NL1034488C2 - Onderwaterboorinrichting en werkwijze voor het uitvoeren van een onderwaterboring in het bijzonder voor het aanbrengen van een onderwaterverankering. - Google Patents

Onderwaterboorinrichting en werkwijze voor het uitvoeren van een onderwaterboring in het bijzonder voor het aanbrengen van een onderwaterverankering. Download PDF

Info

Publication number
NL1034488C2
NL1034488C2 NL1034488A NL1034488A NL1034488C2 NL 1034488 C2 NL1034488 C2 NL 1034488C2 NL 1034488 A NL1034488 A NL 1034488A NL 1034488 A NL1034488 A NL 1034488A NL 1034488 C2 NL1034488 C2 NL 1034488C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
underwater
drilling
drilling device
anchor
drill pipe
Prior art date
Application number
NL1034488A
Other languages
English (en)
Inventor
Rene Fransiscus Vriesinga
Didier Rene De Graaff
Marinus Teunis Van Leeuwen Jr
Original Assignee
Van Leeuwen Harmelen Bv Geb
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Van Leeuwen Harmelen Bv Geb filed Critical Van Leeuwen Harmelen Bv Geb
Priority to NL1034488A priority Critical patent/NL1034488C2/nl
Priority to ES08166074T priority patent/ES2965732T3/es
Priority to EP08166074.8A priority patent/EP2063067B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1034488C2 publication Critical patent/NL1034488C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH DRILLING; MINING
    • E21BEARTH DRILLING, e.g. DEEP DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B7/00Special methods or apparatus for drilling
    • E21B7/12Underwater drilling
    • E21B7/124Underwater drilling with underwater tool drive prime mover, e.g. portable drilling rigs for use on underwater floors
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B21/00Tying-up; Shifting, towing, or pushing equipment; Anchoring
    • B63B21/24Anchors
    • B63B21/26Anchors securing to bed
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH DRILLING; MINING
    • E21BEARTH DRILLING, e.g. DEEP DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B15/00Supports for the drilling machine, e.g. derricks or masts
    • E21B15/02Supports for the drilling machine, e.g. derricks or masts specially adapted for underwater drilling

