NL1035749C2 - Inrichting voor het injecteren van een vulstof in bijvoorbeeld een wand of muur. - Google Patents

Description

-1-

Inrichting voor het injecteren van een vulstof in bijvoorbeeld een wand of muur

BESCHRIJVING

De ondeihavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het injecteren van een vulstof in bijvoorbeeld een wand of muur, bijvoorbeeld een (buiten)muur die ongewenst vocht doorlaat (bijvoorbeeld in kelders etc.)· Een bekende inrichting daarvoor omvat een hoi geleidingsorgaan dat bijvoorbeeld via een hogedrukslang 5 gekoppeld wordt met een vulstofreservoir. De vulstof (of het impregneermiddel) is daarbij bedoeld om holten, scheuren, poriën etc. in de muur te vullen met die vulstof, die - na uitharding - ervoor zorgt dat de muur geen vocht meer doorlaat.

Bij gebruik van dergelijke inrichtingen worden in de betreffende muur één of meer 10 gaten geboord, waarin het vrije uiteinde van het geleidingsorgaan (hierna ook wel aangeduid als "lans") wordt gestoken, waarna een vulstof met van te voren bepaalde eigenschappen vanuit het reservoir via het geleidingsorgaan onder hoge druk in de muur geperst wordt. Dit proces wordt beëindigd zodra het betreffende muurgedeelte voldoende met de vulstof gevuld is, waarna de vulstoftoevoer wordt afgesloten en het 15 geleidingsorgaan vervolgens uit het boorgat wordt getrokken.

Een probleem met dergelijke bekende inrichtingen betreft het onverhoeds kunnen terugspuiten van de vulstof uit de wand, als gevolg van (immers onzichtbare) gedeelten in de muur waar de (vloeibare) vulstof niet goed kan doorstromen, waardoor de druk 20 plotseling kan toenemen. Aangezien de te injecteren stof veelal gevaar voor de gezondheid oplevert is dit nadelig voor een gebruiker. Bovendien zal de directe omgeving en/of de werkkleding etc. van de gebruiker van de teruggespoten vulstof moeten worden gereinigd, bij voorkeur binnen de uithardingstijd ervan.

25 De ondeihavige uitvinding beoogt het bovengenoemde probleem te ondervangen en verschaft daartoe een inrichting voor het vanuit een reservoir injecteren van vulstof in een wand, omvattende: een hol geleidingsorgaan voor het geleiden van de vulstof naar een uiteinde van het geleidingsorgaan; en 30 - een beschermorgaan dat, bij voorkeur losmaakbaar, aan de zijde van het open 1035749 -2- uiteinde van het geleidingsorgaan is of kan worden aangebracht.

Het beschennorgaan van de inrichting dient daarbij met name als afscherming tegen tenigspuitende vulstof bij gebruik van de inrichting en aldus als bescherming van de 5 gebruiker en de werkomgeving.

In een voorkeursuitvoering is het beschermorgaan tenminste gedeeltelijk lichtdoorlatend. Zodoende is visueel waar te nemen wat er tijdens het injecteren of inbrengen van vulstof gebeurt, zodat de gebruiker de voortgang van het werk kan 10 bewaken.

Bij voorkeur is het beschermorgaan tenminste gedeeltelijk vervaardigd van een harde of een meer flexibele (bijvoorbeeld rubberachtige) kunststof die voldoende bestand is tegen de gebruikte vulstof.

15

Bij voorkeur omvat het beschermorgaan een conisch deel, waarin de overtollige en/of terugspuitende vulstof kan worden opgevangen.

Het beschermorgaan (ook aangeduid als "beschermkap") kan een balgvormig of 20 anderszins flexibel deel omvatten, dat gekoppeld is met of deel uitmaakt van het brede gedeelte van het conische deel, wat de inrichting beta* geschikt maakt voor wanden met een ruwe of oneffen structuur. Het balgvormige of anderszins flexibele deel is bij voorkeur van een elastisch materiaal, zoals een rubber, een flexibele kunststof of een schuimplastic of -rubber. Bijvoorbeeld is een schuimplastic of -rubber ring aangebracht 25 (bijvoorbeeld door verlijming) op een flens aan het (brede) uiteinde van de beschermkap. De inrichting is daarmee, behalve voor ruwe of oneffen wanden, tevens beter geschikt om onder een zekere hoek (dus niet exact loodrecht op de wand) geplaatst te worden, waarmee het inbrengen van de injectielans in de muur minder kritisch is en het werk sneller en beter kan worden uitgevoerd.

