NL1034219C2 - Vistuig met aangedreven geleidingsorganen. - Google Patents
Vistuig met aangedreven geleidingsorganen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1034219C2 NL1034219C2 NL1034219A NL1034219A NL1034219C2 NL 1034219 C2 NL1034219 C2 NL 1034219C2 NL 1034219 A NL1034219 A NL 1034219A NL 1034219 A NL1034219 A NL 1034219A NL 1034219 C2 NL1034219 C2 NL 1034219C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- fishing gear
- fishing
- gear according
- motor
- seabed
- Prior art date
Links
Landscapes
- Mechanical Means For Catching Fish (AREA)
Description
VISTUIG MET AANGEDREVEN GELEIDINGSORGANEN
De uitvinding heeft betrekking op een vistuig, in het bijzonder voor het vissen op platvis of schaal- en schelpdieren, 5 omvattende een door ten minste één vislijn met een vissersschip verbonden, langs of over de zeebodem verplaatsbaar, zich in hoofdzaak dwars op de verplaatsingsrichting uitstrekkend frame, en een aan het frame bevestigd, zich in de verplaatsingsrichting beschouwd daarachter uitstrekkend net, waarbij het frame ten 10 minste één balkvormig sleeporgaan omvat, alsmede ten minste twee, elk met een uiteinde van het sleeporgaan verbonden, over de zeebodem beweegbare geleidingsorganen. Een dergelijk vistuig is algemeen bekend, en wordt gebruikt bij de zogeheten boomkorvisserij .
15 Waar in deze tekst overigens gesproken wordt van "zee", zoals in "zeebodem" en dergelijke, wordt elke watermassa bedoeld waarin gevist kan worden, dus ook meren, rivieren of oceanen.
Bij het vissen op vissoorten die zich op of in de zeebodem ophouden, zoals platvis, en bij het vissen op schaal-of 20 schelpdieren wordt in het algemeen gebruik gemaakt van een sleepnet. Dit is een net dat met een onderrand van zijn opening, ook wel aangeduid als de "onderpees", over de bodem gesleept wordt, achter een aantal woelelementen, in het algemeen kettingen, die tezamen met een bovenrand van de opening van het 25 net - de "bovenpees" - bevestigd zijn aan een sleepbalk. Deze sleepbalk is op zijn beurt door een of meer vislijnen verbonden met een vissersschip. Bij het over de zeebodem slepen van het net wordt de bodem door de kettingen omgewoeld, waardoor vissen die zich in de bodem of vlak daarboven bevinden opschrikken en 30 omhoog zwemmen, waar zij in het net worden gevangen. De sleepbalk wordt over de bodem geleid door middel van aan zijn uiteinden bevestigde geleidingsorganen. Deze geleidingsorganen zorgen 2 ervoor dat de sleepbalk ongeveer evenwijdig aan de zeebodem en op enige afstand daarboven gehouden wordt.
Tot voor kort waren de geleidingsorganen uitgevoerd als een soort sleden, ook wel aangeduid als "schoenen" of "sloffen", 5 die aan hun onderzijde waren bekleed met slijtvaste glijplaten. Door deze glijplaten werd de wrijvingsweerstand van de geleidingsorganen over de zeebodem, en daarmee het benodigd motorvermogen van het vissersschip, enigszins beperkt. De sleden waren in het algemeen in de verplaatsingsrichting beschouwd 10 langwerpig uitgevoerd, en vertoonden een oplopende voorzijde, waardoor werd voorkomen dat de sleden en de sleepbalk zich zouden ingraven in de bodem.
