NL1038477C2 - Modulaire tapinrichting en koppelmodule. - Google Patents

Description

MODULAIRE TAPINRICHTING EN KOPPELMODULE

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor het vershoudend en tapgereed bewaren van een drank, 5 zoals wijn, waarbij de inrichting tenminste een module omvat. Verder betreft de onderhavige uitvinding een drank-eenheidkoppelmodule voor toepassing in een dergelijke modulaire tapinrichting.

De onderhavige aanvrager is actief op de markt 10 voor systemen voor het tappen van wijn, welke systemen geschikt zijn voor het uit flessen tappen van wijn per glas, waarbij de flessen zodanig worden bewaard dat na opening van de fles de wijn langdurig houdbaar is. Dergelijke systemen worden over het algemeen geleverd aan horecaonderne-15 mingen zoals bars en restaurants. Er is echter bevonden dat deze apparatuur een relatief grote investering vergt waardoor de afzet toegespitst blijft tot gespecialiseerde ondernemingen die het leven van wijnen per glas tot een belangrijk deel van de bedrijfsvoering hebben gemaakt.

20 Teneinde dit bezwaar te ondervangen betreft de on derhavige uitvinding een inrichting voor het vershoudend en tapgereed bewaren van een drank, zoals wijn, waarbij de inrichting tenminste een module omvat, waarbij de module omvat: 25 - een bewaarruimte voor het bewaren van een gering aantal, zoals een, twee, drie of vier drankeenheden, zoals flessen, - temperatuurregelmiddelen, zoals koelmiddelen en/of verwarmingsmiddelen, voor het houden van de tempera-30 tuur in de bewaarruimte op een vooraf bepaald niveau, waarbij -de inrichting modulair uitbreidbaar door het toepassen van tenminste een additionele module.

1 0 3 8 4 77 2

Een eerste voordeel van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding is dat door toepassing van afzonderlijke modules afzonderlijke temperatuurinstellingen per module kunnen worden toegepast. Hierdoor wordt het op 5 voordelige wijze mogelijk om dranken te verschaffen met een individueel, of per gering aantal drankeenheden één, temperatuurniveau. In een systeem volgens de stand van de techniek zijn voor het handhaven van verschillende tem-peratuurniveaus in een systeem specifieke aanpassingen no-10 dig aangezien dergelijke systemen voor grotere aantallen drankeenheid een beschikken over een koelsysteem. Een verder voordeel van een modulair systeem volgens de onderhavige uitvinding is dat een dergelijke inrichting relatief kan worden toegepast, dat wil zeggen vanaf een hoeveelheid 15 van een module. Hierdoor wordt het mogelijk om voor geringe aantallen en/of verschillende dranken een systeem aan te schaffen dan wel toe te passen. Verder wordt het mogelijk om een inrichting te verschaffen aan een particuliere gebruiker met bijvoorbeeld een of enkele modules.

20 Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm vol gens de onderhavige uitvinding omvat de inrichting warmte-toevoermiddelen en/of warmte afvoermiddelen voor warmteafvoer die bij voorkeur wordt geëffectueerd middels een luchtcirculatie met een invoer en/of uitvoer aan de voor-25 zijde van de module. Hierdoor wordt het mogelijk om afzonderlijke modulen naast elkaar toe te passen waarbij de warmte afvoer langs de voorzijde is gewaarborgd.

Bij verdere voorkeur omvat de inrichting tenminste een isolatieplaat voor het isoleren van door de buitenste 30 modules van de inrichtingen gevormde buitenzijwanden van de inrichting, waarbij de tenminste ene isolatieplaat bij voorkeur toepasbaar is op alle zijwanden van alle modules. Hierdoor wordt het op voordelige wijze mogelijk om een en- 3 kele module toe te passen waarbij deze op eenvoudige wijze isoleerbaar is aan 2 zijden middels de isolatieplaat. Het systeem kan op eenvoudige wij ze worden uitgebreid aan een of beide zijden door het verwijderen van de isolatieplaat, 5 het toevoegen van een module en het aanbrengen van de isolatieplaat aan de buitenzijde van de nieuw geplaatste module. Hierdoor kan een systeem of inrichting worden verschaft met meerdere modules die een unitair uiterlijk heeft.

