NL1034980C2 - Zonnescherminrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Zonnescherminrichting.

BESCHRIJVING

De onderhavige uitvinding heeft volgens een eerste aspect 5 betrekking op een aan een gevelwand monteerbare zonnescherminrichting omvattende, althans ten minste in samengestelde toestand, een met bevestigingsmiddelen aan een gevel bevestigbaar langgerekt montageprofiel, waaraan ten minste een roteerbaar accumulatieorgaan en eerste uiteinden van scharnierbare armen zijn gemonteerd, en waarbij een zonwerend doek zich om het roteerbaar 10 accumulatieorgaan op- en afwikkelbaar uitstrekt tussen het roteerbaar accumulatieorgaan en een voorlijst die is bevestigd aan tegenover de eerste uiteinden gelegen tweede uiteinden van de respectievelijke scharnierbare armen. Tenzij anders aangegeven wordt in dit document met een richting steeds de richting bedoeld bij een aan een gevel opgehangen inrichting, waarbij met de termen voorzijde of naar 15 voor de zijde of richting wordt bedoeld waarin een zonnescherm van de opgeborgen toestand wordt uitgereden naar de operationele toestand.

Een dergelijke zonnescherminrichting is algemeen bekend. Bij de bekende zonnescherminrichting is of wordt een aantal steunen met een achterwand tegen de gevel bevestigd. De steunen hebben aan de onderkant twee zich loodrecht 20 ten opzichte van de achterwand parallel aan elkaar op enige afstand boven elkaar uitstrekkende benen, waartussen in samengestelde toestand van de zonnescherminrichting een kokervormig montageprofiel met een vierkante, of althans ten minste rechthoekige dwarsdoorsnede is geschoven. Daarbij sluiten de bovenzijde en de onderzijde van het montageprofiel nauw aan op de onderzijde van het bovenste 25 been, respectievelijk de bovenzijde van het onderste been van iedere steun. Aldus wordt het montageprofiel tussen de benen van de steunen gefixeerd. Aan de zijkanten, dat wil zeggen bij de kopse uiteinden, van het montageprofiel strekken zich schuin of in een hoek naar boven verbindingsstukken uit voor het verschaffen van een ophanging voor het roteerbaar accumulatieorgaan. De scharnierbare armen 30 zijn met hun ene uiteinde bevestigd aan de voorzijde van het montageprofiel. Aan hun andere uiteinde zijn de scharnierbare armen onderling verbonden door de voorlijst. De bekende inrichting kan aan de buitenwand van een gevel boven een deur- of raamopening of boven een terras worden opgehangen.

Een nadeel van een bekende zonnescherminrichting is dat die 1034980 a 2 relatief ver uit de gevel steekt, gewoonlijk wel 200 mm, waardoor het aanzien van de gevel ingrijpend wordt veranderd. Een ander nadeel van de bekende zonnescherm-inrichting is dat de montage relatief veel tijd in beslag neemt. De steunen moeten exact ten opzichte van elkaar uitgelijnd aan de gevel worden bevestigd om daarna 5 het montageprofiel goed in de steunen te kunnen schuiven. Dit vereist nauwkeurig werk en brengt meestal het nodige in- en nastelwerk met zich mee, met name indien 3 of meer steunen nodig zijn voor het verzekeren van een betrouwbare ophanging.