Ondanks de aanwezigheid van de glijplaten is de weerstand van een dergelijk conventioneel vistuig nog steeds 15 aanzienlijk. In de praktijk wordt vaak gevist met een vistuig van 12 meter breed aan weerszijden van het schip. Om het sleepnet op de bodem te houden en opdrijven als gevolg van de voortbeweging te voorkomen is de sleepbalk in het algemeen verzwaard met ballastgewichten van zo'n 3.000 kg aan zijn beide einden. Deze 20 ballastgewichten zijn geïntegreerd in de geleidingsorganen, die zeer zwaar zijn uitgevoerd. Het totale gewicht van een enkel sleepnet met sleepbalk, geleidingsorganen, woelkettingen en ballast bedraagt dan ongeveer 8.000 kg, zodat het vissersschip in totaal een gewicht van 16.000 kg over - en deels door - de 25 zeebodem sleept. Hiervoor is een motorvermogen in de orde van 1.500 pk (ruim 1.100 kW) nodig. Derhalve is het brandstofverbruik en de daarmee gepaard gaande emissie van een vissersschip met conventioneel vistuig aanzienlijk. Niet alleen leidt dit tot hoge kosten voor de vissers, maar bovendien wordt het milieu 30 daardoor zwaar belast. Daarnaast veroorzaken de woelkettingen een aanzienlijke schade aan de flora en fauna op en in de zeebodem.
3
Derhalve is al voorgesteld om de wrijvingsweerstand van het vistuig te verkleinen door in plaats van sleden met glijplaten als geleidingsorganen wielen of rollen toe te passen. Voorbeelden van een dergelijk vistuig met geleidingswielen of 5 -rollen zijn beschreven in de Nederlandse terinzagelegging 8104576, de internationale octrooipublicatie WO 94/26101 of het Nederlands octrooi 1000818. Het gaat daarbij telkens om wielen of rollen die vrij roteerbaar gelagerd zijn in de schoenen aan de einden van de sleepbalk, en die over de zeebodem rollen wanneer 10 het vistuig door het schip voortgesleept wordt. Deze wielen of rollen hebben in alle getoonde voorbeelden een glad buitenoppervlak.
Daarnaast is reeds voorgesteld om ter vervanging van de woelkettingen gebruik te maken van een medium dat onder druk in 15 of tegen de zeebodem wordt gespoten om de te vangen zeedieren op te schrikken. Voorbeelden van vistuig met dergelijke voorzieningen om perslucht of water te spuiten zijn beschreven in de Nederlandse terinzagelegging 8403029, de internationale octrooipublicatie WO 91/03158 en de Europese octrooien 0 691 077 20 en 0 908 094 . Daarbij wordt in de twee eerstgenoemde documenten gebruik gemaakt van spuitmonden die bevestigd zijn aan een buis die achter de sleepbalk hangt, terwijl de EP 0 691 077 sprake is van slangen die over de bodem slepen, en in EP 0 908 094 van messen die door de bodem snijden.
25 De uitvinding heeft nu tot doel een vistuig van de hiervoor beschreven soort zodanig verder te ontwikkelen, dat dit met geringere inspanning over de zeebodem bewogen kan worden en daarbij minder schade aanricht.
Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt dit 30 bij een dergelijk vistuig bereikt door middelen voor het aandrijven van de geleidingsorganen, welke aandrijfmiddelen ten minste één door een voedingsleiding met het vissersschip verbonden motor omvatten. Door de geleidingsorganen aan te 4 drijven, in plaats van deze voort te slepen, wordt in feite een vistuig verkregen dat zichzelf over de zeebodem voortbeweegt. Dit is aanzienlijk doelmatiger dan het slepen door het vissersschip, met name omdat een schroefaandrijving die in de 5 meeste schepen wordt toegepast een relatief laag voortstuwingsrendement heeft. Ook het probleem van opdrijven van het vistuig wordt zo opgelost, zodat kan worden afgezien van het gebruik van ballast. Daarmee wordt een gewichtsreductie van 4.000 tot 8.000 kg mogelijk. De vermindering van het benodigde 10 vermogen en de daarmee samenhangende besparing op het energieverbruik kan naar verwachting 40 tot 50 procent bedragen.
De verbindingsleiding kan een elektrische leiding en de motor een elektromotor zijn. Een dergelijke elektromotor kan ook bij hogere vermogens relatief compact zijn en heeft een hoog 15 rendement. De elektromotor kan daarbij gevoed worden door een generator aan boord van het vissersschip, die op zijn beurt wordt aangedreven door de scheepsmotor of door enigerlei andere verbrandingsmotor. De elektrische leiding kan langs de vislijn verlopen of daarmee geïntegreerd zijn.