10 Bij verdere voorkeur omvat de inrichting koppe- lingsmiddelen voor het koppelen van een drijfgastoevoer per drankeenheid of per module, en bij verdere voorkeur middelen voor het onderling koppelen van een elektriciteit sverbinding tussen modulen. Hierdoor wordt het moge-15 lijk om middels een drijfgastoevoer meerdere modules te laten functioneren onder toepassing van deze ene drijfgas-toevoer. Onder toepassing van middelen voor het koppelen van een elektriciteitsverbinding tussen modulen wordt het mogelijk om met een elektriciteittoevoer meerdere modulen 20 te laten functioneren.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting een solid-state koeleenheid, zoals een peltier-element, bij voorkeur per module, en die bij voorkeur is gerangschikt aan de onderzijde van de bewaarruimte, waar-25 bij de module bij verdere voorkeur is voorzien van een warmteafvoersamenstel voor het afvoeren van warmte van de koeleenheid, welke solidstate koeleenheid bij verdere voorkeur verwijderbaar plaatsbaar is in de module.

Een dergelijke koeleenheid is zeer compact te ver-30 vaardigen en kan worden toegepast onder toepassing van compacte modules. Het is van voordeel een compact koelelement toe te passen aan de onderzijde van de bewaarruimte zodat de inrichting kan worden vervaardigd met een geringe 4 diepte en breedte. Hierdoor wordt het mogelijk een inrichting te verschaffen waarvan de modules niet veel breder behoeven te zijn dan de drankeenheid, zoals de fles. Hierdoor wordt het mogelijk om een groot aantal modules te 5 combineren in een compacte inrichting waarin veel verschillende drankeenheden kunnen worden toegepast. Bij voorkeur strekt zich hierbij de bewaarruimte zich in hoofdzaak uit over de volledige breedte van een module.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de 10 inrichting een drankeenheidkoppelmodule voor het verschaffen van een tapverbinding en een koppeling met de drijf-gastoevoer aan de drankeenheid, welke drankeenheidkoppelmodule bij voorkeur als uitneembare koppelmodule rang-schikbaar en koppelbaar is met de module. Hierdoor wordt 15 het mogelijk om op eenvoudige wijze een drankeenheid te koppelen aan zowel een drijfgastoevoer als een tapverbinding. Hierdoor wordt het voorts mogelijk om waarborgen te verschaffen voor de hygiëne doordat de tapverbinding vanwege de uitneembaarheid eenvoudig reinigbaar kan worden 20 uitgevoerd.

Voor het ondersteunen van de drankeenheid omvat de inrichting bij voorkeur per drankeenheid een ondersteu-ningsplateau voor het ondersteunen van de drankeenheid op een voor de drankeenheid ten opzichte van de drankeenheid-25 koppelmodule geschikte afstand. Drankeenheden, zoals flessen, zoals wijnflessen, hebben verschillende hoogten. De toepassing van een ondersteuningsplateau per drankeenheid maakt het mogelijk de inrichting hierop aan te passen.

Ten behoeve van een voor de gebruiker gemakkelijke 30 instelling met betrekking tot de hoogte van de individuele drankeenheid omvat volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm het ondersteuningsplateau een klemsamenstel voor 5 klemming daarvan ten opzichte van een, bij voorkeur, verticaal gerangschikt plaatsingsorgaan, zoals een staaf.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting draaddoorvoermiddelen, bij voorkeur in de vorm 5 van slangmateriaal, voor het doorvoeren van draad vanaf een modulevoeding naar een stroomafnemer, zoals de tempe-ratuurregelmiddelen of verlichtingsmiddelen voor de be-waarruimte. Hierdoor kunnen na of tijdens assemblage van de betreffende module eenvoudig benodigde draden worden 10 aangebracht.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de inrichting luchtgeleidingsmiddelen voor het geleiden van lucht vanaf de temperatuurregelmiddelen naar de be-waarruimte, bij verdere voorkeur eveneens omvattende mid-15 delen voor het geforceerd geleiden van deze lucht. Hierdoor kan op een effectieve wijze de warmte uit de bewaar-ruimte worden afgevoerd of toegevoerd. In geval van koeling van de bewaarruimte wordt warmte afgevoerd door het toevoeren van koude lucht, het opwarmen daarvan en het 20 vervolgens afvoeren van deze lucht. De koeling van deze lucht geschiedt aan de koude zijde van de temperatuurregelmiddelen. Een verder voordeel van een dergelijke rangschikking met een luchtstroming is dat vocht kan worden afgevoerd uit de bewaarruimte. Hierdoor wordt condens in 25 de bewaarruimte voorkomen. Condensatie van vocht in de bewaarruimte een geschiedt volgens de onderhavige voorkeursuitvoeringsvorm aan de koude zijde van de temperatuurregelmiddelen.

