NL1040868B1 - Scherminrichting. - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een scherm voorzien van een opstaande rand, waarbij de breedte van de rand varieert. In een uitvoeringsvoorbeeld is het scherm kegel- of piramidevormig en ligt een hoek (a) tussen het scherm en de rand in een bereik van vanaf 85 tot 95 graden. In een ander uitvoeringsvoorbeeld is het scherm koepelvormig en ligt een hoek tussen het scherm en de rand in een bereik van vanaf 25 tot 45 graden.

Description

Scherminrichting

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een scherm voorzien van een opstaande rand.

Achterqrond van de uitvinding

Conventionele schermen, zoals paraplu’s en regenbestendige parasols, omvatten waterafstotend, geweven of niet-geweven, beschermingsmateriaal en een constructie voor het, in gebruikstoestand, aanspannen van dit beschermingsmateriaal tot een kegel-, piramide- of koepelvormig geheel. De constructie omvat gebruikelijk zich radiaal vanaf een centraal gebied uitstrekkende ribben die het scherm in meerdere sectoren verdelen. Meestal omvatten deze conventionele schermen een schacht die aan een uiteinde met het centrale gebied is verbonden en aan een ander uiteinde ofwel met een standaard is verbonden, in het geval van regenbestendige parasols, ofwel is voorzien van een handvat, in het geval van paraplu's. Het beschermingsmateriaal, bijvoorbeeld waterafstotend, geweven of niet-geweven, is op meerdere punten langs elk van de ribben aan de constructie bevestigd en beschermt de gebruiker tegen neerslag, met name regen.

Een nadeel van een conventioneel scherm is dat, onder omstandigheden zonder wind, wanneer het scherm horizontaal wordt gehouden, de neerslag die op het scherm valt, via alle omtreksdelen van het scherm, dus aan alle zijden van de gebruiker, naar beneden valt.

Een ander nadeel van een conventioneel scherm is dat, onder omstandigheden met wind, wanneer het scherm enigszins dwars op de windrichting wordt gehouden, de neerslag die op het scherm valt, in grotere mate vanaf dat omtreksdeel van het scherm valt, dat zich op het laagste punt bevindt. Terwijl het in bepaalde gevallen wenselijk kan zijn dat de neerslag aan één bepaalde zijde van de gebruiker naar beneden valt, of wenselijk kan zijn dat de neerslag aan een bepaalde zijde van de gebruiker niet naar beneden valt. Bijvoorbeeld omdat aan die zijde een ander persoon staat, of omdat de gebruiker tegen de windrichting in beweegt en de kans bestaat dat de naar beneden vallende neerslag alsnog op de gebruiker valt. Het is wenselijk dat de zijde van de gebruiker waar de neerslag naar beneden valt, onafhankelijk is van de windrichting en minder afhankelijk is van de schuine stand van het scherm.

Weer een ander nadeel van een conventioneel scherm is dat, onder omstandigheden met wind, wanneer het scherm enigszins dwars op de windrichting wordt gehouden, het zicht van de gebruiker wordt beperkt.

Nog weer een ander nadeel van een conventioneel scherm is dat onder omstandigheden met wind, de gebruiker niet volledig wordt beschermd wanneer het scherm horizontaal wordt gehouden, omdat in dat geval de gebruiker nat wordt door de schuin invallende regen, maar ook niet volledig wordt beschermd wanneer het scherm schuin wordt gehouden, omdat in dat geval de gebruiker nat wordt van recht naar beneden vallende druppels, die bijvoorbeeld vanuit de bomen of dakranden naar beneden vallen.

De uitstekende uiteinden van de ribben vormen een ander nadeel van de meeste conventionele schermen. Deze puntige uiteinden vormen een gevaar voor omstanders, vooral omdat deze zich vaak op ooghoogte bevinden.

Er zijn enkele schermen geopenbaard die voorzien zijn van een rand, waarbij wordt vermeld dat deze rand extra bescherming tegen neerslag biedt.