20 Anderzijds is het ook mogelijk dat de verbindingsleiding een hydraulische leiding en de motor een hydromotor is. Ook een hydromotor kan hoge vermogens leveren bij compacte buitenafmetingen. Hydraulica is in een natte omgeving inherent veiliger dan elektriciteit, maar brengt wel het risico met zich 25 mee van lekkage van hydraulische vloeistof in het zeewater. Ook hier kan de hydraulische pomp die de hydromotor (en) voedt op het schip staan en aangedreven worden door de scheepsmotor. De hydraulische leiding kan weer langs de vislijn verlopen of daarmee geïntegreerd zijn.
30 Hoewel in beginsel volstaan zou kunnen worden met een enkele motor per sleepbalk, die dan via overbrengingen de geleidingsorganen aan beide einden zou kunnen aandrijven, wordt 5 een eenvoudigere en robuustere constructie verkregen wanneer elk geleidingsorgaan een eigen motor heeft.
Bij voorkeur omvat elk geleidingsorgaan ten minste één roteerbaar om een as gelagerd(e) wiel of rol, en vertoont elke 5 motor een met het wiel of de rol verbonden, roterende aandrijfas. Zo wordt een over de zeebodem verrijdbaar vistuig verkregen.
Een bijzonder compacte constructie wordt verkregen, wanneer elk wiel of elke rol gedeeld uitgevoerd is, en de motor tussen de delen van het wiel of de rol is aangebracht.
10 Voor een optimale stabiliteit van het vistuig verdient het de voorkeur dat elk geleidingsorgaan ten minste twee in de verplaatsingsrichting achter elkaar geplaatste wielen of rollen omvat, waarbij dan de motor tussen de wielen of rollen aangebracht kan zijn.
15 Teneinde de grip op de zeebodem te verhogen en het vastlopen of slippen van het vistuig te voorkomen vertoont elk wiel of elke rol bij voorkeur een geprofileerde buitenomtrek.
Wanneer de geleidingsorganen meerdere achter elkaar geplaatste, geprofileerde wielen of rollen omvatten kan het 20 vistuig voor gebruik onder zware bodemomstandigheden nog zijn voorzien van ten minste één over de achter elkaar geplaatste wielen of rollen gespannen ketting of rupsband.
Bij voorkeur vertoont verder elk wiel of elke rol een althans ten dele open uitgevoerd lijf en een geperforeerde 25 buitenomtrek. Zo kan het zeewater door de wielen of rollen stromen, waardoor opdrijven daarvan kan worden voorkomen en zij voldoende grip houden op de zeebodem.
Volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding is het vistuig voorzien van met het sleeporgaan verbonden middelen voor 30 het afgeven van op de zeebodem gerichte, pulserende stralen van een medium onder druk. Door gebruik te maken van pulserende stralen van een drukmedium in plaats van mechanische woelorganen wordt op doelmatige wijze de zeebodem omgewoeld en de te vangen 6 vis opgeschrikt, zonder dat daarbij schade wordt toegebracht aan flora en fauna. Bovendien kan hierdoor het vistuig lichter worden uitgevoerd, hetgeen weer een positief effect heeft op de weerstand en daarmee het brandstofverbruik en de emissies. Ook 5 deze maatregel belooft een vermindering van het benodigde vermogen en een daarmee samenhangende besparing op het energieverbruik van ongeveer 50 procent.
Een compacte constructie die weinig stromingsweerstand oplevert wordt verkregen, wanneer de afgiftemiddelen een in of 10 evenwijdig langs het sleeporgaan aangebrachte, met een pomp verbonden toevoerbuis en een aantal met de toevoerbuis verbonden, naar de zeebodem gerichte spuitmonden omvatten. Daarbij kan de pomp op het frame van het vistuig gemonteerd zijn, maar is het ook denkbaar dat deze zich aan boord van het 15 vissersschip bevindt en via een langs de vislijn verlopende leiding met de toevoerbuis verbonden is.
Teneinde de afgifte van het drukmedium te kunnen aanpassen aan de behoefte, omvatten de afgiftemiddelen bij voorkeur een aantal tussen de toevoerbuis en elk van de 20 spuitmonden geplaatste bestuurbare kleppen.
