NL1037114C2

NL1037114C2 - TRUCK COMBINATION.

Info

Publication number: NL1037114C2
Application number: NL1037114A
Authority: NL
Inventors: Teunis Frederik Van Holten
Original assignee: Teunis Frederik Van Holten
Priority date: 2009-02-18
Filing date: 2009-07-10
Publication date: 2010-08-19
Also published as: BE1019241A3

Description

ί ^ί ^

Titel: Vrachtwagen-combinatieTitle: Truck combination

De uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op een vrachtwagen-combinatie, voor het transport van goederen over de weg.The invention relates generally to a truck combination for transporting goods by road.

5 In het hiernavolgende zullen eerst definities worden gegeven van enkele in het kader van de onderhavige uitvinding gebruikte termen, en ter illustratie zal worden verwezen naar figuur 1 (bron: Wikipedia). Aangezien de hiernavolgende configuraties op zich bekend zijn, zal de bespreking kort 10 gehouden worden.In the following, definitions will first be given of some terms used in the context of the present invention, and reference will be made to Figure 1 (source: Wikipedia) as an illustration. Since the following configurations are known per se, the discussion will be kept brief.

TRACTOR: een voertuig dat is voorzien van een aandrijfmotor en een cabine voor een chauffeur, waarbij de aandrijfmotor de tractie van het voertuig verzorgt.TRACTOR: a vehicle that is provided with a drive motor and a driver's cab, where the drive motor provides the traction of the vehicle.

15 TRAILER: een voertuig dat zelf geen tractie-verschaffende aandrijfmotor heeft, en dat bestemd is om getrokken te worden door een ander voertuig.TRAILER: a vehicle that itself does not have a traction-providing drive motor, and which is intended to be towed by another vehicle.

FULL TRAILER: een trailer die zowel voorwielen als achterwielen heeft; het aantal wielassen aan de voorzijde 20 en aan de achterzijde kan gelijk zijn aan één of meer.FULL TRAILER: a trailer that has both front wheels and rear wheels; the number of wheel axles at the front 20 and at the rear can be equal to one or more.

SEMI-TRAILER: een trailer die alleen achterwielen heeft, zodat deze trailer aan zijn voorzijde moet worden ondersteund; het aantal wielassen aan de achterzijde kan gelijk zijn aan één of meer.SEMI-TRAILER: a trailer that only has rear wheels, so that this trailer must be supported at its front; the number of wheel axles at the rear can be equal to one or more.

25 BALANCE TRAILER: een trailer waarvan de wielen zich centraal onder de trailer bevinden, gezien in de lengterichting (en daarom ook wordt aangeduid als MIDDEN-AS TRAILER); het aantal wielassen in het midden kan gelijk zijn aan één of meer.25 BALANCE TRAILER: a trailer whose wheels are centrally located under the trailer, viewed in the longitudinal direction (and therefore also referred to as MIDDLE-AXLE TRAILER); the number of wheel axles in the center can be equal to one or more.

30 TRUCK: een tractor die is voorzien van een vrachtruimte.30 TRUCK: a tractor equipped with a cargo space.

DOLLY: een korte trailer die uitsluitend geschikt is voor het ondersteunen van de voorzijde van een semi-trailer. VRACHTWAGEN-COMBINATIE: het geheel van de tractor en alle daardoor getrokken trailers.DOLLY: a short trailer that is only suitable for supporting the front of a semi-trailer. TRUCK COMBINATION: the whole of the tractor and all trailers pulled through it.

1037114 21037114 2

Voor wat betreft de koppeling tussen een trailer en zijn voorganger zijn er ruwweg twee mogelijkheden: OPLEGGING: de voorzijde van een semi-trailer wordt neergelegd op een dolly, of op de achterzijde van een trailer of een 5 tractor.Regarding the coupling between a trailer and its predecessor, there are roughly two options: OPERATION: the front of a semi-trailer is laid on a dolly, or on the rear of a trailer or a tractor.

DISSEL: vanaf de voorzijde van de trailer reikt een disselboom naar voren, die scharnierend gekoppeld wordt met de voorganger, bijvoorbeeld door een omgekeerde kom die ligt op een kogel, of bijvoorbeeld door een ring met daardoorheen een 10 borgpen. De dissel kan zijn uitgevoerd als een centrale longitudinale staaf, maar kan ook zijn uitgevoerd als een A-frame of triangel.DISSEL: from the front of the trailer, a drawbar extends forward, which is hingedly coupled to the predecessor, for example through an inverted bowl resting on a ball, or for example through a ring with a locking pin through it. The drawbar can be in the form of a central longitudinal bar, but can also be in the form of an A-frame or triangle.

In Europa zijn de volgende combinaties "klassiek": figuur IA, linkerdeel: een tractor 1 met een semi-trailer 2, 15 waarbij de semi-trailer door oplegging is gekoppeld met de tractor; figuur 1C: een truck 3 met een full trailer 4, waarbij in het weergegeven voorbeeld de full trailer door een dissel is gekoppeld met een zich aan de achterzijde van de truck 20 bevindende koppeling, maar deze koppeling kan zich ook onder de truck bevinden; figuur 1G: een truck 3 met een balance trailer 5, waarbij in het weergegeven voorbeeld de balance trailer door een dissel is gekoppeld met een zich onder de truck bevindende koppeling, 25 maar deze koppeling kan zich ook aan de achterzijde van de truck bevinden.In Europe, the following combinations are "classic": Figure 1A, left-hand part: a tractor 1 with a semi-trailer 2, 15 in which the semi-trailer is coupled to the tractor by superimposition; figure 1C: a truck 3 with a full trailer 4, wherein in the example shown the full trailer is coupled by a drawbar to a coupling located at the rear of the truck 20, but this coupling can also be located under the truck; figure 1G: a truck 3 with a balance trailer 5, wherein in the shown example the balance trailer is coupled by a drawbar to a coupling located under the truck, but this coupling can also be located at the rear of the truck.

In het wegvervoer is er een algemeen streven naar het verminderen van de kosten. Een belangrijke manier om dat te 30 bereiken is het verhogen van de transportcapaciteit van de vrachtwagen-combinatie, waarbij men te maken heeft met wettelijke voorschriften die grenzen leggen aan de mogelijkheden. Bijvoorbeeld is het in sommige landen, zoals Australië, toegestaan om met een zogenaamde "road train" met meerdere 35 aanhangers te rijden, maar in veel landen, waaronderIn road transport there is a general aim to reduce costs. An important way to achieve this is to increase the transport capacity of the truck combination, whereby one has to deal with legal regulations that limit the possibilities. For example, in some countries, such as Australia, it is permitted to ride a so-called "road train" with several 35 trailers, but in many countries, including

Nederland, is dat niet toegestaan. Een belangrijk wettelijk criterium waar men mee te maken heeft, is de totale lengte van de combinatie: die is doorgaans 16,5 m voor een tractor met semi-trailer, en 18,75 m voor een truck met trailer. Voorts is 3 een belangrijk criterium, dat een tractor slechts een enkele trailer mag trekken.Netherlands, that is not allowed. An important legal criterion that one has to deal with is the total length of the combination: it is usually 16.5 m for a semi-trailer tractor and 18.75 m for a trailer truck. Furthermore, 3 is an important criterion that a tractor may only tow a single trailer.

