NL1038424C2 - Voederinrichting. - Google Patents

Description

Voederinrichting TECHNISCH GEBIED

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 voederverdeelinrichting, in het bijzonder omvattende een althans in gebruik opstaande houder met een zijwand en een in hoofdzaak verticale, in de houder roteerbaar aandrijfbare meng- en/of snijinrichting, waarbij in de zijwand een afgeefopening is verschaft die afsluitbaar is met een schuif die langs een baan verschuifbaar is, waarbij de voederverdeelinrichting tevens een afgeefinrichting 10 voor uit de houder afgeven van in de houder opgenomen voeder omvat, waarbij de afgeefinrichting een in hoofdzaak voor de afgeefopening evenwijdig aan de zijwand geplaatst, om een rotatieas roteerbaar aangedreven en van het voeder meenemende uitsteeksels voorzien lichaam omvat. Hierbij strekken de uitsteeksels zich althans in een werkstand, bij rotatie van het lichaam, door de 15 afgeefopening heen tot in de houder uit, om aldus voeder uit de houder te kunnen verwijderen.

STAND VAN DE TECHNIEK

Een dergelijke voermengwagen is algemeen bekend. Deze hebben 20 meestal een afgeefopening in een zijwand, en een roterende messen- of tandenrol die voeder, in het bijzonder maar niet beperkt tot langwerpig veevoeder als gras, kuil of hooi, uit de houder werpt.

Een nadeel van de bekende inrichtingen is dat deze, naarmate de houder leeg raakt, het veevoeder onregelmatig doseren.

25

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om de hierboven genoemde nadelen althans ten dele te ondervangen, of althans om een bruikbaar alternatief te verschaffen. Met name is een doel om het afgeven van veevoeder uit 30 de houder regelmatiger te maken.

Dit doel wordt bereikt met een inrichting van de in de aanhef genoemde soort, die wordt gekenmerkt doordat dat zowel de afgeefopening als het lichaam van de afgeefinrichting zich over ten minste driekwart van de hoogte, in het bijzonder over in hoofdzaak de gehele hoogte, van de zijwand uitstrekken.

1038424 2

Uiteraard geldt de hoogteaanduiding van de afgeefinrichting in gebruik van de voerverdeelinrichting, aangezien de afgeefinrichting verplaatsbaar, in het bijzonder verschuifbaar of wegklapbaar, kan zijn uitgevoerd en dan elders kan uitstrekken.

De uitvinder heeft ontdekt dat de onregelmatigheid vaak het gevolg is 5 van de omstandigheid van de bij de in de stand van de techniek bekende mengwagens verschafte afgeefopeningen, die meestal betrekkelijk breed en laag zijn ten opzichte van de hoogte van de zijwand. Wanneer het voer, zoals het gras, zich uitstrekt tot boven de bovenrand van de afgeefopening, zal dat voer enigszins ineenhaken met het onderliggende voer dat zich voor de afgeefopening bevindt. 10 Deze tegendruk zorgt voor een bepaalde, wat lagere afgeefsnelheid. Wanneer het voerpeil echter zakt tot onder deze bovenrand zal die tegendruk wegvallen en zal de afgeefsnelheid, vaak zelfs vrij plotseling, relatief sterk toenemen, hetgeen ongewenst is voor gelijkmatig doseren. De onderhavige uitvinding is dan ook gebaseerd op het inzicht dat, door de afgeefopening hoog te maken ten opzichte 15 van de zijwand, met een bijbehorende hoewel niet noodzakelijkerwijs gelijke grootte van het lichaam van de afgeefinrichting, een dergelijke overgang niet zal optreden, en dus de regelmatigheid van het afgeven zal worden verbeterd.

Met "over in hoofdzaak de gehele hoogte van de zijwand" wordt hier bedoeld dat zich boven de afgeefopening slechts een gering deel van de zijwand 20 bevindt, dat bijvoorbeeld hooguit dient om de schuif stabiel te kunnen verplaatsen. Dat geringe deel is zoals aangegeven ten hoogste een kwart maal zo hoog als de zijwand. Met voordeel is er op een zijwand van zeg 2 meter hoog een afgeefopening van bijvoorbeeld 1,60 meter hoog. Aldus kan een zeer groot gedeelte van het voeder met grote regelmaat worden gedoseerd.

25 Voordelige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn beschreven in de onderconclusies. In het bijzonder bevindt zich, althans in gebruik, tussen de zijwand en het lichaam een afgeefspleet die tussen 10 en 25 cm breed is. Met name voor gras en andere halmgewassen, al dan niet gedroogd of anderszins verwerkt, blijkt dit een gunstige breedte te zijn, met goede 30 afgeefeigenschappen.