Deze kleppen kunnen handmatig bestuurd worden, maar het verdient de voorkeur dat de afgiftemiddelen een met de kleppen verbonden besturingssysteem omvatten, zodat de bediening daarvan geen aandacht vraagt van de bemanning van het 25 vissersschip.
Wanneer het besturingssysteem middelen omvat voor het waarnemen van de aanwezigheid van vis in de nabijheid van elk van de spuitmonden, zoals bijvoorbeeld een sonar, kunnen automatisch slechts daar spuitmonden geopend worden, waar zich 30 daadwerkelijk vis in of op de zeebodem bevindt. Hierdoor hoeft de zeebodem niet over de gehele breedte van het vistuig te worden omgewoeld, en kan bovendien volstaan worden met een kleiner pompvermogen.
7
De uitvinding betreft tenslotte ook nog een geleidingsorgaan met aandrijfmiddelen voor toepassing in een vistuig als hiervoor beschreven, alsmede afgiftemiddelen die bedoeld zijn voor toepassing in een dergelijk vistuig.
5 De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, waarbij wordt verwezen naar de bijgevoegde tekening, waarin overeenkomstige onderdelen zijn aangeduid met dezelfde verwijzingscijfers, en waarin:
Fig. 1 een schematisch bovenaanzicht is van een 10 vissersschip met aan weerszijden een vistuig volgens de uitvinding,
Fig. 2 een perspectivisch aanzicht is van het vistuig van fig. 1,
Fig. 3 een onderaanzicht is van een alternatieve 15 uitvoeringsvorm van een geleidingsorgaan voor het vistuig,
Fig. 4 een doorsnede toont volgens de lijn IV-IV in fig.
3,
Fig. 5 een met fig. 3 overeenkomend opengewerkt aanzicht is, 20 Fig. 6 een doorsnede is door een wiel volgens de lijn VI-VI in fig. 3,
Fig. 7 een aanzicht is op het wiel volgens de pijl VII in fig. 6, en
Fig. 8 een schematische weergave is van de 25 afgiftemiddelen.
Een vissersschip 1 (fig. 1) is voorzien van twee bomen 2, aan elk waarvan een vislijn 3 met zijlijnen 4 bevestigd is. Aan elk van deze vislijnen 3 hangt een vistuig 5 volgens de uitvinding. Dit vistuig 5, dat bestaat uit een frame 6 en een 30 daarmee verbonden net 7, wordt over de zeebodem B voortbewogen in de richting van de pijl M.
Het frame 6 bestaat uit een balkvormig sleeporgaan 8, dat zich ongeveer dwars op de verplaatsingsrichting M uitstrekt, 8 en aan beide einden daarmee verbonden geleidingsorganen 9, die in het getoonde voorbeeld spiegelsymmetrisch zijn ten opzichte van de vislijn 3. Elk geleidingsorgaan 9 bestaat hier op zijn beurt uit een subframe 10 waarin een aantal wielen 11, 12 gelagerd 5 is. De wielen 11, 12 zijn roteerbaar om assen 19, 20 die evenwijdig verlopen aan de sleepbalk 8. De wielen 11, 12 zijn zodanig gedimensioneerd dat zij goed over de zeebodem B kunnen rijden. Afhankelijk van de bodemgesteldheid en van de omvang en het gewicht van het vistuig 5 kunnen zij een diameter van ongeveer 10 40 cm tot 1,2 m en een breedte van 30 cm tot 1,0 m vertonen.
Volgens een eerste aspect van de uitvinding is het vistuig 5 voorzien van middelen 18 voor het aandrijven van de geleidingsorganen 9. Deze aandrijfmiddelen 18 omvatten in het getoonde voorbeeld voor elk geleidingsorgaan 9 een eigen motor 15 13, hier een elektromotor. De beide elektromotoren 13 zijn via een leiding 14 die langs de sleepbalk 8 loopt verbonden met een contactdoos 15, van waaruit een centrale voedingslijn 16 langs de vislijn 3 naar een generator 17 aan boord van het schip 1 loopt. De generator 17 is een zogeheten '"variabele as" generator, 20 waarvan het vermogen gevarieerd kan worden om de draaisnelheid van de wielen 11, 12 en daarmee de voortbewegingssnelheid van het vistuig 5 over de bodem B te regelen. De generator 17 wordt aangedreven door de motor van het schip 1.