In Nederland is recent een proef gestart om combinaties met grotere capaciteit toe te staan. Die combinaties mogen een 5 lengte hebben tot maximaal 25,25 m, en mogen meer dan één trailer bevatten. Daarbij zijn de in figuur 1 weergegeven combinaties voorgesteld en, de één meer dan de ander, toegepast: figuur IA: een standaard combinatie van een tractor 1 met een 10 semi-trailer 2 (met een lengte van 13,60 m), met daarachter gekoppeld een korte balance trailer 6 (van ca. 7 m); figuur 1C: een truck 3 met maximale lengte (12 m) met daarachter gekoppeld een extra lange full trailer 4 (van ca.A trial has recently been started in the Netherlands to allow combinations with greater capacity. Those combinations may have a length up to a maximum of 25.25 m, and may contain more than one trailer. The combinations shown in Figure 1 have been proposed and, one more than the other, applied: Figure IA: a standard combination of a tractor 1 with a semi-trailer 2 (with a length of 13.60 m), and behind it coupled a short balance trailer 6 (of approx. 7 m); figure 1C: a truck 3 with a maximum length (12 m) with an extra-long full trailer 4 behind it (of approx.

11 m); 15 figuur 1G: een truck 3 met maximale lengte (12 m) met daarachter gekoppeld een extra lange balance trailer 5 (van ca. 9 m); figuur 1D: een korte truck 3 met een lengte van ca. 10 m, met daarachter gekoppeld een op een dolly rustende semi-trailer 2 20 (met een lengte van 13,60 m); figuur IE: een korte truck 3 met een lengte van ca. 9 m, met daarachter gekoppeld twee korte balance trailers 6 (elk met een lengte van 7 m); figuur 1F: een truck 8 met een lengte van ca. 10 m, waarvan 25 het achterste deel geschikt gemaakt is voor het ondersteunen van een semi-trailer 2 (met een lengte van 13,60 m); figuur 1B: een tractor 1 met twee semi-trailers, waarbij de tweede semi-trailer 2 (met een lengte van 13,60 m) rust op het achterste deel van de eerste semi-trailer 9 (met een lengte 30 van 11 m).11 m); Figure 1G: a truck 3 with maximum length (12 m) with an extra-long balance trailer 5 (of approximately 9 m) coupled behind it; figure 1D: a short truck 3 with a length of approximately 10 m, with a semi-trailer 2 resting on a dolly (with a length of 13.60 m) coupled behind it; figure IE: a short truck 3 with a length of approximately 9 m, with two short balance trailers 6 coupled behind it (each with a length of 7 m); figure 1F: a truck 8 with a length of approximately 10 m, of which the rear part is made suitable for supporting a semi-trailer 2 (with a length of 13.60 m); figure 1B: a tractor 1 with two semi-trailers, the second semi-trailer 2 (with a length of 13.60 m) resting on the rear part of the first semi-trailer 9 (with a length of 11 m) .

Een nadeel van al deze configuraties is, dat er steeds maximaal één semi-trailer aanwezig is. Het zou voordelen bieden om op grote wegen tussen steden te kunnen rijden met een combinatie van twee semi-trailers, waarvan de voorste rust 35 op de tractor (zie links in figuur IA) terwijl de achterste rust op een door de voorste trailer getrokken dolly (zie rechts in figuur 1D). De lengte van de twee semi-trailers wordt daarbij dan zodanig gekozen, dat de totale lengte van de combinatie dicht tegen de maximaal toelaatbare waarde aan ligt 4 (in Nederland nu 25,25 m). Een belangrijk voordeel dat hierdoor wordt bereikt, is dat de twee semi-trailers onderling identieke laadcapaciteit kunnen hebben. Voorts is een voordeel dat, voor bevoorrading in een stad, de dolly met achterste 5 semi-trailer kan worden losgekoppeld zodat de tractor met voorste semi-trailer de stad in kan (hetgeen op zich een gebruikelijke combinatie is voor bevoorrading in een stad, waarbij doorgaans de lengte van de semi-trailer korter is gekozen dan de maximaal toegestane lengte). Daarbij is het dan 10 van voordeel als deze semi-trailer is voorzien van een meesturende achteras; dit komt ten goede aan de wendbaarheid en manoeuvreerbaarheid. De voorste en achterste semi-trailer kunnen worden omgewisseld, zodat de tractor ook met de tweede semi-trailer de stad in kan. Op zich zou het ook bij de 15 combinatie van figuur 1B kunnen, dat de tractor met uitsluitend de tweede trailer gaat rijden en de eerst geparkeerd laat staan, maar die combinatie heeft als nadeel dat de twee semi-trailers niet onderling identiek zijn, en heeft bovendien als nadeel dat hij te lang is voor gebruik in 20 een stad.A disadvantage of all these configurations is that a maximum of one semi-trailer is always present. It would be advantageous to be able to drive on major roads between cities with a combination of two semi-trailers, the front of which rests on the tractor (see left in figure IA) while the rear rests on a dolly pulled by the front trailer ( see right in figure 1D). The length of the two semi-trailers is then chosen such that the total length of the combination is close to the maximum allowable value 4 (in the Netherlands now 25.25 m). An important advantage that is achieved by this is that the two semi-trailers can have mutually identical loading capacity. A further advantage is that, for supply in a city, the dolly with rear semi-trailer can be disconnected so that the tractor with front semi-trailer can enter the city (which in itself is a usual combination for supply in a city, where the length of the semi-trailer is usually chosen to be shorter than the maximum permitted length). In addition, it is then advantageous if this semi-trailer is provided with a steered rear axle; this improves maneuverability and maneuverability. The front and rear semi-trailers can be exchanged, so that the tractor can also go into town with the second semi-trailer. In itself it could also be the case with the combination of figure 1B that the tractor will only drive the second trailer and leave the first parked, but that combination has the disadvantage that the two semi-trailers are not mutually identical, and has furthermore, the disadvantage that it is too long for use in a city.

Echter, wanneer een combinatie zou worden gevormd van twee standaard semi-trailers, is het een bezwaar dat het aantal scharnierpunten in de combinatie gelijk wordt aan 3: de oplegging tussen tractor en voorste semi-trailer, de oplegging 25 tussen dolly en achterste semi-trailer, en de disselkoppeling tussen dolly en voorste semi-trailer. Dit kan lastig zijn bij manoeuvreren, het kan het weggedrag nadelig beïnvloeden, en het kan door wetgeving verboden zijn: in sommige landen waaronder Nederland is er wetgeving die voorschrijft dat het 30 aantal scharnierpunten in een combinatie niet groter mag zijn dan 2.However, if a combination of two standard semi-trailers were to be formed, it is a drawback that the number of pivot points in the combination becomes equal to 3: the support between tractor and front semi-trailer, the support between dolly and rear semi-trailers. trailer, and the drawbar coupling between dolly and front semi-trailer. This can be difficult when maneuvering, it can adversely affect road handling, and it can be prohibited by legislation: in some countries, including the Netherlands, there is legislation that stipulates that the number of pivot points in a combination may not exceed 2.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding de genoemde bezwaren te overwinnen.It is an object of the present invention to overcome the aforementioned drawbacks.

35 Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, waarin aanduidingen 5 "onder/boven", "hoger/lager", "links/rechts" etc uitsluitend betrekking hebben op de in de figuren weergegeven oriëntatie, en waarin: figuur 1 schematisch een overzicht toont van diverse 5 configuraties van vrachtwagencombinaties; figuur 2 schematisch een door de onderhavige uitvinding voorgestelde vrachtwagencombinatie illustreert; figuur 3 schematisch een standaard koppelsysteem voor semitrailers illustreert; 10 figuur 4 schematisch een meesturende achteras van een semitrailer illustreert; figuur 5 schematisch een bovenaanzicht en een zijaanzicht van een dolly toont; figuur 6 schematisch zelfsturende volgwielen van een dolly 15 volgens de onderhavige uitvinding illustreert; de figuren 7A en 7B schematische bovenaanzichten zijn die het bochtgedrag van een door de onderhavige uitvinding voorgestelde vrachtwagencombinatie illustreren.These and other aspects, features and advantages of the present invention will be further elucidated by the following description with reference to the drawings, in which like reference numerals indicate like or similar parts, in which indications 5 "below / above", "above / below" "left / right" etc relate exclusively to the orientation shown in the figures, and in which: figure 1 schematically shows an overview of various configurations of truck combinations; Figure 2 schematically illustrates a truck combination represented by the present invention; Figure 3 schematically illustrates a standard coupling system for semi-trailers; Figure 4 schematically illustrates a steered rear axle of a semi-trailer; Figure 5 schematically shows a top view and a side view of a dolly; Figure 6 illustrates schematically self-steering follow wheels of a dolly according to the present invention; Figures 7A and 7B are schematic plan views illustrating the cornering behavior of a truck combination proposed by the present invention.

