NL1042784B1 - Werkwijze en inrichting voor het inzetten van metselbijen bij de bestuiving van gewassen - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding betreft een werkwijze en een inrichting voor het door bij voorbeeld fruittelers en/of groentetelers inzetten van metselbijen ten behoeve van de bestuiving van hun gewassen. De werkwijze omvat het gebruik van een lichtgewicht wegwerpbijenkast met een daarin opgestelde bundel buisvormige nesten, welke kast na één bestuivingsseizoen wordt afgevoerd. De wegwerpbijenkast volgens de uitvinding is vervaardigd van kunststof en bij voorkeur recyclebare kunststof. 1042784

Description

NL B1 1042784

© Aanvraagnummer: 1042784 © Aanvraag ingediend: 9 maart 2018 © Aanvraag ingeschreven:

september 2019 © Aanvraag gepubliceerd:

© Octrooi verleend:

september 2019 © Octrooischrift uitgegeven:

september 2019 © 1042784 © B1 OCTROOI © Int. Cl.:

A01K 47/00 (2018.01) A01K 47/06 (2018.01) A01K 67/033 (2018.01) A01H 1/02 (2018.01) B65D 85/50 (2018.01) © Octrooihouder(s):

De Bijen bestuivingstechniek te Nijmegen.

© Uitvinder(s):

Roeland Willem Segers te Nijmegen. Anneke van der Straaten te Culemborg.

© Gemachtigde:

Geen.

© WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET INZETTEN VAN METSELBIJEN BIJ DE BESTUIVING VAN GEWASSEN

©) De onderhavige uitvinding betreft een werkwijze en een inrichting voor het door bij voorbeeld fruittelers en/of groentetelers inzetten van metselbijen ten behoeve van de bestuiving van hun gewassen. De werkwijze omvat het gebruik van een lichtgewicht wegwerpbijen kast met een daarin opgestelde bundel buisvormige nesten, welke kast na één bestuivingsseizoen wordt afgevoerd. De wegwerpbijenkast volgens de uitvinding is vervaardigd van kunststof en bij voorkeur recyclebare kunststof.

Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift wijkt af van de oorspronkelijk ingediende stukken. Alle ingediende stukken kunnen bij Octrooicentrum Nederland worden ingezien.

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET INZETTEN VAN METSELBIJEN BIJ DE BESTUIVING VAN GEWASSEN

De onderhavige uitvinding betreft een werkwijze en een inrichting voor het door bij voorbeeld fruittelers en/of groentetelers inzetten van metselbijen ten behoeve van de bestuiving van hun gewassen.

De meeste fruit- en/of groentegewassen zijn voor de bestuiving afhankelijk van insecten. De leek verkeert doorgaans ten onrechte in de veronderstelling dat de bestuiving van gewassen uitsluitend het werk is van honingbijen. Echter, onder bepaalde omstandigheden is het resultaat van bestuiving door honingbijen onder de maat. Dit kan bij voorbeeld het gevolg zijn van de anatomie van de bloemen die bestoven moeten worden of van ongunstige weersomstandigheden.

Het is algemeen bekend dat de honingbijpopulatie door een hoge sterfte van honingbijen in de laatste jaren wereldwijd sterk is afgenomen. Om die reden wordt de rol van andere bijen voor de bestuiving van gewassen steeds belangrijker. Solitaire bijen, zoals de metselbij, hebben met betrekking tot de bestuiving van gewassen gunstige kenmerken en voordelen ten opzichte van honingbijen. Het belangrijkste kenmerk is misschien wel het feit dat solitaire bijen, zoals metselbijen, efficiëntere bestuivers zijn dan honingbijen, waardoor er minder metselbijen nodig zijn om een akker of een boomgaard te bestuiven dan het geval zou zijn als honingbijen de bestuiving zouden moeten verzorgen. Een ander voordeel van metselbijen, zoals de gehoornde metselbij, is het feit dat deze bijen in het voorjaar reeds vroeger actief worden en hun optimale activiteit bereiken vóór dat het geval is bij honingbijen. Solitaire bijen zijn bovendien minder agressief.