In het getoonde voorbeeld is het voorste wiel 11 van elk 25 geleidingsorgaan 9 gedeeld uitgevoerd, en is de motor 13 tussen de beide wieldelen 11L, 11R aangebracht (fig. 2). De motor 13 vertoont een uitgaande as 21 die een van de wieldelen 11L, 11R rechtstreeks en het andere wieldeel via een overbrenging aandrijft. Het achterste wiel 12 is niet aangedreven.
30 Bij een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding is de motor 13 tussen het voorste en achterste wiel 11, 12 aangebracht in een behuizing 34 op het subframe 10 (fig. 3-5). Bij deze uitvoering worden beide wielen 11, 12 aangedreven. Op 9 de uitgaande as 21 van de motor 13 zijn daartoe twee kettingwielen 22, 23 bevestigd, waar kettingen 24, 25 overheen geslagen zijn. Deze kettingen 24, 25 lopen naar kettingwielen 26, 27 die zijn bevestigd op de assen 19, 20 van het voorste en achterste wiel 5 11, 12.
Teneinde optimaal grip te hebben op de zeebodem B zijn de wielen 11, 12 elk voorzien van een geprofileerde buitenomtrek 28 (fig. 6, 7) . In het getoonde voorbeeld wordt dit gevormd door een serie lamellen 29, waartussen openingen 30 bepaald zijn, en 10 dwars op de lamellen 29 geplaatste ribben 31. Als gevolg van de aanwezigheid van de openingen 30 kan water door de wielen 11, 12 stromen, zodat de rotatie daarvan geen opwaartse kracht zal veroorzaken. Ook het lijf 32 van elk wiel 11, 12 is voorzien van openingen 33. Overigens wordt door de stroming van het water door 15 de wielen 11, 12 ook de rijweerstand verminderd, terwijl de wielen 11, 12 bovendien schoon gespoeld worden.
De geprofileerde buitenomtrek 28 maakt het ook mogelijk om, wanneer de bodemgesteldheid daarom vraagt, kettingen of rupsen om de beide wielen 11, 12 te slaan, waardoor een groter 20 contactoppervlak tussen het geleidingsorgaan 9 en de zeebodem B wordt gecreëerd.
Overigens is in fig. 3 en 4 tussen het geleidingsorgaan 9 en de sleepbalk 8 nog een plaat 35 getoond, waarin een aantal openingen 36 is gevormd. Deze openingen dienen voor het 25 bevestigen van tussen de geleidingsorganen 9 aan weerszijden van de sleepbalk 8 verlopende woelkettingen.
Volgens een ander aspect van de uitvinding kunnen deze woelkettingen achterwege worden gelaten, omdat het vistuig 5 is voorzien van met het sleeporgaan verbonden middelen 37 voor het 30 afgeven van op de zeebodem B gerichte, pulserende stralen j van een medium onder druk, in dit geval zeewater. Deze af gif temiddelen zijn met het balkvormig sleeporgaan 8 verbonden.
10
In het getoonde voorbeeld omvatten de afgiftemiddelen 37 een toevoerbuis 38 die evenwijdig langs de sleepbalk 8 is aangebracht en die met een pomp 39 op de sleepbalk 8 verbonden is. Deze pomp 39 zuigt zeewater aan en geeft dat pulserend af 5 aan de toevoerbuis 38. Met deze toevoerbuis 38 is een aantal naar de zeebodem B gerichte spuitmonden 40 verbonden. In het getoonde voorbeeld zijn er - verdeeld over de lengte van de sleepbalk, die ongeveer 12 meter bedraagt - 30 spuitmonden aangebracht.
