NL1035226C2 - Inrichting voor het bevochtigen van een oppervlak. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET BEVOCHTIGEN VAN EEN OPPERVLAK

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bevochtigen van een oppervlak, meer in het bijzonder het oppervlak van een doek van microvezels.

Microvezels worden in toenemende mate gebruikt voor 5 zowel de professionele als de huishoudelijke reiniging. Met microvezel-producten reinigt men sneller dan met conventionele producten, terwijl bovendien bij microvezel-producten geen reinigingsmiddelen nodig zijn. De werking van microvezeldoeken berust op een combinatie van mechanische 10 reiniging en lipofiele werking. Een bijzonderheid van microvezeldoeken is dat zij het vuil zo goed vasthouden, dat zij tijdens gebruik verzadigd raken en dan uitgewassen moeten worden.

Microvezels zijn zeer dunne en lichte synthetische 15 vezels die bestaan uit polyester en polyamide. Door deze vezels aan een chemische behandeling te onderwerpen of door daarop kracht uit te oefenen wordt de verbinding tussen de polyamide en de polyester verbroken, zodat de van oorsprong ronde vezel uiteen valt in een stervormige kern van 20 polyamide, omgeven door wigvormige polyestervezels. Het polyesterdeel vormt de eigenlijke microvezel die diep doordringt in de poriën van een te reinigen oppervlak en zo verantwoordelijk is voor de mechanische reiniging, terwijl de stervormige polyamidekern lipofiel is en dus olie en vet 25 vasthoudt.

Net als conventionele reinigingsdoeken worden microvezeldoeken toegepast in combinatie met water. Daarbij is echter de dosering veel kritischer dan bij conventionele doeken; wanneer een microvezeldoek te vochtig wordt zullen de 30 microvezels op een waterfilm over het te reinigen oppervlak glijden, waardoor de reinigende werking verloren gaat. Het 1035226 2 beste resultaat blijken microvezeldoeken in de praktijk te geven wanneer zij klamvochtig zijn, dat wil zeggen bij een hoeveelheid water die ongeveer hetzelfde gewicht heeft als de droge doek.

5 In de praktijk worden microvezeldoeken door gebruikers op basis van ervaring bevochtigd door deze te besproeien of in water onder te dompelen en dan zover uit te wringen dat ongeveer de juiste hoeveelheid vocht achterblijft. Het zal duidelijk zijn dat dit leidt tot 10 uiteenlopende hoeveelheden vocht en dus wisselende resultaten. Een andere optie is om microvezeldoeken op een centrale lokatie te bevochtigen met nauwkeurig afgemeten hoeveelheden water, en deze dan klamvochtig aan te leveren op de plaats waar zij gebruikt moeten worden. Dit kan ook gedaan 15 worden door de microvezeldoeken na het wassen slechts tot de gewenste mate van klamvochtigheid te drogen. Deze beide opties vergen echter een gecompliceerd logistiek systeem, dat bovendien voldoende flexibel moet zijn om bijvoorbeeld snel extra doeken te kunnen aanleveren wanneer bijvoorbeeld een te 20 reinigen ruimte onverwacht vuil blijkt te zijn. Bovendien bestaat het risico van kiemvorming wanneer klamvochtige microvezeldoeken gedurende langere tijd bewaard worden, zodat dit in verband met de hygiëne ongewenst is.

Derhalve bestaat er behoefte aan een inrichting 25 waarmee microvezel-producten zoals doeken op een nauwkeurige en reproduceerbare wijze kunnen worden bevochtigd op de plaats waar zij gebruikt worden.

Daartoe verschaft de uitvinding een bevochtigings-inrichting die overbrengingsorgaan omvat dat in een althans 30 ten dele met vocht gevulde houder aangebracht kan worden, alsmede middelen voor het vanuit de houder naar het te bevochtigen oppervlak bewegen van het overbrengingsorgaan. Zo kan het overbrengingsorgaan bij elke beweging een nauwkeurig 3 bepaalde hoeveelheid vocht uit de houder naar het te bevochtigen oppervlak brengen, zodat dit oppervlak telkens precies in de juiste mate bevochtigd wordt.

Bij een voorkeursuitvoering van de bevochtigings-5 inrichting vertoont het overbrengingsorgaan ten minste één open kamer voor het vocht en zijn de bewegingsmiddelen ingericht om het overbrengingsorgaan tijdens de beweging vanuit de houder naar het te bevochtigen oppervlak in hoofdzaak horizontaal te houden. Zo wordt voorkomen dat 10 tijdens de beweging het vocht weglekt.