Het inzetten van metselbijen vergt actief onderhoud van de bijenpopulatie door de fruitteler. De tot nu toe beschikbare werkwijzen en inrichtingen voor het houden van metselbijen gaan uit van het 'oogsten' van de nieuwe generatie bijen door de teler. Om de teler hiertoe in staat te stellen, worden kunstmatige nesten gebruikt, ook wel nestblokken genoemd, waarin de bijen nesten maken en eitjes leggen, die kunnen worden geopend. De teler moet de tweede generatie bijen uit de nesten halen en koud opslaan. De bekendste nestblokken zijn vervaardigd van enkele stapels losse houten plankjes, bij elkaar gehouden door een behuizing, waarin aan beide zijden van de plankjes afgeronde groeven zijn gefreesd. Een ander veel toegepast nestblok omvat een bundel rietjes in een houder waarbij het rietje via één uiteinde toegankelijk is. De nesten moeten vervolgens, in geval van houten nesten, jaarlijks worden vervangen. De houten nestblokken kunnen niet goed gedesinfecteerd worden, waardoor het risico bestaat dat ziektekiemen zich ophopen in het hout en bij hergebruik van het hout een bron van infectie kunnen zijn. Uit kunststof bestaande nesten volgens de stand van de techniek kunnen en moeten vóór hergebruik grondig worden gereinigd. De onderhoudswerkzaamheden, zoals het schoonmaken van de nestblokken/nestgangen en het oogsten van cocons, zijn arbeidsintensief en leiden een fruitteler af van zijn 'core business'. De kunstmatige nesten volgens de stand van de techniek zijn duur en/of gebruiksonvriendelijk. Een ander nadeel van de tot nu toe toegepaste wijze van het houden van metselbijen is het feit dat de kwaliteit van een in een boomgaard gehouden bijenpopulatie achteruit kan gaan, doordat een boomgaard geen ideale omgeving is voor het houden van metselbijen. Een laatste, niet onbelangrijk, nadeel wordt gevormd door de omvang van de kunstmatige nesten volgens de stand van de techniek. De meeste kunstmatige nesten zijn lastig te hanteren omdat zij groot en zwaar zijn. Zij bevatten doorgaans 200 tot 240 nestgangen. Als gevolg hiervan worden er teveel bijen op één locatie gehouden. Omdat metselbijen slechts een beperkte actieradius hebben, is het veel efficiënter en effectiever voor de bestuiving om meerdere, kleine nesten goed verspreid over een boomgaard neer te zetten, in plaats van grote nesten op een kleiner aantal posities.

De onderhavige uitvinding omvat een werkwijze en inrichting voor het houden van metselbijen en het inzetten van metselbijen ten behoeve van het bestuiven van bij voorbeeld fruitgewassen, welke de bovengenoemde nadelen elimineren.

De werkwijze omvat het leveren van een inrichting volgens de uitvinding, hierna ook wel eerste inrichting, eerste bijenkast of eerste kast genoemd, aan bij voorbeeld een fruitteler waarbij de inrichting bij levering een populatie metselbijen in winterslaap bevat. In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding bevinden de in winterslaap verkerende metselbijen zich in een separate houder, bij voorbeeld een doosje, welke in de inrichting is geplaatst. Afgezien van de houder met de in winterslaap verkerende metselbijen, omvat de inrichting in een uitvoeringsvorm tevens een verzameling buisvormige elementen, verder ook wel buisvormige nesten genoemd, welke als nest voor metselbijen kunnen dienen.

De eerste inrichting met de houder met metselbijen in winterslaap wordt door de fruitteler in een boomgaard opgesteld. De term boomgaard kan in de verdere beschrijving en in de conclusies ook impliciet verwijzen naar andersoortige locaties waar bestuiving noodzakelijk of wenselijk is. Dit opstellen van de inrichting gebeurt uiteraard enige tijd, doch niet te lang, voordat de bestuivingstijd aanbreekt. Hierna zal met betrekking tot het tijdstip waarop het in de boomgaard opstellen van de eerste inrichting dient plaats te vinden, de term tijdig worden gebruikt. De zich in de eerste inrichting bevindende cocons warmen daarbij op door de stijgende temperatuur en de bijen komen dan uit de eerdergenoemde houder.