20 Figuur 2 toont schematisch een bovenaanzicht en een zijaanzicht van een door de onderhavige uitvinding voorgestelde vrachtwagencombinatie 1000, bestaande uit een tractor 100, twee onderling identieke semi-trailers 200, en een dolly 300. Opgemerkt wordt, dat het economische voordelen 25 biedt als de twee semi-trailers onderling identiek zijn, maar dit is niet essentieel voor de uitvinding: bijvoorbeeld mogen de semi-trailers onderling verschillende lengten hebben.Figure 2 schematically shows a top view and a side view of a truck combination 1000, proposed by the present invention, consisting of a tractor 100, two mutually identical semi-trailers 200, and a dolly 300. It is noted that it offers economic advantages as the two semi-trailers are mutually identical, but this is not essential for the invention: for example, the semi-trailers may have mutually different lengths.

Indien in het hiernavolgende de trailers in het algemeen worden aangeduid, zal het verwijzingscijfer 200 worden 30 gebruikt. Indien specifiek de voorste of achterste trailer wordt bedoeld, zal het verwijzingscijfer worden voorzien van een toevoeging A of B; hetzelfde geldt voor componenten van de trailers.If the trailers are generally indicated below, the reference numeral 200 will be used. If the front or rear trailer is specifically meant, the reference number will be provided with an A or B addition; the same applies to components of the trailers.

Hoewel het mogelijk is dat de tractor 100 en de semi-35 trailers 200 worden voorzien van een speciaal voor deze combinatie ontworpen koppelsysteem, is het mogelijk om de onderhavige uitvinding te implementeren onder gebruikmaking van het standaard koppelsysteem 50 voor semi-trailers, en dit heeft uiteraard de voorkeur omdat het dan mogelijk is dat de 6 tractor andere semi-trailers trekt en dat de semi-trailers 200 worden getrokken door andere tractors. In het hiernavolgende zal daarom worden aangenomen, dat de tractor 100 en de dolly 300 elk zijn voorzien van een standaard oplegschotel 51 en dat 5 elke semi-trailer 200 is voorzien van een standaard kingpin 52 (zie figuur 3), zoals voor een deskundige op dit vakgebied duidelijk zal zijn en ter wille van de eenvoud niet in meer detail uitgelegd. Opgemerkt wordt, dat de tractor 100 respectievelijk het dollyframe 301 ten opzichte van de daarop 10 liggende semi-trailer 200A, 200B kan scharnieren om een verticale as 53A, 53B die gedefinieerd is door de combinatie van schotel 51A, 51B en kingpin 52A, 52b.Although it is possible that the tractor 100 and the semi-trailers 200 are provided with a coupling system specially designed for this combination, it is possible to implement the present invention using the standard semi-trailers coupling system 50, and this has of course preferred because it is then possible that the 6 tractor pulls other semi-trailers and that the semi-trailers 200 are pulled by other tractors. In the following it will therefore be assumed that the tractor 100 and the dolly 300 are each provided with a standard support plate 51 and that each semi-trailer 200 is provided with a standard kingpin 52 (see figure 3), as for a person skilled in the art on this field will be clear and not explained in more detail for the sake of simplicity. It is noted that the tractor 100 and the dolly frame 301, respectively, can pivot relative to the semi-trailer 200A, 200B lying thereon about a vertical axis 53A, 53B which is defined by the combination of tray 51A, 51B and kingpin 52A, 52b.

Figuur 5 toont schematisch een bovenaanzicht en een 15 zijaanzicht van een dolly 300. De dolly 300 heeft een frame 301 met een dissel 302. Op het frame 301 is de koppelschotel 51B gemonteerd. Voor conventioneel gebruik, namelijk voor koppeling met een conventioneel trekkend voertuig, is de dissel 302 in dit voorbeeld voorzien van een horizontaal 20 koppeloog 303, maar dit is voor de onderhavige uitvinding niet essentieel.Figure 5 schematically shows a top view and a side view of a dolly 300. The dolly 300 has a frame 301 with a drawbar 302. The coupling dish 51B is mounted on the frame 301. For conventional use, namely for coupling with a conventional towing vehicle, the drawbar 302 in this example is provided with a horizontal coupling eye 303, but this is not essential for the present invention.

De semi-trailer 200 is voorzien van een koppelinrichting 230 voor het aankoppelen van de dissel 302 van een dolly. Dit geldt in elk geval voor de voorste semi-trailer 200A, maar ook 25 voor de achterste semi-trailer 200B indien beide semi-trailers 200 identiek zijn. Bij gebruikelijke dollykoppelinrichtingen kan de dissel van de dolly horizontaal scharnieren ten opzichte van het trekkende voertuig (dus om een verticale as), en kan deze ook verticaal scharnieren ten opzichte van het 30 trekkende voertuig (dus om een horizontale as). Bij normaal rechtuitrijden is de lengterichting van de dissel uitgelijnd met de lengterichting van het trekkende voertuig, terwijl, wanneer de combinatie een bocht maakt, de lengterichting van de dissel dan een hoek groter dan 0° maakt met de lengte-35 richting van het trekkende voertuig. Deze hoek zal worden aangeduid als dollytrekhoek φ. Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding is de dollykoppelinrichting 230 voorzien van fixeermiddelen 220 die de dollytrekhoek φ fixeren op 0°, en die de genoemde scharnierbewegingen ónmogelijk 7 maken. In een mogelijke uitvoeringsvorm is de semi-trailer 200 daartoe voorzien van aan het trailerframe 201 bevestigde of bevestigbare aanslagen. Bij voorkeur is de semi-trailer 200 voorzien van een ten opzichte van het trailerframe 201 5 gefixeerde, longitudinale koker 221 waar de dissel 302 met geringe speling in past, zoals met stippellijnen geïllustreerd in figuur 5. De dissel 302 kan derhalve alleen longitudinaal in of uit de koker 221 schuiven. Om de dissel 302 in die koker 221 in longitudinale richting te fixeren, kan de koker 221 10 zijn voorzien van één of meerdere fixeerpennen 222, die bij voorkeur pneumatisch bedienbaar zijn, en die vanaf de kokerwand kunnen ingrijpen in verdiepingen in de dissel 302, zoals geïllustreerd in de uitvergroting. In een variant is een scharnierbeweging van de dissel 302 ten opzichte van het 15 trailerframe 201 in de verticale richting nog wel mogelijk.The semi-trailer 200 is provided with a coupling device 230 for coupling the drawbar 302 of a dolly. This applies in any case to the front semi-trailer 200A, but also to the rear semi-trailer 200B if both semi-trailers 200 are identical. In conventional dolly coupling devices, the pole of the dolly can pivot horizontally relative to the towing vehicle (i.e. about a vertical axis), and can also pivot vertically relative to the towing vehicle (i.e. about a horizontal axis). In normal straight-ahead, the longitudinal direction of the drawbar is aligned with the longitudinal direction of the towing vehicle, while, when the combination makes a turn, the longitudinal direction of the drawbar then makes an angle greater than 0 ° with the longitudinal direction of the towing vehicle . This angle will be referred to as dolly pull angle φ. According to an important aspect of the present invention, the dolly coupling device 230 is provided with fixing means 220 which fix the dolly pull angle φ to 0 °, and which make the said pivotal movements impossible 7. In a possible embodiment, the semi-trailer 200 is provided for this purpose with stops attached or attachable to the trailer frame 201. Preferably, the semi-trailer 200 is provided with a longitudinal tube 221 which is fixed relative to the trailer frame 201 and into which the low clearance drawbar 302 fits, such as with dotted lines illustrated in Figure 5. The drawbar 302 can therefore only be positioned longitudinally or in longitudinal direction. slide out of the tube 221. In order to fix the drawbar 302 in that tube 221 in the longitudinal direction, the tube 221 may be provided with one or more fixing pins 222, which are preferably pneumatically operable, and which can engage into recesses in the drawbar 302 from the tube wall, such as illustrated in the enlargement. In a variant, a pivotal movement of the drawbar 302 relative to the trailer frame 201 in the vertical direction is still possible.

