NL1033890C2

NL1033890C2 - Mowing device, in particular for mowing around trees and road furniture in roadside verges.

Info

Publication number: NL1033890C2
Application number: NL1033890A
Authority: NL
Inventors: Fransiscus Josephus Maria Kennes
Original assignee: Fransiscus Josephus Maria Kennes
Priority date: 2007-05-25
Filing date: 2007-05-25
Publication date: 2008-12-30
Also published as: NL1033890A1

Description

Titel: Maai-inrichting, in het bijzonder voor het maaien rond bomen en wegmeubilair in wegbermenTitle: Mowing device, in particular for mowing around trees and road furniture in roadside verges

De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een inrichting voor het maaien van gras, die geschikt is voor het maaien van wegbermen.The present invention generally relates to a device for mowing grass that is suitable for mowing roadside verges.

Voor onderhoud van wegbermen is het noodzakelijk dat de 5 bermen regelmatig gemaaid worden. Het is natuurlijk mogelijk om dat te doen met een handmaaier, maar dat is erg arbeidsintensief en daarmede duur. Voorts is handmatig maaien relatief langzaam. Er zijn daarom inrichtingen ontwikkeld, bestaande uit een voertuig (typisch een tractor of dergelijke) 10 en een aan dat voertuig bevestigde arm, met een aan het uiteinde van die arm gemonteerde maaimachine. Tijdens gebruik rijdt het voertuig op de weg, en de maaimachine wordt boven de te maaien berm gehouden. Met een dergelijke inrichting kan de bestuurder van het voertuig vrij snel een bepaalde breedte van 15 de berm maaien, over een grote lengte van de weg.For roadside maintenance, it is necessary that the 5 verges are mowed regularly. It is of course possible to do that with a hand mower, but that is very labor-intensive and therefore expensive. Furthermore, manual mowing is relatively slow. Devices have therefore been developed, consisting of a vehicle (typically a tractor or the like) and an arm attached to that vehicle, with a mowing machine mounted at the end of that arm. During use, the vehicle drives on the road, and the mower is kept above the verge to be mowed. With such a device the driver of the vehicle can mow a certain width of the roadside quite quickly, over a large length of the road.

Dergelijke inrichtingen voldoen goed, wanneer de berm vrij is van obstakels. Een praktisch probleem is echter, dat in de berm obstakels kunnen staan, zoals palen van wegwijzers, lantaarnpalen, bomen, vangrails, etc. Als gevolg van 20 dergelijke obstakels zijn er gedeelten van de berm waar de maaimachine niet bij kan, en deze gedeelten moeten dus bij een maaibeurt met de bekende inrichtingen worden overgeslagen. Om deze gedeelten toch te maaien, is het tot nu toe noodzakelijk dat één of meerdere personen die gedeelten alsnog handmatig 25 maaien, met een zogenaamde bosmaaier, dat is een aan het uiteinde van een steel bevestigde maaischijf, welke steel door de gebruiker wordt vastgehouden. Deze arbeidsintensieve handmatige nabewerking van gedeelten die door de machines worden overgeslagen, betekent een kostenverhoging voor het 30 maaiwerk.Such devices are satisfactory when the roadside is free of obstacles. A practical problem, however, is that obstacles such as signposts, lampposts, trees, guardrails, etc. may be present on the verge. As a result of such obstacles, there are areas of the verge that the mower cannot reach, and these areas must thus be skipped with the known devices at a time of mowing. In order to still mow these sections, it is hitherto necessary for one or more persons to mow those sections manually, with a so-called brush cutter, that is a mowing disc attached to the end of a shank, which shank is held by the user. This labor-intensive manual post-processing of parts that are skipped by the machines means a cost increase for the mowing work.

1 03 3 3 90 21 03 3 3 90 2

Er zijn inrichtingen ontwikkeld die voor dit probleem een oplossing bieden bij lage paaltjes, zoals bij voorbeeld in het geval van vangrails.Devices have been developed that offer a solution for this problem at low posts, such as for example in the case of crash barriers.