Er zijn bijvoorbeeld schermen geopenbaard waarbij een omslag van het beschermingsmateriaal een geul vormt, JP 2002306222, of waarbij de uiteinden van de ribben een lus vormen, JP 2001245718, zodanig dat langs de buitenste omtrekrand van het scherm een opstaande rand, of geul, wordt gevormd. Onder omstandigheden zonder wind voert een afvoertuitje dat in verbinding staat met de geul, de in de geul verzamelde neerslag vervolgens aan een gewenste zijde van de gebruiker af, tenminste wanneer de gebruiker het scherm in een goede stand houdt. Een nadeel van dergelijke schermen is dat het afvoertuitje alleen werkzaam is als het scherm schuin wordt gehouden en tevens het afvoertuitje zich op het laagste punt bevindt. Een ander nadeel is dat de gebruiker bij het gebruik van het scherm extra goed moet opletten waar het afvoertuitje zich bevindt, vooral omdat dit afvoertuitje klein is en omdat de rest van de vormgeving van het scherm in hoofdzaak radiaal symmetrisch is. Weer een ander nadeel, onder omstandigheden met wind, is dat wanneer het scherm enigszins dwars op de windrichting wordt gehouden, de zijde van de gebruiker waar de in de geul verzamelde neerslag naar beneden valt, afhankelijk is van de windrichting. Nog weer een ander nadeel is dat het afvoertuitje niet is ontworpen voor hevige regenval en verstopt kan raken. Bij overmatige regenval ten opzichte van de afvoercapaciteit van het afvoertuitje zal de neerslag nog steeds over de gehele buitenste omtrek van het scherm naar beneden vallen. De hierboven beschreven problemen van conventionele schermen zonder rand, onder omstandigheden met wind, zoals slecht zicht bij het schuin houden van het scherm, en het feit dat de zijde van de gebruiker waar de neerslag naar beneden valt, afhankelijk is van de schuine stand van het scherm en dus afhankelijk is van de windrichting, worden met dergelijke schermen niet opgelost.

Weer andere bekende schermen, die in CN 202019908 en JP 2001186912 zijn geopenbaard, omvatten een scherm en een rand die zich vanaf ongeveer een vierde deel van de buitenste omtrek van het scherm uitstrekt. Deze rand is geen opstaande rand. De functie van de rand is het bieden van extra bescherming tegen neerslag, bijvoorbeeld wanneer de neerslag schuin op het scherm valt, en het scherm schuin en dwars op de neerslagrichting wordt gehouden. De hierboven beschreven problemen van conventionele schermen zonder rand, onder omstandigheden met wind, worden eveneens met dergelijke schermen niet opgelost.

Het in US 4,838,290 geopenbaarde scherm is voorzien van een rand die zich vanaf ongeveer een vierde deel van de buitenste omtrek van het scherm uitstrekt. Deze rand strekt zich, in gebruikstoestand, wanneer het scherm horizontaal wordt gehouden, horizontaal uit. De bescherming tegen neerslag wordt aan de zijde van de gebruiker waar de rand zich bevindt, verbeterd. De in gebruikstoestand horizontaal georiénteerde rand beperkt het zicht niet. Met een dergelijk scherm kan echter niet de zijde van de gebruiker waar de neerslag naar beneden valt, worden bepaald. Het gebruik van een dergelijk scherm is alleen voordelig wanneer het scherm in hoofdzaak horizontaal wordt gehouden, met andere woorden alleen onder omstandigheden zonder wind.

De meest nabije stand van de techniek wordt geopenbaard in US 100012 A. Dit scherm is voorzien van een opstaande rand. Deze opstaande rand omringt de gehele omtrek van het scherm en vormt, samen met het scherm, een geul die langs de gehele buitensteomtrek van het scherm verloopt. Doordat de opstaande rand overal hetzelfde is, kan de in de geul verzamelde neerslag alleen via een afvoertuitje worden weggevoerd, en alleen wanneer het scherm zodanig schuin wordt gehouden dat het afvoertuitje zich op het laagste punt bevindt. De gebruiker dient dus goed op te letten waar het afvoertuitje zich bevindt. Het afvoertuitje is moeilijk waar te nemen omdat het klein is en omdat de rest van de vormgeving van het scherm in hoofdzaak radiaal symmetrisch is. Wanneer het scherm schuin gehouden dient te worden in verband met wind en neerslag, is de zijde van de gebruiker waar het water naar beneden valt, afhankelijk van de windrichting en kan deze niet naar wens worden gekozen. Bij zware neerslag zal het scherm zwaar worden als gevolg van de grote hoeveelheid neerslag die zich in de geul heeft verzameld dat weer het gevolg is van de relatief langzame afvoer door het afvoertuitje. Wanneer de geul niet voldoet, bijvoorbeeld bij zware neerslag, wanneer het scherm niet in zijn goede stand wordt gehouden of omdat het afvoertuitje verstopt zit, zal de geul overstromen en zal de regen aan alle zijden van de gebruiker naar beneden vallen.

