NL1034686C2 - Werkwijze voor het vervaardigen van een katheter. - Google Patents

Description

WERKWIJZE VOOR HET VERVAARDIGEN VAN EEN KATHETER

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een katheter en een met deze werkwijze 5 vervaardigde katheter.

In het bijzonder betreft het een katheter met één of meer elektroden aan het distale einde. Van elk van deze elektroden, die bijvoorbeeld ringvormig zijn, moet een elektrische verbindingsleiding vanaf de tip van de katheter, 10 door het basislichaam, naar het proximale einde worden gevoerd. De aansluiting van deze leiding aan de elektrode, is fabricage-technisch zeer lastig.

Bij een bekende werkwijze wordt eerst een gestript einde van de elektrische geleider van binnenuit, bijvoorbeeld 15 uit een lumen, naar buiten getrokken en een aantal slagen op de bodem van een groef in een deel van de katheter gelegd. Vervolgens wordt een ringvormige elektrode ter plekke in deze groef gekrompen, zodat een elektrische verbinding ontstaat, doordat het materiaal van de elektrode contact maakt met het 20 materiaal van de elektrische geleider.

Daarna moeten de zijden van de ring afgedicht worden, teneinde te voorkomen dat materiaal, zoals vloeistoffen, onder de elektrode-ring kunnen doordringen.

Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke fabricage 25 wijze nagenoeg geheel handwerk met zich meebrengt en tijdrovend en dus kostbaar is. In het bijzonder wanneer een aantal, zoal bijvoorbeeld vier, elektrode-ringen moeten worden aangebracht op een katheter met een kleine doorsnede, vereist de fabricage methode een grote nauwkeurigheid en 30 handigheid van het fabricagepersoneel.

De uitvinding betreft nu een werkwijze voor het vervaardigen van een katheter, zoals boven omschreven, die doelmatiger kan worden uitgevoerd.

1034:30 2

Hiertoe wordt voor de katheter een elektrodenbehuizing verschaft, die een prismatisch deel omvat, in het oppervlak waarvan een aantal groeven is gevormd.

5 De elektrische geleider van een elektrode wordt met deze laatste verbonden, door een kort gestript gedeelte aan een binnenoppervlak van de elektrode vast te lassen of -solderen. De geleider strekt zich daarbij in axiale richting ten opzichte van de elektrode uit.

10 De elektrode, die bijvoorbeeld ringvormig kan zijn, kan vervolgens op de behuizing worden geschoven, waarbij de geleider door één van de groeven van de behuizing schuift.

Indien meer elektroden worden toegepast, kunnen deze achtereenvolgens op de elektrodenbehuizing worden geschoven, 15 waarbij telkens voor de betreffende geleider een andere groef wordt gekozen. De eerste elektrode wordt het verst op de behuizing geschoven en de daarop volgenden steeds iets minder ver.

Bij voorkeur wordt de dimensionering zodanig gekozen 20 dat de elektroden met een zekere wrijvingsweerstand op de behuizing worden geschoven en dus hun positie, wanneer deze eenmaal is ingesteld, behouden.

Wanneer de elektrode of elektroden aldus op hun onderling juiste positie op de elektrodenbehuizing zijn 25 aangebracht, wordt de behuizing met daarop de elektroden opgenomen in een matrijs. De vormholte is daarbij bij voorkeur zodanig dat de omtrek van de elektroden in contact komen met de wand van de vormholte. Vervolgens wordt een geschikte buigzame kunststof, zoals bijvoorbeeld polyurethaan 30 of een polyurethaan bevattend mengsel, in de vormholte gespoten. Hierdoor wordt om de behuizing een laag van deze kunststof aangebracht met een buitendiameter die gelijk is aan die van de elektroden. Het buitenoppervlak van de 3 elektroden blijft daarbij vrij van kunststof en de elektroden kunnen aldus hun beoogde functie blijven vervullen.

Het aldus verkregen eindstuk voor een katheter, kan vervolgens op min of meer bekende wijze, bijvoorbeeld door 5 lijmen, aan een basislichaam van een katheter worden bevestigd. De één of meer geleiders worden daarbij in één of meer lumen van het basislichaam opgenomen. De overgang van de kathetertip naar het basislichaam wordt op gebruikelijke wijze zodanig afgewerkt dat een gladde overgang wordt 10 bereikt.

