NL1036642C2 - Inrichting voor het in een watergang afvangen van sediment, alsmede werkwijze voor de plaatsing daarvan. - Google Patents

Inrichting voor het in een watergang afvangen van sediment, alsmede werkwijze voor de plaatsing daarvan. Download PDF

Info

Publication number
NL1036642C2
NL1036642C2 NL1036642A NL1036642A NL1036642C2 NL 1036642 C2 NL1036642 C2 NL 1036642C2 NL 1036642 A NL1036642 A NL 1036642A NL 1036642 A NL1036642 A NL 1036642A NL 1036642 C2 NL1036642 C2 NL 1036642C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
flow
sludge
settling
sediment
watercourse
Prior art date
Application number
NL1036642A
Other languages
English (en)
Inventor
Johan Harm Voorma
Erik Cornelis Mulder
Mark Johan Hensen
Cornelis Heuvel
Original Assignee
Arcadis Nederland
Mulder Consultancy B V
Adviesbureau Hensen
Den Heuvel Werkendam B V Van
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Arcadis Nederland, Mulder Consultancy B V, Adviesbureau Hensen, Den Heuvel Werkendam B V Van filed Critical Arcadis Nederland
Priority to NL1036642A priority Critical patent/NL1036642C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1036642C2 publication Critical patent/NL1036642C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B3/00Engineering works in connection with control or use of streams, rivers, coasts, or other marine sites; Sealings or joints for engineering works in general
    • E02B3/02Stream regulation, e.g. breaking up subaqueous rock, cleaning the beds of waterways, directing the water flow
    • E02B3/023Removing sediments

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Barrages (AREA)