Bij verdere voorkeur omvat de inrichting een af-30 zonderlijk luchttoevoergeleidingskanaal, dat bij voorkeur centraal ten opzichte van de bewaarruimte is gerangschikt en tenminste een afzonderlijk luchtafvoergeleidingskanaal dat bij voorkeur aan de zijden van de bewaarruimte is ge- 6 rangschikt waarbij doorvoeropeningen en afvoeropening en bij voorkeur in een achterwand van de bewaarruimte zijn gerangschikt. Hierbij wordt het mogelijk om een luchtstroming langs de koude zijde van de temperatuurregelmiddelen 5 te voeren. Specifiek is het van voordeel wanneer de luchtstroom in en uit de bewaarruimte langs energieoverbren-gingsribben van de temperatuurregelmiddelen worden geleid.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de drankeenheidkoppelmodule aansluitmiddelen voor het afslui-10 ten van een verbinding tussen de drankenhouder en een ta-puitvoer. Hierdoor wordt eveneens het genoemde voordeel met betrekking tot het gebruikersgemak en de reiniging gerealiseerd. Bij verdere voorkeur omvat de drankeenheidkoppelmodule een afsluiter om drijfgas in de drankeenheid te 15 houden, en/of omvat een afsluiter om drijfgas toe te voeren naar de drankeenheidkoppelmodule. Hiermee wordt op voordelige wijze bereikt dat bij verwijdering van de fles met de drankeenheidkoppelmodule uit de inrichting de drank onder het drijfgas blijft waardoor de houdbaarheid die 20 wordt bereikt door het drijfgas in stand wordt gehouden.

In een nadere specifieke uitvoering omvat de drankeenheidkoppelmodule een doorvoerslang voor het doorvoeren van drank vanaf de drankeenheid naar een tapuit-voer, waarbij de drankeenheidkoppelmodule bij voorkeur af-25 klemmiddelen omvat voor het afklemmen van de doorvoerslang. Hierdoor wordt een praktische uitvoering bereikt waarbij het reinigen van de slang de enige benodigde hygi-enemaatregel is voor het verschaffen van een hygiënische inrichting. Op alternatieve wijze kan dit drankeenheidkop-30 pelmodule als geheel worden vervangen als hygiënemaatre- gel. i

Bij verdere voorkeur vormt de drankeenheidkoppelmodule tenminste een deel van de voorwand van de module 7 vormt. Een voordeel hiervan is dat de drankeenheidkoppel-module op eenvoudige wijze kan worden verwijderd uit de module. Het is mogelijk om de combinatie van/en drankeen-heidkoppelmodule direct uit de voorzijde van de module te 5 schuiven door de fles beet te nemen en uit te trekken.

Aandrijfmiddelen voor het aandrijven van een drankafsluiter, waarbij de aandrijfmiddelen zijn gerangschikt in de module voor samenwerking met een drankafslui-ter in een drankeenheidkoppelmodule, bij voorkeur door 10 middel van een afklemmechanisme voor een doorvoerslang, verschaffen bij verdere voorkeur een wijze van het aandrijven van een drankeenheidkoppelmodule voor het afklemmen van de slang. Hierdoor kan de aandrijving permanent aanwezig zijn in de module en behoeft deze niet aanwezig 15 te zijn in de drankeenheidkoppelmodule die hierdoor eenvoudig kan worden uitgevoerd. Voor het verschaffen van een verdere isolatie naast deze situatie door de zijpanelen is in een verdere uitvoeringsvorm de loze ruimte achter en/of naast de bewaarruimte in hoofdzaak volledig gevuld met 20 isolatiemateriaal, zoals schuimmateriaal. Hierdoor wordt een hoge mate van isolatie verschaft condensvorming tegen de buitenwand van de bewaarruimte voorkomen.

