NL1034698C2

NL1034698C2 - Systeem voor het corrigeren van botten.

Info

Publication number: NL1034698C2
Application number: NL1034698A
Authority: NL
Inventors: Aleida Johanna Van Der Wal; Ralph Johan Bernhard Sakkers; Joris Emanuel Nicolaas Jaspers; Peter Timo Dijkstra
Original assignee: Umc Utrecht Holding Bv
Priority date: 2007-06-01
Filing date: 2007-11-14
Publication date: 2008-12-02
Also published as: ES2364534T3; US10390859B2; WO2008147179A1; WO2008147179A8; DE602008006385D1; ATE506022T1; EP2152177B1; NL1033925C2; EP2152177A1; US20100191239A1

Description

SYSTEEM VOOR HET CORRIGEREN VAN BOTTEN

Nieuw afgezet botweefsel heeft de eigenschap nog flexibel te zijn, daar dat dit nieuwe weefsel nog niet volledig 5 gecalcificeerd is, waardoor het nog niet de stijve eigenschappen van gecalcificeerd bot bezit en het dus nog relatief vervormbaar is.

Bij bepaalde botafwijkingen zoals stands- en 10 lengteafwijkingen wordt van dit principe gebruik gemaakt om de afwijking van het bot te corrigeren. Door tussen pennen die aan weerszijden van een botbreuk zijn aangebracht in het bot spanning aan te brengen, kan de oriëntatie en afstand tussen deze pennen en dus de botdelen aangepast worden. Door 15 gebruik te maken van dit principe zijn botverlengingen of 3-d as-correcties van het bot mogelijk. Daartoe wordt aan de pennen een raamwerk verbonden dat deze spanning levert.

Tevens moet deze inrichting de spanning overnemen die normaal door het bot gedragen wordt tijdens gebruik, zodat de patiënt 20 toch gebruik kan maken van het te verlengen bot, bijvoorbeeld van een been.

In hoofdzaak bestaat het hierboven beschreven correctieproces uit twee fases: een correctiefase en een uithardingsfase.

25 Tijdens de correctiefase kan de stand van het flexibele bot in een botbreuk aangepast worden. Het jonge botweefsel wordt in kleine stappen opgerekt door de afstand tussen de aan weerszijden van de breuk aangebrachte pennen geleidelijk te vergroten. Wanneer de lengte of oriëntatie van het bot naar 30 tevredenheid is aangepast, is het van belang het bot te laten calcificeren in deze positie,· de uithardingsfase. Hierbij moet het bot in deze positie gefixeerd worden. Na verloop van tijd is het bot weer dusdanig sterk en stijf dat de pennen en het fixatie-orgaan verwijderd kunnen worden. Voor 103469 8 2 bijvoorbeeld een verlenging van één cm van een bot duurt de correctiefase twee weken en de uithardingsfase zes weken.

Bij de methode volgens Ilizarov, en verfijnd door Taylor, 5 worden aan weerszijden van de breuk ringen aan de pennen bevestigd, waartussen in lengte verstelbare, telescopische buizen worden aangebracht. Hierdoor kan de onderlinge afstand en oriëntatie van de ringen nauwkeurig aangepast worden door elk van de buizen een specifieke lengte te geven.

10

Hoewel het bekende systeem geschikt is voor gebruik tijdens de correctiefase door de goede instelmogelijkheden, is de relatief grote omvang van de inrichting een nadeel van dit systeem, dat tot onnodig ongemak leidt voor de patiënt.

15

Het doel van de uitvinding is een efficiënter, gebruiksvriendelijker en/of eenvoudiger systeem voor het corrigeren van botten, in het bijzonder wat uitharding betreft, te verschaffen.

20

Hiertoe is in een systeem voor het corrigeren van botten voorzien, omvattende: - Ten minste een eerste pen die op een eerste locatie met het bot verbindbaar is; 25 — Ten minste een tweede pen die op een tweede locatie op afstand van de eerste locatie met het bot verbindbaar is; — Een fixatie-orgaan dat met de eerste en tweede pennen star is gekoppeld voor het fixeren van de 30 onderlinge afstand tussen de pennen tijdens een uithardingsfase en welke tijdens een correctiefase flexibel is gekoppeld met de eerste en de tweede pennen; en 3 - Ten minste een eerste ringvormig fixatie-orgaan dat verwijderbaar is verbonden met de eerste pen en ten minste een tweede ringvormig fixatie-orgaan dat verwijderbaar is verbonden met de tweede pen voor 5 het verstellen van het bot tijdens de correctiefase.