30

Wat betreft de bevestiging van de beschermkap aan de lans (het geleidingsoigaan) dit kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd door middel van een slangklemconstructie, bijvoorkeur met een vleugelmoer, waardoor het beschermorgaan eenvoudig aan het geleidingsorgaan kan worden aangebracht en eenvoudig daarvan weer kan worden -3- verwijderd. Een andere goede mogelijkheid is om binnendiameter van het smalle deel van de beschennkap groter te laten zijn dan de buitendiameter van de lans en de aldus ontstane ruimte op te vullen met bijvoorbeeld een schuimplastic of -rubber afdichtring. Indien die afdichtring bijvoorbeeld door verlijming vast is verbonden met de binnenkant 3 van het smalle deel van de beschennkap, kan de beschennkap voorafgaand aan het werk eenvoudigweg op de lans worden geschoven en na afloop van het werk, zo nodig, daarvan weer worden afgeschoven en (bijvoorbeeld indien de afschermkap is uitgevoerd voor eenmalig gebruik) worden weggegooid of gereinigd. Bovendien zorgt een dergelijke afdichtring voor een grote flexibiliteit tussen de lans en de beschennkap, 10 waardoor de kap onder vrijwel alle omstandigheden goed afdicht op het oppervlak van de te injecteren muur.

In een voorkeursuitvoering kan de beschennkap aldus voorzien zijn van een eerste afdichtring van bijvoorbeeld schuimplastic of -rubber, aangebracht op de (tijdens bedrijf 13 naar de wand/muur gerichte) brede zijde van de beschennkap, ter verbetering van de afdichting op de wand, terwijl een tweede afdichtring van bijvoorbeeld schuimplastic of -rubber binnenin het smalle gedeelte van de beschennkap kan zijn aangebracht, waarmee de beschennkap is voorzien van een goede maar toch flexibele afdichting, waardoor de beschennkap eenvoudig op de lans kan worden geschoven en daar weer 20 van afkan worden geschoven, en de stand van de beschennkap zich als gevolg van de flexibiliteit van het schuimmateriaal gemakkelijk kan aanpassen aan het vlak van de te behandelen wand of muur. Overigens worde opgemerkt dat in plaats van schuimmateriaal ook gebruik kan worden gemaakt van andere flexibele materialen en/of vormgevingen (bijvoorbeeld baigvormen etc.).

25

Bij voorkeur heeft het beschermorgaan een lengte kleiner dan 23 cm en een diameter kleiner dan 25 cm. Deze afmetingen blijken in de praktijk geschikt voor de gewenste toepassingen.

30 Volgens een verder aspect verschaft de uitvinding een beschermorgaan dat kamelijk geschikt en/of ingericht is voor gebruik met een inrichting zoals hierboven beschreven.

Volgens weer een verder aspect verschaft de uitvinding een werkwijze voor het injecteren van stoffen in een wand of muur met gebruik van een inrichting zoals 5 -4- hierboven beschreven.

Verdere voordelen en kenmerken zullen worden beschreven aan de hand van bijgevoegde figuren, waarin tonen:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een eerste voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 een schematische afbeelding van de eerste voorkeursuitvoering tijdens gebruik; 10

Fig. 3 een doorsnede van een tweede voorkeursuitvoering van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 4 een doorsnede van een derde voorkeursuitvoering van de inrichting volgens de IS uitvinding;

De in de figuren getoonde inrichting 1 voor het injecteren van stoffen omvat een hol geleidingsorgaan, in de getoonde uitvoeringsvorm een langgerekte buis 2 met een dunne wand, hierna ook wel aangeduid als lans. De diameter van de buis 2 is afhankelijk van 20 de gewenste toepassing. Bij een kleine diameter wordt de buis 2 vervangen door een holle pen of een holle naald. Een uiteinde 4 van de buis 2 is verbonden met een verder niet getoond reservoir, waarin chemische stoffen van verschillende samenstellingen opgeslagen zijn om via de buis 2 in een muur geïnjecteerd te worden. De buis 2 omvat een open uiteinde 6, dat in een boorgat in de te behandelen muur of wand kan worden 25 gestoken teneinde die muur (weer) waterdicht te maken.

