NL1036935C2 - Hefinrichting en heforgaan voor toepassing in een hefinrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Hefinrichting en heforgaan voor toepassing in een hef- inrichting.

BESCHRIJVING

5 De onderhavige uitvinding heeft in een eerste aspect betrekking op een hefinrichting, omvattende een basis, een langgestrekte arm die met een eerste uiteinde om een horizontale eerste as zwenkbaar met de basis is verbonden, een langgestrekte mast die met een eerste uiteinde aan een tegenover het eerste uiteinde van de arm gelegen tweede uiteinde van de arm is voorzien, en een 10 aangrijpdeel dat aan een tegenover het eerste uiteinde van de mast gelegen tweede uiteinde van de mast is voorzien, waarbij de hefinrichting verder een heforgaan omvattende een basisdeel en een hefdeel omvat, waarbij het basisdeel is ingericht voor starre koppeling met het aangrijpdeel, en waarbij het hefdeel is verbonden met het basisdeel en is ingericht voor het ondersteunen van een te heffen object, waarbij 15 het hefdeel om een in een ten minste in hoofdzaak verticaal vlak gelegen derde as roteerbaar met het basisdeel is verbonden.

US 5,813,697 openbaart een bekende hefinrichting volgens de inleiding, meer specifiek een verreiker. Een verreiker is een mobiele kraan voor het heffen van in het algemeen zware objecten zoals bouwmaterialen. De bekende 20 verreiker heeft een op een onderstel voorziene basis met een cabine, waarin de bediener van de verreiker kan plaatsnemen. Het is overigens tevens bekend om de basis roteerbaar op het onderstel te voorzien. Het onderstel is voorzien van wielen zodat de verreiker zelfstandig naar een bepaalde plaats van bestemming kan worden gereden, alwaar deze kan worden ingezet bij het heffen van objecten. Aan 25 de basis is een telescooparm gekoppeld die ten opzichte van de basis zwenkbaar is om een horizontale as. Aan het van de basis af gekeerde uiteinde van de telescooparm is een met de telescooparm verbonden mast aangebracht. De mast is voorzien van een aangrijpdeel waarmee verschillende werktuigen kunnen worden gekoppeld. Hierbij kan worden gedacht aan een laadschop, een 30 grondbewerkingswerktuig, of een heforgaan. Het heforgaan van de genoemde bekende verreiker heeft een basisdeel dat met de mast koppelbaar is, en een hefdeel dat zwenkbaar om een verticale as met het basisdeel is verbonden. Een nadeel van de bovenomschreven bekende verreiker met een heforgaan is dat manoeuvreren van de verreiker, meer specifiek het onderstel met basis van de 1036935 2 verreiker, teneinde een te liften object goed te kunnen oppakken lastig is en veel tijd kost. Dit nadeel is met name aan de orde indien de verreiker wordt ingezet in een gebied met weinig ruimte, als gevolg waarvan de verreiker vaak heen en weer moet steken om een goede positie ten opzichte van het te liften object te kunnen 5 aannemen. Een doel van de onderhavige uitvinding is derhalve een oplossing voor het genoemde nadeel te verschaffen. Het genoemde doel wordt bereikt met de hefinrichting volgens de onderhavige uitvinding, die wordt gekenmerkt doordat de derde as onder het aangrijpdeel is gelegen. Door het onder het aangrijpdeel voorzien van de derde as, is ruimte gecreëerd voor het hefdeel om een volledige 10 rotatie om de derde as te maken, of een althans een nagenoeg volledige rotatie, zonder dat rotatie belangrijk wordt belemmerd door het aangrijpdeel dan wel door de mast. Een voordeel van de hefinrichting volgens de onderhavige uitvinding is dat door het roteerbaar zijn van het hefdeel ten opzichte van het basisdeel de positionering van de basis van de hefinrichting ten opzichte van het te heffen object 15 niet meer van wezenlijk belang is. Als gevolg hiervan hoeft aanmerkelijk minder te worden gemanoeuvreerd en hoeft tevens minder nauwkeurig te worden gemanoeuvreerd, aangezien bij de hefinrichting volgens de onderhavige uitvinding het hefdeel van het heforgaan zodanig kan worden geroteerd dat het object vanuit meerdere posities eenvoudig kan worden opgeheven. Men kan aldus met een 20 dergelijke hefinrichting ook om een hoek (ten opzichte van de langsrichting van de basis met telescooparm) werken.