Bij voorkeur zijn tussen de ringvormige fixatie-organen middelen voor het instellen van de onderlinge afstand en 10 oriëntatie van de ringvormige fixatie-organen aangebracht. En meer bij voorkeur omvatten de middelen voor het instellen van de onderlinge afstand en oriëntatie van de ringvormige fixatie-organen ten minste een telescopische buis. Een dergelijk systeem maakt het mogelijk het bot tijdens de 15 correctiefase met behulp van de ringvormige fixatie-organen en de ten minste een telescopische buis te corrigeren, waarbij het andere fixatie-orgaan vrij mee kan bewegen en geen spanning draagt. Tijdens de uithardingsfase kan dit fixatie-orgaan gefixeerd worden, waardoor de ringvormige 20 fixatie-organen verwijderd kunnen worden, wat het gebruiksgemak voor de patiënt bevordert.

Opgemerkt hierbij moet worden dat de verbinding tussen de pennen en de ringvormige fixatie-organen als star moet worden 25 beschouwd. Een dergelijke starre verbinding verzekert een goede correctie van de stand van het bot bij het aanpassen van de onderlinge oriëntatie en afstand van de ringvormige fixatie-organen. Vanzelfsprekend is ook de verbinding tussen de pennen en het buisvormige fixatie-orgaan in de 30 uithardingsfase een starre verbinding en is het buisvormige fixatie-orgaan goed in staat de spanningen over het gecorrigeerde bot op te vangen.

4

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat de telescopische buis een eerste buis voorzien van schroefdraad, waarop een daarover heen schuifbare tweede buis aangrijpt die door middel van draaiing over het schroefdraad 5 in de lengte verplaatsbaar is ten opzichte van de eerste buis, teneinde de telescopische buis in lengte verstelbaar te maken.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het systeem 10 overeenkomstig de uitvinding is er voorzien in ten minste een koppellichaam voor het verbinden van een ringvormig fixatie-orgaan aan een pen, waarbij het koppellichaam eerste verbindingsmiddelen voor het verbinden van de pen aan het koppellichaam en tweede verbindingsmiddelen omvat voor het 15 verbinden van het koppellichaam aan het ringvormige fixatie-orgaan, waarbij ten minste een van de eerste of tweede verbindingsmiddelen zijn ingericht om een althans nagenoeg traploos variabele oriëntatie van de pen ten opzichte van het ringvormige fixatie-orgaan mogelijk te maken. Een dergelijk 20 koppellichaam voor het koppelen van de pennen aan het ringvormige fixatie-orgaan maakt het voor de specialist mogelijk de pennen instelbaar aan te brengen aan de ringvormige fixatie-organen. Het koppellichaam is hiertoe zodanig uitgevoerd dat onafhankelijk van de oriëntatie van de 25 pennen ten opzichte van de ringvormige fixatie-organen deze na instelling hiervan star verbonden kunnen worden. Bij voorkeur worden dergelijke koppellichamen gebruikt bij zowel het koppelen van de eerste als de tweede pen aan respectievelijk het eerste en het tweede ringvormige fixatie-30 orgaan.

Bij voorkeur omvatten de eerste verbindingsmiddelen klemblokken voor het daartussen klemmen van de pen. Het is 5 hierbij voordelig de klemblokken door middel van bijvoorbeeld schroeven op elkaar te klemmen. Meer bij voorkeur zijn de klemblokken voorzien van uitsparingen voor het daarin opnemen van ten minste een pen. Dergelijke klemblokken bieden het 5 voordeel dat bij aanbrengen van de pen, meer bij voorkeur meerdere pennen, de oriëntatie van de pennen ten opzichte van het ringvormige fixatie-orgaan nog enigszins aangepast kan worden. Na inklemming van de pen wordt echter een starre verbinding verkregen tussen koppellichaam en pen.

10

De tweede verbindingmiddelen omvatten bij voorkeur ten minste een schroefverbinding voor het verbinden van het koppellichaam aan het ringvormige fixatie-orgaan. Meer bij voorkeur omvatten de tweede verbindingsmiddelen voorts een 15 moer-boutverbinding.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het systeem overeenkomstig de uitvinding is het koppellichaam voorts voorzien van ten minste een aangrijpvlak voor het aangrijpen 20 van het koppellichaam op het ringvormige fixatie-orgaan, waarbij de tweede verbindingsmiddelen en het aangrijpvlak zich op enige afstand van elkaar bevinden gezien in het vlak van aangrijping met het ringvormige fixatie-orgaan. Bij voorkeur maakt alleen het aangrijpvlak van het koppellichaam 25 hierbij contact met het ringvormige fixatie-orgaan. De arm of koppel gecreëerd door de afstand tussen de as van de verbindingsmiddelen en het verbindingsvlak of aangrijpvlak tussen het koppellichaam en het ringvormige fixatie-orgaan heeft als resultaat dat de rotatieweerstand van het 30 koppellichaam ten opzichte van het fixatie-orgaan wordt vergroot. Bij voorkeur is het aangrijpvlak gevormd door een opstaande rand aangebracht op de in verbonden toestand naar het fixatie-orgaan toe gerichte zijde van het koppellichaam.