Door deze maatregelen wordt bereikt dat, wanneer een dolly 300 is aangekoppeld achter een semi-trailer 200A, de dolly 300 zich gedraagt als zijnde een vast verlengstuk van de semi-trailer 200A. De combinatie van deze semi-trailer 200A 20 met de daaraan gekoppelde dolly 300 mag nu ook worden beschouwd als een verlengde semi-trailer 400 met twee vaste assen. In de combinatie 1000 vormen alleen de koppeling tussen de tractor 100 en de verlengde semi-trailer 400 en de koppeling tussen de verlengde semi-trailer 400 en de achterste 25 semi-trailer 200B nog een scharnierpunt.By these measures it is achieved that when a dolly 300 is coupled behind a semi-trailer 200A, the dolly 300 behaves as a fixed extension of the semi-trailer 200A. The combination of this 200A 20 semi-trailer with the dolly 300 coupled to it can now also be considered as an extended semi-trailer 400 with two fixed axles. In the combination 1000, only the coupling between the tractor 100 and the extended semi-trailer 400 and the coupling between the extended semi-trailer 400 and the rear semi-trailer 200B still form a pivot point.

De dissel 302 is vast verbonden met het dollyframe 301. Een standaard dolly is voorzien van één of meerdere wielassen, die positioneel gefixeerd zijn ten opzichte van het dollyframe 30 (met dien verstande, uiteraard, dat de wielas als geheel kan roteren om zijn lengteas dan wel dat de wielen kunnen roteren ten opzichte van de lengteas van de wielas). Een dergelijke standaard dolly is niet bruikbaar bij de onderhavige uitvinding. Bij een door de onderhavige uitvinding voorge-35 stelde dolly 300 zijn de wielen 310 zelfsturende volgwielen. Daarmee wordt bedoeld dat de wielen 310 individueel zijn gemonteerd in een wieldrager 320, welke wieldrager 320 ten opzichte van het dollyframe 301 kan scharnieren om een in hoofdzaak verticale as 321, zoals schematisch geïllustreerd in 8 figuur 6, welke verticale as 321 zich voor de rotatieas 311 van de wielen 310 kan bevinden. Een enkele wieldrager 320 kan meerdere wielen 310 naast elkaar dragen; de combinatie van wieldrager 320 en de daardoor gedragen wielen 310 zal worden 5 aangeduid als wielunit 322. Normaliter is er steeds een even aantal wielunits 322, in paren van één links en één rechts. De stand van de wieldrager 320 wordt niet actief bestuurd, maar de wieldrager 320 zoekt een stand op basis van de wrijving die het wiel 310 ondervindt van het wegdek, zodat elk wiel een 10 stuurstand inneemt die correspondeert met zijn individuele rijrichting ten opzichte van de ondergrond. Zelfsturende volgwielen zijn op zich bekend. Hoewel er dus geen sprake meer is van een zich over de gehele breedte van de wagen uitstrekkende wielas, wordt de combinatie van zich in eikaars 15 verlengde bevindende rotatieassen 11 nog steeds aangeduid als "wielas" als het aantal assen van het voertuig wordt bedoeld.The drawbar 302 is fixedly connected to the dolly frame 301. A standard dolly is provided with one or more wheel axles, which are positionally fixed with respect to the dolly frame 30 (with the understanding, of course, that the wheel axle as a whole can rotate about its longitudinal axis than that the wheels can rotate relative to the longitudinal axis of the wheel axle). Such a standard dolly is not useful in the present invention. In a dolly 300 proposed by the present invention, the wheels 310 are self-steering follow wheels. This means that the wheels 310 are individually mounted in a wheel carrier 320, which wheel carrier 320 can pivot relative to the dolly frame 301 about a substantially vertical axis 321, as schematically illustrated in figure 6, which vertical axis 321 is located in front of the axis of rotation. 311 of the wheels 310. A single wheel carrier 320 can carry a plurality of wheels 310 side by side; the combination of wheel carrier 320 and the wheels 310 carried thereby will be referred to as wheel unit 322. Normally there is always an even number of wheel units 322, in pairs of one left and one right. The position of the wheel carrier 320 is not actively controlled, but the wheel carrier 320 seeks a position based on the friction that the wheel 310 experiences from the road surface, so that each wheel assumes a steering position that corresponds to its individual driving direction relative to the ground. . Self-steering followers are known per se. Although, therefore, there is no longer any question of a wheel axle extending over the entire width of the carriage, the combination of rotation axes 11 extending in line with each other 15 is still referred to as "wheel axle" when the number of axles of the vehicle is meant.

Figuur 7A is een schematisch bovenaanzicht, dat het gedrag van de combinatie 1000 illustreert bij het begin van 20 een bocht. De tractor 100 stuurt naar links, de voorkant van de voorste trailer 200A komt naar links, de achterwielen van de voorste trailer 200A blijven vrijwel op hun plaats, de dollywielen 310 van de dolly 300 worden naar rechts gedwongen, samen met de voorkant van de achterste trailer 200B. Om deze 25 beweging te volgen, zijn de dollywielen 310 naar rechts gedraaid. De achterwielen van de achterste trailer 200B blijven vrijwel op hun plaats.Figure 7A is a schematic top view illustrating the behavior of the combination 1000 at the start of a bend. The tractor 100 steers to the left, the front of the front trailer 200A moves to the left, the rear wheels of the front trailer 200A remain virtually in place, the dolly wheels 310 of the dolly 300 are forced to the right, together with the front of the rear trailer trailer 200B. To follow this movement, the dolly wheels 310 are turned to the right. The rear wheels of the rear trailer 200B remain virtually in place.

Bij een verdere voortzetting van deze beweging in de bocht zijn de dollywielen 310 naar links gedraaid ten opzichte 30 van de achterste trailer 200B, maar zij blijven naar rechts gedraaid ten opzichte van het dollyframe 301 (zie figuur 7B).With a further continuation of this movement in the bend, the dolly wheels 310 are rotated to the left relative to the rear trailer 200B, but they remain rotated to the right relative to the dolly frame 301 (see Fig. 7B).

Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding heeft elke semi-trailer 200 een meesturende 35 achteras 210. Meesturende achterassen zijn op zich bekend, en daarom kan een uitgebreide bespreking van de constructie van een meesturende achteras achterwege worden gelaten. Onder verwijzing naar figuur 4 wordt volstaan met op te merken, dat de achteras 210 is bevestigd aan een subframe 211 dat ten 9 opzichte van een frame 201 van de semi-trailer 200 roteerbaar is om een verticale as 212, die zich bevindt in het midden-langsvlak van de semi-trailer 200. De achteras 210 is voorts voorzien van een stuurconstructie 250 die de rotatiestand van 5 de achteras 210 ten opzichte van het trailerframe bepaalt, uitgedrukt als een stuurhoek a. Onder normale omstandigheden, bij rechtuit rijden, staat de lengterichting van de achteras 210 loodrecht op de lengterichting van de semi-trailer 200; voor deze stand wordt stuurhoek a gedefinieerd als zijnde 0°.According to an important aspect of the present invention, each semi-trailer 200 has a steered rear axle 210. Steered rear axles are known per se, and therefore an extensive discussion of the construction of a steered rear axle can be omitted. With reference to Figure 4, it is sufficient to note that the rear axle 210 is attached to a subframe 211 which is rotatable relative to a frame 201 of the semi-trailer 200 about a vertical axis 212 located in the center longitudinal plane of the semi-trailer 200. The rear axle 210 is furthermore provided with a steering structure 250 which determines the rotational position of the rear axle 210 relative to the trailer frame, expressed as a steering angle a. Under normal circumstances, when driving straight ahead, the longitudinal direction of the rear axle 210 perpendicular to the longitudinal direction of the semi-trailer 200; for this position, steering angle a is defined as being 0 °.

1.0 De tractor 100 en de semi-trailer 200A kunnen ten opzichte van elkaar scharnieren om een verticale as 53A die door de kingpin 52Δ verloopt. De stand van de tractor 100 ten opzichte van de semi-trailer 200A wordt uitgedrukt als een tractorhoek β.1.0 The tractor 100 and the semi-trailer 200A can pivot relative to each other about a vertical axis 53A that runs through the kingpin 52Δ. The position of the tractor 100 relative to the semi-trailer 200A is expressed as a tractor angle β.

Onder normale omstandigheden, bij rechtuit rijden, is de 15 lengterichting van de semi-trailer 200A uitgelijnd met de lengterichting van de tractor 100; voor deze stand wordt tractorhoek β gedefinieerd als zijnde 0°. De stuurconstructie 250 is voorzien van een sensor 251 die de tractorhoek β meet. De stuurconstructie 250 stelt de stuurhoek α in als een 20 functie van de tractorhoek β.Under normal circumstances, when driving straight, the lengthwise direction of the semi-trailer 200A is aligned with the lengthwise direction of the tractor 100; for this position, tractor angle β is defined as being 0 °. The steering structure 250 is provided with a sensor 251 which measures the tractor angle β. The steering structure 250 sets the steering angle α as a function of the tractor angle β.

De precieze manier van koppelen tussen sensor 251 en stuurconstructie 250 is niet essentieel: dit kan een elektrische koppeling zijn, een hydraulische, een pneumatische, of een mechanische. Ook de implementatie van de sensor 251 is 25 niet essentieel. Figuur 2 toont schematisch een voorbeeld van een op zich bekende mechanische implementatie van sensor en koppeling, waarbij de stuurconstructie 250 een diagonaal gerichte stuurstang 253 omvat. Eén uiteinde van deze stuurstang 253 is verbonden met de achteras 210 respectievelijk het 30 subframe 211, bij een punt dat zich, in dwarsrichting gemeten, op afstand bevindt van de verticale rotatieas 212 van de achteras. Het tegenoverliggende uiteinde van de stuurstang 253 is verbonden met een punt dat gefixeerd is ten opzichte van de tractor. Meer in het bijzonder is onder de semi-trailer 200 35 een roteerbare krans gemonteerd, waarvan de rotatieas verticaal is en is uitgelijnd met de kingpin 52. Onder die roteerbare krans bevindt zich een uitsteeksel dat ingrijpt in de inloopsleuf van de schotel 51, zodat genoemde krans in rotatierichting is gekoppeld met de schotel 51. Het genoemde 10 tegenoverliggende uiteinde van de stuurstang 253 is bevestigd aan genoemde krans, bij een punt dat zich, in dwarsrichting gemeten, op afstand bevindt van de kingpin 52 en, ten opzichte van het eerstgenoemde punt, zich bevindt aan de andere zijde 5 van het verticale langsmiddenvlak van de semi-trailer 200.The precise way of coupling between sensor 251 and control structure 250 is not essential: this can be an electrical coupling, a hydraulic, a pneumatic, or a mechanical. The implementation of the sensor 251 is also not essential. Figure 2 shows schematically an example of a per se known mechanical implementation of sensor and coupling, wherein the control structure 250 comprises a diagonally directed control rod 253. One end of this control rod 253 is connected to the rear axle 210 and the subframe 211, respectively, at a point which, measured transversely, is remote from the vertical axis of rotation 212 of the rear axle. The opposite end of the steering rod 253 is connected to a point that is fixed relative to the tractor. More specifically, a semi-trailer 200 is mounted below the semi-trailer 35, the axis of rotation of which is vertical and is aligned with the kingpin 52. Below that rotatable wreath is a protrusion which engages in the run-in slot of the dish 51, so that said rim the ring is rotated in rotation direction with the dish 51. The said opposite end of the control rod 253 is attached to the ring, at a point which, measured transversely, is remote from the kingpin 52 and, relative to the first-mentioned point is located on the other side 5 of the vertical longitudinal center plane of the semi-trailer 200.

Neem aan dat de stuurstang 253 is gekoppeld met een punt aan de linkerkant van de achteras 210 en aan de rechterkant van de kingpin 52. Als de tractor 100 naar links draait, wordt genoemde krans naar links geroteerd en wordt de stuurstang 253 10 naar voren getrokken, waardoor de achteras 210 naar rechts draait.Assume that the steering rod 253 is coupled to a point on the left-hand side of the rear axle 210 and on the right-hand side of the kingpin 52. As the tractor 100 rotates to the left, said wreath is rotated to the left and the steering rod 253 is pulled forward , causing the rear axle 210 to turn to the right.

Op vergelijkbare wijze wordt de stuurhoek van de achteras 210B van de achterste semi-trailer 200B bestuurd als functie van de hoek die de dolly 300 maakt ten opzichte van de 15 rechtuit-stand.Similarly, the steering angle of the rear axle 210B of the rear semi-trailer 200B is controlled as a function of the angle that the dolly 300 makes with respect to the straight-ahead position.

Opgemerkt wordt, dat de semi-trailer 200 in figuur 2 is voorzien van een enkele achteras 210, maar dat het ook mogelijk is dat de semi-trailer 200 is voorzien van meerdere meesturende achterassen. Voorts is het mogelijk dat de 20 achteras als geheel stationair is ten opzichte van het trailerframe terwijl de individuele wielen meesturend zijn.It is noted that the semi-trailer 200 in figure 2 is provided with a single rear axle 210, but that it is also possible that the semi-trailer 200 is provided with several steered rear axles. Furthermore, it is possible that the rear axle as a whole is stationary relative to the trailer frame while the individual wheels are steered.