De onderhavige uitvinding beoogt daarom volgens een eerste aspect een zonnescherminrichting voor een zonwering volgens de inleiding te 10 verschaffen die zich in de compacte toestand minder ver naar voren uitstrekt, dat wil zeggen waarbij de afstand van de aan een gevel te bevestigen zijde van de bevestigingsmiddelen tot de van de gevel weg gerichte zijde van de voorlijst minder groot is dan bij de bekende ophanginrichting en/of waarbij de montage van de zonnescherminrichting aan een gevel kan worden vereenvoudigd. Dit doel kan door 15 de onderhavige uitvinding worden bereikt, doordat het langgerekt montageprofiel een l-vormige dwarsdoorsnede heeft. Hierdoor kan een ruimtebesparing worden gerealiseerd die ongeveer gelijk is aan de inhoud van de koker van de bekende inrichting. Een montageprofiel met een l-vormige dwarsdoorsnede biedt weliswaar iets minder stevigheid dan een kokervormig montageprofiel, maar kan zonder 20 problemen worden toegepast voor zonneschermen die aan de buitenmuur van een gevel worden opgehangen, mits de breedte van het scherm niet te groot is. De bekende zonnescherminrichting is uitgerust met een kokervormig montageprofiel voor het kunnen dragen van een breed bereik aan maten zonneschermen. Aangezien de massa van een zonnescherminrichting ongeveer rechtevenredig is 25 met de breedte kan bij een relatief smal zonnescherm een minder sterk montageprofiel, zoals het l-vormig montageprofiel volstaan. De l-vormige dwarsdoorsnede van het montage-profiel neemt minder ruimte in beslag en maakt een efficiënter gebruik van ruimte mogelijk doordat onderdelen direct tegen het I-vormig profiel kunnen worden gemonteerd, waar bij de bekende inrichting de 30 voorzijde van de koker beschikbaar is voor montage. De ruimtewinst komt aldus ongeveer overeen met de inwendige doorsnede van de koker bij de bekende inrichting. Aldus is een doelstelling van de onderhavige uitvinding bereikt. Een zonnescherminrichting volgens de onderhavige uitvinding kan ook gemakkelijker worden gemonteerd dan een bekende zonnescherminrichting. Voor een 3 montageprofiel met een l-vormige dwarsdoorsnede kunnen steunen met een I-vormige dwarsdoorsnede worden gebruikt. Als die aan de gevel zijn bevestigd, kan het montageprofiel op de, eventueel zeer korte, horizontale benen van de l-vormige steunen worden gelegd, waarna het montageprofiel bijvoorbeeld met klembeugels 5 aan de bevestigings-middelen aan de gevel kan worden bevestigd. Het zal de gemiddelde vakman duidelijk zijn dat de bevestigingstoleranties voor de bevestigingsmiddelen aan de gevel minder strikt zijn dan bij de bekende zonnescherminrichting. Bij de zonnescherminrichting volgens de uitvinding kunnen uitlijnverschillen eenvoudig worden gecompenseerd bij het tussen de klembeugels 10 en bevestigingsmiddelen klemmen van het montageprofiel nadat het montageprofiel in de L-vormige steunen of bevestigingsmiddelen is gelegd. Overigens zou voor relatief zware uitvoeringen een l-vormig profiel van dikker materiaal en/of het toepassen van meer steunen mogelijk voldoende steun kunnen bieden.

Het is bekend een zonnescherminrichting in een gevelwand 15 verzonken op te nemen door de zonnescherminrichting op te hangen, bijvoorbeeld aan een verdiepingsvloer en tegen de buitenzijde van een binnenmuur van een dubbelwandige gevel. In een dergelijke situatie kunnen de krachten die op het montageprofiel worden uitgeoefend deels worden overgebracht op de onderrand van de uitsparing in de buitenmuur, dat wil zeggen op het deel van de muur dat zich 20 onder de uitsparing bevindt. Als gevolg daarvan kan een l-vormig montageprofiel zelfs volstaan voor relatief brede en dus zware zonnescherminrichtingen. Doordat de zonnescherminrichting vanwege het montageprofiel met de l-vormige dwarsdoorsnede compacter kan worden uitgevoerd, kan die zelfs zo compact zijn dat de zonnescherminrichting binnen de contouren van de gevel kan worden 25 opgehangen.

Het heeft daarbij de voorkeur dat het althans ten minste in hoofdzaak l-vormig montageprofiel zich, indien geïnstalleerd, althans ten minste in hoofdzaak evenwijdig uitstrekt aan de gevel, zodat het l-vormig montageprofiel eenvoudig aan een gevelwand kan worden bevestigd. Bovendien verschaft het I-30 vormig profiel bij een dergelijke oriëntatie een goede weerstand tegen doorbuiging.