Wanneer het overbrengingsorgaan plaatvormig is en een aantal naast elkaar geplaatste kamers vertoont kan een microvezeldoek in een beweging over zijn gehele oppervlak worden bevochtigd.

15 Een constructief eenvoudige bevochtigingsinrichting wordt verkregen doordat de kamers gevormd zijn in een geprofileerd bovenoppervlak van het plaatvormig overbrengingsorgaan. De hoogte van het profiel bepaalt dan de hoeveelheid vocht die in een beweging kan worden 20 overgebracht.

Bij voorkeur is het overbrengingsorgaan langwerpig en sluit de profilering van het bovenoppervlak een niet-rechte hoek in met een langsas van het overbrengingsorgaan. Zo wordt gewaarborgd dat het oppervlak over zijn gehele breedte wordt 25 bevochtigd. Dit is van belang omdat reinigingsdoeken meestal op een langwerpige drager worden bevestigd, die in dwarsrichting over het te reinigen oppervlak wordt bewogen.

Een eenvoudig te gebruiken bevochtigingsinrichting wordt verkregen de bewegingsmiddelen bedienbaar zijn door het 30 te bevochtigen oppervlak.

Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt doordat de bewegingsmiddelen een door het te bevochtigen oppervlak bedienbaar drukdeel omvatten, dat in hoofdzaak tegengesteld 4 beweegbaar is aan het overbrengingsorgaan. Door het te bevochtigen oppervlak op het drukdeel te plaatsen en naar beneden te drukken wordt dan het overbrengingsorgaan omhoog bewogen en tegen het oppervlak gedrukt.

5 Teneinde een optimaal contact tussen het overbrengingsorgaan en het te bevochtigen oppervlak te bereiken is dan bij voorkeur het drukdeel op overeenkomstige wijze geprofileerd als het bovenoppervlak van het overbrengingsorgaan, zodat het drukdeel in het bovenoppervlak 10 kan komen te rusten.

Een constructief eenvoudige uitvoering van de bevochtigingsinrichting wordt verkregen wanneer de bewegingsmiddelen ten minste één beweegbaar in een frame gelagerde arm omvatten, die enerzijds met het drukdeel en 15 anderzijds met het overbrengingsorgaan verbonden is. Zo wordt een rechtstreekse mechanische koppeling tussen het drukdeel en het overbrenginsgorgaan tot stand gebracht.

Wanneer het frame in hoofdzaak U-vormig is en een bodem en twee zijwanden omvat, waarbij de bewegingsmiddelen 20 gelagerd zijn in de zijwanden van het frame, kan het te bevochtigen oppervlak vanaf de bovenzijde in de bevochtigingsinrichting worden gebracht.

Een stabiele ophanging en een gelijkmatige beweging van het overbrengingsorgaan wordt bereikt wanneer de 25 bewegingsmiddelen twee in hoofdzaak U-vormige armen omvatten, waarvan de vrije einddelen zwenkbaar in de zijwanden van het frame gelagerd zijn en waarvan een middendeel het overbrengingsorgaan draagt.

Het drukdeel is in dat geval bij voorkeur zwenkbaar 30 verbonden met de vrije einddelen van de LJ-vormige armen, waardoor de gewenste tegengestelde beweging wordt gewaarborgd.

5

Teneinde het overbrengingsorgaan langs een nauwkeurig bepaalde baan vanuit de houder omhoog te laten bewegen vertonen bij voorkeur het frame en het overbrengingsorgaan samenwerkende geleiders.

5 Met het oog op een langdurige probleemloze werking is de bevochtigingsinrichting bij voorkeur van vochtbestendige materialen vervaardigd, zoals bijvoorbeeld kunststoffen of vochtbestendige metalen als roestvast staal of aluminium.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een 10 voorbeeld, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een gebruiker die een oppervlak reinigt met behulp van een microvezeldoek die op een langwerpig reinigingsorgaan is 15 bevestigd, waarbij een houder met daarin een bevochtigingsinrichting volgens de uitvinding aanwezig is,

Fig. 2 een gedeeltelijk doorgesneden perspectivisch aanzicht is van de houder met daarin de bevochtigingsinrichting van fig. 1 en een deel van het 20 reinigingsorgaan,

Fig. 3 een met fig. 2 overeenkomend aanzicht is van de houder en de bevochtigingsinrichting tijdens een eerste fase van de beweging van het overbrengingsorgaan naar het te bevochtigen oppervlak, 25 Fig. 4 een met fig. 2 en 3 overeenkomend aanzicht is in de stand waarin het overbrengingsorgaan tegen het te bevochtigen oppervlak gedrukt wordt, en

Fig. 5 een gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht toont van de houder met de bevochtigingsinrichting en het 30 reinigingsorgaan met het te bevochtigen oppervlak.