Het lichaam is in uitvoeringsvormen een cilindrische rol, waarop de uitsteeksels zijn aangebracht. De uitsteeksels zijn bijvoorbeeld tanden of haaktanden, die groepsgewijs op het lichaam zijn aangebracht. Met voordeel zijn er in elk loodvlak op de rotatieas van het lichaam ten hoogste drie, en met 3 voordeel een of twee uitsteeksels aangebracht. Dit waarborgt een goed afgeven van voeder zonder veel kans op opwikkelen van gras en dergelijke rond de tauitsteeksels. Uiteraard geldt het aantal uitsteeksels voor die loodvlakken waarin zich ten minste een uitsteeksel bevindt, en niet voor de loodvlakken tussen 5 uitsteeksels in. De uitsteeksels kunnen bijvoorbeeld in een of meer spiralen zijn aangebracht, of ook in rijen boven elkaar, d.w.z. evenwijdig aan de rotatieas. Een onregelmatige, willekeurige plaatsing is echter ook mogelijk.

De inrichting volgens de uitvinding omvat in het bijzonder een rondom gesloten maar naar beneden open afgeefkap om het lichaam. Een 10 dergelijke kap dient ter bescherming tegen onbedoeld raken van het lichaam, met name de uitsteeksels. Met voordeel werpt het lichaam hierbij vanuit de afgeefopening afgegeven voeder tegen de kap, welk voeder vervolgens naar beneden valt. Aldus kan een goede dosering worden verkregen.

In uitvoeringsvormen van de inrichting is de afgeefkap beweegbaar, 15 in het bijzonder wegklapbaar. Aldus kan ook zijwaarts voeder worden afgegeven, zoals over een grotere oppervlakte, ook voor onderhoudsdoeleinden heeft het voordelen.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENING 20 De uitvinding zal hierna kort worden uitgelegd aan de hand van de tekening, waarin de enige Figuur 1 een schematisch aanzicht in perspectief van een inrichting volgens de uitvinding toont.

BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN

25 Figuur 1 toont een schematisch aanzicht in perspectief van een inrichting 1 volgens de uitvinding. Deze omvat een houder 2 met een zijwand 3 en een interne menginrichting 4 met een vijzel 5. Schuif 6 kan een afgeefopening 7 afsluiten, en is beweegbaar met schuifmotor 8.

Met 9 is een afgeefinrichting, ook wel genaamd uithaalinrichting, 30 aangeduid, die een rol 10 met tanden 11 en een rolaandrijving 12 omvat. Met 13 is een onderstel aangeduid.

De getoonde inrichting 1 is bijzonder geschikt voor gras en grasproducten, die moeten worden gesneden en/of gemengd. Dit vindt plaats in de houder 2. Dit is een bak met een opstaande zijwand 3. De bak 2 is vaak 4 enigszins langwerpig om te voorkomen dat het voeder slechts in de rondte draait zonder te worden gemengd of gesneden. Dat mengen en/of snijden geschiedt hier met een menginrichting 4 die een vijzel 5 omvat. Eventueel kan deze een bodemschraper omvatten. De menginrichting kan bijvoorbeeld draaien in de 5 pijlrichting B.

Voorts heeft de zijwand 3 een afgeefopening 7, die kan worden afgesloten met een schuif 6. Voor het verschuiven van de schuif, in de richting van dubbele pijl A, dient een schuifmotor 8, zoals een stappenmotor. De schuif 6 heeft een vorm die aansluit op de vorm van de houder 2 resp. de zijwand 3. Bij gesloten 10 schuif 6 is er sprake van een gladde binnenzijde van de houder 2, zonder uitsteeksels, en met een vloeiend, symmetrisch verloop van de zijwand 3. Uiteraard is het mogelijk om een anders gevormde schuif toe te passen.

Vóór de afgeefopening 7 is een uithaalinrichting 9 geplaatst, met een met behulp van rolaandrijving 12 roteerbare rol 10, die is voorzien van tanden 11. 15 In gebruik strekken de tanden 11 zich uit tot in houder 2. De schuif 6 kan worden gesloten. Bijvoorbeeld is de schuif convex om de omtreksbaan van de tanden gebogen.