Het meesturen van de achteras 210 van een semi-trailer biedt voordelen bij het manoeuvreren en dus bij het rijden in een stad. Dit speelt dus een rol bij een configuratie wanneer 25 de tweede semi-trailer 200B, en dus ook de dolly 300, afwezig zijn. Maar bij de configuratie van de combinatie 1000 met beide semi-trailers kan het juist, met het oog op de maximale en minimale maat van de buitenste en binnenste draaicirkels, gunstig zijn als de achteras 210A van de voorste semi-trailer 30 200A een gefixeerde as is. Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding is de semi-trailer 200 voorzien van een detector 240 die het aankoppelen van een dolly 300 detecteert, en wordt bij het aankoppelen van een dolly 300 de trailerachteras 210 automatisch gefixeerd in zijn nulstand (de 35 stuurhoek α van de trailerachteras wordt gefixeerd op 0°), ongeacht de tractorhoek β. In een eenvoudige maar doeltreffende uitvoeringsvorm is de detector 240 geïmplementeerd als een in te drukken knop of hefboom die gemonteerd is in de koker 221, zoals schematisch weergegeven in figuur 5, en die 11 door de dissel 302 wordt ingedrukt. Als alternatief is het mogelijk om gebruik te maken van een contactloze naderings-sensor, bijvoorbeeld op basis van een ultrasoon detector of op basis van een Hall-detector, zoals op zich bekend.Driving the rear axle 210 from a semi-trailer offers advantages when maneuvering and therefore when driving in a city. This therefore plays a role in a configuration when the second semi-trailer 200B, and therefore also the dolly 300, are absent. But with the configuration of the combination 1000 with both semi-trailers it can be correct, in view of the maximum and minimum size of the outer and inner turning circles, if the rear axle 210A of the front semi-trailer 30 200A is a fixed axle. is. According to an important aspect of the present invention, the semi-trailer 200 is provided with a detector 240 which detects the coupling of a dolly 300, and when coupling a dolly 300 the trailer rear axle 210 is automatically fixed in its zero position (the steering angle α of the trailer rear axle is fixed at 0 °, regardless of the tractor angle β. In a simple but effective embodiment, the detector 240 is implemented as a push-in button or lever mounted in the sleeve 221, as shown schematically in Figure 5, and which 11 is depressed by the drawbar 302. Alternatively, it is possible to use a non-contact proximity sensor, for example on the basis of an ultrasonic detector or on the basis of a Hall detector, as is known per se.

5 De detector 240 kan zijn uitgevoerd voor het afgeven van een elektrisch, mechanisch, hydraulisch of pneumatisch signaal. In een mogelijke uitvoeringsvorm geeft de detector 240 een detectorsignaal aan de stuurconstructie 250, en is de stuurconstructie ingericht om de trailerachteras in zijn 10 nulstand vast te houden indien het ontvangen detectorsignaal duidt op de aanwezigheid van een aangekoppelde dissel, ongeacht de waarde van het van de tractorhoeksensor 251 ontvangen signaal. Deze uitvoeringsvorm is geïllustreerd in het schema van figuur 4. De precieze implementatie van de 15 wijze van fixatie kan afhangen van de implementatie van de stuurconstructie.The detector 240 can be designed to provide an electrical, mechanical, hydraulic or pneumatic signal. In a possible embodiment, the detector 240 gives a detector signal to the control structure 250, and the control structure is adapted to hold the trailer rear axle in its zero position if the received detector signal indicates the presence of a coupled drawbar, regardless of the value of the control shaft. tractor angle sensor 251 received signal. This embodiment is illustrated in the diagram of Figure 4. The precise implementation of the method of fixation may depend on the implementation of the control structure.

In een mogelijke uitvoeringsvorm worden de signalen van de tractorhoeksensor 251 naar de stuurconstructie 250 onderbroken. Met stippellijnen toont figuur 4 daartoe een door 20 het detectorsignaal bestuurde onderbreker 252 tussen de tractorhoeksensor 251 en de stuurconstructie 250. De stuurconstructie 250 ontvangt dan geen signalen meer van de tractorhoeksensor 251 en zal de trailerachteras in zijn nulstand vast houden.In a possible embodiment, the signals from the tractor angle sensor 251 to the control structure 250 are interrupted. To this end, with dotted lines, Figure 4 shows an interruptor 252 controlled by the detector signal between the tractor angle sensor 251 and the steering structure 250. The steering structure 250 then no longer receives any signals from the tractor angle sensor 251 and will hold the trailer rear axle in its zero position.

25 In een andere mogelijke uitvoeringsvorm geeft de detector 240 een detectorsignaal aan de tractorhoeksensor 251 zelf, en wordt de tractorhoeksensor 251 onwerkzaam gemaakt indien het ontvangen detectorsignaal duidt op de aanwezigheid van een aangekoppelde dissel. Deze uitvoeringsvorm is met streep-30 stippellijnen geïllustreerd in het schema van figuur 4. In het hierboven besproken voorbeeld van de roteerbare krans is het koppelpunt van de stuurstang 253 bijvoorbeeld verplaatsbaar langs de krans, en is voorzien in een verplaatsingsorgaan, bijvoorbeeld een hydraulische of pneumatische zuiger, dat het 35 genoemde koppelpunt verplaatst naar een centrale positie, zodanig dat rotatie van genoemde krans geen longitudinale verplaatsing van genoemd koppelpunt teweegbrengt.In another possible embodiment, the detector 240 gives a detector signal to the tractor angle sensor 251 itself, and the tractor angle sensor 251 is rendered ineffective if the received detector signal indicates the presence of a coupled drawbar. This embodiment is illustrated with dash-dotted lines in the diagram of Figure 4. In the example of the rotatable wreath discussed above, the coupling point of the control rod 253 is for example movable along the wreath, and a displacement member, for example a hydraulic or pneumatic piston, which moves said coupling point to a central position, such that rotation of said ring does not cause longitudinal movement of said coupling point.

1212

In figuur 5 is een uitvoeringsvorm van de dolly 300 getoond met één wielas, dat wil zeggen één stel van twee wielen 310 naast elkaar, oftewel een enkele "wielas". De uitvinding is hier echter niet toe beperkt. Figuur 8 toont 5 schematisch een uitvoeringsvorm van de dolly 300 met twee dergelijke stellen wielen 310 achter elkaar. Het voorste paar wielen wordt aangeduid met verwijzingscijfers 310A en 310B, en het achterste paar wielen wordt aangeduid met verwijzings-cijfers 310C en 310D.Figure 5 shows an embodiment of the dolly 300 with one wheel axle, i.e. one set of two wheels 310 next to each other, or a single "wheel axle". However, the invention is not limited to this. Figure 8 schematically shows an embodiment of the dolly 300 with two such sets of wheels 310 behind each other. The front pair of wheels is indicated with reference numerals 310A and 310B, and the rear pair of wheels is indicated with reference numerals 310C and 310D.

10 Zoals vermeld, zijn alle wielen van de dolly stuurbaar.10 As stated, all wheels of the dolly are steerable.

Dit biedt een grote wendbaarheid, hetgeen in het bijzonder belangrijk is bij lage snelheid. Bij hogere snelheid kan het voor de stabiliteit van het voertuig voordelen bieden als de voorste wielen 310A, 310B van de dolly 300 gefixeerd zijn in 15 een rechtuitstand. Volgens een verder aspect van de onderhavige uitvinding, schematisch geïllustreerd in het blokschema van figuur 9, is de dolly 300 voorzien van bedienbare fixeermiddelen 331 om de voorste wielen 310A, 310B van de dolly 300 te fixeren in de rechtuitstand. Een 20 bijvoorbeeld met een wiel geassocieerde snelheidssensor 332 meet de rijsnelheid. Een controller 333 ontvangt een meetsignaal van de snelheidssensor 332, en bedient de fixeermiddelen 331 indien de snelheid een voorafbepaalde drempelwaarde overschrijdt, bijvoorbeeld 50 km/h.This offers great maneuverability, which is particularly important at low speed. At higher speed it may be advantageous for the stability of the vehicle if the front wheels 310A, 310B of the dolly 300 are fixed in a straight-ahead position. According to a further aspect of the present invention, schematically illustrated in the block diagram of Fig. 9, the dolly 300 is provided with operable fixing means 331 to fix the front wheels 310A, 310B of the dolly 300 in the straight-ahead position. A speed sensor 332 associated with a wheel, for example, measures the driving speed. A controller 333 receives a measurement signal from the speed sensor 332, and operates the fixing means 331 if the speed exceeds a predetermined threshold value, for example 50 km / h.