Description

Inrichting voor het in een watergang afvangen van sediment, alsmede werkwijze voor de plaatsing daarvan
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 werkwijze voor het in een watergang plaatsen van één of meer middelen voor het afvangen van sediment.
Voorts heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het in een watergang afvangen van sediment.
Het is gewenst om sediment, zoals slib en zand, op 10 een gecontroleerde wijze af te vangen, teneinde zo de noodzaak van conventioneel baggeren te voorkomen. Baggeren is bewerkelijk en brengt bovendien het bodemleven aanzienlijke schade toe. Daarnaast kan de waterkwaliteit worden verbeterd door het afvangen van in de watergang 15 aanwezige sediment, en kan daarmee worden voorkomen dat stroomafwaarts bezinking plaatsvindt.
Een doel van de onderhavige uitvinding is om de problemen uit de stand van de techniek althans gedeeltelijke te voorkomen, en meer in het bijzonder om op een 20 gecontroleerde wijze sediment in een watergang af te vangen.
Het genoemde doel is bereikt met de werkwijze voor het in een watergang plaatsen van één of meer middelen voor het afvangen van sediment volgens de onderhavige uitvinding, omvattende de stap van het in een doorstroomgebied dat een 25 doorstroomoppervlak omvat dat groter is dan stroomopwaarts van dit doorstroomgebied, nabij een bodem van de watergang aanbrengen van één of meer bezinkbakken voor het daarin afvangen van sediment, verder omvattende de stap van het stroomopwaarts van de bezinkbakken in de watergang 30 aanbrengen van één of meer sensoren voor het daarmee bepalen van stromingskarakteristieken, zoals debiet en hoeveelheid opgelost zand en/of slib.
Doordat het doorstroomoppervlak ten opzichte van enige afstand stroomopwaarts is toegenomen, zal bij 2 hetzelfde doorstroomvolume (ofwel hetzelfde debiet), de doorstroomsnelheid zijn afgenomen. Doordat de doorstroomsnelheid lager is, zal bezinking van in de stroming aanwezige deeltjes, waaronder slib en zand, eerder 5 optreden. De bezinkbakken worden juist daar aangebracht waar het toegenomen doorstroomoppervlak tot een afname van de stroomsnelheid en daardoor tot een toename van de bezinking leidt.
Door het stroomopwaarts van de bezinkbakken in de 10 watergang meten van stromingskarakteristieken, kan met behulp van een centrale regeleenheid een gewenste instelling van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding worden bepaald, waarbij bijvoorbeeld de slibafvangmiddelen zodanig worden bijgesteld dat de zich op enige afstand boven de 15 bodem voortbewegende in suspensie bevindende sliblaag optimaal wordt afgevangen. Aanpassingen van de slibafvangmiddelen zijn bijvoorbeeld het instellen van de hoogte van de slibafvangmiddelen, en het instellen van een hoek waaronder lamellen ten opzichte van de 20 stromingsrichting van het water zijn gepositioneerd.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de werkwijze voorafgegaan door de stap van het in het doorstroomgebied verdiepen en/of verbreden van de watergang, teneinde een kunstmatige vergroting van het 25 doorstroomoppervlak te verschaffen. Door deze kunstmatige vergroting van het doorstroomoppervlak kan de stroomsnelheid in de watergang worden beïnvloed. Hierdoor is het mogelijk om de locatie waar bezinking zal plaatsvinden te beïnvloeden.
30 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het doorstroomoppervlak in het doorstroomgebied ten minste 10% groter dan stroomopwaarts van dit doorstroomgebied. Een verschil van 10% is van voldoende invloed gebleken om tot 3 een toename in de bezinking van in de watergang aanwezige slib- en zanddelen te leiden.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stap van het naast elkaar en in 5 hoofdzaak dwars op de stromingsrichting van het water in de watergang plaatsen van ten minste twee in hoofdzaak langwerpige bezinkbakken. Doordat zware delen sneller bezinken dan lichtere delen, zullen in de meest stroomopwaarts gelegen bezinkbak voornamelijk zanddelen 10 worden afgevangen. Daarentegen zal de meest stroomafwaarts gelegen bezinkbak voornamelijk slib afvangen, doordat slibdeeltjes door hun lager soortelijk gewicht langzamer bezinken. Wanneer meer dan twee bezinkbakken worden toegepast, zullen de middelste bezinkbakken vooral een 15 combinatie van zand en slib afvangen, waarbij in de stromingsrichting gezien het aandeel slib zal toenemen en het aandeel zand zal afnemen. Bij voorkeur omvatten de bezinkbakken een modulair koppelbare vorm, opdat op de bodem van de watergang een aaneengekoppeld samenstel van 20 bezinkbakken plaatsbaar is.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de bezinkbakken ieder een aaneengesloten lengte van ten minste driekwart van de breedte van de watergang. Hierdoor wordt een significant werkzaam oppervlak verkregen.
