NL1038116C2 - Systeem en inrichting voor het aan een staander bevestigen van informatie-elementen. - Google Patents

Description

SYSTEEM EN INRICHTING VOOR HET AAN EEN STAANDER BEVESTIGEN VAN INFORMATIE-ELEMENTEN

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 systeem voor het aan een staander, in het bijzonder een lantaarnpaal of verkeerspaal, bevestigen van een of meer plaatvormige informatie-elementen, het systeem omvattende een aantal opstaande houders die zijn uitgevoerd om daarin de plaatvormige informatie-elementen aan te kunnen brengen 10 en die zijn voorzien van een of meer houderdelen, waarbij de houders zodanig aan elkaar zijn te bevestigen dat deze staander kunnen omgeven; en ten minste een bevestigingsinrichting voor het bevestigen van de houders aan de staander. De uitvinding heeft tevens betrekking op 15 een bevestigingsinrichting voor het aan een staander bevestigen van dergelijke houders en op het gebruik van een dergelijke bevestigingsinrichting en een dergelijk bevestigingssysteem.

Uit het document NL 2001714C van dezelfde uitvinder is 20 een ander ophangsysteem voor het ophangen van twee of meer houders voor informatie-elementen bekend. Hierin wordt gebruik gemaakt van een bevestigingsinrichting die is opgebouwd uit een U-vormige steun die aan tegenover elkaar gepositioneerde liggers van verschillende houders bevestigd 25 kan worden. Aan de U-vormige steun kan een viertal klemelementen op zwenkbare wijze worden aangebracht. Elk van de klemelementen omvat een beugel ter bevestiging van het klemelement aan de U-vormige steun alsmede een scharnierbaar aan de beugel aangebracht klemblok. De vier klemblokken 30 kunnen rondom de staander worden gepositioneerd waarna met behulp van een aanspanelement de klemelementen tegen de staander worden gedrukt. Op deze wij ze kunnen de houders met 1 038 1 16 2 de daarin voorziene informatie-elementen klemvast aan de staander bevestigd worden.

Een voordeel van het bekende ophangsysteem is dat de bevestigingsinrichting op willekeurige posities aan de 5 houders te bevestigen is, hetgeen op zijn beurt uitgebreide mogelijkheden voor bevestiging van de houder aan de staander biedt. Aan het bekende ophangsysteem kleeft echter ook een aantal bezwaren. Gebleken is bijvoorbeeld dat bij staanders met een relatief glad buitenoppervlak, bijvoorbeeld 10 gepoedercoate lantaarnpalen of dergelijke, vooral onder extreem vochtige omstandigheden, de klemkracht soms ternauwernood voldoende is om de houders op hun plaats te houden wanneer daar veel kracht op wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld omdat een persoon aan de houders gaat hangen.

15 Het bekende ophangsysteem is bovendien aan ten minste twee houders tegelijk bevestigd teneinde de stabiliteit van de houders, wanneer deze zijn aangebracht aan de staander, te verhogen. Dit is uit stabiliteitsoverwegingen weliswaar voordelig, maar betekent wel dat het minder eenvoudig is om 20 de houders van elkaar af te halen, bijvoorbeeld om zich toegang te verschaffen tot de bevestigingsinrichting.

Wanneer bijvoorbeeld alle houders zijn bevestigd aan de bevestigingsinrichting, kan geen van de houders eenvoudig worden weggenomen of worden opengeklapt.

25 Een verder bezwaar van het bekende ophangsysteem is dat dit constructief redelijk complex is en tamelijk veel verschillende onderdelen vergt, hetgeen betekent dat de vervaardigingskosten van het ophangsysteem en/of de kosten voor de montage of demontage van de houders aan resp. van de 30 staanders relatief hoog kunnen oplopen.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een ophangsysteem te verschaffen waarin ten minste enige van de 3 bovengenoemde en/of andere bezwaren van de stand van de techniek zijn ondervangen of zijn verminderd.

Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt dit doel bereikt in systeem van de in de aanhef genoemde soort, 5 waarin de bevestigingsinrichting omvat: - een eerste klemeenheid die is ingericht voor het op willekeurige positie aan de staander vastklemmen van de bevestigingsinrichting; - een tweede klemeenheid die is ingericht voor het 10 op willekeurige positie aan het houderdeel van de houder vastklemmen van de bevestigingsinrichting.