Een met de bovenomschreven bekende verreiker vergelijkbare verreiker is bekend uit GB 1 455 952. De mast van deze bekende verreiker is om een horizontale as zwenkbaar met de telescooparm verbonden.

25 Bij voorkeur is de mast om een horizontale tweede as zwenkbaar met de arm verbonden. Als gevolg hiervan is het in hogere mate mogelijk het object tijdens het liften horizontaal te houden,

In een gunstige voorkeursuitvoeringsvorm valt het ten minste in hoofdzaak verticaal vlak samen met een verticaal vlak door het, in horizontale 30 richting gezien, midden van de arm en van de mast. Aangezien in dit geval de derde as in lijn is met het midden van de mast en de arm is het gebruiksgemak van de hefinrichting vergroot.

Bij voorkeur omvat het heforgaan twee onderling evenwijdig verlopende langwerpige vorken voor het vormen van een ondersteuningsvlak voor 3 het te heffen object. Bij verdere voorkeur zijn de vorken aan weerszijden van de derde as voorzien en bij nog verdere voorkeur op althans in hoofdzaak gelijke afstand van de derde as. Indien de derde as zich hierbij in lijn met het midden van de mast en de arm bevindt, zoals boven omschreven, en bij voorkeur indien de 5 derde as onder het aangrijpdeel is gelegen, is het buigend moment dat het object op het aangrijpingsdeel uitoefent minimaal.

Besturing van de rotatie van het hefdeel ten opzichte van het basisdeel wordt hierbij aanmerkelijk vergemakkelijkt indien het ondersteuningsvlak loodrecht ten opzichte van de derde as is gelegen.

10 Een verdere verhoging van functionaliteit van de hefinrichting wordt bereikt indien het aangrijpdeel om een horizontale vierde as zwenkbaar met de mast is verbonden.

Voor het nog verder minimaliseren van het genoemde buigend moment is het gunstig indien de derde as de vierde as snijdt of indien de derde as 15 de vierde as in directe nabijheid kruist.

Een nog hogere mate van functionaliteit van de hefinrichting wordt bereikt indien de arm om een verticale vijfde as zwenkbaar met de basis is verbonden. Aldus kan een werkbereik worden gerealiseerd dat zich cirkelvormig rondom de basis uitstrekt.

20 Bediening van de hefinrichting wordt vergemakkelijkt indien de horizontale eerste as en de horizontale tweede as zich onderling parallel uitstrekken. Aldus blijven de mast en de arm bij het zwenken om de eerste respectievelijk tweede as in lijn gelegen.

De mobiliteit van hefinrichting wordt vergroot indien de basis op een 25 voertuig is voorzien.

In een gunstige voorkeursuitvoeringsvorm omvat het basisdeel van het heforgaan een plaat en omvat het hefdeel een verdere plaat die zich parallel aan de plaat uitstrekt, waarbij één van de plaat en de verdere plaat een zich haaks opzichte van de plaat uitstrekkende asstomp waarvan de hartlijn samenvalt met de 30 derde as omvat, en waarbij de andere van de plaat en de verdere plaat een opname omvat waarin de asstomp roteerbaar is opgenomen. Op deze wijze wordt een eenvoudige doch zeer robuuste constructie verkregen voor het ten opzichte van het basisdeel roteren van het hefdeel.

Het is hierbij verder gunstig indien tussen de plaat en de verdere 4 plaat een aantal afrolorganen zijn voorzien voor het afsteunen van de verdere plaat op de plaat. De afrolorganen zijn hierbij op de ene van de plaat en de verdere plaat aangebracht en zijn ingericht om tijdens rotatie van het hefdeel op de andere van de plaat of de verdere plaat af te rollen. Het op de asstomp werkend buigend moment 5 als gevolg van het middels het hefdeel te heffen object wordt hierdoor belangrijk verminderd.

Een eenvoudige besturing van rotatie van het hefdeel ten opzichte van het basisdeel is gerealiseerd indien op de ene van de plaat en de verdere plaat een tandrad is aangebracht dat is ingericht voor samenwerking met een tandwiel dat 10 aandrijfbaar is door een op de andere van de plaat en de verdere plaat aangebrachte aandrijving. Aldus wordt door geschikte bekrachtiging van de aandrijving rotatie van het hefdeel eenvoudig en nauwkeurig gerealiseerd. Voordeel van het aanbrengen van de aandrijving op het basisdeel, en dus van het aanbrengen van het tandrad op het hefdeel, is dat er geen leidingen ten behoeve van het 15 bekrachtigen van de aandrijving naar het hefdeel hoeven te verlopen en het hefdeel aldus naar believen en zonder beperking om de derde as kan worden geroteerd.