Description

Korte aanduiding: Onderwaterboorinrichting en werkwijze voor het uitvoeren van een onderwaterboring in het bijzonder voor het aanbrengen van een onderwaterverankering.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het uitvoeren van een onderwaterboring dat in het bijzonder wordt gedaan voor het aanbrengen van een onderwaterverankering. Volgens de werkwijze wordt een onderwaterboorinrichting te water gelaten. De onderwaterboorinrichting heeft een booreenheid die ten minste gedeeltelijk 5 gepositioneerd is binnen een in hoofdzaak naar boven toe afgesloten ruimte. Na het te water laten wordt de onderwaterboorinrichting afgezonken tot op de bodem. Op de bodem wordt de onderwaterboorinrichting gepositioneerd. Vervolgens wordt volgens de werkwijze met behulp van een booreenheid van de onderwaterboorinrichting vanaf een beginpunt op de bodem een boorbuis in de bodem geboord. Tijdens het boren wordt het verloop van het boren 10 geobserveerd.
Een dergelijke werkwijze is bekend uit US 2005/0109537. Dit document toont een onderwaterboorinrichting voor het uitvoeren van een boorproces. De onderwaterboorinrichting wordt met behulp van een hijskraan vanaf een schip te water gelaten, waarbij de onderwaterboorinrichting volledig onder water gaat en tot op de bodem 15 van de zee wordt afgezonken. De bekende onderwaterboorinrichting is ontworpen voor het aanbrengen van een boorput, hetgeen begint met het aanbrengen van een fundatiegeleider. De onderwaterboorinrichting is modulair opgebouwd en heeft centraal een putmondmodule die bevestigd is aan de fundatiegeleider. De fundatiegeleider dient om de onderwaterboorinrichting te verankeren in zachte zeebodems. De fundatiegeleider kan 20 verticaal of onder elke gewenste hoek worden gehouden door op afstand bedienbare steunpunten die aan de buitenzijde van de onderwaterboorinrichting zijn voorzien. De onderwaterboorinrichting heeft verder opslagcompartimenten voor boorbuisdelen, die met behulp van een mastmodule gekoppeld kunnen worden aan de in de bodem gebrachte boorbuis, zodanig dat lange hoorbuizen in de bodem gebracht kunnen worden. De 25 onderwaterboorinrichting is met behulp van leidingen verbonden met het schip, zodat spoelvloeistoffen voor het boren terug kunnen worden geleid naar het schip. Met behulp van op afstand bedienbare onderwatervoertuigen en gereedschappen worden foto’s gemaakt en akoestische metingen worden verricht om het boorproces op de bodem van de zee te kunnen volgen en indien nodig bij te sturen.
30 Nadelig aan de bekende werkwijze met behulp van de bekende onderwaterboorinrichting is dat de controle over het verloop van het boren beperkt is. Tijdens het boren van een boorbuis in de bodem van de zee komen allerlei grondstoffen omhoog die 1034488 - -2 - de directe omgeving van de onderwaterboorinrichting vertroebelen. Hierdoor is er nauwelijks zicht op het boorproces. Bovendien wordt de directe omgeving van de onderwaterboorinrichting verder verstoord door de aanwezige stromingen over de bodem en de wervelingen die het boren met zich meebrengt. Deze factoren belemmeren de observatie 5 tijdens het boren. Door de slechte observatie is een behoorlijke controle van het boorproces nauwelijks mogelijk en is het boorproces storingsgevoelig.
De onderhavige uitvinding heeft tot doel ten minste één van de bovengenoemde nadelen ten minste gedeeltelijk te ondervangen, dan wel om een bruikbaar alternatief te verschaffen. In het bijzonder heeft de uitvinding tot doel om een onderwaterboorinrichting 10 en een werkwijze voor het uitvoeren van een onderwaterboring te verschaffen, waarbij het boorproces minder storingsgevoelig wordt.
Dit doel is bereikt door de werkwijze volgens de uitvinding zoals die gedefinieerd is in conclusie 1.
De werkwijze voor het uitvoeren van een onderwaterboring volgens de uitvinding is in 15 het bijzonder geschikt voor het aanbrengen van een onderwaterverankering. Als hoorbuis kan bijvoorbeeld en verankeringsbuis worden gebruikt. De verankeringsbuis is bijvoorbeeld een schroefanker, waarbij aan het distale uiteinde van het buisvormig anker een schroefwinding is voorzien. In de werkwijze volgens de uitvinding wordt een onderwaterboorinrichting te water gelaten en tot op de bodem afgezonken. Op de bodem 20 wordt de onderwaterboorinrichting gepositioneerd, zodat een boorbuis met behulp van een booreenheid van de onderwaterboorinrichting vanaf een beginpunt in de bodem geboord kan worden. Gedurende het boren wordt het verloop geobserveerd. De observatie kan bijvoorbeeld gebeuren door aanwezige duikers of met behulp van onderwatercamera’s.
Kenmerkend voor de werkwijze volgens de uitvinding is dat tijdens het boren het 25 beginpunt op de bodem in hoofdzaak in een omgeving van een gasvormig medium wordt gehouden. Hierdoor is het beginpunt op de bodem in hoofdzaak watervrij. De observatie die tijdens het boren plaatsvindt is gericht op het beginpunt op de bodem. Door het beginpunt, de positie waar de boorbuis de bodem ingaat, te observeren kan doelmatig worden waargenomen of het boorproces belemmerd wordt. Met behulp van de observatiegegevens 30 kan het verloop van het boren worden gecontroleerd. Bijvoorbeeld het scheef wegtrekken van de boorbuis dat zichtbaar is bij het beginpunt is een indicatie voor een mogelijk optredende storing.
Doordat de directe omgeving rondom het beginpunt op de bodem in hoofdzaak watervrij wordt gehouden zal er geen of nauwelijks vertroebeling van de directe omgeving rondom het 35 beginpunt optreden, waardoor ook tijdens het boren het zicht op het beginpunt op de bodem goed blijft.
-3 -
Bij voorkeur is de omgeving van een gasvormig medium een omgeving van lucht.
Omhoog komende grondstoffen tijdens het boren zullen niet mengen met de gasvormige omgeving, zodat het zicht op het beginpuht niet verstoord wordt.
Tijdens het boren heeft de operateur door de verbeterde observatie volgens de uitvinding 5 een verbeterde controle over het boorproces. Het is voor de operateur bijvoorbeeld goed waar te nemen in de omgeving van een gasvormig medium wanneer een hoorbuis scheef in de bodem wordt gebracht of wanneer de hoorbuis in de bodem een hoge weerstand ondervindt. Door de verbeterde gerichte observatie in de gasvormige omgeving rond het beginpunt, kan de operateur sneller ingrijpen wanneer het boorproces niet goed verloopt.
10 Hiermee worden met voordeel storingen voorkomen.
Bij voorkeur wordt de onderwaterboorinrichting afgezonken door het ontluchten van een compartiment van de onderwaterboorinrichting. Bij voorkeur wordt hiertoe als compartiment gebruik gemaakt van de in hoofdzaak naar boven toe afgesloten ruimte. De onderwaterboorinrichting kan bijvoorbeeld met behulp van een hijskraan vanaf een vaartuig 15 te water gelaten worden, waarna ten minste een compartiment van de onderwaterboorinrichting op gecontroleerde wijze volloopt met water. Hierdoor kan de onderwaterboorinrichting op een betrouwbare wijze naar de bodem worden afgezonken, waarbij de onderwaterboorinrichting volledig onder het wateroppervlak kan verdwijnen.
Bij voorkeur blijft de onderwaterinrichting tijdens de werkwijze volgens de uitvinding 20 verbonden met een controlestation dat bijvoorbeeld op een vaartuig of op de kade is voorzien om de onderwaterboorinrichting te bedienen. Hiertoe is de onderwaterboorinrichting bij voorkeur met leidingen voor bijvoorbeeld het af- en toevoeren van spoelvloeistoffen, uithardende substantie en hydraulische vloeistoffen verbonden met het controlestation.
Bij voorkeur wordt na het afzinken en positioneren van de onderwaterboorinrichting op 25 de bodem een naar boven toe afgesloten ruimte rondom de booreenheid in hoofdzaak gevuld met een gasvormig medium gemaakt, voordat met het boren wordt begonnen. Hierdoor wordt de omgeving rondom het beginpunt in hoofdzaak watervrij. Het watervrij maken van de afgesloten ruimte rondom de booreenheid wordt bij voorkeur bewerkstelligd door het toevoeren van lucht vanaf het controlestation. Het water dat zich in de afgesloten 30 ruimte rondom de booreenheid bevindt, zal door het toevoeren van lucht verdrongen worden, waardoor een omgeving van lucht ontstaat rondom de booreenheid en ter plaatse van het beginpunt voor het boren op de bodem.
Bij het toevoeren van lucht aan de afgesloten ruimte rondom de booreenheid is het belangrijk dat de onderwaterboorinrichting in positie op de bodem blijft. Om de 35 onderwaterboorinrichting op de bodem te stabiliseren, kan de werkwijze volgens de uitvinding een stap omvatten waarbij de onderwaterboorinrichting wordt vastgelegd op de -4 - bodem. Dit kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd door de onderwaterboorinrichting te voorzien van een ballast, door het starten van een aandrijving aan de buitenzijde van de onderwaterboorinrichting die de onderwaterboorinrichting in neerwaartse richting stuwt of door het bedienen van vastleg-organen rondom de onderwaterboorinrichting.