Voor het verschaffen van meer stevigheid aan het profiel en/of een montagerand heeft het de voorkeur dat het althans ten minste in hoofdzaak l-vormig montageprofiel een dwarsstuk omvat, dat zich, indien geïnstalleerd, van de gevel weg uitstrekt. Om daarbij zo veel mogelijk te kunnen profiteren van ruimtewinst ten 4 opzichte van een montagekoker is het voordelig wanneer het dwarsstuk zich althans ten minste in hoofdzaak haaks ten opzichte van het l-vormig deel van het montageprofiel uitstrekt.

Een dergelijk profiel is eenvoudig te vervaardigen wanneer het 5 montageprofiel een L-vormige dwarsdoorsnede heeft. Dergelijke hoekprofielen zijn in de handel vrij verkrijgbaar. De keuze voor letters als referentie voor een profielvorm zou kunnen suggereren dat er sprake zou zijn van twee verschillende vormenprofiel. Met l-vormig wordt in dit document echter een rechte plaat bedoeld, terwijl met L-vormig een rechte plaat met een dwarsstuk aan het uiteinde wordt 10 bedoeld als variant op een l-vormige plaat. Het voordeel van beide profielvormen ten opzichte van de vierkante koker volgens de stand van de techniek is dat het profiel in dwarsdoorsnede “open” is ten opzichte van het kokerprofiel volgens de stand van de techniek dat een rondom gesloten dwarsdoorsnedeprofiel heeft.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding 15 wordt het montageprofiel in gemonteerde toestand van de zonnescherminrichting door de bevestigingsmiddelen klemmend in positie gehouden. Dit kan uiteraard op vele manieren worden uitgevoerd. Volgens een de voorkeur genietende bevestigingsmethode hebben de aan een gevel te bevestigen bevestigingsmiddelen aan de voorzijde een contour die aansluit op die van het montageprofiel. Verder 20 kunnen klembeugels zijn voorzien die aan de bevestigingsmiddelen kunnen worden vastgemaakt, bijvoorbeeld door middel van schroefdraad, en waarvan het naar de bevestigingsmiddelen gericht profiel correspondeert met het naar de klembeugels gericht profiel van de bevestigingsmiddelen en een daarop gelegen montageprofiel. Daarbij kan voor een l-vormig profiel een L-vormig bevestigingsmiddel met 25 bijvoorbeeld een zeer kort horizontaal been worden gekozen, op welk been het I-vormig profiel met de zijkant kan afsteunen. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm kunnen de bevestigingsmiddelen voor de zonnescherminrichting aan een gevelwand worden bevestigd, waarna het profiel op de bevestigingsmiddelen wordt gelegd om vervolgens de klembeugels door middel van schroefdraad aan de bevestigings-30 middelen te schroeven. Aldus wordt een zeer eenvoudige en betrouwbare bevestigingswijze voor het montageprofiel verschaft.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn tussen het montageprofiel en de eerste uiteinden van de scharnierbare arm instelmiddelen voorzien voor het kunnen instellen van de uitvalhoek van het 5 zonnescherm ten opzichte van de gevelwand. Aldus kunnen de instelmiddelen bij installatie van het zonnescherm, afhankelijk van de situering van het zonnescherm, aan de wensen van de gebruiker worden aangepast, zodat het zonnescherm in een juiste hoek schuin naar beneden uitvalt wanneer het doek van het roteerbaar 5 accumulatieorgaan wordt afgewikkeld.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is een latei boven het accumulatieorgaan met het doek opgenomen voor het tegen vuil en neerslag afdekken van de zonnescherminrichting. Alternatief omgeeft de latei de zonnescherminrichting aan de boven- en onderzijde en aan de achterzijde, 10 voor het vormen van een kast voor een in een uitsparing in een wand op te nemen zonnescherm.

Bij een uitvoeringsvorm van een zonnescherminrichting volgens de onderhavige uitvinding is de zonnescherminrichting geschikt voor inbouw in een uitsparing in een gevelwand. Door een zonnescherminrichting in een gevelwand in 15 te bouwen, wordt de zonnescherminrichting, althans in opgerolde toestand, ten minste grotendeels in de gevelwand verzonken.