De inrichting kan op willekeurige posities aan de staander en ook op willekeurige posities aan de houder worden bevestigd, zonder dat daarbij rekening behoeft te 15 worden gehouden met een of meer vaste bevestigingsposities. Bij voorkeur is de tweede klemeenheid ingericht om de bevestigingsinrichting te bevestigen op een in hoofdzaak willekeurige, traploos instelbare positie langs het betreffende houderdeel. Er behoeft dus geen sprake te zij 20 van een bevestiging op discrete posities, bijvoorbeeld met bouten en vooraf in de houder voorziene bevestigingsopeningen.

Verder kan de bevestigingsinrichting aan een willekeurig deel van de houder, bijvoorbeeld een liggend 25 deel van de houder, worden vastgemaakt, in plaats van alleen op een opstaand deel van de houder. De vrijheid bij het oriënteren van de houders ten opzichte van de staander is derhalve groot.

Ook is het mogelijk de inrichting vast te klemmen aan 30 een enkele houder, niet aan twee of meer. Dit betekent dat de houder(s) waar de inrichting niet aan bevestigd is(zijn), kan(kunnen) worden verwijderd van de houder(s) die wel aan de staander bevestigd is(zijn), bijvoorbeeld om een monteur 4 zich een betere toegang tot de door de houders omgeven binnenruimte te verschaffen.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de eerste klemeenheid: 5 - een steunlichaam voorzien van een geleidingselement waarlangs een flexibele klemband te geleiden is alsmede van een aantrekeenheid waarmee de klemband aan te trekken is voor het daarmee aan de staander vastklemmen van het steunlichaam. De 10 aantrekeenheid kan bijvoorbeeld een beugelvormig aantrekonderdeel omvatten dat met behulp van een schroef of dergelijke in langsrichting van het steunlichaam (en over het algemeen in radiale richting ten opzichte van de staander) verplaatst kan worden om de klemband strak rondom 15 de staander aan te trekken. De klemband is bij voorkeur vervaardigd van kunststof, in het bijzonder een kunststof met een relatief ruwe binnenzijde voor een goede "grip" op de staander. In een voordelige uitvoering is de klemband vervaardigd van een weefsel, meer in het bijzonder een 20 weefsel van nylon.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de tweede klemeenheid: - een beugel met opneemruimte voor het daarin opnemen van een houderdeel ,- 25 - een in de beugel te plaatsen klemelement, dat verplaatsbaar is tussen een het houderdeel in de opneemruimte in hoofdzaak vrij houdende stand en een het houderdeel in de opneemruimte in hoofdzaak vastklemmende stand.

30 Met behulp van de beugel en het klemelement kan de inrichting gemakkelijk worden vastgeklemd aan de houder, in het bijzonder aan een liggende houderdeel (profieldeel) van de houder. Het klemelement kan talloze uitvoeringen hebben.

5

Het klemelement kan bijvoorbeeld gevormd worden door een bout die is opgebouwd uit een boutkop en een daaraan voorzien langgerekt lijf, waarbij het lijf van de bout voorzien is van een radiaal uitsteeksel. Het klemelement kan 5 in een dergelijke uitvoering verdraaibaar zijn tussen een eerste stand waarin het radiale uitsteeksel niet gericht is naar de opneemruimte zodat het houderdeel daarin verplaatst kan worden, en een tweede stand waarin het radiale uitsteeksel gericht is naar de opneemruimte zodat een 10 eventueel houderdeel door het uitsteeksel wordt vastgeklemd in de opneemruimte. Een andere voorbeeld van een klemelement is een draaias die voorzien is van een excentrisch deel (d.w.z. een excentriek), bijvoorbeeld in de vorm van een nok of schijf die kan meedraaien met de as en waarbij as buiten 15 het middelpunt van de nok of schijf aangrijpt. Hierdoor kan de nok of schijf door verdraaiing daarvan zich kan vastklemmen tegen het betreffende houderdeel.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de houders van een type waarin opneemsleuven zijn voorzien, bij 20 voorbeeld langs de opstaande binnenste randen van de houder, waarbij de opneemsleuven zodanig zijn uitgevoerd dat daarin een of meer van de eerder genoemde informatie-elementen s chui fbaar zijn.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de eerste 25 en tweede klemeenheden zwenkbaar ten opzichte van elkaar uitgevoerd. Een voordeel hiervan kan zijn dat hiermee de positioneringsmogelijkheden van de houders ten opzichte van de staander worden vergroot. De klemeenheden kunnen verder zijn ingericht om in een gewenste onderlinge zwenkstand 30 vastgezet te worden.