De katheter behuizing kan op geschikte wijze, aansluitend aan het prismatische deel, een overgangsdeel omvatten, waarbij bijvoorbeeld de groeven naar het eind toe geleidelijk toelopen tot één positie samenvallend met de 15 positie van een lumen in het basislichaam. Ook kunnen in de elektrodenbehuizing één of meer lumina zijn gevormd die via het overgangsgedeelte op een gelijkmatige wijze in verbinding worden gebracht met overeenkomstige lumina in het basislichaam. Via deze lumina kan bijvoorbeeld een vloeistof 20 worden toegevoerd.

Bij een andere, verder ontwikkelde vervaardigingswerkwijze wordt de elektrodenbehuizing met de daarop aangebrachte één of meer elektroden, nog voor de spuitgietbewerking, aangebracht tegen het einde van het 25 basislichaam. Hiertoe worden de geleiders in de daarvoor in het basislichaam aangebrachte lumina opgenomen en wordt het basislichaam over deze geleiders tot tegen de behuizing aangeschoven.

De katheterbehuizing en het daar tegenaan liggende 30 eindgedeelte van de katheter worden vervolgens opgenomen in een geschikte matrijs, welk een vormholte heeft, die nauw aansluit op de omtrek van het basislichaam van de katheter en op de omtrek van de elektrode. De resterende vormruimte wordt 4 vervolgens vol gespoten met een geschikte kunststof, die zowel voor het afwerken van het kathetereinde tot een geheel prismatisch deel zorgt, als dat de behuizing verbonden wordt met het einde van het basislichaam.

5 In geval de katheter en behuizing één of meer lumina bevatten, kunnen deze bij de spuitgietbewerking tijdelijk worden opgevuld met een kernstift, om te voorkomen dat de kunststof tot in deze lumina dringt.

Het is niet bezwaarlijk als de kunststof in de 10 groeven en lumina dringt waarin de geleiders zich uitstrekken, aangezien deze daardoor zeer goed worden gefixeerd, hetgeen de sterkte van de verbindingen alleen maar bevordert.

In dezelfde spuitgietbewerking kan aan het andere 15 einde van de elektrodenbehuizing een zachte punt worden aangespoten, bijvoorbeeld door ter plekke kunststof met een geschikte andere samenstelling in te spuiten.

Hoewel ringvormige elektroden de voorkeur hebben, zijn dé werkwijze en de katheter niet beperkt tot 20 uitvoeringen met dergelijke ringvormige elektroden. De elektroden kunnen bijvoorbeeld schaalvormig zijn en van naar binnen uitstekende profieldelen zijn voorzien, die aangrijpen in twee tegenoverliggende groeven in de elektrodenbehuizing. Aldus kan een elektrode worden toegepast met een slechts over 25 een gedeelte van de omtrek effectief elektrode-oppervlak.

Ook is het mogelijk in een dergelijk geval wel een ringvormige elektrode te gebruiken, doch het buitenoppervlak daarvan over een gedeelte van de omtrek enigszins in te laten springen, waardoor na het spuitgieten over dit inspringende 30 gedeelte een laag van de ingespoten kunststof zal komen te liggen en dus slechts het overige gedeelte van de elektrode vrij blijft.

5

Om te voorkomen dat de elektrode tijdens de spuitgietbewerking in de matrijs zouden verplaatsen, kan de matrijs op geschikte wijze zodanig worden gedimensioneerd, dat de vormholte de elektroden klemmend omsluit. Een andere 5 mogelijkheid is om in de matrijs positioneringselementen aan te brengen, die bijvoorbeeld door schaalvormige magneten in elk van de matrijshelften worden gevormd, welk schaalvormige magneten in de gesloten vorm van de matrijs ringen vormen. De elektroden ringen kunnen op deze wijze goed worden gefixeerd 10 in de matrijs.

Ter voorkoming van slijtage aan de matrijs is het uiteraard ook mogelijk om in plaats van een klemmend passende vormholte een iets ruimere vormholte toe te passen en afzonderlijke beweegbare penvormige aandrukelementen te 15 gebruiken. In de gesloten toestand van de matrijs kunnen deze elementen dan de ringvormige elektroden stevig aandrukken, zodat deze niet tijdens het spuitgieten kunnen verplaatsen.