25 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stap van het op de wal naast de watergang aanbrengen van opvangmiddelen voor het daarin opvangen van uit de bezinkbakken naar de wal verplaatst sediment. Door het aanbrengen van dergelijke opvangmiddelen 30 op de wal, kan in de bezinkbakken opgevangen sediment -nadat dit naar de wal is verplaatst - eenvoudig worden afgevoerd en/of verwerkt.
Desgewenst kunnen de opvangmiddelen enige afstand stroomopwaarts van de bezinkbakken op de wal worden 4 geplaatst, opdat tijdens het indikken van het slib, eventueel met het lekwater teruglekkend sediment weer kan worden afgevangen wanneer het de bezinkbakken opnieuw passeert.
5 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stap van het in de bezinkbakken aanbrengen van verplaatsingsmiddelen voor het naar de wal verplaatsen van in de bezinkbakken opgevangen sediment.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de 10 verplaatsingsmiddelen een wormwiel of een verplaatsbare schuif. In het geval van een wormwiel omvat de bezinkbak in hoofdzaak nabij het laagste deel van de bodem van de bezinkbak bij voorkeur een halfronde vorm die in hoofdzaak nauw aansluit met de buitendiameter van het wormwiel.
15 Sediment zal onder invloed van de zwaartekracht naar het laagst gelegen deel van de bezinkbak zakken, waarvandaan het sediment met het wormwiel kan worden afgevoerd.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stap van het in een bezinkbak aanbrengen 20 van slibafvangmiddelen die een zich tot enige afstand boven de bodem van de watergang uitstrekkende stromingsobstructie omvatten voor het daarmee afvangen van een zich vlak boven de bodem in suspensie voortbewegende sliblaag. Vlak boven de bodem, tot een afstand van zo'n 30 cm, bevindt zich 25 normaliter een zich met de stroming voortbewegende in suspensie bevindende sliblaag die ook wel sapropelium wordt genoemd. Door de slibafvangmiddelen zich tot enige afstand boven de bodem van de watergang te laten uitstrekken, bij voorkeur minimaal 30 cm, en nog meer bij voorkeur in 30 hoofdzaak 50 cm, wordt deze sliblaag afgevangen.
Opgemerkt wordt, dat wanneer het gewenst is om waterdiepte niet te veranderen, bijvoorbeeld om de diepte in de watergang voor daardoorheen varende vaartuigen te behouden, de inrichting volgens de uitvinding tevens deels 5 of geheel in de bodem verzonken kan zijn aangebracht.
Doordat het sapropelium onder invloed van de zwaartekracht vanzelf zal zakken, wordt het uiteindelijk ook in bezinkbakken die deels of geheel in de bodem zijn verzonken 5 afgevangen. Desgewenst kan een grotere afstand, in stromingsrichting gezien, met bezinkbakken worden bedekt, teneinde het sapropelium in de gelegenheid te stellen zich enigszins neerwaarts te verplaatsen.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm worden de 10 slibafvangmiddelen ten minste in de meest stroomafwaarts gelegen bezinkbak aangebracht. Daar slibdelen lichter zijn dan zanddelen en daardoor langzamer bezinken, zullen relatief de meeste slibdelen in de meest stroomafwaarts gelegen bezinkbak geraken, zodat de slibafvangmiddelen hier 15 in het bijzonder effectief zijn.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stappen van het stroomafwaarts van de slibafvangmiddelen aanbrengen van een pomp voor het daarmee aanzuigen van de door de slibafvangmiddelen heen geraakte 20 sliblaag die niet is afgevangen, en het aanbrengen van een retourleiding welke is ingericht om de door de pomp aangezogen sliblaag terug te voeren tot stroomopwaarts van de slibafvangmiddelen. Door het aanbrengen van een dergelijke retourleiding voor het daarmee tot stroomopwaarts 25 van de slibafvangmiddelen terugvoeren van niet-afgevangen slib, kan het rendement de slibafvangmiddelen aanzienlijk worden verbeterd.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stap van het in de watergang plaatsen 30 van een waterpermeabel draagstel met moluscen voor het daarmee afvangen van in het daardoorheen stromende water opgeloste deeltjes. Hiermee is het mogelijk om opgeloste deeltjes tot kleiner dan 2 pm af te vangen. Wanneer - zoals hierboven beschreven - opvangmiddelen op enige afstand 6 stroomopwaarts van de bezinkbakken op de wal worden geplaatst, wordt dit waterpermeabel draagstel met moluscen bij voorkeur zo geplaatst dat, tijdens het indikken van het slib, eventueel met het lekwater teruglekkend sediment via 5 dit draagstel met moluscen loopt, die daarbij dienstdoen als natuurlijk filter.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stap van het in een bezinkbak plaatsen van een sensor voor het daarmee registreren of er sediment 10 in de bezinkbak is opgevangen. Wanneer sediment in de bezinkbak is opgevangen en dit wordt geregistreerd door de sensor, kan een regeleenheid verplaatsingsmiddelen aansturen voor het daarmee uit de bezinkbak naar de wal toe verplaatsen van het in de bezinkbak opgevangen sediment. Op 15 de wal, of in daartoe geëigende opvangmiddelen, kan het opgevangen sediment vervolgens verder worden verwerkt.