Het is hierbij gunstig indien de aandrijving hydraulisch is bekrachtigd. Aangezien bovenomschreven hefinrichtingen in het algemeen reeds een hydraulische aandrijving ten behoeve van het bedienen van de arm en de mast 20 aan boord hebben, kan aldus de aandrijving ten behoeve van rotatie van het hefdeel eenvoudig worden aangesloten op het reeds bestaande hydraulisch aandrijfsysteem.

De onderhavige uitvinding heeft in een tweede aspect betrekking op een heforgaan, met name voor toepassing in een hefinrichting volgens het eerste 25 aspect van de uitvinding, het heforgaan omvattende een basisdeel en een hefdeel, waarbij het basisdeel is ingericht voor starre koppeling met een aangrijpdeel van de hefinrichting, en waarbij het hefdeel is verbonden met het basisdeel en is ingericht voor het ondersteunen van een te heffen object, waarbij het hefdeel om een in een ten minste in hoofdzaak verticaal vlak gelegen derde as roteerbaar met het 30 basisdeel is verbonden, waarbij de derde as, althans in gekoppelde toestand van het heforgaan met het aangrijpdeel van de hefinrichting, onder het aangrijpdeel is gelegen. Voordelen van een dergelijk heforgaan volgens de onderhavige uitvinding zijn analoog aan de bovenomschreven voordelen van de hefinrichting volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding. Het is in dit kader denkbaar dat het 5 heforgaan ook in combinatie met andere dan bovenomschreven hefinrichtingen wordt toegepast, bijvoorbeeld bij een heftruck of een andere dan de bovenomschreven mobiele danwel stationaire kraan.

De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand 5 van een voorkeursuitvoeringsvorm van een hefinrichting volgens de onderhavige uitvinding aan de hand van de navolgende figuren:

Figuur 1 toont in isometrische weergave een voorkeursuitvoeringsvorm van een hefinrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 2 toont in isometrische weergave de hefinrichting volgens 10 figuur 1;

Figuur 3 toont in nader detail een onderdeel van de hefinrichting volgens figuur 1;

Figuur 4 toont in gedeeltelijke doorsnede in zijaanzicht het onderdeel volgens figuur 3.

15 In figuur 1 en 2 is een hefinrichting, meer specifiek een verreiker 1 volgens de onderhavige uitvinding weergegeven. Verreiker 1 heeft een basis 2 omvattende een bovenste gedeelte 210 dat via een draaikrans 230 ten opzichte van het onderste gedeelte 220 kan roteren. In het bovenste gedeelte 210 is een cabine 240 voorzien waarin de bediener van de verreiker 1 kan plaatsnemen. Met het 20 bovenste gedeelte 210 is een om een horizontale as ten opzichte van het bovenste gedeelte 210 zwenkbare telescooparm 3 verbonden. De lengte alsmede de hoekstand van telescooparm 3 kan hydraulisch worden gewijzigd (niet nader in de figuren weergegeven). Aan het van basis 2 af gekeerde uiteinde van telescooparm 3 is een mast 4 voorzien. Mast 4 kan om horizontale as 5 zwenken ten opzichte van 25 telescooparm 3. De hoekstand van mast 4 ten opzichte van telescooparm 3 kan worden ingesteld middels bekrachtiging van zuiger-cilindercombinatie 301. Ter plaatse van het van telescooparm 3 afgekeerde uiteinde van mast 4 Is een aangrijpdeel 6 voorzien. Aangrijpdeel 6, dat met name in figuur 3 duidelijk is weergegeven, is ten opzichte van mast 4 zwenkbaar om horizontale as 8 met mast 4 30 verbonden. Hierbij kan de hoekstand van aangrijpdeel 6 ten opzichte van mast 4 worden ingesteld door zuiger-cilindercombinatie 401.