Een houder kan een aantal lijsten omvatten die een raam vormen waarin de informatie-elementen op te nemen zijn. Het is mogelijk om tussen de lijsten een of meer opstaande en/of 6 liggende houderdelen te voorzien. De lijsten en/of andere houderdelen kunnen zijn uitgevoerd als metalen of kunststof profielen, hetzij hol hetzij massief. De houderdelen zijn ondermeer voorzien voor het op zijn plaats houden van de 5 informatie-elementen en kunnen volgens de uitvinding tevens gebruikt worden om daaraan de bevestigingsinrichting(en) te bevestigen.

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding hebben de houders een zodanig gebogen vorm, dat deze, in gemonteerde 10 toestand, de staander in hoofdzaak omgeven. Dit is met name van belang bij systemen die een relatief klein aantal houders hebben, zoals bijvoorbeeld een systeem met slechts twee tegenover elkaar geplaatste houders.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding is het systeem 15 opgebouwd uit twee of meer langgerekte houders, de langsranden waarvan aan elkaar bevestigbaar zijn. Bij voorkeur zijn de langsranden aan ten minste één zijde van de houder losmaakbaar aan elkaar te bevestigen. In een dergelijke uitvoering kan het zo zijn dat aan een andere 20 zijde de houder scharnierend bevestigd is aan de andere houder. Dit maakt het mogelijk de houder aan één zijde los te maken en open te scharnieren, zodat de binnenzijde van de houders beter bereikbaar wordt, bijvoorbeeld voor montage-of onderhoudsdoeleinden. In andere uitvoeringen is een 25 houder echter aan beide opstaande zijden losmaakbaar met een tegenoverliggende houder gekoppeld.

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een bevestigingsinrichting verschaft voor het aan een staander, in het bijzonder een lantaarnpaal of verkeerspaal, 30 bevestigen van een of meer houders voor het houden van plaatvormige informatie-elementen, de bevestigingsinrichting omvattende: 7 - een eerste klemeenheid die is ingericht voor het op willekeurige positie aan de staander vastklemmen van de bevestigingsinrichting; - een tweede klemeenheid die is ingericht voor het 5 op willekeurige positie aan een houderdeel van de houder vastklemmen van de bevestigingsinrichting.

Een verder aspect van de uitvinding betreft het gebruik van het hierin genoemde systeem en/of de bevestigingsinrichting daarvan.

10 Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van de navolgende beschrijving van enige voorkeursuitvoeringen daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de bij gevoegde figuren, waarin tonen: 15 Figuur 1 een aanzicht in perspectief van een staander, in het bijzonder een lantaarnpaal, die is voorzien van een bevestigingssysteem volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 2 een meer gedetailleerd aanzicht in 20 perspectief van het systeem volgens de uitvoeringsvorm van figuur 1, waarbij de informatie-elementen niet zijn aangebracht;

Figuur 3 een aanzicht in perspectief van een uitvoeringsvorm van de bevestigingsinrichting volgens de 25 uitvinding;

Figuur 4 een bovenaanzicht van een deel van de bevestigingsinrichting en een liggend houderdeel van de houder van het bevestigingssysteem; en

Figuur 5 een gedeeltelijk opengewerkt 30 bovenaanzicht van een deel van de bevestigingsinrichting en het liggende houderdeel en 8

Figuur 6 een aanzicht in perspectief van een andere uitvoeringsvorm van de bevestigingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding,·

Figuren 1-5 tonen een uitvoeringsvorm van het 5 bevestigingssysteem 1 volgens de uitvinding. Het bevestigingssysteem, hierin ook wel meer specifiek het ophangsysteem genoemd, is ingericht om een samenstel 2 van houders 3 aan een willekeurige staander, zoals een lantaarnpaal, een verkeerspaal of dergelijke, aan te 10 brengen. In de houders kunnen informatie-elementen 10, bijvoorbeeld reclameborden of andere vormen van reclamemateriaal, worden geschoven, zoals later uiteengezet zal worden.

In figuur 2 is de uitvoeringsvorm van het systeem 15 1 van figuur 1 in meer detail weergegeven. Het systeem 1 omvat in de weergegeven uitvoering een tweetal(reclamebord-)houders 3, 3' die met hun respectievelijke opstaande langsranden tegen elkaar aan geplaatst zijn en aan elkaar zijn bevestigd. De houders 3, 3' spannen een binnenruimte op 20 waarbinnen de staander zich kan uitstrekken. Elk van de houders 3, 3' is in de weergegeven uitvoering uitgevoerd met een liggende onderste lijst 8, een liggende bovenste lijst 9, een opstaande lijst 6 en een opstaande lijst 7. De lijsten 6-9 vormen samen een raamwerk of kader, in de 25 weergegeven uitvoeringsvorm in het bijzonder een rechthoekig kader, waarin het informatie-element ondersteund kan worden. Het is duidelijk dat andere vormen dan de getoonde rechthoekige vorm eveneens tot de mogelijkheden behoren, welke andere vormen alle binnen de reikwijdte van deze 30 uitvinding vallen.