5 In een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding omvat de in de bodem te brengen hoorbuis ten minste twee boorbuisdelen en heeft de werkwijze verder een stap, waarbij vanaf een beginpunt in de bodem een eerste boorbuisdeel met een booreenheid van de onderwaterboorinrichting geboord wordt en een vervolgstap waarbij een volgend boorbuisdeel aan het eerste boorbuisdeel gekoppeld wordt. Met 10 name bij het aankoppelen van een volgend boorbuisdeel is het belangrijk dat er goed zicht is op het proximale uiteinde van het in de bodem gebrachte eerste boorbuisdeel. Door de omgeving van een gasvormig medium rondom de te koppelen uiteinden van de boorbuisdelen heeft de operateur goed zicht bij het aankoppelen van een volgend boorbuisdeel. Hierdoor verloopt het aankoppelen van de boorbuisdelen aan elkaar 15 volgens de werkwijze volgens de uitvinding minder storingsgevoelig.
Bij voorkeur wordt in de werkwijze gebruik gemaakt van een onderwaterboorinrichting die voorzien is van een magazijn met boorbuisdelen. Bij voorkeur is het magazijn geautomatiseerd voor de toevoer en koppeling van boorbuisdelen. Vanuit het magazijn kunnen de boorbuisdelen worden aangevoerd voor een geautomatiseerde koppeling aan 20 het eerste boorbuisdeel in de bodem. Voordelig aan de geautomatiseerde koppeling is dat er geen duikers nodig zijn voor de bediening van de onderwaterboorinrichting. De observatie van het boorproces kan volstaan met camera’s. Hierdoor kan met voordeel de werkwijze volgens de uitvinding ook op grote diepte van ten minste 30 m worden uitgevoerd.
25
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt in een vervolgstap een ankerblok gekoppeld aan ten minste een van de in de bodem aangebrachte verankeringsbuizen. Het ankerblok kan op verschillende manieren aan een verankeringsbuis worden gekoppeld. In een eenvoudige uitvoeringsvorm van de werkwijze 30 volgens de uitvinding wordt gebruik gemaakt van verankeringsbuizen die aan het proximale uiteinde zijn voorzien van een draadeind. Het draadeind kan bijvoorbeeld door een duiker zijn bevestigd op het proximale uiteinde van de in de bodem aangebrachte verankeringsbuis. Over de draadeinden kunnen ringen geplaatst worden die vervolgens dienen als steunring voor het te plaatsen ankerblok. In het ankerblok is ten minste een gat 35 voorzien, zodat het ankerblok over het draadeind van de verankeringsbuis geschoven kan -5 - worden totdat het ankerblok aanligt op de steunring. Met behulp van een moer kan het ankerblok vervolgens worden vastgezet.
In een alternatieve uitvoeringsvorm kan het ankerblok ook worden gekoppeld aan een verankeringslichaam in de bodem uit verharde substantie met een streng. De streng is na 5 het uitharden van geïnjecteerd grout van het verankeringslichaam vast verbonden aan het verankeringslichaam en is aan het uiteinde flexibel, hetgeen bijdraagt aan een eenvoudige bevestiging aan het ankerblok.
Bij voorkeur wordt in de werkwijze volgens de uitvinding na het koppelen van het ankerblok aan een verankeringsbuis een afdekking aangebracht langs de buitenomtrek van 10 het ankerblok, zodanig dat onder het ankerblok een in hoofdzaak afgesloten kamer wordt gevormd. Met name wanneer de zeebodem ongelijkmatig is of schuin verloopt, is een flexibele afdekking, zoals bijvoorbeeld een plaat uit polyurethaan of rubber geschikt om ongelijkmatigheden op de bodem op te vangen. Na het aanbrengen van de flexibele afdekking kan de afgesloten kamer worden opgevuld door het toevoeren van een 15 uithardende substantie. Na het uitharden van de substantie is het ankerblok verzwaard en kan de onderwaterverankering met voordeel grotere belastingen weerstaan. In een alternatieve uitvoeringsvorm van de werkwijze kan de afdekking reeds langs de buitenomtrek van het ankerblok zijn aangebracht voordat het ankerblok te water wordt gelaten.
Tenslotte heeft de werkwijze volgens de uitvinding, waarbij een ankerblok wordt 20 aangekoppeld verder in een voorkeursuitvoeringsvorm een stap waarbij stortgoed, zoals stenen tegen de buitenzijde van de afdekking van het ankerblok wordt aangebracht. Hierdoor heeft met voordeel de verankering een grotere weerstand tegen stromingsinvloeden.
Het volgens de werkwijze volgens de uitvinding aangebrachte ankerblok kan met voordeel gebruikt worden voor het verankeren van een SBM (Single Buoy Mooring). Door de 25 SBM volgens de werkwijze volgens de uitvinding te verankeren is een robuste en betrouwbare verankering verkregen. In een bijzondere uitvoeringsvorm is het te bevestigen ankerblok uitgevoerd als een PLEM (Pipeline End Manifold). Met behulp van de PLEM kunnen verschillende olie of gasleidingen op de bodem van de zee met elkaar gekoppeld worden. De PLEM kan door het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding met 30 voordeel nauwkeurig op de bodem gepositioneerd worden.
Voorts heeft de uitvinding betrekking op een onderwaterboorinrichting met een booreenheid die tenminste gedeeltelijk gepositioneerd is binnen een naar boven toe in hoofdzaak afgesloten ruimte. De booreenheid omvat een uitlijneenheid voor het uitlijnen van hoorbuizen en een drijfeenheid voor het in de bodem drijven van de hoorbuizen.
35 Bijvoorkeur voorziet de drijfeenheid in een aandrijving in rotatie. Het distale uiteinde van een hoorbuis komt in contact met de bodem en is bij voorkeur voorzien van een boorkop. De positie van dit contactpunt definieert het beginpunt op de bodem. De positie op de -6 - bodem waar het distale uiteinde van de boorbuis de bodem in gaat bepaalt het beginpunt. De naar boven toe afgesloten ruimte van de onderwaterboorinrichting is voorzien ter plaatse van dit beginpunt en heeft naar onder toe een opening waardoorheen een boorbuis gevoerd kan worden. Bij voorkeur steunt de onderwaterboorinrichting met de 5 onderzijde van de naarboven toe afgesloten ruimte af op de bodem. Na het positioneren van de onderwaterboorinrichting op de bodem valt het beginpunt op de bodem in hoofdzaak samen met het snijpunt van een door de opening van de naar boven toe afgesloten ruimte doorgevoerde boorbuis in het vlak dat is gevormd door de onderzijde van de boorinrichting.
10 Kenmerkend voor de onderwaterboorinrichting volgens de uitvinding is dat binnen de afgesloten ruimte een gasvormig medium kan worden gehouden, waardoor de ruimte in hoofdzaak watervrij te houden is. Bij voorkeur is de afgesloten ruimte tijdens het boorproces in hoofdzaak volledig gevuld met omgevingslucht. Verder kenmerkend is dat er observatiemiddelen zijn voorzien ter controle van het boorproces. Ten minste een 15 observatiemiddel is gericht op het beginpunt. Een observatiemiddel kan bijvoorbeeld een camera of een duiker zijn. De observatiemiddelen bevinden zich binnen de afgesloten ruimte van de onderwaterboorinrichting.
Voordelig aan de onderwaterboorinrichting volgens de uitvinding is dat de storingsgevoeligheid van de onderwaterboorinrichting aanzienlijk is gereduceerd. Doordat 20 de omgeving in de afgesloten ruimte tijdens het boren in hoofdzaak gasvormig is en door de aanwezigheid van observatiemiddelen kan het boorproces goed worden geobserveerd. Een goede controle over het boorproces is verkregen doordat de positie op de bodem waar de boorbuis in de bodem gaat, goed kan worden geobserveerd. Wanneer een boorbuis scheef trekt of wanneer bepaalde grondstoffen uit de bodem omhoog komen is 25 dit een indicatie voor de operateur dat het boorproces bijgestuurd moet worden. Door de doelmatig opgestelde observatiemiddelen binnen de afgesloten ruimte heeft de operateur een optimale snelle terugkoppeling van het boorproces. Hierdoor is de storingsgevoeligheid van het boorproces aanzienlijk verminderd.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderwaterboorinrichting is een luchttoevoer 30 aangesloten op de naar boven toe afgesloten ruimte om de ruimte watervrij te maken en te houden. De luchttoevoer kan bijvoorbeeld een luchttoevoerleiding zijn die vanaf de onderwaterboorinrichting zich uitstrekt tot aan een controlestation, dat zich bijvoorbeeld boven het wateroppervlak op de kade of een schip bevindt. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan de luchttoevoer zijn geïntegreerd in de onderwaterboorinrichting.
35 Hierbij omvat de geïntegreerde luchttoevoer een drukvat, een pomp en een luchttoevoerleiding naar de afgesloten ruimte.
-7 -
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de booreenheid in hoofdzaak volledig voorzien binnen de afgesloten ruimte. Slechts bedieningsleidingen strekken zich uit tot buiten de afgesloten ruimte. De afgesloten ruimte omhuld de booreenheid en is bij voorkeur gevormd door de inwendige ruimte van een zeecontainer, waarbij voor het 5 doorvoeren van een boorbuis is in de onderzijde van de zeecontainer een opening is voorzien. Bij voorkeur is de boorinrichting uitgevoerd als een conventionele boorinrichting die ook op het land geschikt is om gebruikt te worden voor het in de grond drijven van hoorbuizen, zoals een verankeringsbuis. Voordelig aan de uitvoeringsvorm van de onderwaterboorinrichting met een conventionele boorinrichting in een zeecontainer is dat 10 de onderwaterboorinrichting modulair van opbouw is. Door de toepassing van standaard componenten kunnen kostenbesparingen bereikt worden bij de vervaardiging en het onderhoud van de onderwaterboorinrichting.
In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is de onderwaterboorinrichting verder voorzien van ten minste een vastleg-orgaan. Het vastleg-orgaan is ingericht voor het op 15 de bodem houden van de onderwaterboorinrichting. Het vastleg-orgaan kan in een uitvoeringsvorm zijn uitgevoerd als een scheepsanker dat na het op de bodem afzinken van de onderwaterboorinrichting de onderwaterboorinrichting verankert op de bodem, maar kan ook uitgevoerd zijn als een ballast, die na het afzinken van de onderwaterboorinrichting op de onderwaterboorinrichting wordt aangebracht, waardoor de 20 onderwaterboorinrichting verzwaard is.