Een nadeel van de hierboven beschreven afvoertuitjes is dat deze een gevaar voor omstanders vormen. De afvoertuitjes steken verder uit dan de ribben en bevinden zich op ooghoogte.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een scherm te verschaffen dat de hierboven genoemde nadelen niet, of inmindere mate, kent. Het is met name een doel om een scherm te verschaffen dat nog steeds goede bescherming biedt onder omstandigheden met wind, terwijl het scherm horizontaal wordt gehouden. Het is met name een doel om een scherm , te verschaffen waarbij de neerslag voornamelijk aan een gewenste zijde van de gebruiker, bijvoorbeeld achter de gebruiker, naar beneden valt, onafhankelijk van een enigszins schuine stand van het scherm en derhalve in grote mate onafhankelijk van de windrichting.

Samenvatting van de uitvinding

Daartoe verschaft de uitvinding een scherm voorzien van een opstaande rand, waarbij de breedte van de rand varieert.

In deze aanvrage wordt met "scherm" een beschermingsconstructie bedoeld die met name geschikt is voor bescherming tegen neerslag, meer specifiek voor bescherming tegen regen. Met de term worden bijvoorbeeld paraplu's en hangende of staande parasols bedoeld waarbij beschermingsmateriaal, in gebruikstoestand, door een constructie wordt opgespannen voor het vormen van een kegel-, piramide- of koepelvormig deel. Het scherm kan inklapbaar zijn zoals bijvoorbeeld een parasol of paraplu. Het scherm kan draagbaar zijn, zoals een paraplu, of niet draagbaar zijn, zoals een parasol of een permanente, regenbestendige parasol of permanent, regenbestendig regenscherm.

Met "opstaande rand" wordt een rand bedoeld die in gebruikstoestand opstaand is, schuin of recht, en samen met het scherm een geul definieert. De rand kan rechtopstaand zijn maar het verdient de voorkeur dat de rand zich in gebruikstoestand schuin omhoog uitstrekt, met andere woorden ongeveer de vorm heeft van een wijd uitstaande kraag. De opstaande rand kan zich langs de gehele omtrek van het scherm of langs een omtreksdeel van het scherm uitstrekken. In gebruikstoestand vormt de opstaande rand, samen met het scherm, een geul, welke geul langs de gehele omtrek of langs een omtreksdeel van het scherm verloopt.

Waar in deze aanvraag de term "omtrek" in relatie tot het scherm wordt gebruikt, is dit bedoeld als omvattende de buitenste omtrek van het scherm, dus bijvoorbeeld de buitenste omtrek van het kegel-, piramide- of koepelvormige deel zoals dat bekend is van paraplu's en parasols, met andere woorden het deel van het scherm waar vanaf, bij conventionele schermen die geen rand hebben, de neerslag naar beneden valt. De omtrek in relatie tot het scherm kan worden gevormd door het beschermingsmateriaal en de uiteinden van de ribben die het scherm ondersteunen. Wanneer in de onderhavige aanvraag de term "omtreksdeel" wordt gebruikt, wordt met deze term een deel van de hierboven beschreven omtrek bedoeld.

Met de "breedte" van de rand wordt de afstand van de omtrek van het scherm tot de buitenste omtrek van de rand bedoeld. Deze afstand kan worden gemeten langs een denkbeeldige lijn die radiaal ten opzichte van het midden van het scherm verloopt.