Tussen de toevoerbuis 38 en elke spuitmond 40 is een 10 bestuurbare klep 41 geplaatst. Deze kleppen worden bediend door een besturingssysteem 42 dat is voorzien van middelen 43, bijvoorbeeld een sonarinstallatie, voor het waarnemen van de aanwezigheid van vis in de nabijheid van elk van de spuitmonden 40. Zo kan het besturingssysteem 42 slechts voor die spuitmonden 15 40 die zich in de buurt van vis bevinden de kleppen 41 openen.
Daarbij kan bedacht worden dat in de praktijk slechts enkele vissen per minuut gevangen worden, zodat op enigerlei moment slechts een klein deel van de spuitmonden 40 geopend hoeft te worden. Overigens kan het pulserende karakter van de 20 waterstralen J ook bereikt ‘worden door het periodiek openen en sluiten van de kleppen 41, waardoor een pomp 39 met continue afgifte kan worden toegepast, in plaats van een pulserende pomp.
Door de geleidingsorganen 9 aan te drijven en deze zelfstandig over de zeebodem B te laten bewegen kan worden 25 volstaan met een veel kleiner aandrijfvermogen dan wanneer het vistuig 5 door het schip 1 gesleept zou moeten worden. Zelfs bij de hoogste snelheid die in de praktijk gebruikt wordt is voor het over de zeebodem B verrijden van een vistuig 5 dat normaal een motorvermogen van 1.500 pk (1.100 kW) op het schip 1 zou 30 vergen een vermogen van ongeveer 200 pk (150 kW) per motor 13 voldoende. Uitgaande van vier van dergelijke motoren 13 is het totaal geïnstalleerde vermogen dan ruim 45 procent lager dan bij conventioneel gesleept vistuig nodig zou zijn. Dit vertaalt zich 11 in een dienovereenkomstig lager verbruik en een soortgelijke afname van de emissies.
Ook het toepassen van afgiftemiddelen 37 voor een pulserend drukmedium ter vervanging van woelkettingen leidt tot 5 een aanzienlijke besparing. De weerstand van het vistuig 5 neemt door het weglaten van de woelkettingen af met ongeveer 50 procent, waardoor wederom een soortgelijke vermindering van het motorvermogen, het brandstofverbruik en de uitstoot bereikbaar is. Toepassing van zowel de aangedreven geleidingsorganen 9 als 10 de afgiftemiddelen 37 zou kunnen leiden tot een vermindering van het benodigd motorvermogen met 80 tot 90 procent. Voor het voortstuwen van een vissersschip 1 dat voorzien is van vistuig 5 waarin de beide aspecten van de uitvinding zijn belichaamd is naar verwachting slechts een vermogen van ongeveer 100 pk (75 15 kW) nodig.
Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet is beperkt.
Zo zouden de vorm, afmetingen en plaatsing van de wielen 20 of rollen anders gekozen kunnen worden, en zouden er ook meer of minder wielen of rollen per geleidingsorgaan toegepast kunnen worden dan hier getoond. Daarnaast zouden in plaats van rollen of wielen ook andere soorten aangedreven geleidingsorganen toegepast kunnen worden. Ook de aandrijving zou op een andere 25 wijze gerealiseerd kunnen worden dan hier getoond en beschreven, bijvoorbeeld met behulp van hydromotoren in plaats van elektromotoren.
Verder kunnen de vorm en plaats van de afgiftemiddelen gevarieerd worden. Er zouden meerdere rijen spuitmonden gebruikt 30 kunnen worden, die onder verschillende hoeken ten opzichte van de zeebodem zouden kunnen staan. Ook andere uitstroommogelijkheden dan spuitmonden zijn denkbaar. Daarnaast kan het besturingssysteem anders uitgevoerd worden.
12
Tenslotte kunnen de aangedreven geleidingsorganen toegepast worden in combinatie met een vistuig met mechanische woelorganen, terwijl anderzijds de afgiftemiddelen toegepast zouden kunnen worden in combinatie met een vistuig met passieve 5 geleidingsorganen, telkens met behoud van hun eigen voordelen.
De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de nu volgende conclusies.