Het merendeel van de vrouwelijke bijen zal zich nestelen in de buisvormige nesten in de eerste inrichting en de inrichting frequent verlaten om de bloemen van het gewas in de boomgaard te bezoeken om stuifmeel en nectar te verzamelen. Hierbij bestuiven zij de bloemen. Na ongeveer zeven weken zijn de vrouwelijke bijen dood en bevindt de nieuwe generatie bijen zich dan in de buisvormige nesten. De inrichting met de nieuwe generatie bijen, hierna tweede generatie bijen genoemd, wordt vervolgens opgeslagen en wordt het volgende (voor-) jaar weer in de boomgaard opgesteld. De zich in de buisvormige nesten bevindende bijen van de tweede generatie komen bij opwarming uit de nesten. Om deze tweede generatie bijen nestelmogelijkheden te bieden, wordt er naast de bestaande eerste inrichting een nieuwe, lege, dus geen bijen omvattende, inrichting, hierna tweede inrichting genoemd, geplaatst. De eerste inrichting kan vervolgens worden weggegooid of nog maximaal één extra jaar worden bewaard. Voor dit laatste kan bij voorbeeld worden gekozen als er sprake was van een seizoen met slechte weersomstandigheden, zoals veel regen, waardoor slechts een relatief klein gedeelte van de nesten nieuwe bijen bevat. Waar in de beschrijving of in de conclusies wordt verwezen naar het na één bestuivingseizoen afvoeren van de inrichting omvat die verwijzing ook impliciet de mogelijkheid van het nog een extra jaar toepassen van een inrichting in geval van bij voorbeeld een onvolledige bezetting van de nesten. De inrichting of kast volgens de uitvinding welke in hoofdzaak gedurende één bestuivingseizoen wordt gebruikt, wordt hierna ook wel aangeduid als een inrichting of kast voor eenmalig gebruik of een wegwerpinrichting, wegwerpbijenkast of wegwerpkast.

Deze eenvoudige en inventieve werkwijze met de bijbehorende, ten behoeve van de werkwijze door uitvinderswerkzaamheid ontstane inrichting, bespaart telers die voor de bestuiving van hun gewassen geheel of gedeeltelijk afhankelijk zijn van het houden van metselbijen veel tijd en kosten.

De inrichting volgens de uitvinding zal nu worden besproken aan de hand van een aantal figuren. Daarbij toont:

- fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een deels opengewerkte uitvoeringsvorm van het omhulsel van de inrichting volgens de uitvinding;

- fig. 2 een perspectivische ploftekening van de twee hoofdelementen van een uitvoeringsvorm van een fixatiesysteem voor buisvormige nesten;

- fig. 3 een perspectivisch aanzicht van een samenstel omvattende een in het fixatiesysteem opgenomen verzameling of bundel buisvormige nesten;

- fig. 4 een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een houder of doosje dat is ingericht op het bevatten van in een toestand van winterslaap verkerende eerste generatie bijen;

- fig. 5 een perspectivisch aanzicht van een deels opengewerkt uitvoeringsvoorbeeld van de kast volgens de uitvinding met daarin opgenomen een samenstel van een bundel buisvormige nesten met een daaromheen aangebracht fixatiesysteem en een op het bovenste fixatie-element rustend doosje;

- fig. 6 een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een kast volgens de uitvinding in een gedeeltelijk geopende gebruikstoestand;

- fig. 7 een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een kast volgens de uitvinding in de gesloten toestand;

- fig. 8 een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een kast volgens de uitvinding met een volledig geopende, naar achteren weggeklapte, luifel;

- fig. 9 een plano van een uitvoeringsvoorbeeld van een kast volgens de uitvinding;

- fig. 10 een uitvoeringsvorm van een kast volgens de uitvinding welke een ten opzichte van de in andere figuren getoonde uitvoeringsvorm gewijzigde voorwand omvat.

