NL1036751C2 - Inrichting en werkwijze voor het condenseren van periodiek vrijkomende hoeveelheden damp. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het condenseren van periodiek vrijkomende hoeveelheden damp.

BESCHRIJVING

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het condenseren van periodiek vrijkomende hoeveelheden damp, omvattende een condensatievat met daarin voorziene sproeimiddelen voor het in bedrijf met een koelvloeistof besproeien van via een dampinlaat in het condensatievat stromende damp teneinde de damp te condenseren, de inrichting verder omvattende een 10 buffervat voor koelvloeistof dat in verbinding staat met de sproeimiddelen.

Bij het stoomschilproces wordt een hoeveelheid knolvruchten zoals bijvoorbeeld aardappelen in een drukvat geplaatst. Vervolgens wordt er gedurende een bepaalde tijd stoom onder hoge druk in het drukvat gebracht. Daarna wordt de stoom zeer snel afgeblazen. Als gevolg daarvan worden de knolvruchten van hun 15 schil ontdaan.

Een belangrijke eigenschap van het stoomschilproces is het periodiek afblazen van grote hoeveelheden stoom. Voor het reduceren van de hoeveelheid stoom wordt een condensor toegepast, waarin de vanuit het drukvat afgeblazen stoom stroomt teneinde deze te condenseren. Bij een bekende 20 condensor wordt koelvloeistof van bovenaf in de condensatieruimte van de condensor gesproeid. De gesproeide koelvloeistof zorgt er voor dat de in de condensatieruimte stromende damp wordt gecondenseerd, althans voor wat betreft de condenseerbare componenten daarvan. Onderin de condensor vormt zich een waterbuffer van opgewarmde koelvloeistof en gecondenseerde stoom, waarbij 25 middels een pomp deze vloeistof via een koelinstallatie terug wordt geleid naar de koelwateringang aan de bovenzijde van de condensor. Een nadeel van deze bekende condensor is dat doordat voor het condenseren van de periodiek vrijkomende hoeveelheid stoom periodiek een zeer grote hoeveelheid koelvloeistof benodigd is, de pomp een zeer hoog debiet dient te hebben. Daarnaast wordt de 30 pomp niet continu aangedreven, hetgeen de efficiëntie niet ten goede komt. Om deze redenen is de efficiëntie van een dergelijke condensor laag. Een doel van de onderhavige uitvinding is derhalve een inrichting voor het condenseren van een periodiek vrijkomende hoeveelheid damp te verschaffen met een hogere efficiëntie. Het genoemde doel is bereikt met de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, 1036751 2 welke wordt gekenmerkt doordat het buffervat boven het condensatievat is geplaatst, waarbij het buffervat via een stortpijp met de sproeimiddelen is verbonden voor het onder invloed van zwaartekracht vanuit het buffervat, via de stortpijp, door de sproeimiddelen in het condensatievat doen stromen van de koelvloeistof. Een 5 voordeel van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is doordat het buffervat boven het condensatievat is geplaatst en het buffervat middels een stortpijp met de sproeimiddelen is verbonden, op zeer eenvoudige wijze onder invloed van zwaartekracht periodiek een grote hoeveelheid koelvloeistof in het condensatievat kan worden gebracht. Een grote pomp voor het opbrengen van het periodiek 10 benodigde hoge debiet aan koelvloeistof kan derhalve achterwege blijven. Hierdoor zijn de kosten van een dergelijke inrichting volgens de onderhavige uitvinding laag.

Bij voorkeur omvat de stortpijp een kleporgaan dat is ingericht om in bedrijf periodiek een hoeveelheid koelvloeistof door te laten. Door geschikte automatische of handmatige bediening van het kleporgaan wordt de toevoer van 15 koelvloeistof vanuit het buffervat naar de sproeimiddelen op eenvoudige wijze gerealiseerd. Indien koelvloeistof is benodigd wordt de klep geheel geopend zodat het instromende debiet koelvloeistof zo groot mogelijk is en tussen twee afblaasperioden van stoom in wordt de klep geheel gesloten.