Bij voorkeur echter is het vastleg-orgaan uitgevoerd als een stelvoet. De stelvoet is aan de buitenzijde van de onderwaterinrichting voorzien en omvat een aandrijfbaar verankeringslichaam. Na het afzinken van de onderwaterboorinrichting kan de onderwaterboorinrichting met behulp van de stelvoet gepositioneerd worden. Vervolgens 25 kan de stelvoet gebruikt worden om de onderwaterboorinrichting vast te leggen op de bodem. Hierdoor is met voordeel de onderwaterboorinrichting op de bodem gestabiliseerd. Het vastleggen van de onderwaterboorinrichting is met name voordelig wanneer lucht aan de onderwaterboorinrichting wordt toegevoerd, zodat de onderwaterboorinrichting de neiging krijgt om op te stijgen. Met voordeel voorkomt het vastleg-orgaan dat de 30 onderwaterboorinrichting opdrijft. Verder gaat ten minste een vastleg-orgaan tegen dat de onderwaterboorinrichting onder invloed van stromingen onder water uit positie raakt.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderwaterboorinrichting is de onderwaterboorinrichting aan de buitenzijde voorzien van ten minste een aandrijving. Met behulp van de aandrijving kan de onderwaterboorinrichting tijdens het afzinken bijgestuurd 35 worden. Hierdoor kan voorkomen worden dat de onderwaterboorinrichting scheef afzinkt en verkeerd gepositioneerd wordt op de bodem.
-8 -
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de onderwaterboorinrichting volgens de uitvinding is voorzien in een magazijn voor het toevoeren en koppelen van boorbuisdelen. Bij voorkeur zijn de in te brengen hoorbuizen opgebouwd uit meerdere boorbuisdelen. In een uitvoeringsvorm van de onderwaterboorinrichting, waarbij de booreenheid in 5 hoofdzaak volledig omsloten is door de naar boven toe afgesloten ruimte moeten de hoorbuizen binnen deze afgesloten ruimte gehanteerd worden. Met voordeel kunnen langere verankeringen worden aangebracht wanneer de hoorbuizen uit meerdere boorbuisdelen zijn opgebouwd. Voordelig aan de aanwezigheid van het magazijn dat binnen de onderwaterboorinrichting is geïntegreerd is dat er geen boorbuisdelen van 10 buiten de boorinrichting, bijvoorbeeld vanaf een controlestation boven het wateroppervlak hoeven te worden aangevoerd. Bij voorkeur is het magazijn geautomatiseerd voor de toevoer en koppeling van boorbuisdelen. Hierdoor hoeft er onder water geen operateur aanwezig te zijn voor het koppelen van boorbuisdelen. Voordelig aan de onderwaterboorinrichting volgens de uitvinding, waarbij observatiemiddelen zijn voorzien 15 binnen de afgesloten ruimte is dat ook het koppelingsproces van de boorbuisdelen goed geobserveerd kan worden. Hierdoor kan op tijd bijgestuurd worden wanneer geconstateerd wordt dat het koppelen of toevoeren van boorbuisdelen niet naar wens verloopt. Met deze uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is bereikt dat niet alleen het boren minder storingsgevoelig verloopt, maar ook is de betrouwbaarheid bij het 20 aankoppelen en toevoeren van boorbuisdelen is verhoogd.
Voorts heeft de uitvinding betrekking op een onderwaterverankering, zoals gedefinieerd in conclusie 16 die verkregen kan worden na het uitvoeren van de werkwijze met de stappen die gedefinieerd zijn conclusies 7-9. De onderwaterverankering volgens de uitvinding omvat ten minste een verankeringsbuis, waarbij een ankerblok is bevestigd 25 aan de verankeringsbuis en waarbij het ankerblok is verzwaard met een uithardende substantie die is geïnjecteerd in een afgesloten kamer onder het ankerblok.
Voordelig aan de onderwaterverankering is dat met slechts enkele onderdelen een uiterst robuuste verankering is verkregen. Met name de verzwaring van uitgeharde substantie draagt bij aan de maximaal toelaatbare belasting van de 30 onderwaterverankering.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderwaterverankering omvat het ankerblok langs de buitenomtrek een flexibele afdekking. De flexibele afdekking is bijvoorbeeld een dunne plaat uit kunststof die aan een omtreksrand verbonden is met het ankerblok. De flexibele afdekking draagt bij aan het verkrijgen van een afgesloten ruimte onder het 35 ankerblok. Oneffenheden op de bodem door aanwezige kuilen of een schuin verloop van de bodem kunnen door de flexibele afdekking tenminste gedeeltelijk gecompenseerd -9 - worden. Dit is voordelig, omdat hierdoor wordt tegengegaan dat de geïnjecteerde uithardende substantie bij het aanbrengen van de verzwaring onder het ankerblok vandaan loopt.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de onderwaterverankering is om de 5 afsluiting van de ruimte onder het ankerblok te verbeteren en om de onderwaterverankering verder te verzwaren tegen de buitenzijde van de flexibele afdekking stortgoed voorzien.
De hierboven beschreven werkwijze voor het uitvoeren van een onderwaterboring voor het aanbrengen van een onderwaterverankering en de beschreven 10 onderwaterboorinrichting volgens de uitvinding zijn bijzonder geschikt voor gebruik in een werkwijze voor het kantelen van een gekapseisd schip.
De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het kantelen van een gekapseisd schip, zoals gedefinieerd in conclusie 19. Door toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding kan een gekapseisd schip dat al dan niet gezonken is tot op de 15 bodem weer teruggekanteld worden. Het gekapseisde schip moet worden gekanteld om de lengteas. In een eerste stap wordt volgens de werkwijze volgens de uitvinding ten minste een eerste onderwaterverankering aan de ene zijde van de lengterichting van het gekapseisde schip aangebracht en ten minste een tweede onderwaterverankering aan de overliggende zijde van het gekapseisde schip. Bij voorkeur zijn de 20 onderwaterverankeringen aangebracht volgens de werkwijze, zoals gedefinieerd in conclusie 1. Zo krijgt het gekapseisde schip aan weerszijden onderwaterverankeringen. Vervolgens wordt aan de ene zijde van het gekapseisde schip ten minste een treklichaam tussen de eerste onderwaterverankering en het gekapseisde schip gespannen. Ook aan de andere kant van het gekapseisde schip wordt ten minste een treklichaam gespannen 25 tussen het gekapseisde schip en een hulpvaartuig. Het hulpvaartuig is een drijvend object, zoals een schip of ponton. Bijgevolg is aan weerszijde van het gekapseisde schip ten minste een treklichaam bevestigd. Het bevestigingspunt aan het gekapseisde schip van het ten minste ene treklichaam tussen het hulpvaartuig en het gekapseisde schip ligt op een hogere positie dan het bevestigingspunt aan het gekapseisde schip van een 30 treklichaam aan de overliggende zijde tussen de eerste onderwaterverankering en het gekapseisde schip. Volgens de werkwijze volgens de uitvinding wordt in een stap verder ten minste een treklichaam aangespannen tussen het hulpvaartuig en de tweede onderwaterverankering. Tenslotte wordt door het uitoefenen van een trekkracht op het ten minste ene treklichaam tussen het hulpvaartuig en de tweede onderwaterverankering het 35 gekapseisde schip gekanteld. Door het uitoefenen van een trekkracht op het ten minste ene treklichaam tussen het hulpvaartuig en de tweede onderwaterverankering komen ook -10 - de treklichamen tussen het hulpvaartuig en het gekapseisde schip en tussen het gekapseisde schip en de eerste onderwaterverankering op spanning. In een uitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding kan een trekkracht worden uitgeoefend op het ten minste ene treklichaam tussen het hulpvaartuig en het gekapseisde schip en/of een 5 trekkracht uitgeoefend worden op het ten minste ene treklichaam tussen de tweede onderwaterverankering en het hulpvaartuig om uiteindelijk de trekkrachten over te brengen op het gekapseisde schip. Doordat de bevestigingspunten van de treklichamen aan weerszijden van het gekapseisde schip in hoogte verschillend zijn gepositioneerd, treedt er een draaiend moment op op het gekapseisde schip, waardoor het terug kan 10 kantelen.
De treklichamen tussen de eerste onderwaterverankering en het gekapseisde schip gaan met voordeel tegen dat het gekapseisde schip wegschuift. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan het wegschuiven van het gekapseisde schip ook worden tegengegaan door het plaatsen van een obstakel op de bodem tegen de zijwand van het 15 schip aan de zijde waar ook het hulpvaartuig is gepositioneerd. Het obstakel tegen de zijwand van het schip kan in de bodem verankerd zijn volgens de werkwijze volgens de uitvinding, zoals gedefinieerd in conclusie 1-9.
Bij voorkeur wordt een treklichaam die tot 3000 kN wordt belast, gekoppeld aan een onderwaterverankering die volgens de werkwijze, zoals gedefinieerd in conclusie 1 is 20 aangebracht met ten minste twee verankeringsbuizen. Bij voorkeur wordt een treklichaam die tot 5000 kN wordt belast, gekoppeld aan een onderwaterverankering met ten minste drie verankeringsbuizen. Met voordeel is zodanig een robuuste en betrouwbare inrichting verkregen om het gekapseisde schip te kantelen.