In de figuren hebben gelijke of gelijksoortige delen gelijke of gelijksoortige verwijzingscijfers.

Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van een deels opengewerkte uitvoeringsvorm van het omhulsel, ook wel de kast 1 genoemd, van de inrichting volgens de uitvinding. In de getoonde uitvoeringsvorm omvat de kast een in hoofdzaak rechthoekige vorm, omvattende een bodem, een bovenwand, een linker zijwand, een rechter zijwand, een achterwand en een tot tussen circa veertig procent tot zeventig procent van de totale hoogte van de kast reikende voorwand la. De kast omvat voorts een langs de voorste rand van de bovenwand scharnierbaar met de bovenwand verbonden klep 2, hierna ook wel luifel 2 genoemd. De luifel 2 omvat aan weerszijden een althans nagenoeg in het vlak van de twee zijwanden van de kast en derhalve althans nagenoeg haaks op het vlak van de luifel staand zijscherm annex klepgeleiding. In fig. 1 is alleen het zijscherm 2a aan de linkerzijde van de kast 1 zichtbaar, daar het rechterdeel van de luifel door het openwerken van de figuur ontbreekt. De kast is aan de linkerzijde voorzien van een althans nagenoeg haaks op de voorwand staande linkerflap 11 en van een althans nagenoeg haaks op de voorwand staande rechterflap 11 aan de rechterzijde, welke in fig. 1 niet zichtbaar is. De voorwand is aan weerszijden met een lip welke aangrijpt in een sleuf in de flappen 11, verbonden met de binnenzijde van de zijwanden van de kast. De voornoemde verbindingen hebben een zodanige positie dat de voorwand, waarvan de onderste rand ten opzichte van de voorkant van de zijwanden van de kast naar achteren, dus in de richting van de achterwand van de kast, is gepositioneerd, niet haaks staat op het vlak van de bodem van de kast. Dankzij deze schuine fixatie van de voorwand bezit de kast in de nabijheid van de voorwand een verhoogde stijfheid in vergelijking tot een kast met een haaks op de bodem gepositioneerde voorwand, hetgeen uiteraard gunstig is voor onder meer de vormvastheid van de kast.

De inrichting is in diverse uitvoeringsvormen vervaardigd van kunststof plaatmateriaal, waardoor de kast weersbestendig is. In een voorkeursuitvoering is de kast bestemd voor eenmalig gebruik en wordt deze na circa één jaar als afval afgevoerd. Vanu it het oogpunt van materiaal- en gewichtsbesparing en besparing van kosten vormt het in de markt ook wel als 'kunststof golfkarton' of kanaalplaat bekende materiaal één van de voorkeursmaterialen als constructiemateriaal voor de kast. Met de term 'kunststof golfkarton' of 'kanaalplaat' wordt in deze beschrijving en in de conclusies gedoeld op een materiaal met een celstructuur. Dit materiaal wordt onder meer gekenmerkt door een laag soortelijk gewicht en relatief hoge stijfheid. In een voorkeursuitvoering wordt kunststof golfkarton toegepast dat volledig often minste gedeeltelijk is vervaardigd van een recyclebare kunststof, zoals bij voorbeeld LDPE, HDPE, LDPP, HDPP of PET. Een van een dergelijk licht materiaal vervaardigde inrichting of (bijen-)kast volgens de uitvinding wordt hierna ook wel aangeduid als lichtgewicht wegwerpinrichting of wegwerpbijenkast. De term recyclebare kunststof kan in de onderhavige context ook verwijzen naar biologisch afbreekbare kunststofsoorten.

In een andere uitvoeringsvorm is de kast uit kunststof vervaardigd door middel van spuitgieten. De uitvinding omvat elke vanuit technisch en bedrijfseconomisch oogpunt haalbare productiemethode voor het uit een kunststofsoort vervaardigen van de bijenkast.