Voor het koppelen van modulen onderling aan elkaar is in een voorkeursuitvoeringsvorm voorzien in modulekop-25 pelingsmiddelen voor het bevestigen van zijdelings tegen elkaar plaatsbare modules. Hierdoor kan een unitaire constructie worden gerealiseerd waardoor een inrichting omvattende een aantal modules als een eenheid wordt ervaren.

Een verder aspect volgens de onderhavige uitvin-30 ding betreft een drankeenheidkoppelmodule voor het verschaffen van een tapverbinding en een koppeling met de drijfgastoevoer aan de drankeenheid, welke drankeenheidkoppelmodule bij voorkeur als uitneembare koppelmodule 8 rangschikbaar en koppelbaar is met de module volgens één of meer van de voorgaande conclusies. Middels een dergelijke drankeenheidkoppelmodule worden voordelen bereikt die in het voorgaande zijn aangeduid aan de hand van het 5 eerdere aspect.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen in het navolgende in groter detail worden beschreven aan de hand van een of meerdere voorkeursuitvoeringsvormen onder verwijzing naar de aange-10 hechte figuren. Soortgelijke doch niet noodzakelijkerwijs identieke onderdelen van verschillende voorkeursuitvoeringsvormen zijn aangeduid met dezelfde verwijzingscij-fers.

Fig. 1 betreft een weergave in perspectief van een 15 voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding .

Fig. 2 betreft een opengewerkte weergave in perspectief van de uitvoeringsvorm volgens Fig. 1.

Fig. 3 betreft een opengewerkte weergave in door-20 snede van de voorkeursuitvoeringsvorm volgens Fig. 1.

Fig. 4-13 betreft een opengewerkte weergave een een doorsnede op verschillende hoogten van de voorkeursuitvoeringsvorm volgens Fig. 1.

Fig. 14 betreft een opengewerkte weergave van een 25 detail van de voorkeursuitvoeringsvorm volgens Fig. 1.

Fig. 15 betreft een weergave in doorsnede in perspectief van een detail van de voorkeursuitvoeringsvorm volgens Fig. 1.

Fig. 16 betreft een weergave in doorsnede van een 30 verder detail van de voorkeursuitvoeringsvorm volgens Fig. 1.

Een voorkeursuitvoeringsvorm (Fig. 1 - 15) volgens de onderhavige uitvinding betreft een tapinrichting 1 voor 9 het tappen van glazen wijn per glas. Deze tapinrichting kan uit meerdere modules bestaan, maar er is er één getoond. De module is aan weerszijden bekleed met een isolatieplaat 2, 3. De isolatieplaat dient ter isolatie van de 5 zijkanten van de flessenkamer 4 (bewaarruimte). De bewaar-ruimte wordt gevormd met een deur 5 aan de voorzijde, welke deur een raamwerk met een dubbele glazen plaat achter omvat. Aan de zijwanden en de achterwand wordt de flessenkamer gevormd middels een flessenkamerwand 12. Achter de 10 flessenkamerwand 12 is een luchtkanalenplaat 13 gerangschikt voor het vormen van luchtkanalen.

Aan de bovenzijde van de flessenkamerwand is een tapmodule 21 gerangschikt. De tapmodule 21 dient voor het verschaffen van een drijfgastoevoer naar de fles en een 15 tapkanaal of tapleiding van de fles naar de tapuitvoer 22. De tapleiding wordt gevormd door de slang 23 die zich tijdens gebruik uitstrekt vanaf in hoofdzaak de bodem van de fles tot aan of in de tapuitvoer. Het kan zo zijn dat de tapuitvoer wordt gevormd door het einde van de slang 23.

20 Aan de achterzijde van de module bevindt zich een connector 24 voor verbinding aan een connector 25 voor toevoer van drijfgas naar de fles. Het drijfgas wordt toegevoerd naar de connector 25 via een connector 26 waar aan een doorvoerslang voor drijfgas kan worden gekoppeld. Zo-25 als is getoond in figuur 3, 15 kan het drijfgas door de kurk de binnenzijde van de fles bereiken.