Een bekende inrichting voor het maaien van gras rond 5 paaltjes van een vangrail omvat een aan een tractor bevestigde manipulatorarm met aan het uiteinde daarvan een horizontale brug. Aan elk uiteinde van deze horizontale brug bevindt zich een verticaal been. Aan het onderuiteinde van elk been is een maaischijf bevestigd. Door middel van een motor kan de 10 horizontale brug in een horizontaal vlak worden geroteerd ten opzichte van de manipulatorarm. Tijdens gebruik wordt de horizontale brug boven de vangrail gehouden, met de twee benen aan weerszijden van de vangrail. Wanneer dan de horizontale brug in een horizontaal vlak wordt geroteerd, over een hoek 15 van bijna 180°, kunnen de twee maaischijven het gras rond een paaltje maaien.A known device for mowing grass around 5 posts of a guard rail comprises a manipulator arm attached to a tractor with a horizontal bridge at its end. There is a vertical leg at each end of this horizontal bridge. A cutting disc is attached to the lower end of each leg. The horizontal bridge can be rotated in a horizontal plane relative to the manipulator arm by means of a motor. During use, the horizontal bridge is held above the guard rail, with the two legs on either side of the guard rail. Then, when the horizontal bridge is rotated in a horizontal plane, through an angle of almost 180 °, the two cutting discs can mow the grass around a pole.

Deze bekende inrichting is echter niet bruikbaar voor het maaien rond hoge palen en bomen: een maximale hoogte van de palen die de inrichting aan kan, wordt bepaald door de lengte 20 van de genoemde benen.However, this known device is not usable for mowing around high posts and trees: a maximum height of the posts that the device can handle is determined by the length of said legs.

Verder heeft deze bekende inrichting het nadeel dat deze nogal gecompliceerd is, door de noodzaak om de horizontale brug actief te kunnen manipuleren.Furthermore, this known device has the disadvantage that it is rather complicated due to the need to be able to actively manipulate the horizontal bridge.

25 Het is derhalve een algemeen doel van de onderhavige uitvinding de genoemde nadelen te overwinnen.It is therefore a general object of the present invention to overcome the disadvantages mentioned.

In het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een relatief eenvoudige inrichting te verschaffen die in staat is gras rond bomen en hoge palen te maaien.In particular, the present invention aims to provide a relatively simple device that is capable of mowing grass around trees and tall poles.

30 Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding heeft een maai-inrichting twee in hoofdzaak horizontaal gerichte armen, die ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren, en die aan hun uiteinden zijn voorzien van een respectieve maaischijf. De armen kunnen vanaf de zijkant langs 35 een boom of dergelijke worden gericht, zodat de bijbehorende maaischijven het gras naast en achter die boom kunnen maaien.According to an important aspect of the present invention, a mowing device has two substantially horizontally oriented arms, which can pivot relative to each other, and which are provided with a respective mowing disc at their ends. The arms can be directed from the side along a tree or the like, so that the associated mowing discs can mow the grass next to and behind that tree.

De door de onderhavige uitvinding voorgestelde inrichting is ook bruikbaar voor het maaien van het gras rond de paaltjes van een vangrail.The device proposed by the present invention is also useful for mowing the grass around the posts of a guard rail.

33

Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de 5 tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 schematisch een maaischijf illustreert; figuur 2A schematisch een achteraanzicht toont van een maalinrichting volgens de onderhavige uitvinding; 10 figuur 2B schematisch een bovenaanzicht toont van de maalinrichting van figuur 2A; figuur 2C schematisch een zijaanzicht toont van een vorkstelsel; figuur 2D schematisch een bovenaanzicht toont van een 15 uitvoeringsvorm van een vorkstelsel, om details van een inloopgeleider en een uitloopgeleider te illustreren; de figuren 3A-3F en 4A-4F schematische bovenaanzicht zijn die de werking van een maai-inrichting volgens de onderhavige uitvinding illustreren; 20 figuur 5 een voorkeursdetail van een maaischijf illustreert; de figuren 6A-C schematisch een voordeel van inloopgeleiders illustreren; de figuren 7A-B schematisch een voordeel van uitloopgeleiders illustreren; 25 figuur 8 schematisch een uitvoeringsvorm illustreert van een maaiarm met geïntegreerde inloopgeleider en uitloopgeleider; de figuren 9A-B schematisch een uitvoeringsvorm illustreren van een vorkstelsel met ongelijke maaischijven.These and other aspects, features and advantages of the present invention will be further clarified by the following description with reference to the drawings, in which like reference numerals indicate like or similar parts, and in which: figure 1 schematically illustrates a cutting disc; Figure 2A schematically shows a rear view of a milling device according to the present invention; Figure 2B schematically shows a top view of the milling device of figure 2A; figure 2C schematically shows a side view of a fork system; Fig. 2D schematically shows a top view of an embodiment of a fork system, to illustrate details of a lead-in guide and a lead-out guide; Figures 3A-3F and 4A-4F are schematic plan views illustrating the operation of a mowing device according to the present invention; Figure 5 illustrates a preferred detail of a cutter disc; Figures 6A-C schematically illustrate an advantage of walk-in guides; figures 7A-B schematically illustrate an advantage of run-out guides; Figure 8 schematically illustrates an embodiment of a mowing arm with integrated lead-in guide and lead-out guide; figures 9A-B schematically illustrate an embodiment of a fork system with uneven cutting discs.