6

Meer bij voorkeur omvat de in verbonden toestand naar het fixatie-orgaan toe gerichte zijde van het koppellichaam twee aangrijpvlakken, daar dit de stabiliteit van de verbinding verbetert. Nog meer bij voorkeur zijn de twee weerszijden van 5 het koppellichaam voorzien van ten minste een aangrijpvlak, waardoor het koppellichaam tussen twee ringvormige fixatie-organen geklemd kan worden, bij voorkeur door de tweede verbindingsmiddelen.

10 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding zijn de tweede verbindingsmiddelen ingericht om het koppellichaam om ten minste een as roteerbaar te maken. Bij voorkeur omvatten de tweede verbindingsmiddelen hiertoe tenminste een schroefverbinding 15 waarmee het ringvormige fixatie-orgaan op het koppellichaam verbonden wordt. Nog meer bij voorkeur omvatten de tweede verbindingsmiddelen tevens een sleufgat voor het opnemen van bijvoorbeeld een bout, waarbij het sleufgat nog enige rotatie van het koppellichaam toestaat om de as van de 20 schroefverbinding.

Het is hierbij voordelig het bovengenoemde koppellichaam aan te brengen tussen twee ringvormige fixatie-organen, waarbij deze twee ringvormige fixatie-organen het eerste of het 25 tweede fixatie-orgaan vormen. De ringvormige fixatie-organen bestaan hierbij dus ieder uit twee ringen. Met een dergelijke opbouw is het bovendien voordelig om een moer-boutverbinding aan te brengen door het koppellichaam, waarbij bij het aandraaien van de moer de ringvormige fixatie-organen op 30 elkaar geklemd worden met daartussen het koppellichaam. In een andere uitvoeringsvorm kan het ook mogelijk zijn de ringen op elkaar te klemmen buiten de koppellichamen door het aanbrengen van bijvoorbeeld een moer-boutverbinding tussen de 7 ringen. Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke inklemming in het bijzonder voordelig is wanneer het koppellichaam voorzien is van bovengenoemde aangrijpvlakken.

5 Opgemerkt hierbij moet echter worden dat de uitvinding niet beperkt is tot het gebruik van twee ringen per ringvormig fixatie-orgaan. In een andere uitvoering kan het mogelijk zijn de tweede verbindingsmiddelen slechts op een ring aan te brengen en op dergelijke wijze te voorzien in een verbinding 10 tussen de pen en het fixatie-orgaan.

Bij voorkeur omvatten de middelen voor het instellen van de onderlinge afstand en oriëntatie van de ringvormige fixatie-organen een "Hexapod", waarbij zes telescopische buizen zijn 15 aangebracht tussen de ringvormige fixatie-organen. Een "Hexapod"-systeem maakt het mogelijk gecompliceerde correcties uit te voeren, waarbij een computerprogramma de lengtes van ieder van de telescopische buizen berekent gedurende de correctiefase en de patiënt deze lengtes zelf 20 kan instellen gedurende de behandeling. Bij een dergelijke Hexapod-configuratie wordt veelal gebruik gemaakt van een enkele ring per ringvormig fixatie-orgaan, zoals reeds hierboven beschreven is.

25 Bij voorkeur is het f ixatie-orgaan binnen de omtrekken van de ringvormige fixatie-organen geplaatst. Door het fixatie-orgaan binnen de omtrek van de ringvormige fixatie-organen aan dezelfde pennen aan te brengen, wordt een compacter systeem verkregen. Echter, in bepaalde situaties zou het 30 voordeliger kunnen zijn het fixatie-orgaan buiten de omtrekken aan te brengen.

Bij voorkeur omvat het fixatie-orgaan ten minste een 8 fixeerbaar bal-gewricht en bij voorkeur omvat het fixatie-orgaan twee fixeerbare bal-gewrichten. En meer bij voorkeur is het fixatie-orgaan in lengte verstelbaar. Hierdoor kan het fixatie-orgaan vrij met de ringvormige fixatie-organen mee 5 bewegen tijdens de correctiefase. Bij voorkeur strekken de bal-gewrichten zich althans in hoofdzaak tussen de ringvormige fixatie-organen uit, zodat bij een veranderende onderlinge oriëntatie van de ringvormige fixatie-organen tijdens de correctiefase het fixatie-orgaan de ringvormige 10 fixatie-organen niet kan raken.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat het fixatie-orgaan slechts een bal-gewricht en bij voorkeur omvat het fixatie-orgaan ten minste een railsysteem 15 voor het in lengte verstellen van het fixatie-orgaan.