De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voor het in een watergang afvangen van sediment, omvattende: 20 - één of meer nabij een bodem van de watergang aanbrengbare bezinkbakken voor het daarin afvangen van sediment; - in de bezinkbak aanbrengbare slibafvangmiddelen die een zich tot enige afstand boven de bodem van de 25 watergang uitstrekkende stromingsobstructie omvatten; - één of meer stroomopwaarts in de watergang aanbrengbare sensoren voor het daarmee bepalen van stromingskarakteristieken, zoals debiet en hoeveelheid opgelost zand en/of slib; en 30 - waarbij de stromingsobstructie van de slibafvangmiddelen afhankelijk van door de sensor waargenomen stromingskarakteristieken instelbaar is. Deze instelbaarheid van de slibafvangmiddelen zorgt ervoor dat de werking van de slibafvangmiddelen optimaal kan worden 7 ingesteld op de op dat moment heersende stromingskarakteristieken, waardoor de effectiviteit van de slibafvangmiddelen verder kan worden verbeterd.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van 5 de inrichting zijn de bezinkbakken in hoofdzaak langwerpig, en zijn ze naast elkaar en dwars op de stromingsrichting van het water in de watergang plaatsbaar, en omvatten ze ieder een aaneengesloten lengte van ten minste driekwart van de breedte van de watergang. Door minimaal driekwart van de 10 breedte te bedekken met de bezinkbakken, wordt over een voldoende groot gebied sediment afgevangen om stroomafwaarts gelegen stroomgebieden te ontlasten.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting zijn op de bodem van de bezinkbakken 15 trilmiddelen aangebracht voor het daarmee lostrillen van in de bezinkbakken opgevangen sediment. Nadat het in de bezinkbakken opgevangen sediment is losgetrild, is het eenvoudig door middel van de verplaatsingsmiddelen naar de wal verplaatsbaar.
20 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting omvat de stromingsobstructie van de slibafvangmiddelen meerdere op enige afstand van elkaar in hoofdzaak staand aangebrachte obstructie-organen. Deze in hoofdzaak staand aangebrachte obstructieorganen fungeren als 25 stromingsbrekers. De afstand tussen de obstructie-organen is bijvoorkeur slechts gering, bijvoorbeeld maximaal enkele centimeters. Tevens is het denkbaar dat de obstructie-organen tegen elkaar aan worden geplaatst.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van 30 de inrichting zijn de obstructieorganen alternerend aangebracht, teneinde een meandrische stroming daartussen te verkrijgen. De stroming wordt geremd en het in de stroming aanwezige sediment zal sneller bezinken, waarbij het in de bezinkbak terechtkomt.
8
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting omvat de stromingsobstructie van de slibafvangmiddelen één of meer enigszins schuin tegen de stroming in aanbrengbare lamellen die zijn ingericht voor 5 het daarmee neerwaarts afbuigen van de stroming. Doordat de lamellen zijn ingericht om in het bijzonder de vlak boven de bodem, tot een afstand van circa 30 cm, zich met de stroming voortbewegende in suspensie bevindende sliblaag neerwaarts af te buigen, dragen deze lamellen bij aan een significante 10 toename van het afvangen van sediment dat zich in de watergang bevindt. Wanneer de obstructieorganen hol zijn uitgevoerd, kan een dergelijk obstructieorgaan enerzijds dienst doen als stromingsbreker, en anderzijds fungeren voor het daar doorheen neerwaarts geleiden van sediment.
15 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting zijn de obstructie-organen hol uitgevoerd voor het neerwaarts daardoorheen naar de bezinkbak afvoeren van afgevangen slib.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm 20 zijn de obstructie-organen deels opengewerkt uitgevoerd, doordat in bovenaanzicht gezien, een stroomopwaarts gekeerd deel van het obstructie-orgaan deels is weggenomen. Er is als het ware een hap uit genomen, waardoor het overblijvende, stroomafwaarts gekeerde deel als een schoep 25 in de stroming staat. Deze schoep vangt de sliblaag op, waarna het via de holle organen neerwaarts in de bezinkbak kan zakken.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting, waarbij de afstand hoe ver de 30 stromingsobstructie zich boven de bodem van de watergang uitstrekt instelbaar is. De afstand hoe ver de stromingsobstructie zich boven de bodem van de watergang uitstrekt wordt zodanig ingesteld dat deze zich ten minste uitstrekt tot vlak boven de zich in suspensie bevindende 9 sliblaag (sapropelium) die zich vlak boven de bodem voortbeweegt.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting is de hoek van de lamellen ten opzichte van de 5 stroming instelbaar. Door de hoek van de lamellen ten opzichte van de stroming te variëren kan het neerwaarts afbuigen van de stroming optimaal worden ingesteld.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting wordt een werkwijze zoals in dit document 10 beschreven toegepast.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze waarbij een inrichting zoals in dit document beschreven wordt toegepast.