25 Voorts is de werkwijze volgens de uitvinding, zoals gedefinieerd in de conclusies 1-6 bijzonder toepasbaar voor het gebruik in een werkwijze voor het vanaf een beginpunt door de bodem aanbrengen van een hulpverbindingselement, zoals een lijn of ketting naar een eindpunt op de bodem. De uitvinding heeft in een volgend aspect betrekking op een werkwijze voor het onderwater vanaf een beginpunt door de bodem aanbrengen van een 30 hulpverbindingselement, zoals een lijn of een ketting naar een eindpunt op de bodem. De werkwijze volgens de uitvinding omvat een aantal stappen. In een eerste stap wordt een onderwaterboorinrichting naar de bodem afgezonken. Vervolgens wordt de onderwaterboorinrichting op de bodem gepositioneerd. De afgezonken en gepositioneerde onderwaterboorinrichting omvat een booreenheid die onder een vaste of variabel 35 instelbare boorhoek ten opzichte van de bodem opgesteld kan worden. Door het positioneren van de onderwaterboorinrichting of het separaat instellen van een -11 - uitlijneenheid van de booreenheid is de booreenheid onder een bepaalde boorhoek gebracht. In het bijzonder ligt de boorhoek van de booreenheid tussen ten minste 10° en ten hoogste 60° ten opzichte van de bodem. Bij voorkeur ligt de boorhoek tussen ten minste 15° en ten hoogste 35°. Vervolgens kan een boorgang vanaf het beginpunt op de 5 bodem onder de boorhoek geboord worden. Dit gebeurt met een eerste hoorbuis die voorzien is van een stuurbare boorkop. Vervolgens wordt de boorkop door de bodem naar het eindpunt op de bodem gestuurd. De boorgang hoeft dus niet rechtlijnig te zijn, maar kan een bepaalde kromming omvatten. Wanneer bijvoorbeeld het eindpunt op een gelijk niveau ligt als het beginpunt zal de boorgang een kromming moeten hebben om vanaf het 10 beginpunt het eindpunt te bereiken. Wanneer de eerste hoorbuis het eindpunt heeft bereikt, kan de stuurbare boorkop verwijderd worden en wordt een ruimer met een langwerpig flexibel hulpverbindingselement aan de hoorbuis gekoppeld. Vervolgens wordt in de werkwijze volgens de uitvinding de hoorbuis teruggetrokken door de boorgang, zodanig dat de ruimer en het hulpverbindingselement mee teruggetrokken worden naar 15 het beginpunt op de bodem.
Bij voorkeur wordt tijdens het terugtrekken de hoorbuis gedraaid en een spoelvloeistof toegevoerd door de hoorbuis. Dit vergemakkelijkt het terugtrekken. Als eindresultaat van de werkwijze volgens de uitvinding ligt het hulpverbindingselement door de boorgang in de bodem. Beide uiteinden van het hulpverbindingselement steken uit op het beginpunt en 20 het eindpunt. Het hulpverbindingselement kan bijvoorbeeld gebruikt worden om een ketting met schakels en zaagtanden of een lijn met snijelementen door de boorgang te trekken. Vervolgens kan met behulp van de lijn of ketting met zaagtanden een object, bijvoorbeeld een wrak dat zich boven de lijn of ketting bevindt door het omhoog trekken en het heen- en weer bewegen van de lijn of ketting in stukken gesneden of gezaagd 25 worden.
Om een boorgang te boren over een grote afstand wordt bij voorkeur in de werkwijze volgens de uitvinding telkens ten minste een volgend boorbuisdeel gekoppeld aan een voorafgaand boorbuisdeel. Bij voorkeur worden de boorbuisdelen aangevoerd vanuit een magazijn van de onderwaterboorinrichting en geautomatiseerd gekoppeld aan de eerste 30 hoorbuis.
Verdere voorkeursuitvoeringsvormen zijn vastgelegd in de overige onderconclusies. Ter zijde wordt opgemerkt dat uit de samenvatting van de Japanse octrooiaanvrage JP-4231515 een onderwaterfunderingsschip bekend is. Het funderingsschip kan naar de bodem afgedaald worden door het toevoeren van water in een watercompartiment.
35 Onduidelijk uit de samenvatting is of het funderingsschip geheel onder water kan verdwijnen. Binnenin het schip is een werkkamer voorzien met een slaginrichting voor het -12 - in de grond brengen van een omhulsel. Het omhulsel wordt na het in de grond brengen uitgegraven met behulp van een boor. Vervolgens wordt het omhulsel volgestort met cement om een funderingspaal te verkrijgen.
Nadelig aan dit funderingsschip is dat het funderingsproces storingsgevoelig is, omdat er 5 geen zicht is op het proces. Bovendien is de lengte van de in de bodem te brengen hoorbuis met behulp van het beschreven funderingsschip beperkt. Het fundatieschip heeft geen voorziening voor het aan elkaar koppelen van verschillende boorbuisdelen.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van bijgevoegde tekeningen die een 10 praktische uitvoering van de uitvinding geven, maar niet mogen worden beschouwd in beperkende zin, waarin:
Fig. 1 een aanzicht in lengtedoorsnede over de onderwaterboorinrichting volgens de uitvinding is;
Fig. 2 een aanzicht in dwarsdoorsnede van de onderwaterboorinrichting is; 15 Fig. 3a een zijaanzicht is van een uitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding, waarbij een gekapseisd schip gekanteld wordt;
Fig. 3b een bovenaanzicht is van de werkwijze volgens figuur 3a;
Fig. 4 een schematische weergave is van opeenvolgende stappen uit de werkwijze volgens de uitvinding; waarbij onder water door gestuurd te boren een hulpverbindings-20 element onder een schip door wordt gestuurd.
Figuur 1 toont in een aanzicht in lengtedoorsnede een onderwaterboorinrichting volgens de uitvinding. De onderwaterboorinrichting 1 is opgebouwd uit een boorinrichting 2 die voorzien is binnen een naar boven toe afgesloten ruimte 3. Hier is de naar boven toe afgesloten ruimte 3 gevormd door de inwendige ruimte binnen een zeecontainer. De 25 afmetingen van de zeecontainer 3 zijn gestandaardiseerd volgens een ISO-norm, waarbij de zeecontainer 3 een lengte heeft van ongeveer 6 m en een breedte en hoogte heeft van ongeveer 2,5 m. De zeecontainer 3 heeft een inwendige ruimte die groot genoeg is voor het plaatsen van een conventionele boorinrichting 2, zoals die ook gebruikt kan worden op het land. De onderwaterboorinrichting 1 is met voordeel modulair opgebouwd met behulp van de 30 gestandaardiseerde zeecontainer 3 en de conventionele boorinrichting 2.
De boorinrichting 2 is in zijn geheel gepositioneerd binnen de zeecontainer 3. Slechts leidingen voor de bediening, aan en afvoer van spoelvloeistoffen en uithardende substantie van de boorinrichting strekken zich uit tot buiten de zeecontainer 3. De boorinrichting 2 is voorzien van een booreenheid met een drijfeenheid 21 en een uitlijneenheid 22. De 35 drijfeenheid 21 zorgt voor een aandrijving in rotatie van boorbuizen die in de uitlijneenheid 22 geplaatst kunnen worden. De boorbuizen die in de bodem gebracht moeten worden zijn -13 - opgebouwd uit meerdere boorbuisdelen die een lengte hebben van ongeveer 2,5 m. De hoorbuis kan door het verstellen van de uitlijneenheid 22 onder een hoek α ten opzichte van de bodem in de bodem gebracht worden. Met behulp van een hydraulische cilinder is de uitlijneenheid 22 instelbaar onder de hoek a. De hoek a is bijvoorbeeld instelbaar tot een 5 hoek van ten hoogste 60° ten opzichte van een onderrand 3a. Bij voorkeur is de hoek α instelbaar tussen ten minste 15° en ten hoogte 45°, maar bij verdere voorkeur is de hoek α instelbaar tussen ten minste 15° en ten hoogste 35°.
In de werkwijze volgens de uitvinding wordt de onderwaterboorinrichting 1 naar de bodem toe afgezonken, waarbij de zeecontainer 3 met de onderrand 3a in aanraking komt 10 met de bodem. De zeecontainer 3 is aan de onderzijde ten minste gedeeltelijk open. Door de open onderzijde van de zeecontainer 3 kan een hoorbuis gevoerd worden. De hoorbuis strekt zich uit door de open onderzijde van de zeecontainer 3 en wordt volgens de werkwijze volgens de uitvinding met behulp van de drijfeenheid 21 in de bodem gebracht. De positie op de bodem, waar de hoorbuis met de bodem in contact komt bepaalt het beginpunt 4 van het 15 boren. Bij het in de bodem drijven van de hoorbuis wordt in de werkwijze volgens de uitvinding de omgeving rondom het beginpunt gehouden in een omgeving van een gasvormig medium. Hierdoor kan het beginpunt goed geobserveerd worden. Het beginpunt 4 op de bodem komt in hoofdzaak overeen met het snijpunt van de hoorbuis met het vlak dat gevormd wordt door de open onderzijde 3a.
20 De getoonde onderwaterboorinrichting 1 in fig. 1 is geschikt voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding. Hiertoe wordt de inwendige ruimte binnen de zeecontainer 3 tijdens het in de grond drijven van de hoorbuis voorzien van een gasvormig medium, bijvoorbeeld lucht uit de atmosfeer. Door de aanwezigheid van het gasvormig medium rondom het beginpunt 4 kan met behulp van observatiemiddelen goed zicht gehouden 25 worden op het boorproces. De observatiemiddelen (hier niet getoond), zoals camera’s zijn bij voorkeur aangebracht binnen de holte in de zeecontainer 3.
Figuur 2 toont de onderwaterboorinrichting 1 uit figuur 1 in een aanzicht in dwarsdoorsnede, waarbij de boorinrichting 2 verder voorzien is van een magazijn 23. In het magazijn 23 liggen boorbuisdelen opgeslagen. De boorbuisdelen kunnen met behulp van 30 een grijper 231 toegevoerd worden aan een koppeleenheid 232 die het boorbuisdeel in positie brengt binnen de booreenheid en in een koppeling voorziet met een eerder ingevoerd boorbuisdeel. Het magazijn 23 is volledig geautomatiseerd, zodat geen operateur nodig is voor de toevoer en koppeling van boorbuisdelen. Met voordeel kan de boorinrichting volgens de uitvinding volledig autonoom onder water een hoorbuis in de bodem drijven.
