NL1038751C2 - Containersysteem. - Google Patents

Description

Containersvsteem

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een containersysteem, meer in het bijzonder een container of houder voor het tijdens het oogsten verzamelen van land- en 5 tuinbouwproducten, waaronder bij voorbeeld komkommers.

Er zijn meerdere transport- en opslagmiddelen welke worden gebruikt bij het oogsten van land- en tuinbouwproducten, waaronder kisten, kratten, manden, karren, e.d..

Bij het oogsten van kwetsbare producten, zoals paprika’s, tomaten en komkommers 10 kunnen zich problemen voordoen door beschadiging van de producten. Beschadigingen leiden tot indeling van producten in een lagere kwaliteitsklasse, hetgeen zich vertaalt in een lagere prijs. Het is derhalve van groot belang zorgvuldigheid te betrachten bij het plukken en de verdere handling van kwetsbare land- en tuinbouwproducten. Het oogsten van, met name bepaalde kwetsbare, tuinbouwproducten is daardoor dikwijls 15 zeer arbeidsintensief. De tot nu toe veel toegepaste werkwijze voor het oogsten van komkommers is daar een goed voorbeeld van. Daarbij worden de komkommers van de plant gesneden en vervolgens in een kist of krat gelegd. Nadat een kist of krat, hierna verder kist te noemen, vol is, wordt deze op een kar geplaatst en wordt de volgende kist gevuld. Wanneer de kar voldoende beladen is, wordt deze naar een lopende band 20 gebracht waarbij de komkommers weer handmatig uit de kisten worden gehaald en gescheiden op de band worden gelegd. De komkommers worden dan meestal vanaf de band naar grootte gesorteerd om uiteindelijk te worden verpakt in dozen.

De onderhavige uitvinding, welke is ontwikkeld voor komkommers maar waarvan het 25 principe zich tevens leent voor andere producten, voorziet in een oplossing waarbij grotere aantallen komkommers na het van de plant snijden in één houder kunnen worden geplaatst en waarbij het weer uit de houder verwijderen van de komkommers niet handmatig hoeft te geschieden.

De onderhavige uitvinding wordt nu nader beschreven aan de hand van figuren. Daarbij 30 is: - Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een container volgens de uitvinding; 1 03 87 51 2 - Fig. 2 een zijaanzicht van een container waarbij de onderdelen van de container zich bevinden in een stand zoals deze zich bij voorbeeld voordoet wanneer de container leeg of slechts gedeeltelijk gevuld is; - Fig. 3 een zijaanzicht van een container waarbij de onderdelen van de container 5 zich bevinden in een stand zoals deze zich bij voorbeeld voordoet wanneer de container voor een substantieel deel gevuld is; - Fig. 4 een zijaanzicht van een container waarbij de onderdelen van de container zich bevinden in een stand zoals die zich bij voorbeeld voordoet wanneer de container leeg of slechts gedeeltelijk gevuld is en producten gelost worden; 10 - Fig. 5 een zijaanzicht van een container waarbij de onderdelen van de container zich bevinden in een stand zoals die zich bij voorbeeld voordoet bij het lossen van de laatste zich nog in de container bevindende producten; - Fig. 6 een perspectivisch aanzicht van twee containers volgens de uitvinding.

15 Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van een houder of container volgens de uitvinding

De houder volgens de vinding omvat een eerste wand 5 en een tweede wand 5a welke in deze uitvoeringsvorm noch geheel noch gedeeltelijk beweegbaar zijn, hierna ook wel zijwand of vaste wand genoemd.

20 Fig. 2 toont een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de container volgens de uitvinding waarbij de tweede zijwand 5a is verwijderd en waarbij de naar de binnenzijde van de houder gekeerde zijde van de eerste zijwand 5 in aanzicht is getoond. De wand aan de, in de figuur rechts weergegeven, voorzijde van de container omvat een vast deel 11 en een om een as 12 naar buiten schamierbare klep 4. De bodem 25 van de container omvat geen vaste bodemplaat, maar een serie althans nagenoeg evenwijdig aan elkaar opgestelde en althans nagenoeg loodrecht op de wanden 5 en 5a opgestelde rollen 2, waarbij de onderlinge afstand tussen de rollen niet over de gehele bodem van de container gelijk is.