Bij voorkeur omvatten de pennen in het bot halfpennen. Dergelijke pennen zijn makkelijk aan te brengen in het bot, door deze hierin te schroeven bijvoorbeeld, en zijn 20 patiëntvriendelijk. En bij voorkeur worden de eerste en tweede pennen aan weerszijden van het te corrigeren deel van het bot verbonden.

Opgemerkt moet worden dat de ringvormige fixatie-organen niet 25 beperkt zijn tot volledig ringvormige fixatie-organen, dat wil zeggen in de vorm van een gesloten cirkel. In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de ringvormige fixatie-organen de vorm hebben van een cirkelsegment, waarbij de ringvormige fixatie-organen bij 30 voorbeeld slechts driekwart of de helft van de vorm van een cirkel omvatten. Dergelijk gevormde fixatie-organen bieden voordelen wat betreft bevestiging van de f ixatie-organen om de ledematen, zodat het opbouwen van een ringvormig fixatie- 9 orgaan uit twee halve cirkels, zoals nog beschreven zal worden, bij voorbeeld niet nodig is.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor 5 het corrigeren van botten, bestaande uit een correctiefase en vervolgens een uithardingsfase, omvattende: - Het verbinden van ten minste een eerste pen op een eerste locatie met het bot; - Het verbinden van ten minste een tweede pen op een 10 tweede locatie op afstand van de eerste locatie; - Het aanbrengen van een fixatie-orgaan aan de eerste en tweede pennen,- - Het aanbrengen van ten minste een eerste ringvormig fixatie-orgaan aan de eerste pen en het aanbrengen 15 van ten minste een tweede ringvormig fixatie-orgaan aan de tweede pen; - Het corrigeren van de lengte en/of de oriëntatie van het bot door de onderlinge afstand en/of de oriëntatie van de ringvormige fixatie-organen aan 20 te passen tijdens de correctiefase, waarbij het fixatie-orgaan vrij mee kan bewegen; en - Het fixeren van de onderlinge afstand tussen de eerste en de tweede pen met het fixatie-orgaan tijdens de uithardingsfase.

25

Bij voorkeur worden tijdens de uithardingsfase de ringvormige fixatie-organen verwijderd. Een dergelijke werkwijze voor het corrigeren van botten biedt alle mogelijkheden van het corrigeren met behulp van ringvormige fixatie-organen en 30 biedt toch een compact systeem tijdens de uithardingsfase, daar de ringvormige fixatie-organen dan verwijderd zijn.

Opgemerkt moet worden dat wat betreft de volgorde van het 10 aanbrengen van de verschillende fixatie-organen aan de pennen geen beperking geldt. Zo is het mogelijk de ringvormige fixatie-organen op de plek te houden tijdens het initieel aanbrengen van het systeem door middel van tijdelijke draden 5 die hiertoe door het bot zijn aangebracht.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarbij ·.

10 - Figuur 1 schematisch een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding tijdens de correctiefase weergeeft; - Figuren 2A en 3A schematisch ieder een 15 voorkeursuitvoeringsvorm van een verbindingsorgaan volgens de uitvinding in explosieaanzicht tonen; - Figuren 2B en 3B de verbindingsorganen uit figuren 2A en 3A in verbonden toestand schematisch 20 weergeven; — Figuur 4 een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding tijdens de correctiefase schematisch toont; 25 — Figuur 5 schematisch een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding tijdens de uithardingsfase weergeeft en; 30 — Figuur 6 een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding tijdens de uithardingsfase schematisch toont.

11

In figuur 1 is een bot 1 weergeven met daarin aangebracht een breuk 2. Door de onderlinge afstand van botdelen la en lb aan te passen, kan de lengte en/of de oriëntatie van het bot 1 gecorrigeerd worden doordat het botweefsel in en rond de 5 breuk 2 nog flexibel is. Hiertoe worden in respectievelijk de botdelen la en lb operatief elk twee pennen 4a en 4b aangebracht, die schroefdraad voor het inschroeven in het bot 1 omvatten. De pennen 4a en 4b worden verbonden met fixatieringen 5a en 5b, waarbij twee fixatieringen 5a en 5b 10 aan elke set pennen 4a en 4b zijn aangebracht.