Ter plaatse van de opstaande lijst 7 is elke houder 3, 3' voorzien van scharnieren 18 die het mogelijk maken de houders 3, 3' ten opzichte van elkaar te zwenken.

9

Houder 3 kan bijvoorbeeld voorwaarts (figuur 2, richting R2) gewenkt worden om de binnenruimte te openen of achterwaarts gezwenkt worden om de binnenruimte af te sluiten. In andere uitvoeringen is er niet voorzien in scharnieren en zijn de 5 houders aan beide opstaande randen losmaakbaar met elkaar gekoppeld.

De opstaande lijst 6 tegenover de eerder genoemde opstaande lijst 7 van elk van de houders 3, 3' is voorzien van een omgeslagen flens 15, 15'. De flenzen 15, 15' zijn in 10 de gesloten toestand, dat wil zeggen de in figuur 2 getoonde toestand, vlak tegen elkaar aangebracht. Dit maakt het mogelijk om met behulp van een vergrendelelement 16 (waarvan één of meer kunnen zijn voorzien) de beide flenzen 15, 15' bij elkaar te houden. Dit zorgt ervoor dat de houders 3, 3' 15 niet ten opzichte van elkaar kunnen zwenken. Wanneer het vergrendelelement 16 wordt ontgrendeld, bijvoorbeeld wanneer deze naar boven geklapt wordt (richting Ri, figuur 2), worden de flenzen 15,15' niet meer tegen elkaar aan gehouden en kunnen de houders uit elkaar gezwenkt worden. In een andere 20 uitvoeringsvorm zijn beide lijsten 6,7 van elk van de houders voorzien van flenzen 15,15'. In deze uitvoering is langs de flenzen van beide lijsten 6,7 een aantal vergrendelingselementen 16 aangebracht. Deze vergrendelingselementen omvatten een op een neer zwenkbaar 25 klemdeel dat om de flenzen gewenkt kan worden om de houders met elkaar te koppelen en van de flenzen af gewenkt worden om de houders van elkaar te ontkoppelen. Verder kan zijn voorzien in een aantal pengatverbindingen (eventueel gecombineerd met de eerder genoemde zwenkbare klemdelen, 30 waarbij de pen zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekt) die ervoor zorgen dat de houders ten opzichte van elkaar gepositioneerd blijven. Wanneer de klemdelen langs beide lijsten 6,7 in de open stand gewenkt worden, worden de 10 houder nog slechts door de pengatverbindingen op zijn plaats gehouden. De ene houder kan nu eenvoudig afgenomen worden van de andere houder.

In figuur 2 is weergegeven dat tussen twee of meer 5 van de lijsten 6-9 van elk van de houders 3, 3' een tweetal liggende houderdelen 11, 11' en/of staande houderdelen 12, 12' zijn aangebracht. De lijsten en houderdelen zijn hierbij zodanig ten opzichte van elkaar gepositioneerd, dat er een langgerekte opneemruimte gevormd wordt waarin de 10 eerdergenoemde informatie-elementen 10 zijn op te nemen. In de getoonde uitvoeringsvorm kunnen de informatie-elementen, bijvoorbeeld relatief stijf uitgevoerde reclameborden, in aan weerszijden van de opneemruimte voorziene opneemsleuven 13 geschoven worden en daarin worden vastgehouden (vergelijk 15 figuur 1) .

Een van de houders is met behulp van één of meer bevestigingsinrichtingen 20 aan de staan der (S) vastgeklemd. In figuur 3 is een uitvoeringsvorm van een dergelijke bevestigingsinrichting in meer detail 20 weergegeven. Figuur 3 toont een bevestigingsinrichting 20 die is opgebouwd uit een eerste klemeenheid 21 waarmee een klemverbinding met de staander (S) kan worden gerealiseerd en een tweede klemeenheid 22 waarmee een klemverbinding met één van de houders 3, 3' kan worden gerealiseerd. De eerste 25 en tweede klemeenheid 21, 22 zijn via een scharnierconstructie ten opzichte van elkaar scharnierbaar.