In de navolgende beschrijving worden 15 voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan de hand van de tekening verder verklaard, waarin tonen:
Figuur 1: een perspectivisch aanzicht van een watergang waarin volgens de werkwijze voor het in een watergang plaatsen van één of meer middelen voor het 20 afvangen van sediment een dergelijke inrichting is aangebracht;
Figuur 2: een perspectivisch detailaanzicht van de slibafvangmiddelen van de in Figuur 1 getoonde inrichting volgens een eerste uitvoeringsvorm; 25 Figuur 3: een schematisch doorsnedeaanzicht van de in Figuur 2 getoonde slibafvangmiddelen, waarbij deze in een bezinkbak van de inrichting zijn aangebracht;
Figuur 4: een perspectivisch detailaanzicht van de slibafvangmiddelen van de in Figuur 1 getoonde inrichting 30 volgens een tweede uitvoeringsvorm;
Figuur 5: een schematisch doorsnedeaanzicht van de in Figuur 4 getoonde slibafvangmiddelen, waarbij deze in een bezinkbak van de inrichting zijn aangebracht; en 10
Figuur 6: een bovenaanzicht van de in Figuur 1 getoonde watergang.
De in Figuur 1 getoonde watergang 2 heeft een doorstroomgebied 4 dat een doorstroomoppervlak omvat dat 5 groter is dan stroomopwaarts van dit doorstroomgebied 4. In dit doorstroomgebied 4 worden nabij de bodem, in de getoonde uitvoeringsvorm deels in de bodem verzonken, één of meer bezinkbakken 8 voor het daarin afvangen van sediment aangebracht.
10 Doordat het doorstroomoppervlak in het doorstroomgebied 4 groter is dan stroomopwaarts van het doorstroomgebied, zal de stroomsnelheid van het water bij gelijkblijvend doorstroomvolume afnemen. Door deze afgenomen stroomsnelheid neemt de verblijftijd van sediment in het 15 doorstroomgebied 4 toe, waardoor het onder invloed van de zwaartekracht voldoende tijd krijgt om te bezinken en te worden afgevangen in de daarvoor nabij de bodem van de watergang aangebrachte bezinkbakken 8. Verder stroomafwaarts gelegen gebieden worden door het gecontroleerde afvangen van 20 sediment in het doorstroomgebied 4 ontlast, waardoor in deze stroomafwaarts gelegen gebieden de noodzaak tot conventioneel baggeren significant kan worden gereduceerd. Hierdoor wordt het waterleven gespaard. Daarnaast zal de waterkwaliteit - doordat veel sediment in het 25 doorstroomgebied 4 is afgevangen - stroomafwaarts van gebied 4 verbeteren.
Hoewel voor de keuze van de lokatie waar exact in de watergang dergelijke bezinkbakken worden geplaatst kan worden uitgegaan van natuurlijke vergrotingen in het 30 doorstroomoppervlak van de watergang, is het tevens denkbaar dat de werkwijze voor het in een watergang 2 plaatsen van één of meer middelen voor het afvangen van sediment volgens de onderhavige uitvinding, wordt voorafgegaan door de stap van het in het doorstroomgebied 4 verdiepen en/of verbreden 11 van de watergang 2, teneinde zo op een kunstmatige wijze een vergroting van het doorstroomoppervlak te verkrijgen.
Zoals te zien in Figuur 1 zijn een viertal bezinkbakken 8 dwars op de stromingsrichting 6 over nagenoeg 5 de hele breedte van de watergang 2 aangebracht, waarbij de bezinkbakken 8 bij voorkeur op modulaire wijze plaatsbaar zi jn.
Doordat zand een hogere dichtheid heeft dan slib, zal het zand sneller bezinken en derhalve met name in de 10 meest stroomopwaarts gelegen bezinkbak 8 worden afgevangen, terwijl het slib juist vooral in de meest stroomafwaarts gelegen bezinkbak 8 zal worden afgevangen. Om deze reden is bij voorkeur ten minste de meest stroomafwaarts gelegen bezinkbak 8 voorzien van slibafvangmiddelen 18.
15 De slibafvangmiddelen 18 omvatten in de bezinkbak 8 aangebrachte en zich tot op enige afstand boven de bodem van de watergang 2 uitstrekkende stromingsobstructies, die bijvoorbeeld buizen 36 en lamellen 38 omvatten (Figuren 2- 4). De buizen zijn bij voorkeur op een geringe afstand van 20 slechts enkele centimeters van elkaar, in hoofdzaak staand en alternerend ten opzichte van elkaar aangebracht, zodat een meandrische stroming tussen deze buizen 36 wordt verkregen. Desgewenst kan de hoogte van de buizen instelbaar worden gemaakt, waarbij de buizen zelf eventueel 25 telescopisch zijn uitgevoerd.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de slibafvangmiddelen 18 voorts één of meer schuin tegen de stroming in plaatsbare lamellen 38 die zijn ingericht voor het daarmee neerwaarts afbuigen van de stroming. Doordat de 30 buizen 36 hol zijn, kan de neerwaarts door de lamellen 38 afgebogen stroming daardoorheen tot in de bezinkbak 8 worden geleid, opdat de meegevoerde slib in deze bezinkbak wordt afgevangen.