De fixatieringen 5a zijn onderling verbonden door verbindingen 10a en de ringen 5b met verbindingen 10b. De verbindingen 10a en 10b zijn in gaten 12 in de fixatieringen 15 5a en 5b geschroefd met behulp van schroeven 22. Deze verbindingen 10a en 10b bevatten gaten 11, waardoor de pennen 4a en 4b geleid kunnen worden en de pennen 4a en 4b worden in de gaten 11 vastgezet met behulp van schroeven 21, waardoor een starre verbinding ontstaat tussen respectievelijk de 20 fixatieringen 5a en 5b en de botdelen la en lb. Door nu de onderlinge afstand en/of oriëntatie van de fixatieringen 5a en 5b aan te passen, kan het bot 1 gecorrigeerd worden. Opgemerkt moet worden dat de verbindingen 10a en 10b waaraan geen pennen 4a of 4b aangebracht zijn, en alleen dienen als 25 verbinding tussen de ringen 5a respectievelijk 5b, eenvoudiger uitgevoerd kunnen zijn, waarbij bijvoorbeeld geen of minder gaten 11 voor de schroeven 21 aangebracht zijn.

Fixatieringen 5a en 5b bestaan zoals weergegeven in figuur 1 30 uit twee halve cirkels, die met behulp van schroeven 13 gekoppeld worden. Een dergelijke opbouw maakt het mogelijk de fixatieringen 5a en 5b aan te brengen zonder deze over de uiteinden van de te corrigeren ledematen te hoeven schuiven: 12 de fixatieringen 5a en 5b kunnen om de ledematen aangebracht worden.

Voor het aanpassen van de onderlinge afstand en/of oriëntatie 5 van de fixatieringen 5a en 5b tijdens de correctiefase, is tussen genoemde ringen 5a en 5b een buizensysteem 3 aangebracht, dat uit in lengte verstelbare buizen 7 bestaat. De buizen 7 zijn aangebracht aan de gaten 12 met behulp van schroeven en zijn voorzien van scharnieren 19, wat een 10 hoekaanpassing van het bot 1 mogelijk maakt. De buizen 7 zijn telescopisch, waarbij een buisdeel 7a in en uit een buisdeel 7b kan schuiven door het aandraaien van een draaiknop 9, waardoor de lengte van de buis 7 aangepast kan worden. Het buisdeel 7a is hiertoe voorzien van schroefdraad, waarop de 15 draaiknop 9 aangrijpt en waarbij aandraaiing hiervan het buisdeel 7b over of van het buisdeel 7a af draait. Deze draaiknoppen 9 kunnen door de patiënt zelf bediend worden aan de hand van instructies van de specialist, zodat deze zelf de onderlinge afstand stapsgewijs kan aanpassen tijdens de 20 correctiefase zonder daarvoor iedere keer naar de specialist te hoeven.

Ook aangebracht tussen de pennen 4a en 4b is een fixatiebuis 6, waarbij de pennen 4a en 4b door buisdelen 15 zijn geleid 25 en zijn vastgezet met schroeven 18. De fixatiebuis 6 is een in lengte verstelbare telescopische buis, waarbij een buisdeel 6a in en uit een buisdeel 6b kan schuiven. Door het aandraaien van fixeerschroeven 14 kan het in- en uitschuiven van de buisdelen 6a en 6b verhinderd worden, waardoor een 30 starre buis ontstaat. Als alternatief zou gebruik gemaakt kunnen worden van een fixeerbaar railsysteem, waarbij een buisdeel over een rail op het andere buisdeel glijdt en zo in lengte verstelbaar is. De fixatiebuis 6 omvat tevens twee 13 fixeerbare bal-gewrichten 8a en 8b. De bal-gewrichten 8a en 8b bevinden zich nagenoeg tussen de fixatieringen 5a en 5b, zodat de fixatiebuis 6 niet in contact kan komen met de fixatieringen 5a en 5b en het buizensysteem 3 bij 5 veranderende oriëntatie van de fixatieringen 5a en 5b.

In figuur 6 is een alternatieve manier van het bevestigen van de pennen 4a en 4b in het bot 1 weergegeven. Hierbij is er sprake van drie pennen 4a en 4b in ieder botdeel la en lb.

10 Het verdient de voorkeur de breuk 2 zo dicht mogelijk richting een gewricht 20 te maken, aangezien daar de groeisnelheid van bot het hoogst is. Door nu de bovenste pennen 4a dwars in de lengterichting van het bot 1 aan te brengen, kan de breuk 2 dichter naar het gewricht 20 toe 15 aangebracht worden, wat de duur van de uithardingsfase verkleint. Zoals weergegeven, is het bovenste buisdeel 15 hiertoe dwars geplaatst ten opzichte van de buisdelen 6a en 6b, wat mogelijk gemaakt wordt door het bal-gewricht 8a. Ter bevestiging van de drie dwars aangebrachte pennen 4a aan de 20 ringen 4a in de correctiefase (niet afgebeeld), zijn ook de verbindingsstukken 10a dwars uitgevoerd, zodat deze de pennen 4a kunnen opnemen. Vanzelfsprekend zijn ook de verbindingsstukken 10b aangepast, zodat ook deze de drie pennen 4b kunnen opnemen en vergrendelen met behulp van 25 schroeven 21.