De eerste klemeenheid 21 omvat een langgerekt, in hoofdzaak kokervormig steunlichaam 24. Het kokervormige steunlichaam 24 is aan één uiteinde open en biedt daarmee 30 toegang voor een klemband 28. Het andere uiteinde van het kokervormig steunlichaam 24 is met een afdekplaat 39 afgesloten. In het steunlichaam 24 is een aantrekeenheid aangebracht waarmee de klemband 28 kan worden aangetrokken.

11

De aantrekeenheid omvat een beugelvormig aantrekdeel 25 en een langgerekt aantrekdeel 31. Het aantrekdeel 31 kan de vorm hebben van een van uitwendig schroefdraad voorziene bout. Het aantrekdeel 31 strekt zich uit door een opening in 5 de afdekplaat en het uitwendige schroefdraad kan aangrijpen op corresponderend inwendig schroefdraad dat voorzien is in een gedeelte 38 van het aantrekdeel 31. Door het langgerekte aantrekdeel 31 te verdraaien, kan het beugelvormige aantrekonderdeel 25 in een langsrichting (Plf figuur 3) in 10 het kokervormige steunlichaam 24 heen en weer bewogen worden.

Aan het open uiteinde van het kokervormige steunlichaam 24 zijn geleidingselementen 29, 30 voorzien waarlangs de eerdergenoemde aantrekband 28 geleid kan worden. In de 15 weergegeven uitvoeringsvorm is het voldoende om de trekband 28 iets meer dan eenmaal rondom de staander te leiden en vervolgens de band aan het aantrekonderdeel 25 te bevestigen. Het aantrekonderdeel 25 is in de weergegeven uitvoeringsvorm in hoofdzaak U-vormig. De aantrekband 28 kan 20 langs het einddeel 26 van het U-vormige aantrekonderdeel 25 worden geleid, waarna door het aantrekken van het aantrekonderdeel 25 via het aantrekdeel 31 de trekband 28 strak rondom de staander (S) kan worden getrokken.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding is de 25 aantrekband 28 vervaardigd van een weefsel van kunststof materiaal, bijvoorbeeld van nylon of soortgelijk materiaal. Een dergelijke aantrekband 28 is zeer sterk en kan een grote trekbelasting ondergaan. Dit maakt het mogelijk om de bevestigingsinrichting met grote kracht vast te klemmen aan 30 de staander. Bovendien kan de trekband 28 zijn uitgevoerd met een enigszins ruw binnenoppervlak, zodat de kans op verschuiven van de bevestigingsinrichting in opwaartse of 12 neerwaartse richting, bijvoorbeeld wanneer het buitenoppervlak van de staander glad is, wordt tegengegaan.

De eerdergenoemde tweede klemeenheid 22 is via een scharnierconstructie bevestigd aan de eerste klemeenheid. De 5 scharnierconstructie is hierbij zodanig ingericht, dat wanneer de klemeenheden 21 en 22 eenmaal in een juiste onderlinge stand zijn gebracht, deze eenheden vergrendeld kunnen worden zodat ze in de betreffende stand gehouden blijven. De scharnierconstructie kan zijn opgebouwd uit een 10 langgerekte pen (bout of schroef) die aan het ene uiteinde voorzien voorzien is van een kop en aan het andere uiteinde voorzien is van schroefdraad. Op de pen 46 kan een moet 47 zijn bevestigd. In bepaalde uitvoeringen kan de moer 47 hierbij zodanig worden vastgedraaid, dat de klemeenheden 15 21,22 niet meer ten opzichte van elkaar zwenkbaar zijn. In andere uitvoeringen is de moer vastgelast aan de constructie en is de pen 46 die draaibaar is om deze aan de moer te kunnen bevestigen. Wanneer de moer 47 en/of de pen gedeeltelijk of geheel los gedraaid worden, kunnen de 20 klemeenheden ten opzichte van elkaar gezwenkt worden. De moer kan ook geheel worden losgedraaid en de pen kan worden verwijderd zodat de beide klemeenheden van elkaar kunnen worden losgemaakt.

In de getoonde uitvoeringsvorm omvat de tweede 25 klemeenheid 22 ondermeer een beugel waarin een opneemruimte (O, figuur 3) gerealiseerd is om daarin een liggend houderdeel 11, 11' van hun houder 3, 3' aan te brengen. De beugel omvat een eerste wang 40 en een evenwijdig daaraan gerangschikte tweede wang 41, waarbij beide wangen 40, 41 30 via tussenstukken 42 en 43 uit één stuk zijn gevormd. In de eerste en tweede wang 40, 41 zijn uitsparingen 44 en 45 voorzien. In deze uitsparingen kan een langgerekt klemelement 50 geschoven worden waarmee de beugel vast aan 13 het liggende houderdeel 11, 11' kan worden bevestigd. Deze wijze van bevestiging is in meer detail in figuren 4 en 5 weergegeven.