In figuur 3 is weergegeven dat heforgaan 20 aan aangrijpdeel 6 is gekoppeld. Heforgaan 20 heeft een basisdeel 21 en een hefdeel 22. Hefdeel 22 kan roteren ten opzichte van basisdeel 21. Basisdeel 21 heeft twee verticale platen 202 6 die zijn bevestigd op een horizontale plaat 25. Tussen platen 202 is een horizontaal verlopende stang 201 bevestigd. Stang 201 is geschikt om te worden opgenomen in uitsparingen 61 die zijn voorzien in aangrijpdeel 6 (zie figuur 4). Aangrijpdeel 6 heeft verder twee horizontaal transleerbare pennen 62 die vallen in overeenkomstige 5 gaten in platen 202 van basisdeel 21 teneinde na opname van stang 201 in uitsparingen 61 basisdeel 21 te fixeren ten opzichte van aangrijpdeel 6. Door de starre koppeling van basisdeel 21 met aangrijpdeel 6, kan aldus basisdeel 21, en daarmee heforgaan 20, worden gezwenkt om horizontale as 8 ten opzichte van mast 4.

10 Hefdeel 22 van heforgaan 20 omvat een plaat 28 en een daarmee verbonden ondersteuning 34 voor vorken 24a, 24b. Hierbij kan de positie van vorken 24a, 24b in horizontale richting gezien worden ingesteld. Op plaat 25 van basisdeel 21 is een asstomp 26 bevestigd welke zich vanaf plaat 25 haaks en neerwaarts richting plaat 28 uitstrekt. Asstomp 26 is, in horizontale richting en dwars op de arm 15 3 en de mast 4 gezien, gelegen in het midden van de arm en de mast, ofwel, in lijn met de langsrichting van de arm en de mast. Tevens snijdt de hartlijn van asstomp 23 de hartlijn van horizontale as 8. Tevens zijn op de onderzijde van plaat 25 een aantal loopwielen 27 voorzien. Op plaat 28 van hefdeel 22, die parallel ligt aan plaat 25 van basisdeel 21, is een bus 29 aangebracht waarin asstomp 26 met 20 nauwkeurige passing opneembaar is. Na het schuiven van bus 29 om asstomp 26 wordt borging 35 aangebracht, die voorkomt dat bus 29 neerwaarts van asstomp 26 af kan schuiven. Borging 35 wordt zodanig aangebracht dat loopwielen 27 onder een lichte voorspanning over plaat 28 af rollen. Loopwielen 27 zijn overigens aangebracht om het buigend moment op asstomp 26 als gevolg van het te heffen 25 object 7 aanzienlijk te verminderen. In plaats van loopwielen 27 voldoet eveneens bijvoorbeeld een concentrisch ten opzichte van asstomp 23 en tussen platen 25 en 28 geplaatst taatslager dat een diameter heeft die aanzienlijk groter is dan de diameter van asstomp 23.

Voor het bedienen van rotatie van hefdeel 22 ten opzichte van 30 basisdeel 21 is op plaat 28 een tandrad 30 bevestigd. Op plaat 25 is een hydromotor 22 aangebracht die is voorzien van een zich neerwaarts door plaat 25 heen uitstrekkende as 37, op het einde waarvan een tandwiel 31 is bevestigd. Aldus kan door geschikte bekrachtiging van hydromotor 32 hefdeel 22 ten opzichte van basisdeel 21 worden geroteerd. Zoals in figuur 2 en figuur 4 is getoond kan door de 7 ligging van asstomp 23, of althans diens hartlijn, onder aangrijpdeel 6 en daarmee tevens recht onder het althans van telescooparm 3 afgekeerde uiteinde van de mast 4 het hefdeel een volledige rotatie in het horizontale vlak maken. Hydromotor 32 kan op het reeds op de verreiker 1 aanwezige hydraulisch circuit worden aangesloten.

5 De verreiker 1 heeft een aanmerkelijk grotere functionaliteit en bediengemak, aangezien met de verreiker 1 ook objecten kunnen worden opgeheven die op posities naast heforgaan 20 bevinden, dat wil zeggen objecten die niet in lijn met de telescooparm 3 en de mast 4 zijn gelegen. Dit wil zeggen dat bijvoorbeeld in geval van het heffen van een pallet, de oriëntatie van de pallet op 10 zich ten opzichte van de verreiker 1 niet relevant is. Een pallet kan in veel gevallen slechts vanaf twee van de vier omtrekszijden worden benaderd door de vorken 24a, 24b van het heforgaan. Bij de verreiker 1 volgens de onderhavige uitvinding kan het hefdeel 22 van heforgaan 20 nu allereerst zo worden geroteerd dat vorken 24a, 24b zich haaks op de geschikte omtrekszijde van de pallet uitstrekken, waarna de 15 vorken 24a, 24b onder de pallet worden bewogen. Hierbij kan de basis 2 van verreiker 1 op zijn plaats blijven staan en hoeft er aldus niet of althans minimaal met de basis te worden gemanoeuvreerd om een object te kunnen oppakken.