Opgemerkt moet worden dat in de correctiefase de fixatiebuis 6 geen spanning draagt. De fixatiebuis 6 beweegt vrij mee met de pennen 4a en 4b en de fixatieringen 5a en 5b, doordat de 30 bal-gewrichten 8a en 8b vrij roteerbaar zijn en de fixeerschroeven 14 niet aangedraaid zijn, en dragen de telescopische buizen 7 alle spanning.

14

Wanneer het bot 1 naar tevredenheid is gecorrigeerd, begint de uithardingsfase. De balgewrichten 8a en 8b worden gefixeerd, zodat deze niet meer vrij kunnen roteren, en de fixatiebuis 6 is nu ook niet meer in lengte aanpasbaar door 5 het aandraaien van fixeerschroeven 14. Aangezien de fixatiebuis 6 aan dezelfde pennen 4a en 4b is verbonden als de fixatieringen 5a en 5b, worden de botdelen la en lb tevens door de fixatiebuis 6 gefixeerd, waardoor de fixatieringen 5a en 5b en het buizensysteem 3 verwijderd kunnen worden nu deze 10 hun functie verloren hebben na afloop van de correctiefase.

Dit resulteert in een systeem zoals weergegeven in de figuren 5 en 6. Het mag duidelijk zijn dat een dergelijk systeem gebruikersvriendelijker is wat betreft omvang voor de patiënt dan het systeem zoals weergegeven in figuur 1. Het 15 verwijderen van de fixatieringen 5a en 5b en het buizensysteem 3 is een eenvoudige ingreep waarvan de patiënt zeer weinig last heeft, aangezien de fixatieringen 5a en 5b en de fixatiebuis 6 aan dezelfde pennen 4a en 4b aangebracht zijn.

20

In de figuren 2 en 3 zijn voorkeursuitvoeringsvormen van de verbindingen 10a en 10b uit figuur 1 meer in detail weergegeven. In figuren 2A en 2B is een verbindingsorgaan 10c weergegeven voor het horizontaal opnemen van de pennen 4, 25 bijvoorbeeld voor gebruik bij het systeem afgebeeld in figuur 6, en in figuren 3A en 3B een verbindingsorgaan lOd voor het verticaal opnemen van de pennen 4, zoals weergegeven voor de beide ringen 5 in figuur 1.

30 De verbindingsorganen 10c en lOd bestaan in hoofdzaak uit twee delen 31 en 32, waarin uitsparingen 36 zijn aangebracht, welke aangeduid zijn in figuur 3a, voor het opnemen van de pennen 4. Hoewel in dit voorbeeld drie pennen 4 opgenomen 15 kunnen worden, is het ook denkbaar dat een ander aantal pennen 4 gebruikt wordt, in afhankelijkheid van de toepassing. De pennen 4 worden opgenomen in de uitsparingen 36 en vervolgens worden de delen 31 en 32 op elkaar 5 aangebracht. Hiertoe zijn er in het deel 31 gaten 34 aangebracht waardoor schroeven 21 gestoken kunnen worden om in deel 32 aan te grijpen waardoor de delen 31 en 32 op elkaar gedrukt worden. Hierbij kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van inwendig schroefdraad aangebracht in 10 openingen 35 van deel 32 voor het opnemen van de schroeven 21. Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke verbinding een zeer eenvoudige doch stevige verbinding van de pennen 4 aan de verbindingsorganen 10c en lOd tot gevolg heeft, waarbij voorafgaand aan het stevig aandraaien van de schroeven 21 15 toch nog enige instelmogelijkheden zijn voor het uitlijnen van de pennen 4 ten opzichte van de verbindingsorganen 10c en lOd.

Voor het verbinden van de verbindingsorganen 10c en lOd aan 20 de ringen 5 wordt gebruik gemaakt van schroeven 22. Zoals meer in detail zichtbaar is in figuur 3a, is een schroef 22 voorzien van een lengtedeel 22b waarvan de diameter nagenoeg overeenkomt met de grootte van de gaten 12 in de ringen 5. Hierdoor wordt een nagenoeg spelingsvrije verbinding 25 verzekerd. De schroeven 22 worden aan weerszijden van de verbindingsorganen 10c en lOd door de gaten 12 in de ringen 5 in gaten 25 geschroefd. Wanneer de schroeven 22 nog niet volledig strak zijn aangedraaid in de verbindingsorganen, voorziet de verbinding van de schroeven 22 de organen 10c en 30 lOd in een verbinding die nog roteerbaar is in een richting III om een as I zoals weergegeven in de figuren 2b en 3b. Een dergelijke rotatie stelt de specialist in staat de pennen 4 uit te lijnen ten opzichte van de ringen 5 bij het aanbrengen 16 van het systeem bij de patiënt. Wanneer de schroeven 22 nu volledig aangedraaid worden is er voorzien in een starre verbinding tussen de organen 10c en lOd en de ringen 5 en daarmee de pennen 4.