In de eerdergenoemde opneemruimte (O), die wordt 5 begrensd door de tussenstukken 42, 43, de wangen 40, 41 en het klemelement 50, kan het liggende houderdeel 11, 11' zich uitstrekken. Het klemelement 50 is in de getoonde uitvoering opgebouwd uit een boutelement, die op bekende wijze voorzien is van een veelhoekige boutkop waarmee het boutelement 10 verdraaid kan worden. Het buitenoppervlak van het boutelement is in hoofdzaak vlak uitgevoerd, met uitzondering van een zijdelings uitstekend klemdeel 52. Het klemdeel 52 is in de weergegeven uitvoeringsvorm uitgevoerd als een langgerekte strip die in radiale richting uitsteekt 15 ten opzichte van de rest van het lijf van het boutelement 50. Andere uitvoeringsvormen van het boutelement zijn ook denkbaar, bijvoorbeeld uitvoeringsvormen waarin het boutelement voorzien is van een excentriek, dat wil zeggen een schijf, die bij draaiing van het boutelement zich om een 20 punt buiten het middelpunt van het boutelement beweegt.

Welke vorm en/of afmetingen het klemdeel 52 dan ook heeft, het is belangrijk dat bij draaiing van de boutkop 51 van het boutelement 50 de omvang van het boutelement in radiale richting ten opzichte van de langsas van de bout varieert.

25 Het wordt aldus immers mogelijk om door draaiing van het boutelement 50 ervoor te zorgen dat het klemdeel 52 van het boutelement 50 strak tegen de binnenzijde van het liggende houderdeel 11, 11' komt te liggen. Door het verdraaien van de bout 50 kan aldus het liggende houderdeel 11, 11' 30 opgesloten worden tussen enerzijds het uitsteeksel 52 en anderzijds de tussenstukken 41, 42. Wanneer nu de tweede klemeenheid en de houderdelen op juiste wijze zijn gedimensioneerd, kan met het klemelement 52 een grote 14 klemkracht op het betreffende houderdeel worden uitgeoefend. Deze klemkracht is ruim voldoende om het geheel van bevestigingsinrichting en daaraan gekoppelde houders (al dan niet voorzien van informatie-elementen) klemvast aan de 5 staander (S) te bevestigen.

Door de getoonde constructie is het mogelijk om de bevestigingsinrichting 20 in beginsel op elke willekeurige positie langs een houderdeel 11, 11' vast te maken. Dit betekent dat het ophangsysteem het mogelijk maakt de 10 oriëntatie van de houders ten opzichte van de staanders traploos in te stellen, zodat in beginsel altijd de gewenste stand van de houders gerealiseerd kan worden.

Een belemmering zou nog kunnen worden gevormd door een eventueel aanwezige opstaand houderdeel 12, 12' tussen 15 de bovenste lijst 9 en onderste lijst 8 van een houder. Uit figuur 4 blijkt bijvoorbeeld dat ter plaatse van een dergelijk opstaand houderdeel 12 het tweede klemeenheid 22 niet kan worden bevestigd. Het is echter mogelijk, door de specifieke asymmetrische vorm van de tweede klemeenheid 22, 20 de klemeenheid 22 om te draaien en weer aan de eerste klemeenheid te koppelen. Wanneer bijvoorbeeld de beugel (d.w.z. de wangen 40,41) van de tweede klemeenheid 22 worden losgemaakt van de eerste klemeenheid 21, bijvoorbeeld door de pen 46 van de scharnierconstructie te verwijderen, is het 25 mogelijk om de beugel over 180 graden te draaien zodanig dat de eerste wang 40 en tweede wang 41 respectievelijk aan de onderzijde en aan de bovenzijde terechtkomen. De beugel kan in deze stand vervolgens weer via de scharnierconstructie verbonden worden met de eerste klemeenheid 21. Deze toestand 30 is in figuur 4 met stippellijnen weergegeven. Op deze wijze nemen de mogelijkheden toe om de eerste klemeenheid 21 te positioneren ten opzichte van de tweede klemeenheid 22 en kan in de praktijk de bevestigingsinrichting vrijwel altijd, 15 ondanks de aanwezigheid van obstakels zoals het opstaande houderdeel, op de gewenste positie worden ingesteld.

