NL1037489C2 - Inrichting voor het verdrijven van insecten. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het verdrijven van insecten.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verdrijven 5 van insecten ter voorkoming dat deze een bepaalde ruimte binnen kunnen dringen.

Het is algemeen bekend dat vliegen, muggen en andere vliegende insecten hinderlijk en irritant zijn, met name wanneer zij kamers en huizen en binnentreden via open ramen en deuren. Dergelijke vliegende insecten zijn onhygiënisch daar zij in het algemeen ziektekiemen met zich meedragen en 10 derhalve verspreiden. Om dergelijke insectenplagen te bestrijden, worden vaak ingrijpende hulpmiddelen ingeschakeld zoals vliegenmeppers en bestrijdingsmiddelen. Afgezien van het dieronvriendelijke karakter kleven er ook aan met name het gebruik van bestrijdingsmiddelen andere ernstige nadelen voor de volksgezondheid.

15 De uitvinding beoogt derhalve een insectenvriendelijk hulpmiddel te verschaffen voor het verdrijven van ziektekiemendragende insecten teneinde te voorkomen dat deze een bepaalde ruimte binnen kunnen dringen. Hierbij moet men denken aan openstaande deuren en ramen van bijvoorbeeld keukens of kinderkamers.

20 Overeenkomstig de uitvinding wordt de inrichting hiertoe gekenmerkt doordat deze een omhulling omvat welke vervaardigd is van een hoofdzakelijk voor het zichtbare licht doorlatend materiaal, welke omhulling geschikt is voor het opnemen van een bepaalde hoeveelheid van een hoofdzakelijk het zichtbare licht doorlatende vloeistof.

25 Proefondervindelijk is gebleken dat het op een dergelijke met vloeistof gevulde omhulling invallende licht dusdanig wordt verstrooid door de lichtbreking dat de naderende vliegende insecten gedesoriënteerd raken en zodoende de directe omgeving alwaar de inrichting is opgesteld zullen vermijden.

Zodoende kunnen met de inrichting overeenkomstig de uitvinding 30 op een effectieve en diervriendelijke wijze bepaalde ruimtes zoals keukens of kinderkamers worden gevrijwaard van binnenvliegende insecten. Zoals algemeen bekend bezitten insecten meervoudige facetogen die vanuit meerdere richtingen gelijktijdig kunnen waarnemen. Door de specifieke lichtbreking van het op de met vloeistof gevulde omhulling invallende zichtbare licht wordt rondom de inrichting een 1037489 2 desoriënterend lichtbrekingsprofiel gecreëerd dat een verdrijvend karakter heeft op de vliegende insecten die zich in de richting of nabij de inrichting begeven.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding wordt de inrichting hiertoe gekenmerkt doordat de omhulling langgerekt is uitgevoerd, waarbij in het 5 bijzonder de omhulling buisvormig is uitgevoerd.

Teneinde de inrichting overeenkomstig de uitvinding op een eenvoudige manier ter plaatse van een tegen insecten af te schermen ruimte te plaatsen is overeenkomstig de uitvinding althans een deel van het buitenoppervlak van de omhulling vlak uitgevoerd voor plaatsing tegen een vlakke ondergrond.

10 Daarbij kan de inrichting zijn voorzien van bevestigingsmiddelen voor bevestiging tegen een ondergrond. Meer specifiek kunnen de bevestigingsmiddelen een hechtmiddel omvatten, die bijvoorbeeld als een hechtstrip is uitgevoerd. Dit maakt het mogelijk de verdrijvingsinrichting bijvoorbeeld tegen een kozijn te plakken ter plaatse van het raam dat tegen binnendringende vliegende 15 insecten dient te worden beschermd.

Volgens een nadere uitvoeringsvorm is de omhulling aan een eerste einde afsluitbaar zodat deze eenvoudig te vullen is met een bepaalde hoeveelheid van een hoofdzakelijk het zichtbare licht doorlatende vloeistof. Deze vloeistof kan bijvoorbeeld water zijn, al dan niet voorzien van een toevoeging die bijvoorbeeld 20 vertroebeling als gevolg van algenvorming tegengaat.

Volgens een nader kenmerk is het eerste einde voorzien van een schroefdraad, welke kan samenwerken met een van een schroefdraad voorzien afsluitelement. Dit afsluitelement kan bijvoorbeeld een schroefdop zijn.

Meer specifiek is het eerste einde voorzien van een opstaande, 25 rondgaande rand voorzien van de schroefdraad waarop de als een schroefdop uitgevoerd afsluitelement schroefbaar is.

Volgens een nader kenmerk is de inrichting monteerbaar ter plaatse van een ingang naar de af te schermen ruimte, bijvoorbeeld een raam- of deurkozijn.

30 De uitvinding zal nu aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont in:

Figuren 1a tot en met 1c aanzichten van een schematische uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding;

Figuur 2 een toepassing van een inrichting overeenkomstig de 3 uitvinding.

Voor een beter begrip van de uitvinding worden in de navolgende figuurbeschrijving de in de verschillende figuren getoonde overeenkomende onderdelen met identieke referentiecijfers aangeduid.

5 In de figuren 1a-1c wordt met het referentiecijfer 10 een uitvoeringsvorm getoond van een inrichting voor het verdrijven van insecten overeenkomstig de uitvinding. De inrichting 10 is zeer geschikt voor het verdrijven van insecten teneinde te voorkomen dat deze (hoofdzakelijk vliegende) insecten een bepaalde ruimte binnen kunnen dringen. Hierbij moet gedacht worden aan ruimtes 10 waar voedsel is opgeslagen (zoals een keuken) of waar zich personen bevinden (zoals slaapkamers, in het bijzonder baby- of kinderkamers).