30 In het hiernavolgende zal eerst, onder verwijzing naar figuur 1, kort een voorbeeldconstructie van een maaischijf worden uitgelegd, waarbij wordt opgemerkt dat maaischijven op zich bekend zijn. In zijn algemeenheid omvat een maaischijf 10 een basis 11, die bestemd is om te worden bevestigd aan een 35 manipulatorarm. Aan de basis 11 is een roteerbare messenset 12 bevestigd, die wordt aangedreven door een motor 13. De motor 13 kan een elektrische motor zijn, maar is typisch een hydraulische motor. De messen 14 van de messenset 12 zijn bijvoorbeeld bevestigd bij de omtrek van een roteerbare schijf 4 15. Boven de roterende messenset 12 is aan de basis 11 voorts een stootbumper 16 bevestigd, typisch met een cirkelronde vorm, waarvan de diameter groter is dan de door de messen 14 beschreven snij cirkel. Deze stootbumper dient om te voorkomen 5 dat de messen 14 een paal of boom raken en beschadigen. De stootbumper 16 kan gefixeerd zijn ten opzichte van de basis 11, maar bij voorkeur is de stootbumper 16 vrij roteerbaar ten opzichte van de basis 11. In een voorkeursuitvoeringsvorm is de stootbumper 16 bij zijn omtreksrand voorzien van een 10 cirkelvormig luchtkussen 17; deze uitvoeringsvorm kan voordeligerwijs worden geïmplementeerd door middel van een fietsband, en de combinatie van stootbumper 16 en luchtkussen 17 kan voordeligerwijs worden geïmplementeerd door middel van een fietswiel.In the following, with reference to Figure 1, an exemplary construction of a mowing disc will first be briefly explained, wherein it is noted that mowing discs are known per se. In general, a cutting disc 10 comprises a base 11, which is intended to be attached to a manipulator arm. Attached to the base 11 is a rotatable blade set 12, which is driven by a motor 13. The motor 13 can be an electric motor, but is typically a hydraulic motor. The knives 14 of the knife set 12 are, for example, mounted at the circumference of a rotatable disk 15. Above the rotating knife set 12, a bump bumper 16 is also attached to the base 11, typically with a circular shape, the diameter of which is larger than the the cutting circle described in the knives 14. This bumper bumper serves to prevent the blades 14 from touching a pole or tree and damaging it. The bumper 16 can be fixed with respect to the base 11, but preferably the bumper 16 is freely rotatable relative to the base 11. In a preferred embodiment, the bumper 16 is provided with a circular air cushion 17 at its peripheral edge; this embodiment can advantageously be implemented by means of a bicycle tire, and the combination of bumper 16 and air cushion 17 can be advantageously implemented by means of a bicycle wheel.

15 In de hiernavolgende beschrijving zullen de constructieve details van een maaischijf worden weggelaten, behalve daar waar nodig voor een beter begrip van de uitvinding of daar waar de onderhavige uitvinding een constructieve verbetering van de maaischijf zelf biedt.In the following description, the structural details of a cutter disc will be omitted, except where necessary for a better understanding of the invention or where the present invention provides a structural improvement of the cutter disc itself.