25 In de onder verwijzing naar de figuren 2 t/m 7 besproken uitvoeringsvorm zijn de wielen van de dolly 300 zelfsturende volgwielen, typisch fuseewielen. Volgens een verder aspect van de onderhavige uitvinding zijn de wielen van de dolly 300 actief bestuurbaar, bijvoorbeeld hydraulisch gestuurde 30 fuseewielen; dergelijke wielen zijn op zich bekend. Figuur 10 is een met figuur 4 vergelijkbaar blokschema dat de besturing illustreert.In the embodiment discussed with reference to Figs. 2 to 7, the wheels of the dolly 300 are self-steering follower wheels, typically stub wheels. According to a further aspect of the present invention, the wheels of the dolly 300 are actively controllable, for example hydraulically steered steering wheels; such wheels are known per se. Figure 10 is a block diagram similar to Figure 4 illustrating control.

De sensor 251 is bij voorkeur een hydraulische sensor. De stuurconstructie 250 omvat bijvoorbeeld een hydraulische 35 tweewegklep 260, die wordt bestuurd door een controller 261, die een signaal ontvangt van de aankoppeldetector 240. Wanneer er geen dolly 300 is aangekoppeld, staat de hydraulische tweewegklep 260 in een stand die het hydraulische stuursignaal overbrengt naar de trailerachteras 210 om de stuurhoek α 13 daarvan te variëren in afhankelijkheid van de tractorhoek β. Wanneer er wel een dolly 300 is aangekoppeld, zet de controller 261 de hydraulische tweewegklep 260 in een stand die het hydraulische stuursignaal overbrengt naar de 5 stuurhydrauliek van de wielen 310 in plaats van naar de trailerachteras 210. Aldus wordt bij het aankoppelen van een dolly 300 de trailerachteras 210 automatisch gefixeerd in zijn nulstand (de stuurhoek α van de trailerachteras wordt gefixeerd op 0°), ongeacht de tractorhoek β. De detector 240 10 kan zijn uitgevoerd zoals in het voorgaande beschreven, maar kan ook zijn uitgevoerd voor het detecteren van het aankoppelen van (ter wille van de eenvoud niet weergegeven) hydrauliekleidingen van de dolly.The sensor 251 is preferably a hydraulic sensor. The control structure 250 comprises, for example, a hydraulic two-way valve 260, which is controlled by a controller 261, which receives a signal from the docking detector 240. When no dolly 300 is coupled, the hydraulic two-way valve 260 is in a position that transmits the hydraulic control signal to the trailer rear axle 210 for varying the steering angle α 13 thereof depending on the tractor angle β. When a dolly 300 is coupled, the controller 261 sets the two-way hydraulic valve 260 to a position that transmits the hydraulic steering signal to the steering hydraulics of the wheels 310 instead of to the trailer rear axle 210. Thus, when coupling a dolly 300 the trailer rear axle 210 is automatically fixed in its zero position (the steering angle α of the trailer rear axle is fixed at 0 °), regardless of the tractor angle β. The detector 240 can be designed as described above, but can also be designed for detecting the connection of hydraulic lines of the dolly (not shown for the sake of simplicity).

In een mogelijke uitvoeringsvorm, indien de dolly 15 meerdere wielen achter elkaar heeft zoals beschreven onder verwijzing naar figuur8, is er een splitser 262 die het uitgangssignaal van de tweewegklep 260 splitst in separate signalen voor de voorste dollywielen 310A,B enerzijds en de achterste wielen 310C,D anderzijds. In de leiding naar de 20 voorste dollywielen 310A,B kan dan desgewenst een onderbreker 263 zijn opgenomen, die wordt bestuurd door de snelheidssensor 332 (zie figuur 9) om het sturen van de dollywielen 310A,B bij hogere snelheden te voorkomen. In elk geval, bij lage snelheden worden alle wielen 310 van de dolly actief gestuurd 25 naar de buitenbocht, dus tegengesteld aan de tractorhoek β, waarbij de stuurhoek van de dollywielen een functie is van de tractorhoek β. Het gedrag van een aldus geconstrueerde combinatie volgens de onderhavige uitvinding is geïllustreerd in de met figuur 7A-B vergelijkbare figuur 11A-B. De tractor 30 100 stuurt naar links, de voorkant van de voorste trailer 200AIn a possible embodiment, if the dolly 15 has several wheels one after the other as described with reference to Figure 8, there is a splitter 262 which splits the output signal of the two-way valve 260 into separate signals for the front dolly wheels 310A, B on the one hand and the rear wheels 310C on the other , D on the other. In the conduit to the front dolly wheels 310A, B, an interrupter 263 can then be included, if desired, which is controlled by the speed sensor 332 (see Fig. 9) to prevent steering of the dolly wheels 310A, B at higher speeds. In any case, at low speeds, all wheels 310 of the dolly are actively steered to the outer bend, thus opposite to the tractor angle β, wherein the steering angle of the dolly wheels is a function of the tractor angle β. The behavior of a thus constructed combination according to the present invention is illustrated in Figure 11A-B, similar to Figure 7A-B. The tractor 100 drives to the left, the front of the front trailer 200A

komt naar links, de achterwielen van de voorste trailer 200A blijven vrijwel op hun plaats, de dollywielen 310 van de dolly 300 worden naar rechts gestuurd en bewegen naar rechts, samen met de voorkant van de achterste trailer 200B. De achterwielen 35 van de achterste trailer 200B blijven vrijwel op hun plaats.moves to the left, the rear wheels of the front trailer 200A remain virtually in place, the dolly wheels 310 of the dolly 300 are steered to the right and move to the right, along with the front of the rear trailer 200B. The rear wheels 35 of the rear trailer 200B remain virtually in place.

Bij een verdere voortzetting van deze beweging in de bocht behouden de dollywielen 310 hun naar rechts gedraaide stand ten opzichte van het dollyframe 301.With a further continuation of this movement in the bend, the dolly wheels 310 maintain their right-turned position with respect to the dolly frame 301.

1414

Een belangrijk voordeel wordt door deze uitvoeringsvorm geboden wanneer de achterste trailer moet worden gekoppeld met de dolly: dat kan nu relatief gemakkelijk door met de voorste trailer en aangekoppelde dolly achteruit te rijden.An important advantage is offered by this embodiment when the rear trailer is to be coupled to the dolly: this can now be done relatively easily by reversing with the front trailer and coupled dolly.

55

Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de 10 uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies. Bijvoorbeeld kan de detector 240 voor het detecteren van de aanwezigheid van een aangekoppelde dissel een mechanisch, elektrisch, pneumatisch of hydraulisch uitgangssignaal leveren.It will be clear to a person skilled in the art that the invention is not limited to the exemplary embodiments discussed above, but that various variants and modifications are possible within the scope of the invention as defined in the appended claims. For example, the detector 240 for detecting the presence of a coupled drawbar can provide a mechanical, electrical, pneumatic or hydraulic output signal.

15 Voorts is een uitvoering denkbaar waarbij de voorste trailer 200A een vaste achteras 210 heeft.Furthermore, an embodiment is conceivable in which the front trailer 200A has a fixed rear axle 210.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de trailers zogenaamde citytrailers met een lengte van 10,5 m.In a preferred embodiment, the trailers are so-called city trailers with a length of 10.5 m.

Kenmerken die alleen zijn beschreven voor een bepaalde 20 uitvoeringsvorm, zijn ook toepasbaar bij andere beschreven uitvoeringsvormen. Kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen kunnen gecombineerd worden om een andere uitvoeringsvorm te bereiken. Kenmerken die niet uitdrukkelijk zijn beschreven als zijnde essentieel, mogen ook worden weggelaten. 25 De in de conclusies gebruikte verwijzingscijfers dienen uitsluitend ter verduidelijking bij het begrijpen van de conclusies in het licht van de beschreven uitvoeringsvoorbeelden, en dienen op geen enkele wijze beperkend te worden geïnterpreteerd.Features that have only been described for a particular embodiment are also applicable to other described embodiments. Features of different embodiments can be combined to achieve a different embodiment. Features that are not explicitly described as being essential may also be omitted. The reference numerals used in the claims are for the purpose of clarification only when the claims are understood in the light of the exemplary embodiments described, and should not be interpreted in any way as being restrictive.