De inrichting 10 is gevormd als een omhulling voorzien van een eerste en tweede einde 10a respectievelijk 10b. De omhulling kan gevuld worden met een in hoofdzaak voor het zichtbare licht doorlatende vloeistof, zoals water. Het 15 materiaal van de omhulling 10 is dienovereenkomstig ook vervaardigd van een in hoofdzaak voor het zichtbare licht doorlatend materiaal. Gedacht kan worden aan een kunststof die enerzijds eenvoudig te verwerken is, maar anderzijds ook voldoende stijf en sterk is, hetgeen de hanteerbaarheid van de inrichting 10 vereenvoudigt bijvoorbeeld bij het monteren van de inrichting ter plaatse van de 20 tegen de binnendringende insecten te beschermen ruimte.

Hiertoe is de omhulling 10 aan een eerste zijde 10a voorzien van een opening 10c die bijvoorbeeld afsluitbaar is door middel van een afsluitelement 12 (figuur 1c).

Bij een specifieke uitvoeringsvorm is het afsluitelement 12 25 uitgevoerd als een schroefdop voorzien van een inwendige schroefdraad 12a die kan samenwerken met een uitwendige schroefdraad 11a die is aangebracht op een opstaande, rondgaande rand 11 die rondom de af te sluiten opening 10c is aangebracht.

Het verdient de voorkeur om de omhulling 10 voor maximaal 30 75-80% te vullen met een het zichtbare licht doorlatende vloeistof 15, bij voorkeur water.

Daar de inrichting 10 langdurig in het zonlicht is opgesteld, verdient het de voorkeur om aan de vloeistof 15 een of meerdere middelen toe te voegen welke vertroebeling en/of algenvorming in de vloeistof voorkomen.

4

Bij voorkeur is de omhulling 10 buisvormig uitgevoerd zodat door de ronde bolle vorm van het buitenoppervlak een dusdanige lichtbreking wordt gerealiseerd van het op de omhulling 10 invallende zonlicht door de vloeistof 15 dat deze lichtbreking desoriënterend werkt op de facetogen van de zich in de directe 5 nabijheid van de inrichting 10 bevindende vliegende insecten. Door deze desoriënterende werking op de facetogen van de vliegende insecten zullen deze de directe omgeving waar de inrichting 10 is opgesteld vermijden. Zodoende kan een effectieve belemmering c.q. afscherming worden gerealiseerd van een ruimte, waardoor deze vliegende insecten niet langer zullen binnendringen.

10 Bij een uitvoeringsvorm kan althans een deel van het buitenoppervlak van de inrichting c.q. de omhulling 10 vlak zijn uitgevoerd, waardoor een effectieve stabiele bevestiging tegen een vlakke ondergrond mogelijk wordt.

Deze uitvoeringsvorm wordt getoond in figuur 1b, waarbij de omhulling 10 is voorzien van een plat c.q. vlak deel 10d alwaar hechtmiddelen 20 15 zijn aangebracht. Deze hechtmiddelen 20 kunnen bijvoorbeeld uitgevoerd zijn als een plakstrip die plaatsing c.q. bevestiging mogelijk maakt tegen bijvoorbeeld een raam- c.q. deurkozijn zoals weergegeven in figuur 2.

In figuur 2 wordt met referentiecijfer 30 een kozijn aangeduid, opgebouwd uit een opendraaiend raam 31 en een gesloten bovenraam 32. Het raam 20 31 kan met behulp van de scharnieren 33 en de raamgreep 34 scharnierend geopend worden. Om te voorkomen dat bij een open raam insecten de kamer kunnen binnentreden is overeenkomstig de uitvinding een inrichting 10 tegen het kozijn 30 bevestigd, bijvoorbeeld met behulp van de hechtstrip 20 zoals getoond in figuur 1b. Meer specifiek dient de inrichting 10 binnen het kozijn 30 te worden 25 bevestigd, zodat het raam 31 ook gesloten kan worden. Als een extra bescherming kan een tweede inrichting 10' overeenkomstig de uitvinding nabij de onderzijde van het geopende raam 31 worden bevestigd om zo een meer effectieve afscherming te realiseren en door middel van lichtbreking de naderende vliegende insecten te desoriënteren en te verdrijven.

30 Eventueel kan de inrichting 10 zijn voorzien van (niet weergegeven) ophangogen, die bevestigingsmiddelen fungeren, zodat de inrichting met haakschroeven tegen (eventueel in verticale stand) het kozijn 30 kan worden geschroefd.

1 0 3 7 489

Claims (11)

1. Inrichting voor het verdrijven van insecten ter voorkoming dat deze een bepaalde ruimte binnen kunnen dringen omvattende een omhulling vervaardigd 5 van een hoofdzakelijk voor het zichtbare licht doorlatend materiaal, welke omhulling geschikt is voor het opnemen van een bepaalde hoeveelheid van een hoofdzakelijk het zichtbare licht doorlatende vloeistof.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de omhulling langgerekt is uitgevoerd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de omhulling buisvormig is uitgevoerd.

4. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat althans een deel van het buitenoppervlak van de omhulling vlak is uitgevoerd voor plaatsing tegen een vlakke ondergrond.

5. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van bevestigingsmiddelen voor bevestiging tegen een ondergrond.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen een hechtmiddel omvatten.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen als een hechtstrip zijn uitgevoerd.

8. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de omhulling aan een eerste einde afsluitbaar is.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het eerste 25 einde is voorzien van een schroefdraad, welke kan samenwerken met een van een schroefdraad voorzien afsluitelement.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het eerste einde is voorzien van een opstaande, rondgaande rand voorzien van de schroefdraad.

11. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting monteerbaar is ter plaatse van een ingang naar de af te schermen ruimte, bijvoorbeeld een raam- of deurkozijn. 1037489