5

Om de bovengenoemde instelbaarheid van de verbinding te verbeteren zijn verbindingsorganen 10c en lOd bovendien voorzien van sleufgaten 24, die na het doorsteken van een bout 23a door de sleufgaten 24 en de gaten 12 van de ringen 5 10 nog enige rotatie III toestaan van de verbindingsorganen. Wanneer een moer 23b nu stevig op de bout 23a aangedraaid wordt, wordt deze rotatie nagenoeg geheel beperkt door het samenklemmende effect van de ringen 5 op de verbindingsorganen 10c en lOd. Een bout-moer verbinding zoals 15 beschreven voorkomt bovendien dat, wanneer onverhoopt het systeem enigszins los mocht komen, de verbindingsorganen 10c en lOd onbeperkt om de as I kunnen draaien. Hoewel enige rotatie dan mogelijk is door de sleufgaten 24 zal de rotatie III uiteindelijk beperkt worden.

20

Om de weerstand tegen roteren na het aandraaien van de schroeven 22 en/of moer-bout verbinding 23 te verhogen, zijn de delen 31 en 32 aan de in verbonden toestand naar de ringen 5 toe gerichte zijden voorzien van opstaande randen 33. Bij 25 het klemmen van de verbindingsorganen 10c en lOd tussen de ringen 5 door bijvoorbeeld het aandraaien van schroeven 22 of moeren 23b zullen nagenoeg alleen de randen 33 contact maken met de ringen 5. Aangezien de randen 33 enigszins op afstand staan van bijvoorbeeld de as I van de schroeven 22 en de as 30 van de moer-boutverbinding 23 gezien in het vlak van de ringen 5, ontstaat er een koppel tussen de verbindingsmiddelen en de randen 33, waardoor de rotatieweerstand vergroot wordt. In het verbindingsorgaan 10c 17 zoals weergegeven in de figuren 2a en 2b worden de randen 33 gevormd door een verhoogde rand aan twee buitenzijden, terwijl in het verbindingsorgaan lOd van figuren 3a en 3b de opstaande rand 33 gevormd wordt langs de gehele omtreksrand 5 van de delen 31 en 32.

Het zal duidelijk zijn dat de combinatie van de verbindingsmiddelen voor de pennen 4 aan de organen 10c en lOd en de verbinding van de organen 10c en lOd aan de ringen 10 5 een nagenoeg continue oriëntatie van de pennen 4 ten opzichte van de ringen 5 mogelijk maakt. Echter, ondanks deze instelmogelijkheden bij het aanbrengen van het systeem is er tevens voorzien in een zeer starre verbinding tussen het bot en de ringen na het aandraaien van de betreffende 15 verbindingsmiddelen.

In figuur 4 is een uitvoeringsvorm afgebeeld waarbij het buizensysteem 3 bestaat uit een "Hexapod"- of Taylorsysteem 3a. Een dergelijk systeem biedt veel voordelen wat betreft 20 correctie vanwege speciaal ontwikkelde software die de lengte van ieder van de zes buizen 7 berekent in de loop van de correctiefase. De patiënt kan zelf weer de lengte van de buizen 7 instellen door het in- of uitschuiven van de buisdelen 7a en 7b door middel van de draaiknoppen 9. De 25 telescopische buizen 7 zijn aangebracht aan de fixatieringen 5a en 5b met scharnieren 17 aan uitsteeksels 16. Ook in deze uitvoering is een fixatiebuis 6 aangebracht om het "Hexapod"-systeem 3a en ringen 5a en 5b te vervangen tijdens de uithardingsfase.

De uitvinding beperkt zich niet tot de thans besproken uitvoeringsvorm, doch strekt zich tevens uit tot andere uitvoeringsvarianten vallend binnen het bereik van de 30 18 aangehechte conclusies. Zo kan het bijvoorbeeld mogelijk zijn de buisdelen 15 voor het verbinden van de pennen 4 aan de fixatiebuis 6 en de verbindingsorganen 10 integraal uit te voeren voor het verkrijgen van een compacte en vereenvoudigde 5 samenstelling.