Met de frase "de breedte van de rand varieert" wordt bedoeld dat de breedte met de plaats langs de omtrek van het scherm varieert.

Bij voorkeur is de grootste breedte van de rand 20-30 cm. Bij voorkeur is de kleinste breedte van de rand nagenoeg nul.

Een voordeel van een rand waarvan de breedte varieert, is dat de geul die, samen met het scherm, door de rand wordt gevormd, niet overal even hoog of breed is. Daardoor is de mate waarin de geul neerslag kan houden eveneens niet overal even hoog. In een uitvoeringsvoorbeeld van de onderhavige uitvinding waarbij de rand het scherm geheel omringt, waarbij de breedte van de rand dus nergens nagenoeg nul is, zal de neerslag van dat randgedeelte dat de kleinste breedte heeft vallen. Onder omstandigheden zonder wind kan het scherm kan dus horizontaal worden gehouden en kan de neerslag, door het richten van het scherm, gericht aan een zijde van de gebruiker naar beneden vallen.

Bij voorkeur verloopt de rand langs een groot deel van de omtrek van het scherm, bij voorkeur langs 40 - 100 % van de omtrek van het scherm, of met meer voorkeur langs 80-99 % van de omtrek van het scherm.

De rand strekt zich bij voorkeur in gebruikerstoestand schuin naar boven toe uit. In het geval het scherm koepel-, piramide-, of kegelvormig is, kan de rand een uitstaande kraag vormen.

Door de varierende breedte van de rand, kan de gebruiker vrij snel visueel het functionele verschil van de randdelen, kleine breedte of grote breedte, waarnemen waardoor de gebruiker gemakkelijk zal inzien hoe het scherm op de juiste manier kan worden gehouden. De gebruiker zal dus snel bekend raken met de werking van de rand.

De hoek tussen de rand en het scherm kan zodanig groot zijn dat de rand, in gebruikstoestand, slechts licht hellend is en tevens voor het direct opvangen van neerslag kan dienen. De hoek tussen de rand en het scherm kan dan bijvoorbeeld 170 - 130 graden zijn. Een nadeel van een dergelijke grote hoek is echter dat wanneer het scherm schuin wordt gehouden, bijvoorbeeld 10-50 graden ten opzichte van de horizontale stand van het scherm, de rand in die toestand, een horizontaal vlak kan vormen. In die toestand zal de neerslag van de rand vallen, wat niet wenselijk is.

Het is voor te stellen dat het scherm een constructie omvat waarin de rand handmatig tot opstaande stand kan worden gebracht. De voorkeur gaat echter uit naar dat de constructie zodanig is ontworpen dat de beschreven hoek vooraf is ingesteld.

In een uitvoeringsvoorbeeld is het scherm kegel- of piramidevormig en ligt een hoek tussen het scherm en de rand in een bereik van vanaf 80 tot 100 graden.

In een ander uitvoeringsvoorbeeld is het scherm koepelvormig en ligt een hoek tussen het scherm en de rand in een bereik van vanaf 25 tot 45 graden.

Wanneer in deze aanvraag de term "hoek" in relatie tot de rand en het scherm wordt gebruikt, wordt hiermee een hoek tussen de raaklijn van het aan het scherm grenzende deel van de rand en de raaklijn van het aan de rand grenzende deel van het scherm bedoeld.

Het onderscheid tussen een kegel- of piramidevormig scherm en een koepelvormig scherm ten aanzien van de hoek tussen de rand en het scherm wordt gemaakt omdat de raaklijn van het omtrekgebied van een kegel- of piramidevormig scherm in gebruikstoestand vaak schuin naar beneden is gericht, terwijl de raaklijn van het omtrekgebied van een koepelvormig scherm in gebruikstoestand recht naar beneden is gericht.

De hoek is eveneens belangrijk in het geval het scherm inklapbaar is en het wenselijk is dat deze zo compact mogelijk kan worden ingeklapt, zie hieronder voor meer detail.

In weer een ander uitvoeringsvoorbeeld varieert de hoek tussen het scherm en de rand met de plaats langs de omtrek van het scherm.