Doordat in de weergegeven uitvoeringsvorm de bevestigingsinrichting slechts aan één van de beide houders 5 3,3' behoeft te worden vastgemaakt om een stevige koppeling tussen de staander en de houder te verzekeren, is het mogelijk om de houder waar de bevestigingsinrichting niet aan is bevestigd, open te zwenken (bijv. richting R2, figuur 2). Dit biedt de mogelijkheid om zich beter toegang te 10 verschaffen tot de binnenruimte tussen de houders. Wanneer de bevestigingsinrichtingen aan beide houders zijn bevestigd, bijvoorbeeld doordat de bovenste bevestigingsinrichting aan een eerste houder en een onderste bevestigingsinrichting aan een tegenoverliggende andere 15 houder is bevestigd, kunnen de houders niet ten opzichte van elkaar gezwenkt worden en is de binnenruimte slechts vanaf de bovenzijde of de onderzijde toegankelijk. Alhoewel laatstgenoemde uitvoering in bepaalde situaties niet de voorkeur heeft, moge het duidelijk zijn dat dergelijke 20 uitvoeringsvormen waarin verschillende bevestigingsinrichtingen aan verschillende houders zijn bevestigd ook onder de reikwijdte van de onderhavige uitvinding vallen.

In figuur 6 is een andere uitvoeringsvorm van een 25 bevestigingsinrichting volgens de uitvinding weergegeven. In deze uitvoering is in plaats van de klemband 28 een geperforeerde klemband 60 voorzien. De geperforeerde klemband kan zijn vervaardigd van kunststof, bijvoorbeeld de eerder vermelde kunststof, maar in andere uitvoeringen 30 betreft de band een flexibele metalen plaat of strip waarin een groot aantal perforaties 62 zijn aangebracht. De metalen plaat kan hierbij zijn voorzien van een kunststof of rubberen beschermingslaag. Deze laag kan de kans op 16 beschadiging van het buitenoppervlak van de staander (S) en/of het afglijden van de band langs het buitenoppervlak van de staander (S) verminderen. Uitvoeringen zonder een dergelijke beschermingslaag zijn uiteraard ook mogelijk.

5 Het aantrekonderdeel 64 is in deze uitvoering voorzien van aantal haken 66 die in corresponderende perforaties 62 van de klemband 60 aangebracht kunnen worden. Op geheel analoge wijze als eerder beschreven is kan de klemband 60 door verplaatsing van het aantrekonderdeel 64 10 stevig tegen de staander (S) geklemd worden zodat de bevestigingsinrichting aan de staander gefixeerd wordt.

In de in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm is het ophangsysteem 1 opgebouwd uit een tweetal houders die rondom een staander kunnen worden aangebracht. In andere, 15 niet-expliciet weergegeven uitvoeringsvormen kan gebruik worden gemaakt van slechts één enkele houder of is er sprake van drie of meer houders. In al deze uitvoeringsvormen is het echter mogelijk om met de bevestigingsinrichting zoals hierin beschreven een goede en eenvoudige verbinding met de 20 staander te creëren.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de hierin beschreven uitvoeringsvormen daarvan, de gevraagde rechten worden veeleer bepaald door de navolgende conclusies, waarbinnen de strekking waarvan velerlei 25 aanpassingen en modificaties denkbaar zijn.

1038 1 1 6

Claims (24)

1. Systeem voor het aan een staander, in het 5 bijzonder een lantaarnpaal of verkeerspaal, bevestigen van een of meer plaatvormige informatie-elementen, het systeem omvattende: - een aantal opstaande houders die zijn uitgevoerd om daarin de plaatvormige informatie-elementen aan te kunnen 10 brengen en die zijn voorzien van een of meer houderdelen, waarbij de houders zodanig aan elkaar zijn te bevestigen dat deze staander kunnen omgeven,- - ten minste een bevestigingsinrichting voor het bevestigen van de houders aan de staander, de 15 bevestigingsinrichting omvattende: - een eerste klemeenheid die is ingericht voor het op willekeurige positie aan de staander vastklemmen van de bevestigingsinrichting; - een tweede klemeenheid die is ingericht voor het 20 op willekeurige positie aan het houderdeel van de houder vastklemmen van de bevestigingsinrichting.

2. Systeem volgens conclusie 1, waarbij de tweede klemeenheid is ingericht om de bevestigingsinrichting te 25 bevestigen op een in hoofdzaak willekeurige, traploos instelbare positie langs het betreffende houderdeel, in het bijzonder een liggend houderdeel.

3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de eerste 30 klemeenheid omvat: - een steunlichaam voorzien van een geleidingselement waarlangs een flexibele klemband te geleiden is alsmede van een aantrekeenheid waarmee de klemband aan te trekken is 1038116 voor het daarmee aan de staander vastklemmen van het steunlichaam.