Ten behoeve van het efficiënt hergebruiken van vloeistof omvat het 20 condensatievat een vloeistofuitlaat die via een vloeistofleiding is verbonden met het buffervat, waarbij in de vloeistofleiding pompmiddelen zijn opgenomen voor het forceren van een vloeistofstroom vanuit het condensatievat naar het buffervat. Aangezien het periodiek grote benodigde debiet aan koelvloeistof onder invloed van zwaartekracht via de stortpijp in het condensatievat wordt gebracht, hebben de 25 pompmiddelen slechts als functie de door de damp opgewarmde koelvloeistof alsmede de gecondenseerde dampcomponenten via de vloeistofleiding terug te pompen naar het buffervat. Dit kan in tegenstelling tot het sproeien continu plaatsvinden, zodat het debiet van de pompmiddelen aanzienlijk geringer kan worden gekozen dan het hoge periodiek benodigde debiet aan koelvloeistof. Tevens 30 worden de pompmiddelen doordat deze continu in bedrijf zijn meer efficiënt benut dan de pompmiddelen volgens de boven omschreven bekende condensor volgens de inleiding.

Ten behoeve van het herbenutten van de restwarmte van de opgewarmde koelvloeistof en gecondenseerde dampcomponenten omvat de 3 inrichting koelmiddelen voor het koelen van de koelvloeistof.

In een eenvoudige uitvoeringsvorm zijn de koelmiddelen ingericht voor het koelen van vloeistof in de vloeistofleiding. Aangezien de vloeistof continu door de vloeistofleiding stroomt, kunnen voor deze situatie optimale koelmiddelen 5 worden geplaatst.

Voor het waarborgen van een continue vloeistofstroom vanuit het condensatievat terug naar de vloeistofbuffer omvat het condensatievat bij voorkeur een vloeistofbuffer die in verbinding staat met de vloeistofuitlaat.

Efficiënt condenseren van de periodiek vrijkomende hoeveelheden 10 damp wordt bereikt indien de dampinlaat op een hoger niveau dan de sproeimiddelen is gelegen, waarbij in bedrijf ter plaatse van de sproeimiddelen de stroomrichting van zowel de in het condensatievat stromende damp als de uit de sproeimiddelen stromende koelvloeistof althans in hoofdzaak neerwaarts is gericht.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het 15 condenseren van periodiek vrijkomende hoeveelheden damp, omvattende de stappen van: a. het periodiek in een condensatievat doen stromen van damp, b. het in het condensatievat middels sproeimiddelen met koelvloeistof besproeien van de damp teneinde de damp te condenseren.

20 Een dergelijke werkwijze is bekend. Nadelen van de genoemde bekende werkwijze zijn analoog aan de boven reeds omschreven nadelen van de bekende inrichting. De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding kenmerkt zich doordat de koelvloeistof vanuit een boven het condensatievat geplaatst buffervat via een stortpijp onder invloed van zwaartekracht door de sproeimiddelen in het 25 condensatievat wordt gebracht. Voordelen van een dergelijke werkwijze volgens de onderhavige uitvinding zijn analoog aan de boven omschreven voordelen van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting voor het 30 condenseren van periodiek vrijkomende hoeveelheden damp volgens de uitvinding aan de hand van de bijgaande figuur 1, waarin schematisch een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding is weergegeven.

In figuur 1 is een inrichting voor het condenseren van periodiek 4 vrijkomende hoeveelheden damp weergegeven. Een dergelijke inrichting wordt ook wel een condensor 1 genoemd. Condensor 1 omvat een condensatievat 2 met daarin een condensatieruimte 20 voor het daarin condenseren van damp, zoals waterdamp. De damp stroomt vanuit een niet in de figuur weergegeven 5 stoomschiller via dampinlaat 3 periodiek, dat wil zeggen tijdens een afblaasperiode van de stoomschiller in condensatievat 2. In het condensatievat 2 is een aantal sproeiers 4 voorzien voor het besproeien van de in condensatievat 2 stromende damp teneinde de damp te condenseren, althans, teneinde de condenseerbare componenten van de damp te condenseren.

10 Het hiervoor benodigde koelwater wordt aangevoerd vanuit een buffervat 7. Buffervat 7 is direct boven condensatievat 2 geplaatst. Het binnenste van buffervat 7 staat via een stortpijp 5 in verbinding met de condensatieruimte 20 in condensatievat 2. Aan het onderste uiteinde van stortpijp 5 is een klep 6 voorzien, die door de vakman op zich bekende middelen 61 handmatig dan wel automatisch 15 kan worden bediend. Door klep 6 te openen is het mogelijk een grote hoeveelheid koelwater vrijwel instantaan vanuit buffervat 7 via stortpijp 5 onder invloed van de zwaartekracht in het condensatievat 2 te brengen, alwaar het via sproeiers 4 over de instromende damp wordt gesproeid.