3030

Aldus omvat een door de onderhavige uitvinding voorgestelde vrachtwagencombinatie 1000: een tractor 100 met een oplegschotel 51; een eerste semi-trailer 200A met een gefixeerde achteras 210A, 35 die door middel van oplegging gekoppeld is met de tractor; een dolly 300 waarvan de dissel 302 is gekoppeld met het disselkoppelorgaan van de eerste semi-trailer 200A, waarbij voorzien is in fixeermiddelen 220 die aangrijpen op de aangekoppelde dissel 302 om een scharnierbeweging van de 15 dissel 302 ten opzichte van het trailerframe 201 tegen te gaan; een tweede semi-trailer 200B, die aan zijn voorzijde door middel van oplegging is gekoppeld met de dolly, en die bij 5 voorkeur een automatisch meesturende achteras 210B heeft.Thus, a truck combination 1000 proposed by the present invention comprises: a tractor 100 with a support plate 51; a first semi-trailer 200A with a fixed rear axle 210A, which is coupled to the tractor by means of support; a dolly 300, the drawbar 302 of which is coupled to the drawbar coupling member of the first semi-trailer 200A, wherein fixing means 220 are provided which engage on the coupled drawbar 302 to prevent a pivotal movement of the drawbar 302 relative to the trailer frame 201 ; a second semi-trailer 200B, which at its front is coupled by means of support to the dolly, and which preferably has an automatically steering rear axle 210B.

Alle wielen van de dolly zijn sturende volgwielen.All wheels of the dolly are steering followers.

Bij voorkeur heeft ook de eerste semi-trailer een automatisch meesturende achteras, en is er voorzien in een blokkeer-mechanisme dat de sturing van deze achteras blokkeert bij een 10 aangekoppelde dissel.Preferably, the first semi-trailer also has an automatically steered rear axle, and a blocking mechanism is provided which blocks the steering of this rear axle with a coupled drawbar.

10371141037114

Claims

A semi-trailer (200), which is arranged at its front to be coupled by means of a tractor to a tractor (100) or dolly (300), which semi-trailer comprises: a trailer frame (201); 5 a drawbar coupling member (230) for coupling to a drawbar (302) of a dolly (300); fixing means (220) associated with the drawbar coupling member (230) for counteracting a pivotal movement of a coupled drawbar (302) relative to the trailer frame 10 (201).

2. Semi-trailer according to claim 1, wherein the drawbar coupling member (230) comprises a longitudinal sleeve (221) for receiving a dolly drawbar (302) with little play, which sleeve (221) is provided with fixing means (222) around a receive the dolly drawbar (302) longitudinally.

A semi-trailer according to claim 1 or 2, further comprising: at least one steerable rear axle (210) rotatable about a vertical axis of rotation (212) with respect to the trailer frame (201); wherein the semi-trailer is arranged to keep the rear axle (210) fixed in a straight-ahead position in the presence of a coupled drawbar (302) in which the longitudinal direction of the rear axle is perpendicular to the longitudinal direction of the trailer, and in the absence thereof adjust the steering angle α between the rear axle (210) and the trailer frame (201) of a coupled drawbar (302) as a function of the tractor angle β between the longitudinal direction of the semi-trailer and the longitudinal direction of a tractor tractor (100 ).

The semi-trailer according to claim 3, further comprising: a detector 35 (240) associated with the drawbar coupling member (230) for detecting the presence of a coupled drawbar (302); 1037114 a sensor (251) for detecting the tractor angle β between the longitudinal direction of the semi-trailer and the longitudinal direction of a tractor tractor (100); a steering structure (250) for controlling the steering angle 5 α between the rear axle (210) and the trailer frame (201) as a function of the tractor angle β between the longitudinal direction of the semi-trailer and the longitudinal direction of a tractor tractor (100) .

The semi-trailer according to claim 4, wherein the steering structure (250) receives the sensor signal from the sensor (251) and the detection signal from the detector (240), and wherein the steering structure (250) is arranged to control the steerability of the rear axle ( 210) if the presence of a coupled drawbar (302) is detected, regardless of the value of the sensor signal from the sensor (251).

6. Semi-trailer according to claim 4, wherein the control structure (250) receives the sensor signal from the sensor (251), and wherein interrupting means (252) are provided which interrupt the sensor signal from the sensor (251) if the detection signal from the sensor detector (240) indicates the presence of a coupled drawbar (302).

The semi-trailer of claim 4, wherein the steering structure (250) receives the sensor signal from the sensor (251), and wherein means are provided that render the sensor (251) ineffective if the detection signal from the detector (240) indicates for the presence of a coupled drawbar (302).

A semi-trailer according to claim 7, wherein a rotatable wreath is mounted below the semi-trailer, the axis of rotation of which is vertical and aligned with the kingpin (52); 35 wherein there is a protrusion beneath said rotatable wreath which can engage into the entry slot of a dish (51); wherein the steering structure (250) comprises a diagonally directed steering rod (253), a front end of which is attached to said wreath; wherein the control rod attachment point (253) is movable along the wreath; and wherein a displacement member is provided, adapted for transversely moving said coupling point to a central position, such that rotation of said wreath does not cause longitudinal displacement of said coupling point.

The semi-trailer according to any of the preceding claims 3-8, wherein the detector (240) is implemented as a button or lever to be pressed by the drawbar (302) in the drawbar coupling member (230), or is implemented as a contactless proximity sensor. 15

A dolly (300) comprising: a doily frame (301); a drawbar (302) attached to the dolly frame (301); a support plate (51B) for coupling to the front of a semi-trailer (200B); a set of wheels (310), wherein all wheels are of the dolly steering wheels.

11. Dolly according to claim 10, wherein all wheels of the dolly are self-steering follow wheels.

The dolly of claim 10, wherein all wheels of the dolly are actively controlled wheels.

The dolly according to claim 11 or 12, wherein the dolly has two sets of wheels one behind the other, and wherein speed-dependent fixing means (331; 332; 333) are provided for fixing the front dolly wheels in a straight-ahead position at speeds above a predetermined threshold speed. 35

A truck combination (1000), comprising: a tractor (100) with a support plate (51); a first semi-trailer (200A) with a fixed rear axle (210A), the first semi-trailer being implemented according to any of claims 1-9 and coupled to the tractor (100) on its front side by means of support; a dolly (300) according to any of claims 10-5, the drawbar (302) of which is coupled to the drawbar coupling member (230) of the first semi-trailer (200A), the fixing means (220) engaging the coupled drawbar (302) to prevent pivotal movement of the drawbar (302) relative to the trailer frame (201); a second semi-trailer (200B), which is coupled to the dolly (300) on its front side by means of support.

15. Truck combination according to claim 14, wherein the second semi-trailer (200B) has a steerable rear axle (210B).

16. Truck combination according to claim 14 or 15, wherein the second semi-trailer (200B) is implemented according to any one of claims 1-9.

17. Truck combination according to any of claims 14-16, wherein the first semi-trailer (200A) is implemented according to any of claims 3-9, 25 and wherein the steerable rear axle (210A) of the first semi-trailer (200A) is fixed in its straight-ahead position due to the presence of the coupled drawbar (302) of the dolly (300).

The truck combination according to claim 14, wherein the first semi-trailer (200A) and the second semi-trailer (200B) are mutually identical.

19. Truck combination according to claim 14, wherein the dolly is designed according to claim 12, and wherein the wheels of the dolly are steered via a steering angle that is a function of the tractor angle β between the lengthwise direction of the first semi-trailer (200A) and the longitudinal direction of a tractor tractor (100). 1037114