35 Figuur 3a toont in een zijaanzicht een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding. Het uiteindelijke doel van de werkwijze is om een gekapseisd schip om de lengteas te kantelen. Hiertoe zijn in een eerste stap volgens de werkwijze volgens de -14 - uitvinding aan weerszijden van het gekapseisde schip 100 verankeringen 110, 120 aangebracht. De verankering 110 heeft een trekanker 111 die volgens de werkwijze volgens de uitvinding zoals gedefinieerd in conclusie 1 onder een hoek in de bodem is aangebracht. Om de verankering 110 aan te brengen is gebruik gemaakt van een 5 onderwaterboorinrichting, zoals getoond in figuren 1 en 2. Het feit dat het trekanker 111 onder een hoek in de bodem is aangebracht draagt positief bij aan de maximaal toelaatbare belasting op de verankering 110. In de werkwijze volgens de uitvinding wordt ten minste één treklichaam 101 gespannen tussen het gekapseisde schip 100 en de verankering 110. Hier ligt het treklichaam 101 in eerste instantie over de bodem. Wanneer het gekapseisde schip 10 110 gekanteld wordt, zal het ten minste het ene treklichaam 101 oplichten van de bodem en meer in lijn komen te staan met het trekanker 111.
Aan de andere zijde van het gekapseisde schip bevindt zich een hulpvaartuig 130.
Het hulpvaartuig 130 is met behulp van ten minste een treklichaam 103 verbonden met het gekapseisde schip 100. Verder is het hulpvaartuig 130 met behulp van ten minste een 15 treklichaam 102 verbonden met de verankering 120. Aan boord van het vaartuig 130 is een inrichting geplaatst, waarmee het ten minste ene treklichaam 102 of 103 aangespannen kan worden. Door het aanspannen ontstaat een trekkracht op het treklichaam 103 of 102, waardoor het gekapseisde schip 100 over de lengterichting onderhevig is aan een draaiend moment. Hierdoor kan met voordeel het gekapseisde schip 100 om de lengteas gedraaid 20 worden. Na het terugkantelen van het gekapseisde schip 100 worden de treklichamen 101, 102, 103 losgemaakt en verwijderd.
In figuur 3b is een bovenaanzicht getoond van een uitvoeringsvorm van de werkwijze voor het kantelen van het gekapseisde schip 100. Aan weerszijden van het gekapseisde schip 100 zijn treklichamen 101, 102, 103 aangebracht. Elk treklichaam wordt door het 25 aanspannen belast met een belasting van ongeveer 3000-5000 kN. Bij voorkeur zijn de uiteinden van de treklichamen aan meerdere verankeringen bevestigd om de belastingen evenredig te verdelen over de verankeringen.
Figuur 4 toont schematisch in elf stappen van de werkwijze volgens de uitvinding die zijn aangeduid met de Romeinse cijfers l-XI, waarbij door het onderwater gestuurd boren een 30 hulpverbindingselement vanaf een beginpunt door de bodem naar een eindpunt op de bodem wordt aangebracht en waarbij vervolgens met behulp van het hulpverbindingselement een snijorgaan wordt doorgevoerd.
In de eerste stap I wordt vanaf een vaartuig 41 met behulp van een hijskraan een onderwaterboorinrichting, zoals eerder getoond in figuur 1 te water gelaten en afgezonken tot 35 op de bodem van de zee. De onderwaterboorinrichting 1 wordt gepositioneerd naast een gezonken wrak 42 dat zich op de bodem bevindt. Het einddoel van de uitvoeringsvorm van de werkwijze zoals getoond in de opeenvolgende stappen in figuur 4 is het in stukken snijden -15 - van het gezonken wrak. In figuur 4 stap II is de op de bodem gepositioneerde onderwaterinrichting getoond, waarbij de boorinrichting is gepositioneerd binnen een naar boven toe afgesloten ruimte. In stap II is begonnen met het onder een hoek boren van een boorbuis in de bodem. De hoorbuis is opgebouwd uit verschillende boorbuisdelen die onder 5 een hoek vanaf een beginpunt 4 vanuit de onderwaterboorinrichting in de bodem worden ingebracht.
Figuur 4 stap III toont schematisch hoe met behulp van een gestuurde boorkop een gekromde boorgang is geboord. Door het gestuurd boren is een boorgang verkregen die zich uitstrekt vanaf het beginpunt 4 bij de onderwaterboorinrichting 1 door de bodem onder het 10 wrak 42 door en weer naar boven komt en het eindpunt 5 bereikt. Op het eindpunt 5 van de boorgang is een duiker aanwezig voor het aanbrengen van een ruimer 6. Eerst is een boorkop aan het distale uiteinde van de boorbuis verwijderd en vervolgens is de ruimer 6 aan het uiteinde van de boorbuis bevestigd. Aan de ruimer is vervolgens een hulpverbindingselement 7 gekoppeld.
15 Figuur 4 stap IV toont hoe de boorbuis door de boorgang wordt teruggetrokken. De ruimer 6 met het hulpverbindingselement 7 wordt mee teruggetrokken naar het beginpunt 4 ter plaatse van de onderwaterboorinrichting. Tijdens het terugtrekken wordt de boorbuis geroteerd en wordt spoelvloeistof toegevoerd.
Zoals figuur 4 stap V toont, wordt het hulpverbindingselement 7 volledig door de 20 boorgang teruggetrokken tot aan het beginpunt 4, zodat na afloop van het boren het hulpverbindingselement zich uitstrekt vanaf het beginpunt 4 tot aan het eindpunt 5 op de bodem. Door het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding is bereikt dat er een hulpverbindingselement, zoals een lijn of ketting onder het wrak door ligt. Dit hulpverbindingselement kan vervolgens gebruikt worden voor het doorleiden van een 25 snijorgaan 8 onder het wrak door, waarmee het wrak in stukken gezaagd kan worden. In een alternatieve uitvoeringsvorm van de werkwijze wordt een hijskabel met behulp van het hulpverbindingselement 7 onder het wrak door geleid, waarmee het wrak van de bodem gelicht kan worden.
In figuur 4 stap VI is getoond dat na het herhaaldelijk uitvoeren van de zojuist 30 beschreven stappen volgens de werkwijze volgens de uitvinding er meerdere hulpverbindingselementen kunnen worden aangebracht die zich onder het wrak 42 door uitstrekken. De hulpverbindingselementen zijn zodoende verdeeld over de lengterichting van het wrak 42.
In de volgende schematische aanzichten, aangeduid met Romeinse cijfers VII-XI, is 35 vervolgens weergegeven hoe met behulp van het snijorgaan 8 het wrak op de bodem kan worden doorgezaagd.
-16 -
In figuur 4 VII is met behulp van het hulpverbindingselement een ketting met snij-elementen onder het wrak door geleid.
In figuur 4 Villi is het wrak op de bodem weergegeven, waarbij hijslijnen 9 en snijorganen over de lengterichting verdeeld zijn aangebracht. Door het toepassen van de 5 werkwijze volgens de uitvinding zijn de hijs- en snijlijnen nauwkeurig aan te brengen op de gewenste positie. Een belangrijk voordeel van de werkwijze volgens de uitvinding is dat de lijnen gedefinieerd onder het wrak doorlopen. Doordat de lijnen door de aangebrachte boorgang zijn getrokken, is de ligging van de lijnen op een betrouwbare wijze van tevoren bepaald. Met name voor het doorzagen van een wrak is het belangrijk dat het snijorgaan 8 10 op de juiste positie is aangebracht, zodat het wrak, zoals een gezonken schip met verstijvingsribben op de juiste plek wordt doorgezaagd. Bij het doorzagen van een schip wil men bijvoorbeeld tussen de verstijvingsribben het schip doorzagen. Ook wanneer er bijvoorbeeld vloeistofreservoirs aan boord zijn van het wrak, wil men op van tevoren nauwkeurig vastgestelde posities het wrak doorzagen. Met voordeel is dit door toepassing 15 van de werkwijze volgens de uitvinding met als een van de stappen het aanbrengen van een boorgang door onderwater een boring uit tevoeren met een stuurbare boorkop mogelijk gemaakt.
Figuur 4 stap IX toont in een bovenaanzicht de voorbereiding voor het doorzagen van het wrak 42. Boven het wrak aan het wateroppervlak wordt een vaartuig 43 in stelling 20 gebracht en op positie gehouden met behulp van ten minste drie treklichamen 104, maar bij voorkeur 4 treklichamen. De treklichamen 104 zijn verbonden met het vaartuig en een verankering op de bodem van de zee. Het vaartuig 43 aan het wateroppervlak is uitgerust met een hijsinstallatie. De hijsinstallatie kan gebruikt worden voor het doorzagen van het wrak en het ophijsen van losgesneden wrakdelen.
25 In figuur 4 stap X is in een aanzicht het doorzagen van het wrak getoond. Het langwerpig snijorgaan 8 is aan beide uiteinden bevestigd aan de hijskraan op het vaartuig 43. Door het omhoog trekken en het heen en weer bewegen van het snijorgaan 8 wordt het wrak 42 doorgezaagd.
In figuur 4 stap XI is het wrak op de bodem van de zee weergegeven, waarbij een 30 deel van het wrak 43 is afgezaagd en vervolgens is opgehesen en weggevoerd. Met voordeel is door het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding een efficiënte en doelmatige werkwijze verschaft voor het bergen van een wrak.
Naast de in de figuren getoonde uitvoeringen zijn velen varianten mogelijk. In een variant op de getoonde uitvoering van de werkwijzen voor het kantelen of bergen van een 35 wrak kan ook een alternatieve uitvoeringsvorm van een onderwaterboorinrichting gebruikt worden voor het aanbrengen van een hoorbuis in de bodem. In een variant kan bijvoorbeeld bij een werkgebied met een beperkte diepte of wanneer een kade nabij is gebruikt gemaakt 5 -17 - worden van een boorinrichting die boven het wateroppervlak is opgesteld. Met behulp van een geleidingsdeel voor de hoorbuis kan de hoorbuis naar het beginpunt op de bodem gebracht worden alvorens met het boren in de bodem begonnen wordt.
1034488