Door de damp opgewarmd koelwater en gecondenseerde 20 dampcomponenten komen onderin het condensatievat 2 terecht in warmwaterbuffer 8. Onderaan warmwaterbuffer 8 is een warmwateruitlaat 9 voorzien die via vloeistofleidingen 11 in verbinding staat met buffervat 7. Een pomp 10 is in leiding 11 aangebracht om water vanuit de warmwaterbuffer 8 in het buffervat 7 te forceren. Tevens is in leiding 11 een koeler 12 voorzien voor het koelen van het door leiding 25 11 stromende opgewarmde koelwater en gecondenseerde damp. Door toepassing van koeler 12 is het water wanneer het in buffervat 7 aankomt voldoende afgekoeld zodat het wederom kan worden gebruikt als koelwater voor het condenseren van damp.

Verder is een afblaasleiding 13 voorzien waardoor eventuele 30 ingesloten lucht en niet-condenseerbare dampcomponenten kan ontwijken. Tevens is het bovenste van condensatievat 2 via een leiding 15 verbonden met het binnenste van buffervat 7, waarbij leiding 15 dienst doet als overloopleiding voor het in buffervat 7 opgeslagen koelwater. Verder zijn nog sensoren 14 aangebracht die in werkzame verbinding staan met pomp 10 om zodoende een gewenst niveau van 5 water in de warmwaterbuffer 8 te handhaven.

In bedrijf stroomt periodiek een zeer grote hoeveelheid damp vanuit een stoomschiller via dampinlaat 3 in condensatievat 2. Op dat moment wordt klep 6 volledig geopend zodat instantaan een zeer grote hoeveelheid koelwater vanuit 5 buffervat 7 over de damp wordt gesproeid teneinde deze te condenseren. Tussen twee afblaasperioden van de stoomschiller, dat wil zeggen indien er geen damp in condensatievat 2 stroomt, is klep 6 gesloten. Zowel tijdens een periode van condenseren als een tussenliggende periode wordt water vanuit warmwaterbuffer 8 middels pomp 10 continu via koeler 12 naar buffervat 7 gepompt. Het benodigd 10 debiet van de pomp is dus klein ten opzichte van het periodiek zeer hoge debiet van middels stortpijp 5 in condensatievat 2 stromende hoeveelheid koelwater.

15

Claims (8)

1. Inrichting voor het condenseren van periodiek vrijkomende hoeveelheden damp, omvattende een condensatievat met daarin voorziene 5 sproeimiddelen voor het in bedrijf met een koelvloeistof besproeien van via een dampinlaat in het condensatievat stromende damp teneinde de damp te condenseren, de inrichting verder omvattende een buffervat voor koelvloeistof dat in verbinding staat met de sproeimiddelen, met het kenmerk, dat het buffervat boven het condensatievat is geplaatst, waarbij het buffervat via een stortpijp met de 10 sproeimiddelen is verbonden voor het onder invloed van zwaartekracht vanuit het buffervat, via de stortpijp, door de sproeimiddelen in het condensatievat doen stromen van de koelvloeistof.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stortpijp een kleporgaan omvat dat is ingericht om in bedrijf periodiek een hoeveelheid 15 koelvloeistof door te laten.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het condensatievat een vloeistofuitlaat omvat die via een vloeistofleiding is verbonden met het buffervat, waarbij in de vloeistofleiding pompmiddelen zijn opgenomen voor het forceren van een vloeistofstroom vanuit het condensatievat naar het buffervat.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de inrichting koelmiddelen omvat voor het koelen van de koelvloeistof.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de koelmiddelen zijn ingericht voor het koelen van vloeistof in de vloeistofleiding.

6. Inrichting volgens conclusie 3, 4 of 5, met het kenmerk, dat het 25 condensatievat een vloeistofbuffer omvat die in verbinding staat met de vloeistofuitlaat.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de dampinlaat op een hoger niveau dan de sproeimiddelen is gelegen, waarbij in bedrijf ter plaatse van de sproeimiddelen de stroomrichting van zowel de 30 in het condensatievat stromende damp als de uit de sproeimiddelen stromende koelvloeistof althans in hoofdzaak neerwaarts is gericht.

8. Werkwijze voor het condenseren van periodiek vrijkomende hoeveelheden damp, omvattende de stappen van: a. het periodiek in een condensatievat doen stromen van damp, 1036751 b. het in het condensatievat middels sproeimiddelen met koelvloeistof besproeien van de damp teneinde de damp te condenseren, met het kenmerk, dat de koelvloeistof vanuit een boven het condensatievat geplaatst 5 buffervat via een stortpijp onder invloed van zwaartekracht door de sproeimiddelen in het condensatievat wordt gebracht. 10 1. s a 7 s 1