Het heeft daarbij de voorkeur dat de voorlijst geschikt is voor het aanbrengen van een afwerking die overeenkomt met de gevel waarin de zonnescherminrichting is, of althans dient te worden, aangebracht. Wanneer de 20 zonnescherminrichting geheel in de gevelwand kan worden verzonken en een afwerking op de voorlijst wordt aangebracht die overeenstemt met de afwerking van de gevel, kan de zonnescherminrichting vrijwel onzichtbaar in een gevelwand worden weggewerkt.

Om een zonnescherminrichting, al dan niet (ten dele) weggewerkt in 25 een gevelwand, minimaal uit een gevelwand te laten uitsteken, is de diepte van de zonnescherminrichting in compacte toestand bij een voorkeursuitvoeringsvorm ten hoogste 150 mm, en bij voorkeur ten hoogste 120 mm. In het laatste geval is het bij reguliere gevels mogelijk de zonnescherminrichting zodanig aan de buitenzijde van een binnenmuur van een gevelwand te bevestigen dat de zonnescherminrichting 30 geheel binnen de contouren van de gevelwand kan worden opgenomen.

De onderhavige uitvinding zal hierna meer in detail worden toegelicht aan de hand van voorkeursuitvoeringsvormen onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, waarin:

Figuur 1 een perspectivisch vooraanzicht toont van een 6 zonnescherminrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 2 een zijaanzicht toont van de inrichting uit figuur 1;

Figuur 3 een perspectivisch vooraanzicht toont van een deel van een zonnescherminrichting volgens de onderhavige uitvinding die is opgenomen in 5 een latei; en

Figuur 4 een zijaanzicht toont van de zonnescherminrichting volgens figuur 3, bevestigd aan een verdiepingsvloer van een gebouw.

Figuren 1 en 2 tonen een zonnescherminrichting volgens de onderhavige uitvinding in perspectivisch aanzicht respectievelijk in zijaanzicht. Een 10 L-vormig montageprofiel 2 is ingeklemd tussen enerzijds aan een gevelwand te bevestigen bevestigingselementen 3 en anderzijds klembeugels 4. Aan de uiteinden van montageprofiel 2 zijn montagebeugels 5a, 5b om montageprofiel 2 aangebracht, waartussen een buis 10 (niet getoond in figuur 1) met doek 6 is aangebracht. Nabij bevestigingselementen 3 zijn montagebeugels 7a, 7b aangebracht, waaraan 15 hoekverstellingen 8 zijn bevestigd waaraan op hun beurt knikarmen 9 zijn bevestigd.

Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht van een deel van een zonnescherminrichting 21 volgens de onderhavige uitvinding die is opgenomen in een C-vormige latei 33 waarvan de open voorzijde is afgesloten door een dekprofiel 39 en een voorlijst 40 van het zonnescherm. De zonnescherminrichting 21 omvat 20 een l-vormig montageprofiel 22 dat aan latei 33 is bevestigd zoals montageprofiel 2 uit figuur 1 aan een muur kan zijn bevestigd, zoals eerder in dit document beschreven. Koker 30 waaromheen een doek 26 is gewikkeld is via montagebeugels 25a en 25b bevestigd aan het montageprofiel 22.

Figuur 4 tenslotte toont zonnescherminrichting 21 uit figuur 3 die via 25 een lasverbinding met de latei 33 is bevestigd aan bevestigingsplaat 34 die op zijn beurt door middel van bevestigingsbouten 35 aan het kops uiteinde van een verdiepingsvloer 36 is bevestigd. Verdiepingsvloer 36 rust op binnenmuur 37. Zonnescherminrichting 21 is opgenomen in een uitsparing in buitenmuur 38.