12
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm worden stroomopwaarts in de watergang 2 één of meer sensoren 32 aangebracht voor het daarmee bepalen van stromingskarakteristieken, zoals het debiet en de 5 hoeveelheid opgelost zand en/of slib dat zich in de watergang 2 bevindt. Aan de hand van door deze sensor 32 waargenomen stromingskarakteristieken kunnen de slibafvangmiddelen 18 worden ingesteld, bijvoorbeeld door het variëren van de hoogte van de slibafvangmiddelen, en/of 10 het aanpassen van de stand van de lamellen. De hoek van de lamellen ten opzichte van de stroming is door een rotatie R instelbaar (Figuren 2 en 4).
In de schematische doorsneden van Figuren 3 en 5 is te zien hoe de slibafvangmiddelen 18 met de lamellen 38 15 en buizen 36 tezamen zich ten minste uitstrekken tot een zodanige afstand boven de bodem van de watergang 2, dat hiermee de zich op enige afstand boven de bodem voortbewegende sliblaag 20 (sapropelium) wordt afgevangen. Bij voorkeur is de totale hoogte ten minste 50 cm, zodat het 20 sapropelium - dat zich doorgaans tot 30 cm uitstrekt - effectief wordt afgevangen. Het is tevens denkbaar dat de sensor 32 de hoogte tot waar het sapropelium zich uitstrekt waarneemt, opdat de hoogte van de slibafvangmiddelen 18 optimaal kan worden afgesteld.
25 Bij de in figuren 4 en 5 getoonde bijzonder voordelige uitvoeringsvorm zijn de buizen 36 deels opengewerkt uitgevoerd, door in bovenaanzicht gezien de stroomopwaarts gekeerde helft deels weg te nemen. Hierdoor wordt de zich op enige afstand boven de bodem voortbewegende 30 sliblaag 20 als het ware ‘ gevangen' in de komvormige bovenste delen van de buizen 36, die als schoepen werken.
Het door deze schoepen tegengehouden sediment kan vervolgens via de buizen 36 neerwaarts naar de bezinkbak 8 zakken. Opgemerkt wordt dat de buizen in deze uitvoeringsvorm 13 desgewenst geheel tegen elkaar kunnen worden geplaatst, daarbij in bovenaanzicht een honingraatstructuur vormend. De boven de honingraat uitstekende schoepen vangen het sapropelium af.
5 Wanneer de bezinkbak 8 vol zit met sediment, bij voorkeur waargenomen door middel van een in de bezinkbak 8 aangebrachte sensor 30, kan met behulp van een pomp 22 het sediment uit de bezinkbak 8 met de slibafvangmiddelen 18 worden afgevoerd.
10 In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm die getoond is in Figuur 6 wordt het in de bezinkbak 8 met de slibafvangmiddelen 18 afgevangen sediment, dat voornamelijk slib zal omvatten, via een pomp 22 met retourleiding 24 naar een afzetlocatie 26 gebracht, voor het daar laten indikken 15 van dit slibvormige sediment. Doordat de afzetlocatie 26 bij voorkeur enigszins hellend op de wal 10 nabij de watergang 2 is aangebracht, kan het vocht dat uit het sediment loopt terug naar de watergang 2 worden geleid. De afzetlocatie 26 is bij voorkeur stroomopwaarts van de bezinkbakken 8 20 aangebracht, zodat de geringe fractie sediment die met het water tijdens het indikken op de afzetlocatie 26 terug in de watergang 2 geraakt, opnieuw door de inrichting met de bezinkbakken 8 worden afgevangen.
Daarnaast is in de watergang 2, daar waar het 25 water van de afzetlocatie 26 terugstroomt in de watergang 2, een waterpermeabel draagstel 28 geplaatst waarbij zich moluscen in dit draagstel 28 bevinden voor het daarmee afvangen van in het daar doorheen stromende water opgeloste deeltjes. Het draagstel 28 met moluscen werkt als filter.
30 In de bezinkbakken 8 afgevangen sediment wordt bij voorkeur met behulp van in de bezinkbakken 8 aangebrachte sensoren 30 waargenomen, zodat een regeleenheid 34 op basis van deze informatie verplaatsingsmiddelen 14 voor het naar de wal 10 verplaatsen van in de bezinkbakken 8 opgevangen 14 sediment aan te sturen. In de getoonde uitvoeringsvorm van Figuur 6 zullen de motoren 16 door de regeleenheid 34 worden aangestuurd, teneinde de wormwielen 14 in rotatie te brengen, opdat het sediment via de schroefbeweging van de 5 wormwielen 14 naar de opvangmiddelen 12 die in de wal 10 zijn aangebracht worden verplaatst.
De hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn, hoewel ze voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te 10 illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken. In het bijzonder wordt opgemerkt dat de vakman technische maatregelen van de verschillende uitvoeringsvormen kan combineren, zoals bijvoorbeeld een combinatie van opengewerkte buizen 36 15 (Figuur 4) en buizen 36 zoals die in Figuur 2 zijn getoond. De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de nu volgende conclusies.