2020

Figuur 2A is een schematisch achteraanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een maai-inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding, en figuur 2B is een schematisch bovenaanzicht daarvan. De maai-inrichting 1 omvat een voertuig 25 2, typisch een tractor, met aan de zijkant daarvan bevestigd een manipulatorarm 20. Om een reden die later uitgebreider zal worden uitgelegd, omvat de manipulatorarm 20 twee armgedeelten 21 en 22, die door middel van een armscharnier 23 met elkaar gekoppeld zijn, zodat deze twee armgedeelten 21 en 22 ten 30 opzichte van elkaar kunnen scharnieren om een in hoofdzaak verticaal gerichte scharnieras 23a.Figure 2A is a schematic rear view of a preferred embodiment of a mowing device 1 according to the present invention, and Figure 2B is a schematic top view thereof. The mowing device 1 comprises a vehicle 2, typically a tractor, with a manipulator arm 20 mounted on its side. For a reason that will be explained in more detail later, the manipulator arm 20 comprises two arm portions 21 and 22, which are arm hinge 23 are coupled to each other, so that these two arm portions 21 and 22 can pivot relative to each other about a substantially vertically oriented pivot axis 23a.

Hoewel het tweede armgedeelte 22 bij voorkeur in hoofdzaak horizontaal is gericht, is dat niet essentieel. Het eerste armgedeelte 21 is bevestigd aan een ten opzichte van 35 het voertuig 2 gefixeerde montagebasis 4, en draagt bij zijn van het voertuig 2 af gerichte uiteinde het scharnier 23. Het eerste armgedeelte 21 omvat een hefstelsel 5, dat is ingericht om het scharnier 23, en daarmee het tweede armgedeelte 22, in verticale richting op te tillen of te laten zakken, zodanig 5 dat de oriëntatie van het scharnier 23 (d.w.z. de oriëntatie van de scharnieras 23a) behouden blijft; hierdoor blijft ook een horizontale oriëntatie van het tweede armgedeelte 22 behouden. Het hefstelsel 5 kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd 5 als een parallellepipedum-stangenstelsel, zoals op zich bekend. Door middel van bijvoorbeeld een hydraulische zuiger 21a, diagonaal gemonteerd in het parallellepipedum-stangenstelsel, kan de hoogte van het tweede armgedeelte 22 worden ingesteld.Although the second arm portion 22 is preferably oriented substantially horizontally, that is not essential. The first arm portion 21 is attached to a mounting base 4 fixed with respect to the vehicle 2, and at its end facing away from the vehicle 2 carries the hinge 23. The first arm portion 21 comprises a lifting system 5, which is arranged around the hinge 23 , and with that the second arm portion 22, to be lifted or lowered in the vertical direction, such that the orientation of the hinge 23 (ie the orientation of the hinge axis 23a) is retained; this also maintains a horizontal orientation of the second arm portion 22. The lifting system 5 can for instance be designed as a parallelepiped rod system, as is known per se. By means of, for example, a hydraulic piston 21a mounted diagonally in the parallelepiped rod system, the height of the second arm portion 22 can be adjusted.

10 Het tweede armgedeelte 22 heeft een ruststand, waar zijn lengterichting in hoofdzaak haaks op de lengterichting 3 van het voertuig 2 is gelegen. Ten opzichte van het eerste armgedeelte 21 kan het tweede armgedeelte 22 naar achteren scharnieren (dat is in figuur 2B naar beneden). Met de twee 15 armgedeelten 21 en 22 is een manipulatiearm-terugstelorgaan 24 gekoppeld, dat op het tweede armgedeelte 22 een kracht uitoefent om dat tweede armgedeelte 22 terug te brengen naar zijn ruststand. Het manipulatiearm-terugstelorgaan 24 kan zijn uitgevoerd als een schroefveer, maar is bij voorkeur 20 uitgevoerd als een gasgevulde zuigerveer (d.w.z. een zuiger/cylinder-combinatie) , omdat een zuigerveer een vrij grote slag kan maken.The second arm portion 22 has a rest position, where its longitudinal direction is substantially perpendicular to the longitudinal direction 3 of the vehicle 2. With respect to the first arm part 21, the second arm part 22 can pivot backwards (that is downwards in Figure 2B). Connected to the two arm portions 21 and 22 is a manipulation arm reset member 24, which exerts a force on the second arm portion 22 to return that second arm portion 22 to its rest position. The manipulation arm reset member 24 may be in the form of a coil spring, but is preferably in the form of a gas-filled piston ring (i.e. a piston / cylinder combination), because a piston ring can make a fairly large stroke.