Nabij het open uiteinde 6 is een beschermkap 8 aangebracht, die bestaat uit een conisch gedeelte 10 met een (brede) basis nabij het uiteinde 6. De top van de conus 10 loopt uit in een cilindervormig gedeelte 12 dat min of meer aansluit op de buitendiameter van de 30 buis 2 en waarin bijvoorbeeld aan twee tegenoverliggende zijden evenwijdig aan de lengteas sneevormige openingen 14 zijn aangebracht Door het deel 12 van een min of meer flexibele kunststof of rubber te vervaardigen kan de beschermkap 8 om buizen 2 van een verschillende diameter geschoven worden en daar ook weer gemakkelijk van worden afgeschoven teneinde deze desgewenst te vervangen door een nieuwe -5- beschermkap. Het deel 12 wordt sluitend tegen buis 2 gedrukt door bijvoorbeeld slangklem 16 met vleugelmoer 18 of een (eenmalig te gebruiken) plastic "tie rib". Zodoende wordt een voldoende dichte afsluiting verkregen.

5 Bij gebruik, bijvoorbeeld voor het vullen van een scheur 28 of poreus gedeelte in een wand 30 met een vulstof 32 van gewenste samenstelling, zoals bijvoorbeeld acrylamide of waterglas (kalium- of natriumsilicaat), wordt het uiteinde 6 van buis 2 over enige afstand, bijvoorbeeld 1 a 2 cm, in een in de wand geboord vulgat gestoken, waarbij de beschermkap 8 met de brede kant tegen het vlak van de wand 30 komt te rusten.

10

Een verder niet getoonde motorpomp pompt de vuistof 32 onder hoge druk, bijvoorbeeld 6 bar, vanuit het reservoir door de buis 2 in de scheur 28 voor het opvullen daarvan. Indien de scheur 28 geheel of bijna geheel gevuld is zal de vulstof 32 door de hoge druk uit de scheur 28 treden, het zogenoemde terugspuiten van de stof. Deze stof 1S wordt opgevangen in beschermkap 8, zodat de vulstof de gebruiker van de inrichting niet bereikt en deze afdoende beschermd is. Door het conische deel 10 tenminste in enige mate lichtdoorlatend te maken kan de gebruiker zien wanneer vloeistof terugspuit uit de scheur 28, waarna het toevoeren van de vulstof afgebroken wordt. Een geschikt materiaal is bijvoorbeeld een lichtdoorlatende kunststof.

20

Figuur 3 toont een uitvoering van een beschermkap 8 die is voorzien van een integraal balgvormig deel 21 aan de zijde van het smalle uiteinde 12, dat op de buis 2 kan worden geschoven, al dan niet voorzien van een sleuf zoals getoond in figuur 2 en al dan niet vastgezet door bijvoorbeeld een "tie rib" of slangklem. De beschermkap is vervaardigd 25 van een min of meer flexibele kunststof, bijvoorbeeld PET, polyethyleen, polypropyleen etc. Verder is ook het brede gedeelte van de conische beschermkap voorzien een integraal balgvormig gedeelte 22. Tijdens gebruik komt dit laatste balgvormige deel tegen de wand 30 te rosten en kan door de vorm en de flexibiliteit voldoende afdichting garanderen. Tevens kan de buis 2 onder een hoek in de scheur 28 of het boorgat 30 aangebracht worden, aangezien beide balgvormige gedeelten die hoek compenseren en het balgvormige gedeelte aan de (brede) voorkant van de beschermkap voldoende afdichting tegen het wand- of muuroppervlak verschaft, ook bij oneffen wandoppervlakken.