Fig. 2 toont een perspectivische ploftekening van de twee hoofdelementen, verder ook wel fixatie-elementen genoemd, van een uitvoeringsvorm van een fixatiesysteem voor buisvormige nesten. De in fig. 2 getoonde uitvoeringsvormen van de elementen omvatten respectievelijk een bovenste fixatie-element 3 en een onderste fixatieelement 4. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de fixatie-elementen ingericht op het fixeren van een tot een in hoofdzaak cilindervorm gebundelde verzameling buisvormige nesten, zoals duidelijk wordt uit de deels cirkelvormige uitsparingen in de dwarsribben 5, 6, 7 en 8 van de fixatie-elementen. De uitvinding voorziet erin dat de fixatie-elementen in de in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm vervaardigd kunnen worden uit één uit een vlakke plaat gestanste of gesneden vorm, een zogenaamde plano, door het vouwen en met behulp van onder meer aangrijplippen en -sleuven aan elkaar bevestigen van omgevouwen delen.

Fig. 3 is een perspectivisch aanzicht van een samenstel omvattende een door de dwarsribben van respectievelijk het bovenste fixatie-element 3 en het onderste fixatieelement 4 omsloten in hoofdzaak als een cilindervormige verzameling gebundelde buisvormige nesten, ook wel een bundel of rietbundel genoemd. In de praktijk kunnen de buisvormige nesten onder meer bij voorbeeld riet, kartonnen of kunststof buisjes omvatten.

Bij het op een horizontaal vlak opstellen van een op het onderste fixatie-element 4 rustende bundel buisvormige nesten, maakt de lengteas van de buisvormige nesten een zodanige, zij het kleine, hoek met de horizontaal dat condenswater dat mogelijkerwijs bij de ingangen, van de buisvormige nesten wordt gevormd, niet door de zwaartekracht het buisvormige nest in loopt. Dit kenmerk wordt verder ook wel aangeduid als het onder een oplopende hoek in de bijenkast geplaatst zijn van de rietbundel. De uitvinding voorziet erin dat de bundel buisvormige nesten niet door respectievelijk een onderste en een bovenste fixatie-element omsloten zijn, maar door bij voorbeeld respectievelijk een linker en een rechter fixatie-element, waarbij er dus sprake is van een verticale deling in plaats van een horizontale van de ondersteuningsconstructie voor de bundel buisvormige nesten.

De fixatie-elementen ten behoeve van de bundel buisvormige nesten kunnen in de verdere beschrijving en in de conclusies zowel afzonderlijk of gezamenlijk ook wel worden aangeduid met de term ondersteuningsconstructie.

Fig. 4 toont een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een doosje dat is ingericht op het bevatten van in een toestand van winterslaap verkerende eerste generatie bijen.

Fig. 5 toont een perspectivisch aanzicht van een deels opengewerkt uitvoeringsvoorbeeld van de kast 1 volgens de uitvinding met daarin opgenomen een samenstel van een rietbundel met een daar omheen aangebracht fixatiesysteem en een op het bovenste fixatie-element rustend doosje 10. In verschillende uitvoeringsvormen van de bijenkast volgens de uitvinding is de hoogte van de ruimte tussen het bovenvlak van het bovenste fixatie-element 3 en de bovenwand van de kast 1 zo gekozen dat het doosje bij het in deze ruimte inbrengen ervan tussen deze beide vlakken wordt ingeklemd. Indien er gebruik wordt gemaakt van een in verticale richting gedeelde uitvoeringsvorm van de ondersteuningsconstructie voor de bundel buisvormige nesten dan dient een verwijzing naar het bovenvlak van het bovenste fixatie-element 3 te worden uitgelegd als een verwijzing naar het bovenvlak van de ondersteuningsconstructie. De vorm van het doosje en met name het grote bovenvlak en de geringe hoogte ervan dragen er bij de in fig. 5 getoonde positionering van het doosje toe bij dat (zonne-) warmte die via de bovenwand van de kast 1 in de kast binnenkomt zo goed mogelijk kan worden opgenomen door het doosje. Gezien het feit dat de bijenkast volgens de uitvinding in een voorkeursuitvoering is vervaardigd uit kunststof golfkarton en zulk golfkarton een warmte-isolerende werking heeft, zal er in de praktijk slechts een beperkte hoeveelheid warmte via de bovenwand de bijenkast binnendringen.