Aan het vrije uiteinde van het tweede armgedeelte 22 is een vorkstelsel 30 gemonteerd. Het vorkstelsel 30 omvat twee 25 maaiarmen 31, 32. De maaiarm die het verst van het voertuig 2 is, zal worden aangeduid als "eerste maaiarm 31", en de andere maaiarm zal worden aangeduid als "tweede maaiarm 32". Elke maaiarm 31, 32 heeft een proximaal uiteinde 31a, 32a en een distaai uiteinde 31b, 32b. Bij hun proximale uiteinden 31a, 30 32a zijn de twee maaiarmen 31, 32 met elkaar gekoppeld, zodanig dat de twee maaiarmen 31, 32 ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de manipulatorarm 20 kunnen scharnieren om een in hoofdzaak verticale scharnieras 35. In het weergegeven voorbeeld is het proximale uiteinde 32a van de tweede maaiarm 35 32 bevestigd aan een tweede verticale cylinder 45, die roteerbaar is gelagerd in het tweede armgedeelte 22, terwijl het proximale uiteinde 31a van de eerste maaiarm 31 is bevestigd aan een eerste verticale cylinder 46, die coaxiaal 6 is opgesteld in de tweede verticale cylinder 45 en roteerbaar is gelagerd in de tweede verticale cylinder 45.A fork assembly 30 is mounted at the free end of the second arm portion 22. The fork assembly 30 comprises two mowing arms 31, 32. The mowing arm furthest from the vehicle 2 will be referred to as "first mowing arm 31", and the other mowing arm will be referred to as "second mowing arm 32". Each mowing arm 31, 32 has a proximal end 31a, 32a and a distal end 31b, 32b. At their proximal ends 31a, 32a, the two mowing arms 31, 32 are coupled to each other such that the two mowing arms 31, 32 can pivot relative to each other and relative to the manipulator arm 20 about a substantially vertical pivot axis 35. In the In the example shown, the proximal end 32a of the second mowing arm 32 is attached to a second vertical cylinder 45, which is rotatably mounted in the second arm portion 22, while the proximal end 31a of the first mowing arm 31 is attached to a first vertical cylinder 46, this coaxial 6 is arranged in the second vertical cylinder 45 and is rotatably mounted in the second vertical cylinder 45.

Bij hun distale uiteinden 31b, 32b dragen de twee maaiarmen 31, 32 elk een maaischijf. De maaischijven zullen in 5 het algemeen worden aangeduid met het verwijzingscijfer 10, of individueel met de cijfers 10A en 10B. Leidingen voor het vanuit het voertuig 2 aandrijven van de maaischijven lopen langs de manipulatorarm 20, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn, maar zijn ter wille van de eenvoud niet 10 weergegeven.At their distal ends 31b, 32b, the two mowing arms 31, 32 each carry a mowing disc. The mowing discs will generally be indicated by the reference number 10, or individually by the numbers 10A and 10B. Pipes for driving the mowing discs from the vehicle 2 run along the manipulator arm 20, as will be clear to a person skilled in the art, but are not shown for the sake of simplicity.