Claims (26)

1. Werkwijze voor het uitvoeren van een onderwaterboring in het bijzonder voor het aanbrengen van een onderwaterverankering omvattende de stappen: -het te water laten van een onderwaterboorinrichting met een booreenheid die ten minste gedeeltelijk gepositioneerd is binnen een in hoofdzaak naar boven toe afgesloten ruimte; 5 -het tot op de bodem afzinken van de onderwaterboorinrichting; -het positioneren van de onderwaterboorinrichting op de bodem; -het vanaf een beginpunt in de bodem boren van een boorbuis met behulp van een booreenheid van de onderwaterboorinrichting; -het observeren van het verloop van het boren; 10 met het kenmerk, dat tijdens het boren het beginpunt op de bodem in hoofdzaak in een omgeving van een gasvormig medium wordt gehouden, waarbij het verloop van het boren wordt gecontroleerd door het beginpunt te observeren.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de onderwaterboorinrichting wordt afgezonken 15 door het ontluchten van een compartiment van de onderwaterboorinrichting;
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij een afgesloten ruimte rondom de booreenheid na het afzinken van de onderwaterboorinrichting in hoofdzaak watervrij wordt gemaakt alvorens met boren wordt begonnen. 20
4. Werkwijze volgens een van voorgaande conclusies, waarbij de boorbuis ten minste twee boorbuisdelen omvat en de werkwijze verder de stap omvat van: -het vanaf een beginpunt in de bodem boren van een eerste boorbuisdeel met een booreenheid van de onderwaterboorinrichting; 25 -het aankoppelen van een volgend boorbuisdeel aan het eerste boorbuisdeel;
5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de booreenheid een magazijn omvat waaruit boorbuisdelen worden aangevoerd voor een geautomatiseerde koppeling aan het eerste boorbuisdeel in de bodem. 30
6. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de boorbuis onder een hoek ten opzichte van de bodem wordt geboord.
7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een ankerblok wordt 35 gekoppeld aan ten minste één in de bodem aangebrachte verankeringsbuis. 1034488 -19 -
8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze verder de stappen omvat van: -het aanbrengen van een afdekking langs de buitenomtrek van het ankerblok, zodanig dat onder het ankerblok een afgesloten kamer wordt gevormd; 5 -het opvullen van de afgesloten kamer met een uithardende substantie.
9. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze verder de stap omvat: - het aanbrengen van stortgoed tegen de buitenzijde van de afdekking. 10
10. Onderwaterboorinrichting met een booreenheid die ten minste gedeeltelijk gepositioneerd is binnen een in hoofdzaak naar boven toe afgesloten ruimte, waarbij de booreenheid: -een uitlijneenheid voor het uitlijnen van hoorbuizen omvat; en -een drijfeenheid voor het vanaf een beginpunt in de bodem drijven van de hoorbuizen 15 omvat, waarbij de afgesloten ruimte is voorzien ter plaatse van het beginpunt, met het kenmerk, dat in de naar boven toe afgesloten ruimte een omgeving van een gasvormig medium te houden is en dat verder observatiemiddelen zijn voorzien binnen de afgesloten ruimte voor het observeren van het beginpunt ter controle van het verloop van het boren.
11. Onderwaterboorinrichting volgens conclusie 10, waarbij een luchttoevoer is aangesloten op de afgesloten ruimte om de ruimte watervrij te houden.
12. Onderwaterboorinrichtig volgens conclusie 10 of 11, waarbij de afgesloten ruimte rondom de booreenheid gevormd is door de inwendige ruimte binnen een zeecontainer. 25
13. Onderwaterboorinrichting volgens een van de conclusies 10-12, waarbij een vastleg-orgaan is voorzien voor het op de bodem houden van de onderwaterboorinrichting.
14. Onderwaterboorinrichting volgens een van de conclusies 10-13, waarbij aan de 30 buitenzijde ten minste één aandrijving is voorzien voor het positioneren van de onderwaterboorinrichting op de bodem.
15. Onderwaterboorinrichting volgens een van de conclusies 10-14, waarbij verder is voorzien in een magazijn voor het toevoeren en koppelen van boorbuisdelen. 35 -20 -
16. Onderwaterverankering omvattende ten minste één verankeringsbuis, waarbij een ankerblok is bevestigd aan de verankeringsbuis en waarbij het ankerblok een verzwaring omvat van uitgeharde substantie die geïnjecteerd is in een afgesloten kamer onder het ankerblok. 5
17. Onderwaterverankering volgens conclusie 16, waarbij het ankerblok langs de buitenomtrek een flexibele afdekking omvat.
18. Gebruik van de werkwijze volgens conclusie 1-9 voor het kantelen van een gekapseisd 10 schip.
19. Werkwijze voor het kantelen van een gekapseisd schip omvattende de volgende stappen: - het aanbrengen van ten minste één eerste onderwaterverankering aan de ene zijde van de lengterichting van het gekapseisde schip en ten minste één tweede onderwaterverankering 15 aan de overliggende zijde van het gekapseisde schip; - het aan de ene zijde van het gekapseisde schip spannen van ten minste één treklichaam tussen de eerste onderwaterverankering en het gekapseisde schip; - het aan de tegenoverliggende zijde van het gekapseisde schip spannen van ten minste één treklichaam tussen een hulpvaartuig (drijvend object) en het gekapseisde schip, waarbij het 20 bevestigingspunt aan het gekapseisde schip van het treklichaam tussen het hupvaartuig en het gekapseisde schip op een hogere positie ligt dan het bevestigingspunt aan het gekapseisde schip van het treklichaam aan de overliggende zijde tussen de eerste onderwaterverankering en het gekapseisde schip; - het spannen van ten minste één treklichaam tussen het hulpvaartuig en de tweede 25 onderwaterverankering aan de overliggende zijde van het gekapseisde schip; - het uitoefenen van een trekkracht op het ten minste ene treklichaam tussen het hulpvaartuig en de tweede onderwaterverankering.
20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij een treklichaam die tot 3000 kN wordt belast, 30 wordt gekoppeld aan een onderwaterverankering met ten minste twee vérankeringsbuizen, waarbij een treklichaam die tot 5000 kN wordt belast, wordt gekoppeld aan een onderwaterverankering met ten minste drie verankeringsbuizen.
21. Gebruik van de werkwijze volgens één van de conclusies 1-9 voor het vanaf een 35 beginpunt door de bodem aanbrengen van een hulpverbindingselement, zoals een lijn of ketting naar een eindpunt op de bodem. -21 -
22. Werkwijze voor het onderwater vanaf een beginpunt door de bodem aanbrengen van een hulpverbindingselement, zoals een lijn of een ketting naar een eindpunt op de bodem omvattende de volgende stappen: - het afzinken van een onderwaterboorinrichting naar de bodem; 5. het positioneren van de onderwaterboorinrichting op de bodem; - het onder een boorhoek brengen van een booreenheid van de onderwaterboorinrichting; - het onder de boorhoek boren van een boorgang vanaf het beginpunt met een eerste boorbuis die voorzien is van een stuurbare boorkop; - het sturen van de boorkop door de bodem naar het eindpunt op de bodem; 10. het op het eindpunt aankoppelen van een ruimer met een langwerpig flexibel hulpverbindingselement aan de boorbuis; - het terugtrekken van de ruimer met het hulpverbindingselement naar het beginpunt op de bodem
23. Werkwijze volgens conclusie 22, waarbij de boorhoek van de booreenheid ligt tussen ten minste 10° en ten hoogste 60° ten opzichte van de bodem.
24. Werkwijze volgens conclusie 22 of 23, waarbij ten minste één volgend boorbuisdeel wordt aangevoerd vanuit een magazijn van de onderwaterboorinrichting en geautomatiseerd 20 wordt aangekoppeld aan de eerste boorbuis.
25. Werkwijze volgens een van de conclusies 22-24, waarbij tijdens het terugtrekken van de ruimer door de boorgang spoelvloeistof wordt toegevoerd.
26. Werkwijze volgens een van de conclusies 22-25, waarbij in een volgende stap met behulp van het hulpverbindingselement een langwerpig snijorgaan wordt doorgevoerd door de boorgang. 1034488
NL1034488A 2007-10-08 2007-10-08 Onderwaterboorinrichting en werkwijze voor het uitvoeren van een onderwaterboring in het bijzonder voor het aanbrengen van een onderwaterverankering. NL1034488C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1034488A NL1034488C2 (nl) 2007-10-08 2007-10-08 Onderwaterboorinrichting en werkwijze voor het uitvoeren van een onderwaterboring in het bijzonder voor het aanbrengen van een onderwaterverankering.
ES08166074T ES2965732T3 (es) 2007-10-08 2008-10-08 Dispositivo de perforación submarina y procedimiento para realizar perforaciones submarinas, en particular para fijar un anclaje submarino
EP08166074.8A EP2063067B1 (en) 2007-10-08 2008-10-08 Underwater drilling device and method for carrying out underwater drilling, in particular for attaching an underwater anchoring