De hoek tussen een deel van de rand met een relatief kleine breedte en het scherm kan bijvoorbeeld groter zijn teneinde te beogen dat de neerslag snelier, bijvoorbeeld bij een schuine stand van het scherm, van dat deel van de rand valt.

Door naast de breedte eveneens de hoek te variéren, zoals hierboven beschreven, kan de gebruiker nog sneiler visueel het functionele verschil van de randdelen, kleine of grote breedte en grote of kleine hoek, waarnemen waardoor de gebruiker gemakkelijk zal inzien hoe het scherm op de juiste manier kan worden gehouden.

In een uitvoeringsvoorbeeld neemt de breedte van de rand, met de plaats langs de omtrek van het scherm, vanaf een eerste omtreksdeel van het scherm tot een tweede omtreksdeel van het scherm toe en vanaf het tweede omtreksdeel naar het eerste omtreksdeel af.

De grootte van het eerste omtreksdeel kan variéren van het omtreksdeel bestaande uit het uiteinde van slechts één rib, of het omtreksdeel vanaf een rib tot en met een naburige rib, zie hieronder voor meer detail.

Een dergelijk scherm heeft aan een zijde een geprononceerde rand en aan een andere zijde een rand die smal is of een rand waarvan de breedte nagenoeg nul is. Een voordeel hiervan is dat de gebruiker snel aan de vorm van het scherm kan zien aan welke zijde de neerslag naar beneden zal vallen.

Een ander voordeel van een dergelijke rand is dat deze meer gestroomlijnd is en een mooier uiterlijk heeft.

Bij voorkeur ligt het eerste punt tegenover het eerste omtreksdeel. Het scherm en de rand kunnen een spiegelsymmetrisch geheel vormen. Hierdoor is het voor de gebruiker snel duidelijk hoe het scherm kan worden gehouden om optimale bescherming te bieden en de neerslag aan een bepaalde zijde naar beneden te laten vallen.

Door een dergelijk scherm zodanig te houden dat het breedste deel van de rand zich aan de voorzijde van de gebruiker bevindt, bevindt vanzelf het smalste deel van de rand zich aan de achterzijde van de gebruiker en zal de in de geul verzamelde neerslag achter de gebruiker naar beneden vallen.

In een uitvoeringsvoorbeeld van een scherm volgens de uitvinding is de breedte van de rand bij het eerste omtreksdeel van het scherm nagenoeg nul.

Bij een dergelijk scherm is het eerste omtreksdeel de plaats aan de omtrek van het scherm waar de neerslag naar beneden valt, ook wanneer het scherm horizontaal wordt gehouden.

Met de frase "breedte ... nagenoeg nul" wordt bedoeld dat de rand daar, bij het eerste omtreksdeel van het scherm, niet aanwezig is. Structuren voor het ondersteunen en/of opspannen van de rand, of delen daarvan, kunnen desondanks wel bij het eerste omtreksdeel aanwezig zijn.

In een uitvoeringsvoorbeeld van een scherm volgens de uitvinding omvatten het scherm en de rand beschermingsmateriaal en ribben voor het ondersteunen en/of aanspannen van het beschermingsmateriaal, waarbij een groep van n schermribben het beschermingsmateriaal van het scherm ondersteunen en/of aarispannen en een groep van n minus x randribben ' het beschermingsmateriaal van de rand ondersteunen en/of aanspannen, waarbij n/x groter is dan, of gelijk is aan, 2 en waarbij elke randrib met een schermrib is verbonden. Met andere woorden, in dit uitvoeringsvoorbeeld is minimaal één schermrib en maximaal de helft van het aantal schermribben niet met een randrib verbonden. Bij die schermrib(ben) die niet met een randrib verbonden zijn, kan de breedte van de rand nul of nagenoeg nul zijn. Die schermrib(ben) die wel met een randrib verbonden zijn, grenzen aan de genoemde rand. De lengte van de randribben kan variéren teneinde de varierende breedte van de rand te realiseren. De varierende breedte van de rand kan echter ook door andere maatregelen worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door structuren anders dan de randribben die wel of niet met de randribben en/of schermribben zijn verbonden.