Voor het reinigen van een oppervlak 1, bijvoorbeeld een vloer, wordt gebruik gemaakt van een langwerpig en vlak reinigingsorgaan 3 dat aan een steel 4 bevestigd is. Een 6 gebruiker 2 beweegt dit reinigingsorgaan 3 in de richting van de pijl A, dus ongeveer dwars op de langsas daarvan, heen en weer over de vloer 1 (fig. 1). Aan de onderzijde van het reinigingsorgaan 3 is een microvezeldoek 5, een zogeheten 5 vlakmop aangebracht. Deze microvezel-vlakmop 5 is klamvochtig, hetgeen wil zeggen dat deze ongeveer zijn eigen gewicht aan vocht bevat. De microvezel-vlakmop 5 is droog aangeleverd en in droge toestand op het reinigingsorgaan 3 bevestigd, en pas daarna bevochtigd met behulp van een 10 bevochtigingsinrichting 6 volgens de uitvinding, die in een gedeeltelijk met vocht gevulde houder 7 is opgenomen. Overigens zal deze houder 7 in de praktijk meestal op een speciale werkwagen staan, in plaats van op de vloer 1 zoals hier getoond.

15 De bevochtigingsinrichting 6 omvat een overbrengingsorgaan 8 en middelen 9 voor het vanuit de houder 7 naar het te bevochtigen oppervlak van de microvezel-vlakmop 5 bewegen van het overbrengingsorgaan 8.

Het overbrengingsorgaan 8 wordt in het getoonde 20 voorbeeld gevormd door een plaat 35 van een harde kunststof, bijvoorbeeld PVC, met een geprofileerd bovenopppervlak 10 dat bijvoorbeeld van natuurlijke of synthetische rubber vervaardigd kan zijn. Dit bovenoppervlak 10 kan door middel van pennen 41 in openingen van de plaat 35 bevestigd zijn 25 (fig. 5). Het profiel van het bovenoppervlak wordt gevormd door een aantal opstaande randen 11 die zich ongeveer dwars op de langsas van het langwerpige overbrengingsorgaan 8 uitstrekken en een centrale rand 12. Verder loopt een omtreksrand 13 rond het bovenoppervlak 10. Deze omtreksrand 30 13 en de centrale rand 12 zijn op enkele plaatsen 29 onderbroken, zoals hierna zal worden toegelicht. De verschillende randen 11, 12, 13 van het profiel vormen een aantal kamers 14 in het bovenoppervlak 10. In deze kamers 14 7 wordt het over te brengen vocht getransporteerd. Door de aanwezigheid van een groot aantal door randen 11, 12 van elkaar gescheiden kamers 14 zal altijd voldoende vocht worden meegenomen, ook als het overbrengingsorgaan 8 niet geheel 5 horizontaal is, bijvoorbeeld omdat de houder 7 enigszins schuin staat. Overigens verlopen de profielranden 11 hier niet exact dwars op de langsas van het overbrengingsorgaan 8, maar vertonen zij een geknikt verloop, waardoor de kamers 14 de vorm van chevrons hebben. Zo wordt gewaarborgd dat de 10 microvezel-vlakmop 5 over zijn gehele breedte wordt bevochtigd.

De bewegingsmiddelen 9 kunnen in het getoonde voorbeeld bediend worden door het reinigingsorgaan 3 waarop de te bevochtigen microvezel-vlakmop 5 bevestigd is. Daartoe 15 is de bevochtigingsinrichting 6 voorzien van een drukdeel 15, dat tegengesteld beweegbaar is aan het overbrengingsorgaan 8; wanneer dit drukdeel 15 door het reinigingsorgaan 3 omlaag gedrukt wordt, beweegt het overbrengingsorgaan 8 vanuit de houder 7 naar boven.

20 De bewegingsmiddelen 9 zijn in het getoonde voorbeeld mechanisch van aard en omvatten twee armen 16, die beide zwenkbaar gelagerd zijn in een frame 17, en die enerzijds met het drukdeel 15 en anderzijds met het overbrengingsorgaan 8 verbonden zijn. Het frame 17 waarin de armen 16 gelagerd zijn 25 is hier U-vormig, en vertoont een bodem 18 waarmee deze -onder tussenkomst van een aantal poten 22 - op de bodem 19 van de houder 7 rust en twee zijwanden 20 die zich omhoog uitstrekken langs de zijwanden 21 van de houder 7 en waarin de armen 16 gelagerd zijn. Het frame 17 is in het getoonde 30 voorbeeld vervaardigd van een vochtbestendig metaal, bijvoorbeeld RVS of aluminium, en is voorzien van verlichtingsgaten 23, 24 in de bodem 18 en de zijwanden 20.