Claims (17)
1. Vistuig, in het bijzonder voor het vissen op platvis of schaal- en schelpdieren, omvattende: 5. een door ten minste één vislijn met een vissersschip verbonden, langs of over de zeebodem verplaatsbaar, zich in hoofdzaak dwars op de verplaatsingsrichting uitstrekkend frame, en - een aan het frame bevestigd, zich in de 10 verplaatsingsrichting beschouwd daarachter uitstrekkend net, waarbij het frame ten minste één balkvormig sleeporgaan omvat, alsmede ten minste twee, elk met een uiteinde van het sleeporgaan verbonden, over de zeebodem beweegbare geleidingsorganen, 15 gekenmerkt door middelen voor het aandrijven van de geleidingsorganen, welke aandrijfmiddelen ten minste éé door een voedingsleiding met het vissersschip verbonden motor omvatten.
2. Vistuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voedingsleiding een elektrische leiding en de motor een 20 elektromotor is.
3. Vistuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voedingsleiding een hydraulische leiding en de motor een hydromotor is.
4. Vistuig volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, 25 dat elk geleidingsorgaan een eigen motor heeft.
5. Vistuig volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat elk geleidingsorgaan ten minste één roteerbaar om een as gelagerd (e) wiel of rol omvat, en elke motor een met het wiel of de rol verbonden, roterende aandrijfas vertoont.
6. Vistuig volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat elk wiel of elke rol gedeeld uitgevoerd is, en de motor tussen de delen van het wiel of de rol is aangebracht.
7. Vistuig volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat elk geleidingsorgaan ten minste twee in de verplaatsingsrichting achter elkaar geplaatste wielen of rollen omvat, en de motor tussen de wielen of rollen is aangebracht.
8. Vistuig volgens één der conclusies 4 tot 7, met het kenmerk, dat elk wiel of elke rol een geprofileerde buitenomtrek vertoont.
9. Vistuig volgens conclusie 7 en 8, gekenmerkt door ten minste één over de achter elkaar geplaatste wielen of rollen 10 gespannen ketting of rupsband.
10. Vistuig volgens één der conclusies 4 tot 9, met het kenmerk, dat elk wiel of elke rol een althans ten dele open uitgevoerd lijf en een geperforeerde buitenomtrek vertoont.
11. Vistuig volgens één der voorgaande conclusies, 15 gekenmerkt door met het sleeporgaan verbonden middelen voor het afgeven van op de zeebodem gerichte, pulserende stralen van een medium onder druk.
12. Vistuig volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de afgiftemiddelen een in of evenwijdig langs het sleeporgaan 20 aangebrachte, met een pomp verbonden toevoerbuis en een aantal met de toevoerbuis verbonden, naar de zeebodem gerichte spuitmonden omvatten.
13. Vistuig volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de afgiftemiddelen een aantal tussen de toevoerbuis en elk van 25 de spuitmonden geplaatste bestuurbare kleppen omvatten.
14. Vistuig volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de afgiftemiddelen een met de kleppen verbonden besturingssysteem omvatten.
15. Vistuig volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat 30 het besturingssysteem middelen omvat voor het waarnemen van de aanwezigheid van vis in de nabijheid van elk van de spuitmonden.
16. Geleidingsorgaan met aandrijfmiddelen, kennelijk bedoeld voor toepassing in een vistuig volgens één der conclusies 1 tot 10.