Tevens bevind zich aan de achterzijde een ingangs-connector voor het inpluggen van een elektriciteittoevoer middels een apparaatstekker. Deze apparaatstekker is ver-30 bindbaar met het elektriciteitsnet. Voor doorvoer van elektriciteit naar een volgende module is voorzien in een connector voor een contra-apparaatstekker waarin een ver-bindingsdraad naar de volgende module wordt toegepast. Zo 10 is elke module toepasbaar als eerste module, als tussenmo-dule en als eindmodule.

Aan de bovenzijde van de module 21 bevindt zich een actuatie-orgaan dat kan worden geactiveerd door middel 5 van een solenoïde 31 die is gemonteerd in een ruimte boven de module 21. De solenoïde is horizontaal gerangschikt en verschaft een aandrijfkracht aan een hefboomsamenstel 32 voor actuatie van de hefboom 33 in de module (Fig. 14). De hefboom 33 in de module is gerangschikt voor het platdruk-10 ken van de slang 23. In de platgedrukte toestand van de slang 23 is de tap gesloten. Wanneer de slang niet wordt platgedrukt is de tap geopend en stroomt er wijn van de fles onder druk van het drijfgas door de slang 23.

In het navolgende worden aspecten van de in-15 richting beschreven aan de hand van met name de opengewerkte doorsnedeweergave van de figuren 1-13.

In Fig. 4 is te zien hoe de beide solenoïden 31 zijn gerangschikt in de solenoïderuimte 34. In figuur 5 is een stuk lager getoond hoe twee modulen 21 zijn gerang-20 schikt in deze ruimten boven de flessenkamer waarvan de bovenrand wordt gevormd door de plaat 11. Tevens is te zien dat er drie slangen 36 zijn gerangschikt die dienst doen voor het doorvoeren van elektriciteitsdraden voor het aansluiten van drie verlichtingselementen in de flessenka-25 merwand. Verder is slang 37 zichtbaar die eveneens zichtbaar is in Fig. 2. Deze slang 37 dient ervoor om elektriciteitsdraden voor de koeling en ventilator aan de onderzijde te houden. Deze slangen zijn aanwezig omdat de buitenzijde van de flessenkamerwand na assemblage wordt vol-30 geschuimd met isolatieschuim voor het isoleren van de flessenkamerwand en de luchtkanalen die leiden van de koeling naar de flessenkamerwand. Dit schuim vult de ruimte tussen een luchtkanalenvormende plaat 46 de zijplaten 41, 11 42, de bodemplaat 44, een achterplaat (niet getoond) en de schuine plaat 43.

De luchtkanalenvormende plaat 46 vormt tezamen met de flessenkamerwand 11 luchtkanalen voor transport van 5 lucht tussen de koelribben 51 van de koude zijde van het koelelement 50. Het middelste kanaal 47 dient voor opwaarts transport tot aan de opening 49 voor doorvoer van de lucht naar de flessenkamer. Voor het effectueren van deze luchtstroom is aan de binnenzijde van de flessenka-10 merwand een ventilator (niet getoond) gerangschikt. Door de openingen 54 verlaat lucht onder druk van de toegevoerde lucht via de kanalen 48 de flessenkamer. Deze lucht wordt neerwaarts geleid door de kanalen 48 totdat deze lucht weer de koelribben 51 bereikt. Vervolgens wordt de 15 warmte afgestaan aan de koelribben en de lucht hernieuwd opwaarts gestuwd door het kanaal 47.

De warme zijde van het koelelement 50, de koelribben 52, wordt afgekoeld middels een luchtstroom die wordt voortgestuwd middels de ventilator 61. Deze luchtstroom 20 beweegt zich horizontaal langs de koelribben 52 via het rooster 62.