8

De armen 16 zijn in het getoonde voorbeeld U-vormig, en vertonen twee vrije einddelen 25 en een middendeel 26. De vrije einddelen 25 zijn enigszins gekromd en zijn enerzijds ter plaatse van de kromming met pennen 27 zwenkbaar in het 5 frame 17 gelagerd en daarnaast aan hun uiterste einden met pennen 28 zwenkbaar verbonden met het drukdeel 15. De middendelen 26 van de beide armen 16 dragen het overbrengingsorgaan 8, dat daar los op ligt. Zo kan het overbrengingsorgaan 8 eenvoudig verwisseld worden, wanneer er 10 bijvoorbeeld microvezel-vlakmoppen 5 met andere afmetingen gebruikt worden, die een andere hoeveelheid vocht vereisen. Overigens is het ook denkbaar dat slechts het rubberen bovenoppervlak 10 van de plaat 35 losgenomen en vervangen wordt. De middendelen 26 zijn verschuifbaar langs de 15 onderzijde van het overbrengingsorgaan 8, en kunnen eventueel zijn voorzien van een coating met lage wrijving of zelfs van geleidingsrollen. Het overbrengingsorgaan 8 vertoont verder geleidingsnokken 37 die samenwerken met eindranden 38 van het frame 17 om het overbrengingsorgaan 8 nauwkeurig verticaal 20 omhoog en omlaag te laten bewegen.

De armen 16 zijn niet slechts via het drukdeel 15, maar ook via twee paar verbindingsstangen 30, 31 met elkaar verbonden. Elke verbindingsstang 30, 31 is aan een einde met een van de armen 16 en het drukdeel 15 verbonden door een van 25 de pennen 28, en aan zijn tegenovergelegen einde met een andere verbindingsstang 31, resp. 30 verbonden door een zwenkpen 32. Deze zwenkpennen 32 zijn verticaal verschuifbaar gelagerd in sleuven 33 in het frame 17. In het frame 17 zijn verder uitsparingen 34 gevormd waarin de pennen 28 opgenomen 30 kunnen worden tijdens de beweging van het drukdeel 15 en de bewegingsmiddelen 9. Overigens zijn de verbindingsstangen 31 en de bijbehorende arm 16 via de pennen 28 niet slechts zwenkbaar, maar ook horizontaal verschuifbaar met het 9 drukdeel 15 verbonden, doordat de pennen 28 in sleuven 36 opgenomen zijn. Overigens is het drukdeel 15 op overeenkomstige wijze geprofileerd als het bovenoppervlak 10 van het overbrengingsorgaan 8, doordat dit een rooster van 5 geknikte dwarsliggers 39 en een centrale langsligger 40 vertoont.

Bij gebruik van de bevochtigingsinrichting 6 wordt eerst het reinigingsorgaan 3 met de daarop bevestigde vlakmop 5 boven de houder 7 gebracht (fig. 2) en vervolgens omlaag 10 bewogen tot het oppervlak van de doek 5 op het drukdeel 15 rust. Vervolgens wordt het reinigingsorgaan 3 met de vlakmop 5 verder omlaag gedrukt, waardoor het drukdeel 15 omlaag beweegt en het overbrengingsorgaan 8 door een zwenkbeweging van de armen 16 om de pennen 27 vanaf de bodem 19 van de 15 houder 7 omhoog bewogen wordt (fig. 3). Daarbij wordt in de kamers 14 vocht meegenomen, omdat het overbrengingsorgaan 8 zich in de ruststand onder de vloeistofspiegel S in de houder 7 bevindt (fig. 5). Wanneer het overbrengingsorgaan 8 en het drukdeel 15 elkaar ontmoeten (fig. 4) verdwijnt het rooster 20 van dwarsliggers 39 en de langsligger 40 in het geprofileerde bovenoppervlak 10 ter plaatse van de onderbrekingen 29 in de randen 12, 13. Daardoor kan het gehele bovenoppervlak 10 in nauw contact gebracht worden met het oppervlak van de microvezel-vlakmop 5 onder het reinigingsorgaan 3, zodat het 25 vocht in de kamers 14 opgenomen wordt in de vlakmop 5. Zo wordt de microvezel-vlakmop 5 over zijn gehele werkzame oppervlak op de juiste wijze bevochtigd, waarbij de mate van bevochtiging uitsluitend bepaald wordt door de vorm en afmetigen van het overbrengingsorgaan 8, en dus niet 30 afhankelijk is van toevalligheden, zoals bij de tot nu toe gebruikte bevochtigingsmethoden. Na gebruik, wanneer het reinigingsorgaan 3 omhoog gehaald wordt uit de houder 7, zakt het overbrengingsorgaan 8 onder invloed van zijn eigen 10 gewicht terug naar de bodem 19 van de houder 7. Overigens zou hiervoor ook een terugstelorgaan, zoals een veer gebruikt kunnen worden.

Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de 5 hand van een voorbeeld, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet is beperkt, maar op velerlei wijze kan worden gevarieerd. Zo zouden de vorm en afmetingen van de verschillende onderdelen anders gekozen kunnen worden, terwijl ook meer of minder dan twee armen gebruikt zouden 10 kunnen worden voor het omhoog en omlaag bewegen van het overbregingsorgaan. Ook zou in plaats van een mechanische overbrenging met zwenkarmen bijvoorbeeld een kabeloverbrenging toegepast kunnen worden. Zelfs zou een uitvoering denkbaar zijn waarbij het overbrengingsorgaan 15 omhoog gebracht wordt door een aandrijving, die gestart wordt doordat het reinigingsorgaan een schakelaar bedient. Verder zou de bevochtigingsinrichting van andere materialen vervaardigd kunnen zijn dan in het voorbeeld, bijvoorbeeld geheel van kunststof of juist geheel van metaal. Ook zouden 20 de bewegingsmiddelen rechtstreeks in de houder bevestigd kunnen zijn, zodat afgezien zou kunnen worden van het gebruik van een afzonderlijk frame.

De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de nu volgende conclusies.

1035226

Claims (14)

1. Inrichting voor het bevochtigen van een oppervlak, omvattende een in een althans ten dele met vocht gevulde houder aan te brengen overbrengingsorgaan, en middelen voor het vanuit de houder naar het te bevochtigen oppervlak 5 bewegen van het overbrengingsorgaan.

2. Bevochtigingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het overbrengingsorgaan ten minste één open kamer voor het vocht vertoont en de bewegingsmiddelen ingericht zijn om het overbrengingsorgaan tijdens de beweging 10 vanuit de houder naar het te bevochtigen oppervlak in hoofdzaak horizontaal te houden.

3. Bevochtigingsinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het overbrengingsorgaan plaatvormig is en een aantal naast elkaar geplaatste kamers vertoont.

4. Bevochtigingsinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de kamers gevormd zijn in een geprofileerd bovenoppervlak van het plaatvormig overbrengingsorgaan.

5. Bevochtigingsinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het overbrengingsorgaan langwerpig is en de 20 profilering van het bovenoppervlak een niet-rechte hoek insluit met een langsas van het overbrengingsorgaan.

6. Bevochtigingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bewegingsmiddelen bedienbaar zijn door het te bevochtigen oppervlak.

7. Bevochtigingsinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de bewegingsmiddelen een door het te bevochtigen oppervlak bedienbaar drukdeel omvatten, dat in hoofdzaak tegengesteld beweegbaar is aan het overbrengingsorgaan.

8. Bevochtigingsinrichting volgens conclusie 4 of 5 en conclusie 7, met het kenmerk, dat het drukdeel op 1 0 352 26 overeenkomstige wijze geprofileerd is als het bovenoppervlak van het overbrengingsorgaan.

9. Bevochtigingsinrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de bewegingsmiddelen ten minste één 5 beweegbaar in een frame gelagerde arm omvatten, die enerzijds met het drukdeel en anderzijds met het overbrengingsorgaan verbonden is.

10. Bevochtigingsinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het frame in hoofdzaak U-vormig is en een 10 bodem en twee zijwanden omvat, waarbij de bewegingsmiddelen gelagerd zijn in de zijwanden van het frame.

11. Bevochtigingsinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de bewegingsmiddelen twee in hoofdzaak U-vormige armen omvatten, waarvan de vrije einddelen 15 zwenkbaar in de zijwanden van het frame gelagerd zijn en waarvan een middendeel het overbrengingsorgaan draagt.

12. Bevochtigingsinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het drukdeel zwenkbaar verbonden is met de vrije einddelen van de U-vormige armen.

13. Bevochtigingsinrichting volgens één der conclusies 9-12, met het kenmerk, dat het frame en het overbrengingsorgaan samenwerkende geleiders vertonen.

14. Bevochtigingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze van 25 vochtbestendige materialen vervaardigd is. 1035226