4. Systeem volgens conclusie 3, waarbij het 5 steunlichaam een kokervormig element omvat waarbinnen de aantrekeenheid heen en weer verplaatsbaar is aangebracht.

5. Systeem volgens conclusie 3 of 4, waarbij de klemband is vervaardigd van kunststof, in het bijzonder een 10 kunststof weefsel, meer in het bijzonder een weefsel van nylon.

6. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarin de klemband een geperforeerde metalen of kunststof 15 band omvat.

7. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de tweede klemeenheid omvat: - een beugel met opneemruimte voor het daarin opnemen 20 van een houderdeel; - een in de beugel te plaatsen klemelement, dat verplaatsbaar is tussen een het houderdeel in de opneemruimte in hoofdzaak vrij houdende stand en een het houderdeel in de opneemruimte in hoofdzaak vastklemmende 25 stand.

8. Systeem volgens conclusie 7, waarbij het klemelement gevormd wordt door een bout voorzien van een radiaal uitsteeksel. 30

9. Systeem volgens conclusie 7 of 8, waarbij het klemelement gevormd wordt door een excentriek.

10. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een houder een frame omvat dat opneemsleuven omvat, waarbij een of meer informatie-elementen in de opneemsleuven schuifbaar zijn. 5

11. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste en tweede klemeenheden zwenkbaar ten opzichte van elkaar zijn uitgevoerd en waarbij de klemeenheden zijn ingericht om in een gewenste onderlinge 10 zwenkstand vastgezet te worden.

12. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een houder een aantal lijsten omvat die een raam vormen waarin de informatie-elementen op te nemen zijn en 15 waarbij tussen de lijsten een of meer opstaande en/of liggende houderdelen zijn aangebracht.

13. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de houders een zodanig gebogen vorm hebben dat deze 20 in gemonteerde toestand de staander in hoofdzaak omgeven.

14. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, dat is opgebouwd uit twee of meer langgerekte houders, de langsranden waarvan aan elkaar bevestigbaar zijn. 25

15. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij in of aan de houders een of meer informatie-elementen, in het bijzonder reclameborden, zijn aangebracht.

16. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de een of meer bevestigingsinrichtingen zijn bevestigd aan één enkele houder.

17. Bevestigingsinrichting voor het aan een staander, in het bijzonder een lantaarnpaal of verkeerspaal, bevestigen van een of meer houders voor het houden van plaatvormige informatie-elementen, de bevestigingsinrichting 5 omvattende: - een eerste klemeenheid die is ingericht voor het op willekeurige positie aan de staander vastklemmen van de bevestigingsinrichting; - een tweede klemeenheid die is ingericht voor het 10 op willekeurige positie aan een houderdeel van de houder vastklemmen van de bevestigingsinrichting.

18. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 17, waarbij de tweede klemeenheid is ingericht om de 15 bevestigingsinrichting te bevestigen op een in hoofdzaak willekeurige, traploos instelbare positie langs het betreffende houderdeel, in het bijzonder een liggend houderdeel.

19. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 17 of 18, omvattende: - een steunlichaam voorzien van een geleidingselement waarlangs een flexibele klemband te geleiden is alsmede van een aantrekeenheid waarmee de klemband aan te trekken is 25 voor het daarmee aan de staander vastklemmen van het steunlichaam.

20. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 19, waarbij de klemband is vervaardigd van kunststof, in het 30 bijzonder een kunststof weefsel, meer in het bijzonder een weefsel van nylon.

21. Bevestigingsinrichting volgens een van de conclusies 17-20, waarbij de tweede klemeenheid omvat: - een beugel met opneemruimte voor het daarin opnemen van een houderdeel,· 5. een in de beugel te plaatsen klemelement, dat verplaatsbaar is tussen een het houderdeel in de opneemruimte in hoofdzaak vrij houdende stand en een het houderdeel in de opneemruimte in hoofdzaak vastklemmende stand. 10

22. Bevestigingsinrichting volgens een van de conclusies 17-21, waarbij het klemelement gevormd wordt door een bout voorzien van een radiaal uitsteeksel en/of door een excentriek. 15

23. Bevestigingsinrichting volgens een van de conclusies 17-22, waarbij de eerste en tweede klemeenheden zwenkbaar ten opzichte van elkaar zijn uitgevoerd en waarbij de klemeenheden zijn ingericht om in een gewenste onderlinge 20 zwenkstand vastgezet te worden.

24. Gebruik van een systeem en/of inrichting volgens ten minste een van de voorgaande conclusies. 1 ® 3 8 1 1 6