Voorts omvat de container een om een as 7 kantelbare en door middel van een sleufgat 30 10 langs de as 7 verplaatsbare achterwand 3 waaraan een rollend over de rollen 2 verplaatsbare bodemplaat 1 scharnierend om een scharnier 6 is bevestigd. De bodemplaat heeft een lengte welke kleiner is dan de lengte van de container. Met lengte 3 wordt hier de afmeting in de breedterichting van het blad waarop de figuur is weergegeven bedoeld. In de in fig. 2 weergegeven positie van de bodemplaat bevindt deze zich met het naar beneden gekeerde oppervlak liggend op de rollen, aan de voorste zijde van de container.

5 Door in de in fig. 2 getoonde toestand van de container producten in de container te plaatsen, zal de beweegbare achterwand als gevolg van de druk die deze producten op de beweegbare achterwand uitoefenen naar links, dus in de richting van de achterzijde van de container, willen bewegen. Dankzij het feit dat de achterwand 3 om de assen 6 en 7 kan scharnieren, dat het sleufgat 10 het mogelijk maakt dat de achterwand langs de 10 as 7 kan verschuiven en dankzij het feit dat de scharnierend met de achterwand 3 verbonden bodemplaat 1 zich met relatief lage weerstand over de rollen 2 kan verplaatsen, zal de achterwand bij het met producten beladen van de container, roterend om de as 7 naar een meer verticale stand worden verplaatst, waarbij de bodemplaat zich in de richting van de achterzijde van de container verplaatst. Het volume van de houder, 15 zijnde de ruimte in de houder, neemt dus, nadat een benodigd minimum aantal producten om druk op de achterwand 3 te kunnen uitoefenen in de houder is geplaatst, automatisch toe wanneer het aantal in de houder geplaatste producten verder toeneemt. Dit proces stopt zodra de achterwand 3 de althans nagenoeg verticale stand bereikt.

Fig. 3 toont de in fig. 2 weergegeven uitvoeringsvorm van de container volgens de 20 vinding, waarbij de achterwand zich in de positie bevindt welke zich normaliter zal voordoen wanneer de container althans nagenoeg volledig met producten beladen is. In deze toestand van de container heeft de achterwand 3 een althans nagenoeg verticale stand aan de achterzijde van de container en bevindt de bodemplaat 1 zich in de voor de bodemplaat achterste positie.

25 Bij deze positie van de bodemplaat zullen er producten, bij voorbeeld komkommers, op de rollen 2 in het voorste gedeelte van de container liggen. Zoals eerder is aangegeven, is de onderlinge afstand tussen de rollen niet gelijk over de gehele bodem van de container. De afstand tussen de rollen welke zich in het voorste deel van de containerbodem bevinden en welke, wanneer de bodemplaat zich in de achterste positie 30 bevindt, in aanraking komen met producten, dient voldoende klein te zijn om te voorkomen dat producten tussen de rollen door uit de container kunnen vallen. De afstand zal dus kleiner moeten zijn dan de kleinste afmeting van het product dat in de 4 houder wordt geladen. Bij een product zoals komkommers wordt die kleinste afmeting bepaald door de diameter en zal de afstand tussen rollen derhalve kleiner moeten zijn dan de diameter van de komkommers welke in de houder worden geplaatst. De rollen welke zich in het achterste deel van de containerbodem bevinden en welke tijdens 5 normaal gebruik van de container derhalve nooit in aanraking komen met in de container aanwezige producten kunnen een grotere onderlinge afstand hebben. Dit laatste is het geval in het in fig. 3 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de container. Wanneer de producten uit een volle of althans gedeeltelijk gevulde container gelost moeten worden, wordt de naar buiten scharnierende klep 4 geopend. De producten 10 zullen daarbij, rollend over de voorste rollen via de door het openen van de klep 4 ontstane opening op min of meer gecontroleerde wijze uit de container rollen. Daarbij is het beschadigingsrisico relatief klein. Bij het door het lossen van producten afnemen van het aantal producten in de container neemt de druk op de achterwand af en zullen de achterwand 3 en de bodemplaat 1 zich geleidelijk verplaatsen van de in fig. 3 getoonde 15 stand naar uiteindelijk de in fig. 2 getoonde stand. Fig. 4 toont deze uiteindelijke toestand met de geopende klep 4. Op enig moment zal het aantal producten dat zich in de container bevindt zo ver zijn afgenomen dat de door producten welke zich verder van de losopening bevinden op producten welke zich dichter bij de losopening bevinden uitgeoefende kracht te klein is om ervoor te zorgen dat deze dichter bij de losopening 20 gelegen producten worden gelost. De uitvinding voorziet voor deze situatie in een oplossing welke het naar binnen (dus in de richting van de binnenkant van de container) knikken van het samenstel omvattende de achterwand 3 en de daarmee scharnierend verbonden bodemplaat 1 omvat, zoals is weergegeven in fig. 5. Door dit naar binnen knikken van dit samenstel krijgt de bodemplaat een hellingshoek welke substantieel van 25 nul graden afwijkt waardoor de laatste producten naar buiten schuiven of rollen, afhankelijk van de vorm van de producten. De bij het naar binnen knikken van het samenstel door de bodemplaat te verkrijgen hellingshoek ten opzichte van een horizontaal vlak kan in deze uitvoeringsvorm variëren tussen nul en circa zestig graden. In andere uitvoeringsvormen van de houder volgens de inrichting is het mogelijk dat de 30 maximale hellingshoek van de bodemplaat groter of kleiner is. Waar in de conclusies melding wordt gemaakt van een voldoende van nul graden afwijkende hellingshoek van de bodemplaat bij het naar binnen knikken van het samenstel wordt voor alle denkbare 5 uitvoeringsvormen van de houder volgens de vinding gedoeld op een hellingshoek welke voldoende groot is om het onder invloed van de zwaartekracht naar buiten rollen of schuiven van zich in de houder bevindende producten te bewerkstelligen.