Nu in detail kijkend naar figuur 1 wordt een zonnescherminrichting 1 30 getoond zoals die kan worden bevestigd aan een gevelwand (niet getoond). Daartoe worden eerst bevestigingselementen 3 door middel van schroeven die door daarvoor aangebrachte gaten in de bevestigingselementen 3 worden gevoerd, bevestigd aan een gevelwand. Afhankelijk van de lengte van montageprofiel 2 worden twee of meer bevestigingselementen 3 voorzien, waarbij bij voorkeur ter hoogte van de 7 bevestiging van de armen 9, of althans de daarvoor bestemde bevestigingsbeugels 7a, 7b bevestigingselementen 3 aan de gevel worden vastgemaakt. Vervolgens wordt het montageprofiel 2, waaraan montagebeugels 5a, 5b en 7a, 7b reeds zijn aangebracht tegen de binnenzijde van de hoek van de bevestigingselementen 3 5 gelegd. Vervolgens worden klembeugels 4 aangebracht en door middel van bouten klemmend aan bevestigingselementen 3 bevestigd, waardoor montageprofiel 2 klemmend wordt bevestigd. In figuur 1 zijn de gaten van klembeugel 3 waarin de bouten zijn verzonken zichtbaar weergegeven. Wanneer montageprofiel 2 aldus tussen bevestigingselementen 3 en klembeugels 4 is bevestigd, kan de uitvalhoek 10 van het zonnescherm door middel van hoek-verstellingen 8 worden ingesteld. In feite wordt hiermee de hoek ingesteld waarmee armen 9 ten opzichte van de (niet getoonde) gevel om hun scharnierpunten 11a, 11b van het montageprofiel 2 wegknikken. Daarbij is een voorlijst (niet getoond in de figuren) bevestigd aan de uiteinden 12 van de knikarmen 9, waarbij de voorste rand van het ten dele om buis 15 10 gewikkeld doek 6 is bevestigd.

Nu kijkend naar figuur 3 wordt een deel van een zonnescherminrichting 21 volgens een tweede uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding getoond. Zonnescherminrichting 21 omvat een C-vormige latei 33 die bij toepassing aan een wand van een gebouw kan worden bevestigd. In tegenstelling 20 tot de zonnescherminrichting uit figuur 1 is bij de zonnescherminrichting 21 een I-vormig profiel ingeklemd tussen bevestigingselementen en klembeugels die identiek kunnen zijn aan de bevestigingselementen en klembeugels uit figuren 1 en 2. Ook kunnen bij deze zonnescherminrichting 21 montagebeugels 25a en 25b worden toegepast die identiek zijn aan de montagebeugels uit figuren 1 en 2. In figuur 3 is 25 tussen montagebeugels 25a en 25b de ruimte zichtbaar waartussen een horizontaal been van een L-vormig profiel zou kunnen worden opgenomen. Het zonnescherm uit zonnescherminrichting 21 omvat een doek 26 dat is bevestigd aan voorlijst 40 die door middel van scharnierbare armen (niet getoond in figuur 3) aan montageprofiel 22 is bevestigd. Aan de bovenkant van C-vormige latei 33 is een dekprofiel 39 30 geschoven dat de zonnescherminrichting 21 beschermt tegen vervuiling en weersinvloeden.

Nu tenslotte kijkend naar figuur 4 wordt de zonnescherminrichting 21 uit figuur 3 getoond in een uitsparing die is voorzien in een buitenmuur 38 van een gevelwand. Aan een verdiepingsvloer 36 die rust op een binnenmuur 37 is door 1034980 8 middel van bevestigingsbouten 35 een bevestigingsplaat 34 bevestigd. C-vormige latei 33 is op zijn beurt door middel van een lasverbinding met latei 33 bevestigd aan bevestigingsplaat 34. De onderzijde van de C-vormige latei 33 steunt (mede) af op de buitenmuur 38 en het buitenste deel van buitenmuur 38 steunt af op latei 33.

5 Hoewel dat in figuur 4 niet zichtbaar is, is montageprofiel 22 door middel van bevestigingselementen en klembeugels identiek aan die uit figuren 1 en 2 bevestigd aan C-vormige latei 33. Koker 30 voor doek 26 is opgehangen aan montagebeugel 25a die met montagebeugel 25b om l-vormig montageprofiel is geklemd. Knikarmen 29 zijn via hoekverstelling 28 bevestigd aan montageprofiel 22, ook weer op 10 vergelijkbare wijze als bij figuren 1 en 2, en dragen aan hun uiterste uiteinden voorlijst 40. Wanneer knikarmen 29 zich in hun ingetrokken positie bevinden, zoals is getoond in figuur 4, bevinden de voorlijst 40 en het dekprofiel 39 zich binnen de buitencontouren van buitenmuur 38. Aldus is de C-vormige latei met daarin de ophanging en beweegbare delen van de zonnescherminrichting 21 binnen contouren 15 van de gevelwand opgenomen.