-6-

Figuur 4 toont een uitvoering van een beschermkap 8 die is voorzien van een integrale afdichtring 23 van schuimrubber of -plastic, die is aangebracht (bijvoorbeeld verlijmd) binnenin het smalle uiteinde 12 (dat wijder is dan in de vorige uitvoeringsvormen). Doordat de binnendiameter van de schuimplastic of -rubber afdichtring 23 (iets) kleiner 5 is dan de buitendiameter van de buis 2 kan de beschermkap 8 op de buis 2 worden geschoven zonder dat verdere klemming nodig is, daar immers het schuimplastic of -rubber zelf reeds flexibel is en voor voldoende klemming op de buis 2 zorgt Bovendien is schuimplastic of -rubber van zichzelf al tamelijk stroef waardoor de beschermkap 8 niet gauw uit zichzelf in lengterichting zal gaan verschuiven. Door de grote flexibiliteit 10 van het schuimplastic of -rubber kan de beschermkap 8 op buizen 2 van verschillende buitendiameter worden gebruikt, waarbij de schuimplastic of -rubber afdichtring dus in meerdere of mindere mate wordt ingedrukt.

Verder is in de uitvoering van figuur 4 het brede gedeelte van de conische beschermkap 15 8 voorzien een flens 24 waarop eveneens een schuimplastic of -rubber afdichtring 25 is aangebracht (bijvoorbeeld daarop verlijmd). Tijdens gebruik komt deze afdichtring 25 tegen de wand 30 te rusten en kan door zijn flexibiliteit in hoge mate een goede afdichting garanderen. Beide schuimplastic of -rubber afdichtringen 23 en 25 tezamen garanderen dus dat de afschermkap op zeer betrouwbare wijze zal kunnen functioneren, 20 namelijk door de grote flexibiliteit van de afdichtring 23, die voor een goede en toch bewegelijke afdichting tussen de afschermkap en de lans (buis) zorgt, en de afdichtring 25, die een goede en flexibele afdichting tegen het (eventueel oneffen) muur/wandoppervlak garandeert.

25 In de praktijk blijken verschillende afmetingen van toepassing, afhankelijk van de afmetingen van de grootte van het behandelen gebied (zoals de scheur 28). In een praktische toepassing heeft het conische gedeelte 10 bijvoorbeeld een basis met een diameter in de orde van 5 - 25 cm en heeft de beschermkap 8 bijvoorbeeld een lengte in de orde van 10 - 30 cm.

1035749

Claims (12)

1. Inrichting vow het vanuit een reservoir injecteren van een vulstof in bijvoorbeeld een wand of muur (30), omvattende: S - een hol geleidingsorgaan (2) voor het geleiden van de vulstof naar een uiteinde (6) van het geleidingsoigaan; en - een beschermorgaan (8) dat aan de zijde van het uiteinde van het geleidingsorgaan in hoofdzaak rondom het geleidingsoigaan is aangebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het beschermorgaan tenminste gedeeltelijk lichtdoorlatend is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het beschermorgaan tenminste gedeeltelijk van een stevige of flexibele kunststof of rubber is. 15

4. Inrichting volgens conclusie 1,2 of 3, waarbij het beschermorgaan een conisch deel omvat.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het beschermorgaan ten minste één 20 balgvormig deel (21,22) omvat dat gekoppeld is met of deel uitmaakt van het smalle resp. brede gedeelte van het conische deel.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij het balgvormige deel van een min of meer elastisch materiaal, zoals een rubber of een flexibele kunststof is. 25

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende bevestigingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld een slangklem of "tie rib", voor het koppelen van het beschermorgaan (8) met het geleidingsorgaan (2).

8. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het beschermorgaan (8) een eerste flexibele afdichtring (23) omvat, tussen het smalle gedeelte (12) van het conische deel en de buitenkant van het geleidingsoigaan (2).

9. Inrichting volgens conclusie 4 of 8, waarbij het beschermorgaan (8) een tweede 1035749 -8- flexibele afdichtring (25) omvat, aangebracht aan de tijdens bedrijf naar de wand of muur (30) toegekeerde zijde van het brede gedeelte van het conische deel.

10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het beschennorgaan 5 een lengte heeft van maximaal 30 cm en een diameter van maximaal 25 cm.

11. Beschennorgaan, kennelijk geschikt en/of ingericht voor gebruik met of in een inrichting volgens één van de conclusies 1-10.

12. Werkwijze voor het injecteren van stoffen in een wand of muur onder gebruikmaking van een inrichting volgens één van de conclusies 1 - 10. 1035749