17. Afgiftemiddelen, kennelijk bedoeld voor toepassing 5 in een vistuig volgens één der conclusies 11 tot 15.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1034219A NL1034219C2 (nl) | 2007-08-01 | 2007-08-01 | Vistuig met aangedreven geleidingsorganen. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1034219A NL1034219C2 (nl) | 2007-08-01 | 2007-08-01 | Vistuig met aangedreven geleidingsorganen. |
NL1034219 | 2007-08-01 |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1034219A1 NL1034219A1 (nl) | 2009-02-03 |
NL1034219C2 true NL1034219C2 (nl) | 2010-09-22 |
Family
ID=40473733
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1034219A NL1034219C2 (nl) | 2007-08-01 | 2007-08-01 | Vistuig met aangedreven geleidingsorganen. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1034219C2 (nl) |
Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1941622A1 (de) * | 1969-08-16 | 1971-02-25 | Erwin Wilken | Unterwasserschleppgeraet |
US4299047A (en) * | 1980-08-15 | 1981-11-10 | Collins Bragelin J | Collapsible shrimp trawl |
US4697373A (en) * | 1985-03-27 | 1987-10-06 | Boats Of The Future, Inc. | Shrimping/fishing net with vibratory bottom roller |
WO1991003158A1 (en) * | 1989-09-04 | 1991-03-21 | Douglas Grant Robinson | Scallop fishing equipment |
EP0534881A1 (fr) * | 1991-09-25 | 1993-03-31 | Institut Francais De Recherche Pour L'exploitation De La Mer (Ifremer) | Dispositif de ramassage de coquillages |
WO1994026101A1 (en) * | 1993-05-06 | 1994-11-24 | Abraham Leendert Verburg | Fishing gear for electric fishing |
NL1000818C1 (nl) * | 1995-07-17 | 1995-08-18 | J Van Wijk Fa | Geleidingsorgaan voor vistuig. |
-
2007
- 2007-08-01 NL NL1034219A patent/NL1034219C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1941622A1 (de) * | 1969-08-16 | 1971-02-25 | Erwin Wilken | Unterwasserschleppgeraet |
US4299047A (en) * | 1980-08-15 | 1981-11-10 | Collins Bragelin J | Collapsible shrimp trawl |
US4697373A (en) * | 1985-03-27 | 1987-10-06 | Boats Of The Future, Inc. | Shrimping/fishing net with vibratory bottom roller |
WO1991003158A1 (en) * | 1989-09-04 | 1991-03-21 | Douglas Grant Robinson | Scallop fishing equipment |
EP0534881A1 (fr) * | 1991-09-25 | 1993-03-31 | Institut Francais De Recherche Pour L'exploitation De La Mer (Ifremer) | Dispositif de ramassage de coquillages |
WO1994026101A1 (en) * | 1993-05-06 | 1994-11-24 | Abraham Leendert Verburg | Fishing gear for electric fishing |
NL1000818C1 (nl) * | 1995-07-17 | 1995-08-18 | J Van Wijk Fa | Geleidingsorgaan voor vistuig. |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL1034219A1 (nl) | 2009-02-03 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP2084334B1 (en) | Seabed organic material relocating apparatus | |
CN102510827A (zh) | 渔船和捕鱼方法 | |
US3783535A (en) | Apparatus for collecting specimens | |
KR20190127927A (ko) | 펌핑 시스템과 방법 | |
US11541708B2 (en) | Amphibious pumping vehicle | |
US4663879A (en) | Method and apparatus for harvesting crawfish and like living things | |
US20180184640A1 (en) | Crawfish aquaculture trap and flush system and method | |
KR100752320B1 (ko) | 어선용 로프 견인장치 | |
KR200429193Y1 (ko) | 어선용 로프 견인장치 | |
US7958705B1 (en) | Waterborne vegetation harvesting apparatus | |
NL1034219C2 (nl) | Vistuig met aangedreven geleidingsorganen. | |
EP0908094B1 (en) | Fishing device | |
CN209824450U (zh) | 一种水草切割输送打捆系统及船 | |
JP2004049053A (ja) | 吸揚漁船及び探索集魚船 | |
CN114212201B (zh) | 渔业用海面水草清理船 | |
US20030204985A1 (en) | Trolling device | |
AU2019352456A1 (en) | Net cleaning device for in-situ cleaning of a submerged net, propeller for use with net cleaning device, method and system. | |
AU649060B2 (en) | Harvesting apparatus | |
GB2073570A (en) | Plant harvesters | |
WO2014123424A1 (en) | Moveable tubular sea pen | |
CA2548466C (en) | Trawl driving devices, adjustment device, method and systems | |
CN202285581U (zh) | 水草打捞装置 | |
NO345493B1 (en) | A control system and method for a towed marine object/ (Et styresystem og –fremgangsmåte for en tauet marin gjenstand) | |
CN218537044U (zh) | 一种捕鱼船 | |
CN218751283U (zh) | 海上作业船及其船载卷扬装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
AD1A | A request for search or an international type search has been filed | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20140301 |