Aan de onderzijde van de flessenkamer zijn twee bevestigingssteunen 65 gerangschikt die middels bevesti-gingsplaten 66 zijn bevestigd aan de achterwand van de 25 flessenkamer. Deze bevestigingssteunen 65 dienen voor het dragen van de plateaus 66 waarop de flessen afsteunen. Het plateau is middels een hoog 69 een verticaal transleerbaar ten opzichte van de steun 65. Voor een verticale fixatie is er voorzien in een klemmechanisme. Hierbij is een kle-30 marm 71 scharnierbaar om een pen 68 en onder voorspanning door een veer 67 gedrongen zodat het oog 70 van de klemarm een klemming veroorzaakt ten opzichte van de steun 65 in samenhang met het oog 69. Door de klemarm 71 ten opzichte 12 van het plateau 66 in te knijpen wordt de klemming ten opzichte van de steun 65 tijdelijk opgeheven en kan het plateau op een gewenste hoogte worden getransleerd. Hierdoor kan het plateau op een zodanige hoogte worden gebracht dat 5 afhankelijk van de hoogte van de fles en de speelruimte die de kurk 29 tot in de flessenhals biedt voor een goede afsluiting een juiste positionering van het plateau wordt bereikt.

De module die in het voorgaande is beschreven kan 10 na demontage van de isolatieplaat en 2 respectievelijk 3 in een reeks worden gerangschikt. Dit kan middels een onderlinge bevestiging van de zijplaten 42, 41 worden gerealiseerd. Op alternatieve wijze kan dit worden gerealiseerd door middel van het plaatsen van de modules in een frame. 15 Door de onderlinge rangschikking van de elementen van de module kan een relatief smalle module worden gerealiseerd met een geringe diepte. De plaatsing van de koeling en de aansturing onder respectievelijk boven de flessenkamer verschaft de mogelijkheid om de inrichting relatief smal 20 en ondiep uit te voeren. Hierdoor kan de inrichting aan een wand worden geplaatst boven een buffet zonder dat de verdere inrichting behoeft te worden aangepast, en terwijl het buffet kan worden gebruikt alsof er geen inrichting aanwezig is. Zelfs bij rechtstreekse plaatsing van de in-25 richting op het buffet is het ruimtebeslag zeer beperkt.

In het voorgaande is de onderhavige uitvinding beschreven aan de hand van enkele voorkeursuitvoeringsvormen. Verschillende aspecten van verschillende uitvoeringen worden beschreven geacht in combinatie met elkaar waarbij 30 alle combinaties die bij lezing door een vakman van het vakgebied op basis van dit document door een vakman binnen het begrip van de uitvinding vallen beschouwd worden te zijn meegelezen. Deze voorkeursuitvoeringsvormen zijn niet 13 beperkend voor de beschermingsomvang van dit document. De gevraagde rechten worden bepaald in de aangehechte conclusies .

k k k ·Α· k 5 1 0 3 8 47 7

Claims (20)

1. Inrichting voor het vershoudend en tapgereed bewaren van een drank, zoals wijn, waarbij de inrichting 5 tenminste een module omvat, waarbij de module omvat: - een bewaarruimte voor het bewaren van een gering aantal, zoals een, twee, drie of vier drankeenheden, zoals flessen, - temperatuurregelmiddelen, zoals koelmiddelen 10 en/of verwarmingsmiddelen, voor het houden van de temperatuur in de bewaarruimte op een vooraf bepaald niveau, waarbij -de inrichting modulair uitbreidbaar door het toepassen van tenminste een additionele module. 15

2. Inrichting volgens conclusie 1 omvattende warm-tetoevoermiddelen en/of warmte afvoermiddelen voor warmteafvoer die bij voorkeur wordt geëffectueerd middels een luchtcirculatie met een invoer en/of uitvoer aan de voor- 20 zijde van de module.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2 omvattende koppelingsmiddelen voor het koppelen van een drijfgastoe-voer per drankeenheid of per module, en bij verdere voor- 25 keur middelen voor het onderling koppelen van een elektri-citeitsverbinding tussen modulen.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3 omvattende tenminste een isolatieplaat voor het isoleren van 30 door de buitenste modules van de inrichtingen gevormde buitenzijwanden van de inrichting, waarbij de tenminste ene isolatieplaat bij voorkeur toepasbaar is op alle zijwanden van alle modules. 1 α3 8 4 77

5. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij de bewaarruimte zich in hoofdzaak uitstrekt over de volledige breedte van een module. 5

6. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies omvattende een drankeenheidkoppelmodule voor het verschaffen van een tapverbinding en een koppeling met de drijfgastoevoer aan de drankeenheid, welke drankeen- 10 heidkoppelmodule bij voorkeur als uitneembare koppelmodule rangschikbaar en koppelbaar is met de module.

7. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies omvattende per drankeenheid een ondersteu- 15 ningsplateau voor het ondersteunen van de drankeenheid op een voor de drankeenheid ten opzichte van de drankeenheidkoppelmodule geschikte afstand.

8. Inrichting volgens conclusie 7 waarbij het on- 20 dersteuningsplateau een klemsamenstel omvat voor klemming daarvan ten opzichte van een, bij voorkeur, verticaal gerangschikt plaatsingsorgaan, zoals een staaf.

9. Inrichting volgens een of meer van de voorgaan- 25 de conclusies omvattende draaddoorvoermiddelen, bij voorkeur in de vorm van slangmateriaal, voor het doorvoeren van draad vanaf een modulevoeding naar een stroomafnemer, zoals de temperatuurregelmiddelen of verlichtingsmiddelen voor de bewaarruimte. 30

10. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies omvattende luchtgeleidingsmiddelen voor het geleiden van lucht vanaf de temperatuurregelmiddelen naar de bewaarruimte, bij verdere voorkeur eveneens omvattende middelen voor het geforceerd geleiden van deze lucht.

11. Inrichting volgens conclusie 10 omvattende tenminste een afzonderlijk luchttoevoergeleidingskanaal, dat bij voorkeur centraal ten opzichte van de bewaarruimte is gerangschikt en tenminste een afzonderlijk luchtafvoer geleidingskanaal dat bij voorkeur aan de zijden van de be-10 waarruimte is gerangschikt waarbij doorvoeropeningen en afvoeropening en bij voorkeur in een achterwand van de bewaarruimte zijn gerangschikt.

12. Inrichting volgens een of meer van de voor-15 gaande conclusies 6-11 waarbij de drankeenheidkoppelmo- dule afsluitmiddelen omvat voor het afsluiten van een verbinding tussen de drankenhouder en een tapuitvoer.

13. Inrichting volgens een of meer van de voor-20 gaande conclusies 6-12 waarbij de drankeenheidkoppelmo- dule een afsluiter omvat om drijfgas in de drankeenheid te houden, en/of een afsluiter omvat om drijfgas toe te voeren naar de drankeenheidkoppelmodule.

14. Inrichting volgens één of meer van de voor gaande conclusies 6-13 waarbij de drankeenheidkoppelmodule een doorvoerslang omvat voor het doorvoeren van drank vanaf de drankeenheid naar een tapuitvoer, waarbij de drankeenheidkoppelmodule bij voorkeur afklemmiddelen omvat 30 voor het afklemmen van de doorvoerslang.

15. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 6-14 waarbij de drankeenheidkoppelmo- dule tenminste een deel van de voorwand van de module vormt.

16. Inrichting volgens één of meer van de voor-5 gaande conclusies omvattende aandrijfmiddelen voor het aandrijven van een drank afsluiter, waarbij de aandrijf-middelen zijn gerangschikt in de module voor samenwerking met een drankafsluiter in een drankeenheidkoppelmodule, bij voorkeur door middel van een afklemmechanisme voor een 10 doorvoerslang.

17. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij loze ruimte achter en/of naast de bewaarruimte in hoofdzaak volledig is gevuld met isola- 15 tiemateriaal, zoals schuimmateriaal.

18. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies omvattende module koppelingsmiddelen voor het onderling koppelen van zijdelings tegen elkaar 20 plaatsbare modules.

19. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies omvattende een solidstate koeleenheid, zoals een peltierelement, bij voorkeur per module, en die 25 bij voorkeur is gerangschikt aan de onderzijde van de bewaarruimte, waarbij de module bij verdere voorkeur is voorzien van een warmteafvoersamenstel voor het afvoeren van warmte van de koeleenheid, welke solidstate koeleen-heid bij verdere voorkeur verwijderbaar plaatsbaar is in 30 de module.

20. Drankeenheidkoppelmodule voor het verschaffen van een tapverbinding en een koppeling met de drijfgastoe- voer aan de drankeenheid, welke drankeenheidkoppelmodule bij voorkeur als uitneembare koppelmodule rangschikbaar en koppelbaar is met de module volgens één of meer van de voorgaande conclusies. ^ ★ ★ ·*· Vr ★ 1038477