Fig. 6 toont een perspectivisch bovenaanzicht van twee containers of houders (8,9) 5 volgens de vinding in een identieke uitvoeringsvorm waarbij de houders met een zijde, en wel de achterzijde, tegen elkaar zijn geplaatst.

De uitvinding voorziet erin dat twee containers met de achterzijden tegen elkaar op een rijdend onderstel kunnen worden geplaatst om deze te verplaatsen. Voor het lossen van de producten kunnen de containers van het onderstel worden gehaald. Het is echter ook 10 denkbaar dat het rijdende onderstel zodanig wordt uitgevoerd dat het niet nodig is de container, om deze te kunnen lossen, van het onderstel te verwijderen. Daarbij behoort ook een eventueel in hoogte verstelbaar rijdend onderstel tot de opties.

De in de beschrijving besproken en in de figuren getoonde uitvoeringsvormen van de 15 container volgens de uitvinding zijn slechts enkele voorbeelden van de vele binnen het kader van de onderhavige uitving mogelijke uitvoeringsvormen en dienen derhalve als niet limitatief te worden beschouwd.

20 25 30 1 03 87 51

Claims (6)

1. Een houder voor landbouw- en tuinbouwproducten, waaronder komkommers, omvattende een eerste wand (5) en een tweede wand (5a), een derde wand (11) 5 welke aan twee tegenover elkaar gelegen zijden is verbonden met de eerste en de tweede wand en welke een beweegbare klep (4) omvat, tussen de eerste wand (5) en de tweede wand (5a) althans nagenoeg evenwijdig aan elkaar opgestelde rollen (2) en een om een as (7) naar binnen schamierbare en met een sleufgat (10) langs deze as (7) schuifbare vierde wand (3) waarbij de onderste zijde van 10 de vierde wand een scharnier (6) omvat waarmee deze vierde wand scharnierend is verbonden met een bodemplaat (1) welke bodemplaat met het naar beneden gekeerde oppervlak over de rollen (2) kan bewegen.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klep (4) welke zich in de derde wand bevindt naar buiten schamierbaar is.

3. Houder volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lengte van de bodemplaat (1) kleiner is dan de lengte van de bodem van de container.

4. Houder volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderlinge afstand tussen de rollen (2) welke in aanraking kunnen komen met 20 een product dat zich in de houder bevindt kleiner is dan de kleinste afmeting van dat product.

5. Houder volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het samenstel omvattende de achterwand (3) met de daaraan scharnierend bevestigde bodemplaat (1) zich met betrekking tot de positie die deze 25 onderdelen van het samenstel in de houder in nemen automatisch aanpast aan het aantal producten dat zich in de houder bevindt.

6. Houder volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het samenstel omvattende de achterwand (3) met de daaraan scharnierend bevestigde bodemplaat (1) naar binnen kan worden geknikt waarbij de 30 bodemplaat een voldoende van nul graden afwijkende hellingshoek maakt met een horizontaal vlak om het lossen van op de bodemplaat liggende producten te bewerkstelligen. 1 03 8751