inbrengbare en fixeerbare
    10 ankerstiften (40), waarbij elke ankerstift (40) een ankeriichaam (45) omvat, een ankerkop (44), en een omtreksgroef (42) die een nekgedeelte (43) definieert tussen het ankeriichaam (45) en de ankerkop (44);
    en een stelsel van bergplaten (60), waarbij elke borgplaat (60) een vanaf een eerste eindrand (61) reikende gleuf (62) heeft;
    15 waarbij elke borgplaat (60) in de gootvormige drager (10) inbrengbaar is via één der uitsparingen (16);
    en 'waarbij het nekgedeelte (43) van een ankerstift (40) past in de gleuf (62) van een borgplaat (60).
    20 12. Wand bouwsysteem (1000) volgens conclusie 11, waarbij elke borgplaat (60) aan zijn tegenover de genoemde eerste eindrand (61) gelegen eindrand (63) is voorzien van een opstaand gedeelte, zodat in lengtedoorsnede de borgplaat de contour heeft van een liggende hóófdletter L.
    25 13. Wandbouwsysteem (1000) volgens conclusie 11 of 12, waarbij de gleuf (62) bij de eerste eindrand (61) is voorzien van tapse inloopgedeelten (67).
    14. Wandbouwsysteem (1000) volgens conclusie 11 of 12 of 13, waarbij de gleuf (62) ten minste over een deel van zijn lengte taps is, en een breedte heeft die
    30 verloopt van een breedte groter dan de diameter van het nekgedeelte (43)bij de eerste eindrand (61) naar een breedte kleiner dan de diameter van het nekgedeelte (43) bij het bodemuiteinde van de gleuf (62).
    15. Wandbouwsysteem (1000) volgens een willekeurige der conclusies 11-14,
    35 waarbij elke borgplaat (60) een geringe boiling hebben met de convexe zijde aan de bovenkant.
    16. Wandbouwsysteem (1000) volgens een willekeurige der conclusies 11-14, voorts omvattende een prefabwand volgens een willekeurige der voorgaande conclusies 4-10.
    5 17. Gebouw, in het bijzonder een woning of een kantoorpand, omvattende ten minste één prefab binnenwand en/of ten minste één prefab buitenwand volgens een willekeurige der conclusies 4-10, en/of een wandbouwsysteem (1000) volgens een willekeurige der conclusies 11-16, met steeds de desbetreffende gootvormige drager (10) volgens een willekeurige der voorgaande conclusies 1-3 bevestigd aan een
    10 corresponderende vloer (1) of plafond of wand.
    18, Werkwijze voor het plaatsen van een wand, omvattende de stappen van:
    - het verschaffen van een wandbouwsysteem (1000) volgens conclusie 16;
    - het aanbrengen van ankerstiften (40) in een vloer (1) of een plafond of een
    15 wand volgens een patroon passend bij het patroon van de gaten (50) in de gootvormige drager (10);
    - het positioneren van de prefabwand (100) over de ankerstiften (40), waarbij deze ankerstiften i40ivan onder af via de gaten (50) reiken tot in de gootvormige drager (10);
    20 - het via de uitsparingen (16) inbrengen van respectieve bergplaten (60) in de gootvormige drager (10), waarbij steeds de gleuf (62) het nekgedeelte (43) van de corresponderende ankerstift (40) opneemt en de borgplaat (60) aangrijpt onder de ankerkop (44), om aldus de prefabwand (100) te borgen ten opzichte van de vloer of het plafond of de wand, respectievelijk.
    2/6
  3. 3/6
    CD
    ΙΟ
    CD χ
    6/6
NL1042867A 2018-05-16 2018-05-16 Wandbouwsysteem NL1042867B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1042867A NL1042867B1 (nl) 2018-05-16 2018-05-16 Wandbouwsysteem

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1042867A NL1042867B1 (nl) 2018-05-16 2018-05-16 Wandbouwsysteem

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1042867B1 true NL1042867B1 (nl) 2019-11-25

Family

ID=68652285

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1042867A NL1042867B1 (nl) 2018-05-16 2018-05-16 Wandbouwsysteem

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1042867B1 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4727701A (en) Building panel
RU2567798C2 (ru) Система декоративных стен, замок с шипом и кирпичный элемент
JP6336682B2 (ja) 壁構造物用建築ブロック
US20120272604A1 (en) Cladded structure and a fixing system for cladding
US10273698B2 (en) Connector for form boards and system for cast construction
KR102165280B1 (ko) 인테리어용 조립식 벽체 구조물 및 이를 이용한 인테리어 벽체의 시공 방법
RU2380499C2 (ru) Строительная система для сооружения плоских конструкций
KR101472078B1 (ko) 코너 패널을 사용하여 건물을 시공하는 방법
NL1042867B1 (nl) Wandbouwsysteem
KR900006934B1 (ko) 운반과 저장이 편리한 자기-내장형의 사전-조립형 건축구조재 패키지
US3774366A (en) Box beam structures and connections for beam-supported structures
WO2003012223A1 (en) Cladding system
US20200173183A1 (en) Large area slab panel formwork system
JP7250712B2 (ja) バルコニー装置
KR101901240B1 (ko) 건축물용 조립식 거푸집 패널
KR102477121B1 (ko) 유로폼용 데크패널
US9683368B1 (en) Encompassing mortarless locking blocks
EP3112556A1 (en) Supporting device, of the falling head type, for supporting beams of formwork for floor slabs
KR101307027B1 (ko) 지지 부재 조립체
JP2007297802A (ja) 土間コンクリート用施工具
US20240229485A1 (en) Interlockable Wall Reinforcement Panel, Wall Reinforcement Assembly and Method for Wall Reinforcement
NL2028462B1 (nl) Systeem voor het bevestigen van gevelelementen op een oppervlak en werkwijze voor het samenstellen van het systeem
JP7022930B2 (ja) 壁下地装置及びこれを用いた壁下地施工方法
JP6877954B2 (ja) 間仕切りパネルにおける天井レール遊端の塞ぎ構造および塞ぎ方法
NL2016861B1 (nl) Prefab bouwelement