Het onderstel 13 dient voor verplaatsen van de inrichting 1 als geheel. Zodoende kan voer op verschillende plekken, zoals in een voergang, 20 worden afgegeven. Hierbij kan de inrichting 1 worden verplaatst met behulp van bijvoorbeeld een trekker of dergelijke, hier niet getoond. Alternatief is de inrichting 1 zelfrijdend, en daartoe voorzien van een aandrijving en besturing, eveneens hier niet getoond. Ook is het mogelijk om de inrichting 1 als een statische meng- en/of snijinrichting te gebruiken, die gemengd en/of gesneden voer kan afgeven aan 25 bijvoorbeeld getrokken of zelfrijdende voerafgeefwagens.

In de figuur is te zien dat de afgeefopening 7 loopt van vrijwel helemaal onderaan aan de zijwand 3 tot vrijwel helemaal bovenaan. Hierdoor kan voeder in de houder 2 voor de meeste vulhoogtes zeer regelmatig worden afgegeven. Immers zal het niet of nauwelijks voorkomen dat voeder tot boven het 30 hoogste punt van de afgeefopening 7 is gevuld. Daardoor zal zelfs bij ineenhaken van voeder voor alle voeder dezelfde afgeefopening 7 beschikbaar zijn, en zal de afgeefsnelheid niet variëren. Die snelheid wordt namelijk in principe hoger wanneer het voedervulniveau van boven het hoogste punt van de afgeefopening 7 tot onder dat hoogste punt zakt. Het is ook mogelijk, en vaak zelfs voordelig, om 5 de afgeefopening tot aan de bodem van de houder 2 te laten doorlopen. Indien bovendien de schuif niet naar boven beweegbaar is, maar bijvoorbeeld als een schuifdeur naar opzij verschuifbaar is, is in beginsel de volledige hoogte van de zijwand 3 beschikbaar voor de afgeefopening 7. Voor de stevigheid zou dan 5 bijvoorbeeld een of een stel bogen rond de afgeefopening en/of de rol 10 kunnen zijn geplaatst, die het afgeven zelf niet of nauwelijks beïnvloeden.

Merk op dat de afgeefopening 7 zowel de volledige door de schuif 6 afsluitbare opening als de spleet tussen de rol 10 en de zijwand 3 kan aanduiden. Voor de hoogte maakt dat niet uit. De breedte van de afgeefopening 7 dient 10 echter te worden beschouwd als de breedte van de spleet tussen de rol 10, in het algemeen het lichaam, en de zijwand 3. Deze breedte is, met name voor een inrichting voor afgeven van gras of grasproducten zoals kuilgras, bij voorkeur tussen 10 en 25 cm, met meer voorkeur ongeveer 15 cm. Bij een dergelijke breedte zal, met name in combinatie met de grote relatieve hoogte van de 15 afgeefopening in verhouding tot de zijwand, een mooi gelijkmatige dosering kunnen worden verkregen.

Niet getoond in de figuur is een afgeefkap die zich in gebruik rond de rol bevindt. Het door de rol afgegeven voeder komt tegen de binnenwand van de kap aan en valt vervolgens naar beneden. Dit helpt bij het gericht en gecontroleerd 20 afgeven van het voeder, en bevordert uiteraard ook de veiligheid bij gebruik van de inrichting. De kap kan wegklapbaar zijn. Merk op dat de kap ook vast kan zijn, en als zodanig extra stevigheid kan verschaffen aan de houder 2, met name indien de afgeefopening in hoofdzaak de hele hoogte van de zijwand beslaat.

1038424

Claims (4)

1. Voederverdeelinrichting (1), omvattende een althans in gebruik opstaande houder (2) met een zijwand (3) en een in hoofdzaak verticale, in de 5 houder roteerbaar aandrijfbare meng- en/of snijinrichting (4), waarbij in de zijwand een afgeefopening (7) is verschaft die afsluitbaar is met een schuif (6) die langs een baan verschuifbaar is, waarbij de voederverdeelinrichting tevens een afgeefinrichting (9) voor uit de houder afgeven van in de houder opgenomen voeder omvat, waarbij de afgeefinrichting een in hoofdzaak voor de afgeefopening 10 evenwijdig aan de zijwand geplaatst, om een rotatieas roteerbaar aangedreven en van het voeder meenemende uitsteeksels (11) voorzien lichaam (10) omvat, met het kenmerk, dat zowel de afgeefopening (7) als het lichaam (10) van de afgeefinrichting zich over ten minste driekwart van de hoogte, in het bijzonder over in hoofdzaak de gehele hoogte, van de zijwand (3) uitstrekken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij zich, althans in gebruik, tussen de zijwand (3) en het lichaam (10) een afgeefspleet bevindt die tussen 10 en 25 cm breed is.

3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een rondom gesloten maar naar beneden open afgeefkap om het lichaam (10).

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de afgeefkap beweegbaar, in het bijzonder wegklapbaar is. 1038424