Fig. 6 is een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een kast volgens de uitvinding in de geopende gebruikstoestand. In deze toestand bevindt de luifel 2 zich in een stand welke de bijen veel ruimte biedt om de kast in en uit te vliegen, terwijl de luifel 2 en de zijschermen 2a en 2b verhinderen dat eventueel regenwater in de kast binnen dringt.

Fig. 7 toont een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een kast volgens de uitvinding in de gesloten toestand. Dit is de toestand waarin de kast met de zich in de buisvormige nesten bevindende tweede generatie na de bestuivingsperiode kan worden opgeslagen tot het volgende voorjaar.

Fig. 8 toont een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een kast volgens de uitvinding met een volledig geopende, naar achteren geklapte, luifel. Op deze wijze kan zonlicht op de nesten schijnen, hetgeen vooral van belang is voor de gehoornde metselbij, die reeds vroeg in het voorjaar actief wordt. Tevens kan dankzij de naar achteren geklapte luifel althans nagenoeg volledige toegang worden verkregen tot de binnenkant van de kast 1, hetgeen soms wenselijk/noodzakelijk kan zijn.

Het in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeeld van de kast volgens de uitvinding is door vouwen uit één plano te construeren. Er kan desgewenst voor worden gekozen één of meer van de verbindingen tussen delen van de kast door middel van bij voorbeeld verlijmen of nieten onlosmakelijk te maken.

Fig. 9 is een schematische weergave van de plano van de in één of meer van de voorgaande figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden van de kast volgens de uitvinding. Bij het uit deze plano door middel van vouwen vormen van de kast zullen de flappen 11 zich in omgezette toestand tegen de binnenzijde van de zijwanden van de kast aan weerszijden van de voorwand la bevinden, waarbij aan weerszijden van de voorwand een lip 14 van de voorwand in de sleuf 12 van een flap 11 is gestoken.

Fig. 10 toont een uitvoeringsvorm van de kast volgens de uitvinding welke een ten opzichte van de in andere figuren getoonde uitvoeringsvorm gewijzigde voorwand omvat. De voorwand laa omvat in het in fig. 10 getoonde uitvoeringsvoorbeeld een knik. In de eerder getoonde en besproken uitvoeringsvormen van de kast omvatte het contact tussen de zijranden van de voorwand en de flappen 11 in hoofdzaak een recht lijncontact. In het in fig. 10 getoonde uitvoeringsvoorbeeld met de geknikte voorwand omvat het contact tussen de zijranden van de voorwand en de flappen 11 een contact met het patroon van twee elkaar snijdende lijnen, dat zich derhalve in belangrijke mate gedraagt als een vlakcontact en in de verdere beschrijving en in de conclusies ook wel kan worden aangeduid als een vlakcontact. Dankzij dit vlakcontact verkrijgt het betreffende gedeelte van de kast volgens dit uitvoeringsvoorbeeld een grotere stijfheid dan in de eerder getoonde uitvoeringsvoorbeelden het geval is. De kast volgens de uitvinding kent ook uitvoeringsvormen waarin de voorwand laa meer dan één knik omvat.

De kast 1 volgens de uitvinding leent zich ook uitstekend voor het gebruik ervan in combinatie met conventionele nestblokken welke enkele stapels losse houten plankjes met daarin gefreesde afgeronde groeven omvatten.

De term en/of heeft vooral betrekking op één of meer van de items welke vóór en na en/of worden vermeld. Bij voorbeeld een zin item 1 en/of item 2 (en vergelijkbare zinnen) kan betrekking hebben op item 1 en item 2 of op item 1 of item 2.