In de figuren en in de hier bovenstaande beschrijving zijn slechts enkele uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding in detail getoond en beschreven. Het moge echter duidelijk zijn dat de figuren noch de beschrijving een beperkende invloed heeft op de beschermingsomvang van de onderhavige 20 uitvinding, die wordt bepaald door de hiernavolgende conclusies. Op de uitvoeringsvormen uit dit document kunnen vele variaties worden aangebracht. Zo is het bijvoorbeeld denkbaar dat bij toepassing van een l-vormig montageprofiel kiemen montagebeugels worden gebruikt die geheel aansluiten op een dergelijk montageprofiel. Verder kan een L-vormig montageprofiel worden toegepast bij een 25 zonnescherminrichting die is opgenomen in een latei of kan evengoed een l-vormig montageprofiel worden toegepast bij een zonnescherminrichting die aan een buitenmuur is bevestigd.

103498η

Claims (12)

1. Aan een gevelwand monteerbare zonnescherminrichting omvattende, althans ten minste in samengestelde toestand, een met bevestigings- 5 middelen aan een gevel bevestigbaar langgerekt montageprofiel, waaraan ten minste een roteerbaar accumulatieorgaan en eerste uiteinden van scharnierbare armen zijn gemonteerd, en waarbij een zonwerend doek zich om het roteerbaar accumulatieorgaan op- en afwikkelbaar uitstrekt tussen het roteerbaar accumulatieorgaan en een voorlijst die is bevestigd aan tegenover de eerste 10 uiteinden gelegen tweede uiteinden van de respectievelijke scharnierbare armen, met het kenmerk, dat het langgerekt montageprofiel een l-vormige dwarsdoorsnede heeft.

2. Zonnescherminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het althans tenminste in hoofdzaak l-vormig montageprofiel zich, indien 15 geïnstalleerd, althans ten minste in hoofdzaak evenwijdig uitstrekt aan de gevel.

3. Zonnescherminrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het althans ten minste in hoofdzaak l-vormig montageprofiel een dwarsstuk omvat, dat zich, indien geïnstalleerd, van de gevel weg uitstrekt.

4. Zonnescherminrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat 20 het dwarsstuk zich althans ten minste in hoofdzaak haaks ten opzichte van het I- vormig deel van het montageprofiel uitstrekt.

5. Zonnescherminrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het montageprofiel een L-vormige dwarsdoorsnede heeft.

6. Zonnescherminrichting volgens één of meer van de voorgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat het montageprofiel in gemonteerde toestand van de zonnescherminrichting door de bevestigingsmiddelen klemmend in positie wordt gehouden.

7. Zonnescherminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen het montageprofiel en de eerste uiteinden 30 van de scharnierbare armen instelmiddelen zijn voorzien voor het kunnen instellen van de uitvalhoek van het zonnescherm ten opzichte van de gevelwand.

8. Zonnescherminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een latei boven het accumulatieorgaan met het doek is opgenomen voor het tegen vuil en neerslag afdekken van de zonnescherm- 1034980 inrichting.

9. Zonnescherminrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat de zonnescherminrichting geschikt is voor inbouw in een uitsparing in een gevelwand.

10. Zonnescherminrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de voorlijst geschikt is voor het aanbrengen van een afwerking die overeenkomt met de gevel waarin de zonnescherminrichting is, of althans dient te worden, aangebracht

11. Zonnescherminrichting volgens één of meer van de voorgaande 10 conclusies, met het kenmerk, dat de diepte van de zonnescherminrichting in compacte toestand ten hoogste 150 mm bedraagt.

12. Zonnescherminrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de diepte van de zonnescherminrichting in compacte toestand ten hoogste 120 mm bedraagt. 15 1 n 3 Λ Q A Π