Het beschermingsmateriaal, bijvoorbeeld waterafstotend, geweven doek of niet-geweven materiaal, is aan zowel de schermribben alsook de randribben verbonden. De deskundige in het gebied zal bekend zijn met de wijze waarop dergelijk beschermingsmateriaal aan ribben kan worden vastgemaakt.

De ribben vormen bij voorkeur een constructie die inklapbaar is om mogelijk te makén dat het regenscherm, wanneer niet in gebruik, tot een compactere toestand kan worden gebracht zodat dit gemakkelijker kan worden bewaard. De constructie kan echter ook een vaste constructie zijn, bijvoorbeeld voor neerslagbestendige staande of hangende parasols voor winterterrassen.

Bij voorkeur is x 1. Hierbij is met uitzondering van één schermrib, elke andere schermrib met een randrib verbonden.

De schermrib die niet met een randrib is verbonden, vormt het eerste omtreksdeel waarbij de breedte van de rand nagenoeg nul is en waarlangs de in de geul verzamelde neerslag naar beneden kan vallen.

Korte beschriivinq van de figuren

De uitvinding wordt in het navolgende toegelicht aan de hand van een niet-beperkend uitvoeringsvoorbeeld van een scherm volgens de onderhavige uitvinding. Daarbij tonen:

Figuur 1 een bovenaanzicht, en

Figuur 2 een zijaanzicht van een deel van een constructie van ribben.

Beschrijvinq van een uitvoerinqsvoorbeeld van de uitvindinq

In figuur 1, waarin een piramidevormig scherm (1A-1H) voorzien van een rand (2A-2H) wordt getoond, is duidelijk te zien dat de breedte (3) van de rand (2A, 2E) varieert. Het scherm en de rand zijn om redenen van duidelijkheid onderverdeeld in 8 sectoren, respectievelijk 1A tot en met 1H en 2A tot en met 2H. Hoewel duidelijk is te zien in welke mate de breedte van de rand varieert, zijn om redenen van overzichtelijkheid alleen de breedtes (3) van rand 2E en van rand 2A met een gestippelde lijn en pijl aangegeven. De sectoren worden gevormd door zich vanaf een centraal gebied (11) uitstrekkende schermribben (12), waarbij de ribben 12A, 12B 12D en 12E in figuur 2 in zijaanzicht worden getoond. De breedte (3) van de rand (2) bij een eerste omtreksdeel (5) van het scherm, welk eerste omtreksdeel (5) het van het van het centrale deel (11) afgekeerde uiteinde van schermrib 12A omvat (niet specifiek aangeduid), is nagenoeg nul. Vanaf het eerste omtreksdeel (5) neemt de breedte (3) van de rand (2A tot en met 2D) met de plaats langs de omtrek (4) van het scherm (1), met de klok mee vanaf 1A tot en met 1D, geleidelijk toe. Bij het tweede omtreksdeel (6) van het scherm (1), welk tweede omtreksdeel (6) het van het van het centrale deel (11) afgekeerde uiteinde van schermrib 12 E omvat, is de breedte (3) maximaal. Vanaf het tweede omtreksdeel (6) neemt de breedte (3) van de rand (2E tot en met 2H), met de plaats langs de omtrek van het scherm (1), met de klok mee vanaf 1E tot en met 1H, geleidelijk af. Het scherm dat is voorzien van een opstaande rand, is dus spiegelsymmetrisch, waarbij de symmetrieas onder anderen wordt gevormd door schermrib 12A en schermrib 12E. Dientengevolge ligt het eerste omtreksdeel (5) tegenover het tweede omtreksdeel (6). Zoals uit figuur 1 is af te leiden, omvat het scherm (1) 8 schermribben, n is dus 8, en 7 (n minus 1) randribben (zie figuur 2) en is elke randrib (zie figuur 2) met een schermrib (12) verbonden