20 1036935

Claims (14)

1. Hefinrichting (1), omvattende een basis (2), een langgestrekte arm (3) die met een eerste uiteinde om een horizontale eerste as zwenkbaar met de 5 basis is verbonden, een langgestrekte mast (4) die met een eerste uiteinde aan een tegenover het eerste uiteinde van de arm gelegen tweede uiteinde van de arm is voorzien, en een aangrijpdeel (6) dat aan een tegenover het eerste uiteinde van de mast gelegen tweede uiteinde van de mast is voorzien, waarbij de hefinrichting (1) verder een heforgaan (20) omvattende een basisdeel (21) en een hefdeel (22) 10 omvat, waarbij het basisdeel is ingericht voor starre koppeling met het aangrijpdeel, en waarbij het hefdeel is verbonden met het basisdeel en is ingericht voor het ondersteunen van een te heffen object (7), waarbij het hefdeel (22) om een in een ten minste in hoofdzaak verticaal vlak gelegen derde as (23) roteerbaar met het basisdeel (21) is verbonden, met het kenmerk, dat de derde as (23) onder het 15 aangrijpdeel (6) is gelegen.

2. Hefinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de mast (4) om een horizontale tweede as (5) zwenkbaar met de arm (3) is verbonden.

3. Hefinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het ten minste in hoofdzaak verticaal vlak samenvalt met een verticaal vlak door het, in 20 horizontale richting gezien, midden van de arm (3) en van de mast (4).

4. Hefinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het heforgaan (20) twee onderling evenwijdig verlopende langwerpige vorken (24a, 24b) omvat voor het vormen van een ondersteuningsvlak voor het te heffen object (7).

5. Hefinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het ondersteuningsvlak loodrecht ten opzichte van de derde as (23) is gelegen.

6. Hefinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aangrijpdeel (6) om een horizontale vierde as (8) zwenkbaar met de mast (4) is verbonden.

7. Hefinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de arm (3) om een verticale vijfde as zwenkbaar met de basis (2) is verbonden.

8. Hefinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de horizontale eerste as en de horizontale tweede as (5) zich onderling 1036935 parallel uitstrekken.

9. Hefinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de basis (2) op een voertuig is voorzien.

10. Hefinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat het basisdeel (21) van het heforgaan (20) een plaat (25) omvat en dat het hefdeel (22) een verdere plaat (28) omvat die zich parallel aan de plaat (25) uitstrekt, waarbij één van de plaat (25) en de verdere plaat (28) een zich haaks opzichte van de plaat (25) uitstrekkende asstomp (26) waarvan de hartlijn samenvalt met de derde as (23) omvat, en waarbij de andere van de plaat (25) en de verdere 10 plaat (28) een opname (29) omvat waarin de asstomp (26) roteerbaar is opgenomen.

11. Hefinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat tussen de plaat (25) en de verdere plaat (28) een aantal afrolorganen (27) zijn voorzien voor het afsteunen van de verdere plaat (28) op de plaat (25).

12. Hefinrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat op de ene van de plaat (25) en de verdere plaat (28) een tandrad (30) is aangebracht dat is ingericht voor samenwerking met een tandwiel (31) dat aandrijfbaar is door een op de andere van de plaat (25) en de verdere plaat (28) aangebrachte aandrijving (32).

13. Hefinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de aandrijving (32) hydraulisch is bekrachtigd.

14. Heforgaan (20), met name voor toepassing in een hefinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, het heforgaan omvattende een basisdeel (21) en een hefdeel (22), waarbij het basisdeel is ingericht voor starre 25 koppeling met een aangrijpdeel (6) van de hefinrichting (1), en waarbij het hefdeel is verbonden met het basisdeel en is ingericht voor het ondersteunen van een te heffen object (7), waarbij het hefdeel (22) om een in een ten minste in hoofdzaak verticaal vlak gelegen derde as (23) roteerbaar met het basisdeel (21) is verbonden, met het kenmerk, dat de derde as, althans in gekoppelde toestand van het 30 heforgaan met het aangrijpdeel van de hefinrichting, onder het aangrijpdeel is gelegen. 1036935