De uitvinding wordt in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren nader toegelicht.

20 Figuur 1 toont in perspectivisch aanzicht met weggenomen delen, een eindgedeelte van een met de werkwijze volgens de uitvinding vervaardigde katheter.

Figuur 2 toont het eindgedeelte van figuur 1 in aanzicht met uiteengenomen delen.

25 De katheter 1 omvat een basislichaam 2, waarvan slechts een zeer klein gedeelte is weergegeven. Het basislichaam strekt zich aan de in figuur 1 gezien linker einde over een aanzienlijke lengte verder uit tot het proximale einde van de katheter.

30 Met drie is aangegeven het "tip"-gedeelte. Dit bevat in deze uitvoeringsvorm een elektrodenbehuizing 4, waarop vier elektroden 6, 7, 8, 9 zijn aangebracht.

6

Zoals figuur 2 toont, is elk van deze elektroden 6-9 verbonden met een geleider respectievelijk 11-14. Hiertoe is de betreffende geleider aan zijn einde "gestript", dat wil zeggen van isolatiemateriaal ontdaan en met de binnenzijde 5 van de ringvormige elektrode verbonden door lassen of solderen.

Vervolgens zijn de elektroden 6-9 op de elektrodenbehuizing 4 geschoven. Deze elektrodenbehuizing 4 omvat een prismatisch deel dat voorzien is van een aantal 10 groeven 15, voor het opnemen van telkens één van de geleiders 11-14. Het zal duidelijk zijn dat eerst de meest distale elektrode, in dit geval 9, op de behuizing 4 wordt geschoven, vervolgens de daaraan grenzende 8 en vervolgens 7 en 6. De dimensionering van de elektrodenbehuizing en de elektroden, 15 is bij voorkeur zodanig dat de ringvormige elektrode met een lichte klempassing, of in elk geval met een zekere weerstand, over de elektrodenbehuizing 4 kunnen verschuiven, zodat, wanneer deze eenmaal op hun positie zijn gebracht, deze daar blijven zitten.

20 Eventueel kan, voor het verzekeren van een nauwkeurige positie van de elektrode ten opzichte van de behuizing 4, aan de binnenkant van de elektrode een kleine rug zijn gevormd, die in een in de behuizing gevormde groef kan vallen.

25 In een volgende werkwijzestap, is het aldus gevormde samenstel van elektrodenbehuizing met elektroden en daarmee verbonden geleiders in een spuitgietmatrijs opgenomen, waarin vervolgens een geschikte kunststof is gespoten, die de contour opvult tot de in figuur 1 met lijn 5 aangegeven 30 contour.

De elektrodenbehuizing kan samenwerken of één geheel vormen met een overgangsgedeelte 14, waarin lumina 17, 18 zijn gevormd, die aansluiten tussen de lumina in het 7 basislichaam en die in de behuizing. Ook is het mogelijk de geleiders direct in de daarvoor bestemde lumina in het basislichaam 2 te steken en in het lumen 16 van het basislichaam een kerndraad op te nemen, die zich door het 5 lumen 20 in de elektrodenbehuizing 4 uitstrekt. Dit samenstel kan vervolgens in een matrijs opgenomen worden en waarbij de vormholte gevuld wordt met een geschikte kunststof. Aldus wordt het overgangsstuk 14 dan in dezelfde spuitbewerking gevormd als de opvulling tussen de elektroden. De kerndraad 10 kan na het stollen van de kunststof worden verwijderd, waardoor de doorgaande lumen wordt gevormd.

Niet in de figuren is weergegeven, dat zich aan het meest distale einde van de katheter nog een zachte aangespoten tip kan bevinden. Dit is echter een op zichzelf 15 gebruikelijke voorziening.