103469 8

Claims

1. Systeem voor het corrigeren van botten, omvattende: - Ten minste een eerste pen die op een eerste locatie met het bot verbindbaar is;

2. Systeem volgens conclusie 1 , waarbij er voorzien is in ten minste een koppellichaam voor het verbinden van een ringvormig fixatie-orgaan aan een pen, waarbij het koppellichaam eerste verbindingsmiddelen voor het 25 verbinden van de pen aan het koppellichaam en tweede verbindingsmiddelen omvat voor het verbinden van het koppellichaam aan het ringvormige fixatie-orgaan, waarbij ten minste een van de eerste of tweede verbindingsmiddelen zijn ingericht om een althans 30 nagenoeg traploos variabele oriëntatie van de pen ten opzichte van het ringvormige fixatie-orgaan mogelijk te maken. 103469 8

3. Systeem volgens conclusie 2, waarbij het koppellichaam voorts is voorzien van ten minste een aangrijpvlak voor het aangrijpen van het koppellichaam op het ringvormige fixatie-orgaan, waarbij de tweede verbindingsmiddelen en 5 het aangrijpvlak zich op enige afstand van elkaar bevinden gezien in het vlak van aangrijping met het ringvormige fixatie-orgaan.

4. Systeem volgens conclusie 2 of 3, waarbij de eerste 10 verbindingsmiddelen klemblokken voor het daartussen klemmen van de pen omvatten.

5. Systeem volgens conclusie 2, 3 of 4, waarbij de tweede verbindingsmiddelen zijn ingericht om het koppellichaam 15 om ten minste een as roteerbaar te maken.

5. Ten minste een tweede pen die op een tweede locatie op afstand van de eerste locatie met het bot verbindbaar is; - Een fixatie-orgaan dat met de eerste en tweede pennen star is gekoppeld voor het fixeren van de 10 onderlinge afstand tussen de pennen tijdens een uithardingsfase en welke tijdens een correctiefase flexibel is gekoppeld met de eerste en de tweede pennen; en - Ten minste een eerste ringvormig fixatie-orgaan dat 15 verwijderbaar is verbonden met de eerste pen en ten minste een tweede ringvormig fixatie-orgaan dat verwijderbaar is verbonden met de tweede pen voor het verstellen van het bot tijdens de correctiefase. 20

6. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot en met 5, waarbij het fixatie-orgaan binnen de omtrekken van de ringvormige fixatie-organen is geplaatst.

7. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot en met 6, waarbij tussen de ringvormige fixatie-organen middelen voor het instellen van de onderlinge afstand en oriëntatie van de ringvormige f ixatie-organen zijn 25 aangebracht.

8. Systeem volgens conclusie 7, waarbij de middelen voor het instellen van de onderlinge afstand en oriëntatie van de ringvormige fixatie-organen ten minste een 30 telescopische buis omvatten.

9. Systeem volgens conclusie 8, waarbij de middelen voor het instellen van de onderlinge afstand en oriëntatie van de ringvormige fixatie-organen een "Hexapod" omvatten, waarbij zes telescopische buizen zijn aangebracht tussen de ringvormige fixatie-organen.

10. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot en met 9, waarbij het fixatie-orgaan ten minste een fixeerbaar bal-gewricht omvat.

11. Systeem volgens conclusie 10, waarbij het fixatie-orgaan 10 twee fixeerbare bal-gewrichten omvat.

12. Systeem volgens een van de conclusies 10 of 11, waarbij de bal-gewrichten zich althans in hoofdzaak tussen de ringvormige fixatie-organen uitstrekken. 15

13. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot en met 12, waarbij het fixatie-orgaan in lengte verstelbaar is.

14. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot en met 13, waarbij de pennen in het bot halfpennen omvatten.

15. Werkwijze voor het corrigeren van botten, bestaande uit 25 een correctiefase en vervolgens een uithardingsfase, omvattende: - Het verbinden van ten minste een eerste pen op een eerste locatie met het bot; — Het verbinden van ten minste een tweede pen op een 30 tweede locatie op afstand van de eerste locatie; - Het aanbrengen van een fixatie-orgaan aan de eerste en tweede pennen; — Het aanbrengen van ten minste een eerste ringvormig fixatie-orgaan aan de eerste pen en het aanbrengen van ten minste een tweede ringvormig fixatie-orgaan aan de tweede pen; - Het corrigeren van de lengte en/of de oriëntatie 5 van het bot door de onderlinge afstand en/of de oriëntatie van de ringvormige fixatie-organen aan te passen tijdens de correctiefase, waarbij het fixatie-orgaan vrij mee kan bewegen; en — Het fixeren van de onderlinge afstand tussen de 10 eerste en de tweede pen met het fixatie-orgaan tijdens de uithardingsfase.

16. Werkwijze volgens conclusie 15, waarbij tijdens de uithardingsfase de ringvormige fixatie-organen 15 verwijderd worden.

17. Werkwijze volgens en van de conclusies 15 of 16, waarbij de eerste en tweede pennen aan weerszijden van het te corrigeren deel van het bot worden verbonden. 1034698