De term omvatten (of afgeleiden daarvan) heeft ook betrekking op uitvoeringen waarin de term omvatten betekent bestaan uit. De term omvatten kan derhalve in sommige gevallen betekenen bestaan uit, maar kan in andere gevallen betekenen bevattende ten minste de gedefinieerde soort en optioneel één of meer andere soorten. In een conclusie sluit het gebruik van het woord omvatten of een afgeleide daarvan de aanwezigheid van elementen of stappen buiten de in de conclusie geclaimde elementen of stappen niet uit.

De in deze beschrijving besproken uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding zijn slechts enkele van de vele binnen het kader van de uitvinding mogelijke uitvoeringsvormen en dienen derhalve als niet-limitatief te worden beschouwd.

Claims (14)

1. CONCLUSIES

   1. Een kostenbesparende werkwijze voor het houden van metselbijen ten behoeve van het bestuiven van gewassen bestaande uit het in een eerste buisvormige nesten omvattende lichtgewicht wegwerpbijenkast plaatsen van een houder welke een eerste generatie in winterslaap verkerende metselbijen omvat gevolgd door het tijdig in een boomgaard opstellen van de een houder met in winterslaap verkerende metselbijen omvattende eerste lichtgewicht wegwerpbijenkast, met het kenmerk, dat de werkwijze de volgende stappen omvat:

   het nadat de beoogde bestuiving door de eerste generatie metselbijen is voltooid, waarbij de vrouwelijke metselbijen van de eerste generatie dood zijn en de nieuwe generatie metselbijen zich in de buisvormige nesten in de eerste lichtgewicht wegwerpbijenkast bevinden, opslaan van de eerste wegwerpbijenkast tot het volgende bestuivingseizoen;

   het tijdig in een boomgaard opstellen van de eerste lichtgewicht wegwerpbijenkast met de zich in de buisvormige nesten in deze kast bevindende tweede generatie metselbijen.
2. 2. Een wegwerpbijenkast voor het op kostenbesparende wijze houden van metselbijen ten behoeve van het bestuiven van gewassen, met het kenmerk, dat de kast (1) uit kunststof is vervaardigd.
3. 3. Wegwerpbijenkast volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het materiaal van de kast (1) kunststof golfkarton of kunststof kanaalplaat omvat.
4. 4. Wegwerpbijenkast volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de kast (1) uit één plano van kunststof golfkarton of kunststof kanaalplaat is vervaardigd.
5. 5. Wegwerpbijenkast volgens één of meer van de conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de kunststof een recyclebare kunststof omvat.
6. 6. Wegwerpbijenkast volgens één of meer van de conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de kast (1) een tussen een gesloten stand en een volledig geopende stand beweegbare luifel (2) en twee in hoofdzaak haaks op het vlak van de luifel staande zijschermen (2a,2b) omvat.
7. 7. Wegwerpbijenkast volgens één of meer van de conclusies 2-6, met het kenmerk, dat de kast een bundel (9) buisvormige nesten omvat.
8. 8. Wegwerpbijenkast volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de kast een ondersteuningsconstructie omvat welke is ingericht op het fixeren van de bundel buisvormige nesten.
9. 9. Wegwerpbijenkast volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de ondersteuningsconstructie een bovenste fixatie-element (3) en een onderste fixatie-element (4) omvat.
10. 10. Wegwerpbijenkast volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat ten minste één van de fixatie-elementen (3,4) uit één plano is vervaardigd.
11. 11. Wegwerpbijenkast volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de bundel (9) buisvormige nesten onder een oplopende hoek in de bijenkast is opgesteld.
12. 12. Wegwerpbijenkast volgens conclusie 7, 8 of 11, met het kenmerk, dat de buisvormige nesten rietstengels, kunststof buisjes of kartonnen buisjes omvatten.
13. 13. Wegwerpbijenkast volgens één of meer van de conclusies 2-12, met het kenmerk, dat de bijenkast een geknikte voorwand (laa) omvat.
14. 14. Wegwerpbijenkast volgens één of meer van de conclusies 8-10, met het kenmerk, dat de kast tussen de ondersteuningsconstructie en de bovenwand van de kast (1) een opnameruimte voor een houder (10) met zich in winterslaap bevindende bijen omvat.