Claims (25)

1. Werkwijze voor het in een watergang plaatsen van één of meer middelen voor het afvangen van sediment, 5 omvattende de stap van: - het in een doorstroomgebied dat een doorstroomoppervlak omvat dat groter is dan stroomopwaarts van dit doorstroomgebied, nabij een bodem van de watergang aanbrengen van één of meer bezinkbakken voor het daarin 10 afvangen van sediment, gekenmerkt door de stap van - het stroomopwaarts van de bezinkbakken in de watergang aanbrengen van één of meer sensoren voor het daarmee bepalen van stromingskarakteristieken, zoals debiet en hoeveelheid opgelost zand en/of slib.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, voorafgegaan door de stap van het in het doorstroomgebied verdiepen en/of verbreden van de watergang, teneinde een kunstmatige vergroting van het doorstroomoppervlak te verschaffen. 20
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij het doorstroomoppervlak in het doorstroomgebied ten minste 10% groter is dan stroomopwaarts van dit doorstroomgebied.
4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende de stap van het naast elkaar en in hoofdzaak dwars op de stromingsrichting van het water in de watergang plaatsen van ten minste twee in hoofdzaak langwerpige bezinkbakken.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de bezinkbakken ieder een aaneengesloten lengte van ten minste driekwart van de breedte van de watergang omvatten. 30
6. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende de stap van het op de wal naast de watergang aanbrengen van opvangmiddelen voor het daarin opvangen van uit de bezinkbakken naar de wal 5 verplaatst sediment.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, verder omvattende de stap van het in de bezinkbakken aanbrengen van verplaatsingsmiddelen voor het naar de wal verplaatsen van 10 in de bezinkbakken opgevangen sediment.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij de verplaatsingsmiddelen een wormwiel of een verplaatsbare schuif omvatten. 15
9. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende de stap van het in een bezinkbak aanbrengen van slibafvangmiddelen die een zich tot enige afstand boven de bodem van de watergang uitstrekkende 20 stromingsobstructie omvatten.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij de slibafvangmiddelen ten minste in de meest stroomafwaarts gelegen bezinkbak worden aangebracht. 25
11. Werkwijze volgens conclusie 9 of 10, verder omvattende de stappen van: - het stroomafwaarts van de slibafvangmiddelen aanbrengen van een pomp voor het daarmee aanzuigen van de 30 door de slibafvangmiddelen heen geraakte sliblaag die niet is afgevangen; en - het aanbrengen van een retourleiding welke is ingericht om de door de pomp aangezogen sliblaag terug te voeren tot stroomopwaarts van de slibafvangmiddelen.
12. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende verder de stap van het in de watergang plaatsen van een waterpermeabel draagstel met 5 moluscen voor het daarmee afvangen van in het daardoorheen stromende water opgeloste deeltjes.
13. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende de stap van het in een 10 bezinkbak plaatsen van een sensor voor het daarmee registreren of er sediment in de bezinkbak is opgevangen.
14. Inrichting voor het in een watergang afvangen van sediment, omvattende: 15 - één of meer nabij een bodem van de watergang aanbrengbare bezinkbakken voor het daarin afvangen van sediment; - in de bezinkbak aanbrengbare slibafvangmiddelen die een zich tot enige afstand boven de bodem van de 20 watergang uitstrekkende stromingsobstructie omvatten; - één of meer stroomopwaarts in de watergang aanbrengbare sensoren voor het daarmee bepalen van stromingskarakteristieken, zoals debiet en hoeveelheid opgelost zand en/of slib; en 25. waarbij de stromingsobstructie van de slibafvangmiddelen afhankelijk van door de sensor waargenomen stromingskarakteristieken instelbaar is.
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de 30 bezinkbakken in hoofdzaak langwerpig zijn, en naast elkaar en dwars op de stromingsrichting van het water in de watergang plaatsbaar zijn en ieder een aaneengesloten lengte van ten minste driekwart van de breedte van de watergang omvatten.
16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, waarbij op de bodem van de bezinkbakken trilmiddelen zijn aangebracht voor het daarmee lostrillen van in de 5 bezinkbakken opgevangen sediment.
17. Inrichting volgens één van de conclusies 14- 16, waarbij de stromingsobstructie van de slibafvangmiddelen meerdere op enige afstand van elkaar in hoofdzaak staand 10 aangebrachte obstructie-organen omvat.
18. Inrichting volgens één van de conclusies 14- 17, waarbij de obstructie-organen alternerend zijn aangebracht teneinde een meandrische stroming daartussen te 15 verkrijgen.
19. Inrichting volgens één van de conclusies 14- 18, waarbij de stromingsobstructie van de slibafvangmiddelen één of meer enigszins schuin tegen de stroming in 20 aanbrengbare lamellen omvat die zijn ingericht voor het daarmee neerwaarts afbuigen van de stroming.
20. Inrichting volgens één van de conclusies 17- 19, waarbij de obstructie-organen hol zijn uitgevoerd voor 25 het neerwaarts daardoorheen naar de bezinkbak afvoeren van afgevangen slib.
21. Inrichting volgens conclusie 20, waarbij de obstructie-organen deels opengewerkt zijn uitgevoerd, 30 doordat in bovenaanzicht gezien, een stroomopwaarts gekeerd deel van het obstructie-rogaan deels is weggenomen.
22. Inrichting volgens één van de conclusies 14- 21, waarbij de afstand hoe ver de stromingsobstructie zich boven de bodem van de watergang uitstrekt instelbaar is.
23. Inrichting volgens één van de conclusies 14- 22, waarbij de hoek van de lamellen ten opzichte van de stroming instelbaar is.
24. Inrichting volgens één van de conclusies 14- 10 23, waarbij een werkwijze volgens één van de conclusies 1-13 wordt toegepast.
25. Werkwijze volgens één van de conclusies 1-13, waarbij een inrichting volgens één van de conclusies 14-23 15 wordt toegepast.
NL1036642A 2009-02-27 2009-02-27 Inrichting voor het in een watergang afvangen van sediment, alsmede werkwijze voor de plaatsing daarvan. NL1036642C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036642A NL1036642C2 (nl) 2009-02-27 2009-02-27 Inrichting voor het in een watergang afvangen van sediment, alsmede werkwijze voor de plaatsing daarvan.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036642A NL1036642C2 (nl) 2009-02-27 2009-02-27 Inrichting voor het in een watergang afvangen van sediment, alsmede werkwijze voor de plaatsing daarvan.
NL1036642 2009-02-27