10 3 4 C 8 6

Claims (21)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een katheter, omvattende, 5. het verschaffen van een elektrodenbehuizing, die een prismatisch deel omvat, in het oppervlak waarvan een aantal groeven is gevormd; - het verschaffen van ten minste één elektrode; - het verbinden van een elektrische geleider met elke 10 elektrode, waarbij de elektrische geleider zich in axiale richting ten opzichte van de elektrode uitstrekt; - het op de elektrodenbehuizing schuiven van elke elektrode, waarbij de elektrische geleider daarvan door één van de groeven van de behuizing schuift; 15. het positioneren van de elektrode op de elektrodenbehuizing; - het opnemen van de elektrodenbehuizing met daarop de elektrode in een vormholte van een matrijs; - het om de elektrodenbehuizing aanbrengen van een laag 20 kunststof met een buitendiameter die in hoofdzaak gelijk is aan die van de elektrode.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dimensionering van de elektrode zodanig is dat de 25 elektrode met een zekere wrijvingsweerstand op de behuizing wordt geschoven.

3. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat 30 op de elektrodenbehuizing positioneringsmiddelen zijn aangebracht voor het positioneren van de elektrode op de elektrodenbehuizing. 1054586

4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de elektrode ringvormig is.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het buitenoppervlak van de elektrode over een gedeelte van de omtrek inspringt.

6. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en 10 met 3, met het kenmerk, dat de elektrode schaalvormig is en van naar binnen uitstekende profieldelen is voorzien, die aangrijpen in twee groeven in de elektrodenbehuizing.

7. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de matrijs zodanig is gedimensioneerd, dat de omtrek van de elektrode in contact komt met de wand van de vormholte.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de matrijs zodanig is gedimensioneerd, dat de vormholte de elektrode klemmend omsluit.

9. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en 25 met 6, met het kenmerk, dat de matrijs beweegbare penvormige aandrukelementen omvat.

10. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat in de matrijs positioneringselementen zijn aangebracht.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de positioneringselementen schaalvormige magneten in elke helft van de matrijs omvatten, welke schaalvormige magneten in de gesloten vorm van de matrijs ringen vormen.

12. Werkwijze volgens één van de voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens omvat - het verschaffen van een basislichaam met ten minste één lumen; 10. het opnemen van de geleiders in het lumen van het basislichaam; - het verbinden van de elektrodenbehuizing met het basislichaam.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, 15 gekenmerkt door het verbinden van de elektrodenbehuizing aan het basislichaam na het om de elektrodenbehuizing aanbrengen van de laag kunststof.

14. Werkwijze volgens conclusie 12, 20 gekenmerkt door het opnemen van de geleiders in het lumen van het basislichaam vóór het om de elektrodenbehuizing aanbrengen van de laag kunststof; waarbij 25. de matrijs een vormholte omvat die aansluit op de omtrek van het basislichaam en op de omtrek van de elektrode; en waarbij - het basislichaam samen met de elektrodenbehuizing met daarop de elektroden in de matrijs wordt opgenomen.

15. Werkwijze volgens één van de conclusies 12 tot en met 14, met het kenmerk, dat in de elektrodenbehuizing ten minste één lumen is gevormd die in verbinding wordt gebracht met een overeenkomstig lumen in het basislichaam.

16. Werkwijze volgens conclusies 15, 5 gekenmerkt door, het opvullen van het lumen in de elektrodenbehuizing en het overeenkomstige lumen in het basislichaam met een kernstift vóór het verbinden van de elektrodenbehuizing met het basislichaam.

17. Werkwijze volgens één van de conclusies 12 tot en met 16, gekenmerkt door het na het verbinden van de elektrodenbehuizing met het basislichaam zodanig afwerken van de overgang van de 15 elektrodenbehuizing naar het basislichaam dat een gladde overgang wordt bereikt.

18. Werkwijze volgens één van de conclusies 12 tot en met 17, met het kenmerk, dat 20 de elektrodenbehuizing aansluitend aan het prismatische deel een overgangsdeel omvat waarin de groeven naar het eind toe geleidelijk toelopen tot één positie samenvallend met de positie van het lumen in het basislichaam.

19. Werkwijze volgens één van voorgaande conclusies, 25 gekenmerkt door, het aan een einde van de elektrodenbehuizing aanbrengen van een zachte punt tijdens het om de elektrodenbehuizing aanbrengen van de laag kunststof.

20. Werkwijze volgens één van de voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat het verbinden van de elektrische geleider met de elektrode één van het vastlassen en het vast solderen van een kort gestript gedeelte van de elektrische geleider aan het binnenoppervlak van de elektrode omvat.

21. Katheter vervaardigd met de werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies. 10 7; 4 6 8 6