Figuur 2 toont een deel van een ribbenconstructie van een uitvoeringsvoorbeeld van een scherm volgens de uitvinding, waarbij het scherm piramidevormig is en als paraplu kan functioneren. De constructie toont schermribben (12A, 12B, 12D en 12E) voor het plaatselijk ondersteunen en/of aanspannen van beschermingsmateriaal dat het scherm vormt en randribben (13B, 13B en 13E) voor het plaatselijk ondersteunen en/of aanspannen van beschermingsmateriaal dat de rand vormt. Er worden om redenen van duidelijkheid slechts 4 schermribben (12A, 12B, 12D en 12E) en 3 randribben (13B, 13B en 13E) getoond. Randrib 13E is de langste randrib en randrib 13B is de kortste randrib. Voor elke schermrib (12A, 12B, 12D en 12E) is er een schermribhouder (16A, 16B, 16D en 16E) voor het in positie houden van de schermrib (12A, 12B, 12D en 12E) en een eerste randribhouder (17A, 17B, 17D en 17E) en een tweede randribhouder (18A, 18B, 18D, 18E) voor het, wanneer aanwezig, in positie houden van een randrib (13B, 13B en 13E). De schermribhouders (16A, 16B, 16D en 16E) zijn met een bedieningsdeel (19) verbonden, welk bedieningsdeel (19) langs een stok (20) kan worden verplaatst voor het in- en uitklappen van de constructie, of met andere woorden voor het in- en uitklappen van de paraplu.

Alle houders en ribben zijn scharnierbaar met elkaar verbonden met uitzondering van de tweede randribhouders (18A, 18B, 18D, 18E) en de randribben (13B, 13B en 13E).

De hoek a tussen de randribben en de schermribben is in dit uitvoeringsvoorbeeld ongéveer 93 graden. De hoek die door de tweede randribhouders (18A, 18B, 18D, 18E) en de randribben (13B, 13B en 13E) wordt ingesloten, is ongeveer 155 graden. Deze constructie is zodanig ontworpen dat na het inklappen van deze constructie de randribben tegen de schermribben aanliggen.

De delen van de hier getoonde constructie die vergeleken met een conventionele paraplu additioneel zijn opgenomen, namelijk de randribben (13B, 13B en 13E), de eerste randribhouders (17A, 17B, 17D en 17E) en de tweede randribhouders (18A, 18B, 18D, 18E), zijn gearceerd weergegeven.

Claims (9)

1. Scherm (1) voorzien van een opstaande rand (2), met het kenmerk, dat de breedte (3) van de rand (2) varieert.

2. Scherm (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het scherm (1) kegel-of piramidevormig is en een hoek (a) tussen het scherm (1) en de rand in een bereik van vanaf 85 tot 95 graden ligt

3. Scherm (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het scherm (1) koepelvormig is en een hoek tussen het scherm (1) en de rand (2) in een bereik van vanaf 25 tot 45 graden ligt.

4. Scherm (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoek tussen het scherm (1) en de rand (2) met de plaats langs de omtrek (4) van het scherm (1) varieert.

5. Scherm (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de breedte van de rand (2), met de plaats langs de omtrek (4) van het scherm (1), vanaf een eerste omtreksdeel (5) van het scherm (1) tot een tweede omtreksdeel (6) van het scherm (1) toeneemt en vanaf het tweede omtreksdeel (6) naar het eerste omtreksdeel (5) afneemt.

6. Scherm (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het eerste omtreksdeel (5) tegenover het tweede omtreksdeel (6) ligt.

7. Scherm (1) volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de breedte (3) van de rand (2) bij het eerste omtreksdeel (5) van het scherm (1) nagenoeg nul is.

8. Scherm (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het scherm (1) en de rand (2) waterafstotend beschermingsmateriaal en ribben voor het ondersteunen en/of aanspannen van het beschermingsmateriaal omvatten, waarbij een groep van n schermribben (12) het beschermingsmateriaal van het scherm ondersteunen en/of aanspannen en een groep van n minus x randribben (13) het beschermingsmateriaal van de rand (2) ondersteunen en/of aanspannen, waarbij n/x grater is dan, of gelijk is aan, 2 en waarbij elke randrib (13) met een schermrib (12) is verbonden.

9. Scherminrichting volgens condusie 8, met het kenmerk, dat x 1 is.