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1036642C2 true NL1036642C2 (nl) 2010-08-30

Family

ID=41128225

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1036642A NL1036642C2 (nl) 2009-02-27 2009-02-27 Inrichting voor het in een watergang afvangen van sediment, alsmede werkwijze voor de plaatsing daarvan.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1036642C2 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ITRN20110048A1 (it) * 2011-07-27 2011-10-26 Paolo Giglioli Sistema modulare integrato anti insabbiamento per porti, porti canale,foce dei fiumi e/o situazioni analoghe
WO2018032842A1 (zh) * 2016-08-16 2018-02-22 中电建水环境治理技术有限公司 河湖泊涌污染底泥处理在线监测与智能辨识系统及方法

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH75317A (de) * 1917-02-03 1917-07-16 Henri Dufour Kläranlage für das Betriebswasser von Wasserkraftanlagen
US2673451A (en) * 1950-11-10 1954-03-30 Neyrpic Ets Apparatus for separating suspended material from a fluid stream
CH336031A (fr) * 1956-09-24 1959-01-31 Livio Andre Installation de dessablage pour prise d'eau

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH75317A (de) * 1917-02-03 1917-07-16 Henri Dufour Kläranlage für das Betriebswasser von Wasserkraftanlagen
US2673451A (en) * 1950-11-10 1954-03-30 Neyrpic Ets Apparatus for separating suspended material from a fluid stream
CH336031A (fr) * 1956-09-24 1959-01-31 Livio Andre Installation de dessablage pour prise d'eau

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ITRN20110048A1 (it) * 2011-07-27 2011-10-26 Paolo Giglioli Sistema modulare integrato anti insabbiamento per porti, porti canale,foce dei fiumi e/o situazioni analoghe
WO2018032842A1 (zh) * 2016-08-16 2018-02-22 中电建水环境治理技术有限公司 河湖泊涌污染底泥处理在线监测与智能辨识系统及方法

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP3227500B1 (en) A stormwater filter
US6241881B1 (en) Pollution separator and filtration apparatus
US6524028B2 (en) Fish safe screened water diversion apparatus
US20050218049A1 (en) Floating storm water drain basket
US8734053B1 (en) Articulated baffle assembly
NL1036642C2 (nl) Inrichting voor het in een watergang afvangen van sediment, alsmede werkwijze voor de plaatsing daarvan.
JP4803389B2 (ja) 土砂スラリーの処理装置
US7850857B2 (en) Collector with adjustable input/discharge to control sediment removal
JP5586112B2 (ja) 自然適応型河川湖沼設置取水設備
JPH10505643A (ja) 水路を流れる液体から分離物を除去する装置
US9574337B1 (en) Flow control methods and devices
WO2008094695A1 (en) Pollutant trap
WO1999027204A1 (en) Pollution separator and filtration apparatus
US20130264258A1 (en) Stormwater treatment device
JP6067416B2 (ja) 釜場の構造
RU2636944C1 (ru) Пескогравиеловка
FR2667091A1 (fr) Dispositif permettant le nettoyage, par effet de chasse, de la grille d'un bassin de trop-plein d'eaux pluviales, ainsi que le nettoyage du bassin.
US5895579A (en) Adjustable inlet for waste water treatment apparatus
WO2011035364A1 (en) Separator
JP2008184773A (ja) 縁石及び縁石部を備えた側溝用ブロック
JP2000212940A (ja) 河川の取水装置
JP2004211403A (ja) 魚道設備
JPH0598624A (ja) 急流水路に適用する土砂排除、取水用の渦動管付きフリユーム
CN210194847U (zh) 扇形溢流堰截流井
CN213699114U (zh) 反转式正向堰沉沙池