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1034488 2007-10-08
NL1034488A NL1034488C2 (nl) 2007-10-08 2007-10-08 Onderwaterboorinrichting en werkwijze voor het uitvoeren van een onderwaterboring in het bijzonder voor het aanbrengen van een onderwaterverankering.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1034488C2 true NL1034488C2 (nl) 2009-04-09

Family

ID=39335218

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1034488A NL1034488C2 (nl) 2007-10-08 2007-10-08 Onderwaterboorinrichting en werkwijze voor het uitvoeren van een onderwaterboring in het bijzonder voor het aanbrengen van een onderwaterverankering.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2063067B1 (nl)
ES (1) ES2965732T3 (nl)
NL (1) NL1034488C2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2860341A1 (en) * 2013-10-10 2015-04-15 Soil Machine Dynamics Limited Subsea support apparatus for supporting drive means, and driving apparatus incorporating such support apparatus
GB2533772A (en) * 2014-12-23 2016-07-06 Marine Current Turbines Ltd Mooring anchor

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3934660A (en) * 1974-07-02 1976-01-27 Nelson Daniel E Flexpower deep well drill
DE2638121A1 (de) * 1976-08-25 1978-03-09 Robert Teller Verwendung einer stahlbetonhalbkugel als unterseeische plattform fuer erdoelbohrungen
US4255068A (en) * 1978-07-04 1981-03-10 Techniques Industrielles Et Minieres Method and a device for undersea drilling
US20030106714A1 (en) * 2001-12-12 2003-06-12 Smith Michael Lee Use of coiled tubing unit systems in sub sea operations

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB160865A (en) * 1919-10-06 1921-04-07 James Forgie Improvements in and relating to submarine exploration
US2937006A (en) * 1957-05-17 1960-05-17 Sun Oil Co Underwater drilling rig
US3602320A (en) * 1968-10-16 1971-08-31 Amoco Prod Co Deep sea pile setting and coring vessel
DE2154231A1 (de) * 1971-10-30 1973-05-03 Erno Raumfahrttechnik Gmbh Bohrankeranordnung
GB0130447D0 (en) * 2001-12-20 2002-02-06 Stolt Offshore Ltd Anchor for vehicle vehicle and anchor in combination and method of using the anchor
GB0209861D0 (en) 2002-04-30 2002-06-05 Maris Tdm Ltd Drilling rig
WO2006112821A1 (en) * 2005-04-15 2006-10-26 Victor Eli Velazquez Anchoring systems and methods for anchoring an object
JP4231515B2 (ja) 2006-07-11 2009-03-04 東芝テリー株式会社 自走式管内検査カメラシステム
US7703534B2 (en) * 2006-10-19 2010-04-27 Adel Sheshtawy Underwater seafloor drilling rig

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3934660A (en) * 1974-07-02 1976-01-27 Nelson Daniel E Flexpower deep well drill
DE2638121A1 (de) * 1976-08-25 1978-03-09 Robert Teller Verwendung einer stahlbetonhalbkugel als unterseeische plattform fuer erdoelbohrungen
US4255068A (en) * 1978-07-04 1981-03-10 Techniques Industrielles Et Minieres Method and a device for undersea drilling
US20030106714A1 (en) * 2001-12-12 2003-06-12 Smith Michael Lee Use of coiled tubing unit systems in sub sea operations

Also Published As

Publication number Publication date
EP2063067B1 (en) 2023-07-26
EP2063067C0 (en) 2023-07-26
EP2063067A1 (en) 2009-05-27
ES2965732T3 (es) 2024-04-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8033756B2 (en) Deep water pile driver
US3540396A (en) Offshore well apparatus and system
US6009825A (en) Recoverable system for mooring mobile offshore drilling units
US5421676A (en) Tension leg platform and method of instalation therefor
US5551802A (en) Tension leg platform and method of installation therefor
US9758941B2 (en) Offshore tower for drilling and/or production
US20080247827A1 (en) Work-over rig assembly and methods thereof
KR101761587B1 (ko) 해양 구조물 설치선 및 해양 구조물 설치방법
US8784011B2 (en) Marine-equipment installation method and apparatus
US3891037A (en) Remotely operated seafloor coring and drilling method and system
DK141413B (da) Platformkonstruktion, som kan bringes til at flyde, og som er indrettet til nedsænkning og fast anbringelse på havbunden.
AU2008306624A1 (en) Underwater foundation
KR20120120216A (ko) 유니버설 인양 및 진수 시스템과 작동 방법
EP0039590A2 (en) Offshore platform and method of constructing, erecting and dismantling same
NL2004212C2 (en) Floating marine structure with suction piles and platform resting on a barge clamped between suction piles and platform.
NL1034488C2 (nl) Onderwaterboorinrichting en werkwijze voor het uitvoeren van een onderwaterboring in het bijzonder voor het aanbrengen van een onderwaterverankering.
US3524322A (en) Splay footed platform anchor
GB2481906A (en) A template structure for erecting underwater columns
US4360291A (en) Subsea foundation
KR101735949B1 (ko) 석션기초를 이용한 이동식 해저지반조사시스템 및 조사방법
EP2871285B1 (en) Device and method for performing well interventions offshore
EP3196362B1 (en) Jack-up vessel and method for positioning the vessel on an underwater bottom
US20220355907A1 (en) Systems and methods for a rack structure for a transport vessel adapted for use with an offshore self-elevating vessel
CA1194856A (en) Method of installing subsea templates
NL1040267C2 (nl) Werkmethoden en constructieve uitvoeringen omtrent transport en/of rechtop plaatsen van buispaal.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Effective date: 20100702