Het vorkstelsel 30 heeft een ruststand waar de twee maaischijven 10 zich op relatief korte afstand van elkaar bevinden, en waarbij elk van de twee maaiarmen 31, 32 in hoofdzaak naar voren is gericht, evenwijdig aan de lengte-15 richting 3 van het voertuig 2. Men kan ook zeggen dat de twee maaiarmen 31, 32 zich bevinden aan weerszijden van een virtueel symmetrievlak, dat in hoofdzaak naar voren is gericht. Door de aanwezigheid van twee terugstelorganen 34 en 36 heeft het vorkstelsel 30 de neiging om deze ruststand op te 20 zoeken. Met de twee maaiarmen 31, 32 is een maaiarm-terugstel-orgaan 36 gekoppeld, dat op de twee maaiarmen 31, 32 een kracht uitoefent die de twee maaiarmen 31, 32 naar elkaar toe duwt (of, als alternatief, naar elkaar toe trekt). Het maaiarm-terugstelorgaan 36 kan zijn uitgevoerd als een 25 schroefveer, maar is bij voorkeur uitgevoerd als een zuigerveer, omdat een zuigerveer een vrij grote slag kan maken. De ruststand van de twee maaiarmen 31, 32 ten opzichte van elkaar wordt gedefinieerd door een aanslag 37: wanneer de respectieve aanslagdelen van de twee maaiarmen 31, 32 elkaar 30 raken, kunnen de twee maaiarmen 31, 32 niet verder naar elkaar toe scharnieren. Als alternatief is het ook mogelijk dat de ruststand van de twee maaiarmen 31, 32 ten opzichte van elkaar wordt gedefinieerd door dat de stootbumpers 16 van de twee maaischijven 10 elkaar raken; in dat geval is geen 35 afzonderlijke aanslag 37 nodig.The fork assembly 30 has a rest position where the two cutting discs 10 are situated at a relatively short distance from each other, and wherein each of the two cutting arms 31, 32 is directed substantially forward, parallel to the longitudinal direction 3 of the vehicle 2. It can also be said that the two mowing arms 31, 32 are located on either side of a virtual plane of symmetry, which is directed substantially forward. Due to the presence of two reset members 34 and 36, the fork assembly 30 tends to look up this rest position. Connected to the two mowing arms 31, 32 is a mowing arm resetting member 36, which exerts a force on the two mowing arms 31, 32 that pushes the two mowing arms 31, 32 towards each other (or alternatively pulls them together) . The mowing arm reset member 36 can be designed as a coil spring, but is preferably designed as a piston ring, because a piston ring can make a fairly large stroke. The rest position of the two mowing arms 31, 32 relative to each other is defined by a stop 37: when the respective stop parts of the two mowing arms 31, 32 touch each other, the two mowing arms 31, 32 cannot pivot further towards each other. Alternatively, it is also possible for the rest position of the two mowing arms 31, 32 relative to each other to be defined by the bumpers 16 of the two mowing discs 10 touching each other; in that case, no 35 separate stop 37 is required.

Een vork-terugstelorgaan 34 dringt het vorkstelsel 30 als geheel naar de naar voren gerichte ruststand. In een geïllustreerde voorkeursuitvoeringsvorm reikt de tweede verticale cylinder 45 boven het tweede armgedeelte 22 uit, en 7 is deze bij zijn bovenuiteinde voorzien van een excentrische of zijwaarts gerichte pen 47 waar het vork-terugstelorgaan 34 op aangrijpt. Met betrekking tot de rotatieas 35 is de pen 47 geplaatst bij een 90° positie ten opzichte van het genoemde 5 virtuele symmetrievlak van de maaiarmen, en is het vork- terugstelorgaan 34 ingericht om de pen 47 weg te drukken van het armscharnier 23. Als alternatief zou de pen 47 over 180° verplaatst kunnen zijn, in welk geval het vork-terugstelorgaan 34 ingericht is om de pen 47 naar het armscharnier 23 toe te 10 trekken.A fork reset member 34 urges fork assembly 30 as a whole to the forward-facing rest position. In an illustrated preferred embodiment, the second vertical cylinder 45 extends above the second arm portion 22, and 7 is provided at its upper end with an eccentric or laterally directed pin 47 on which the fork reset member 34 engages. With respect to the axis of rotation 35, the pin 47 is positioned at a 90 ° position with respect to said virtual plane of symmetry of the mowing arms, and the fork reset member 34 is adapted to push the pin 47 away from the arm hinge 23. Alternatively the pin 47 could be displaced by 180 °, in which case the fork-resetting member 34 is adapted to pull the pin 47 towards the arm hinge 23.

In het bovenaanzicht van figuur 2B is het vorkstelsel 30 getoond in zijn ruststand, terwijl het vork-terugstelorgaan 34 ter wille van de duidelijkheid gestippeld is getoond in een stand die correspondeert met een 90° rotatie van het 15 vorkstelsel 30 ten opzichte van deze ruststand. Doordat de maaiarmen 31, 32 in hoofdzaak horizontaal naar voren zijn gericht, bevinden de maaischijven 10 zich duidelijk vóór de manipulatorarm 20. In een verticale projectie op een horizontaal vlak kunnen de maaiarmen 31, 32 recht zijn, en 20 aldus de vorm hebben van een hoofdletter V, maar bij voorkeur en zoals getoond zijn de maaiarmen 31, 32 in horizontale richting gebogen, waarbij de concave zijden van de maaiarmen 31, 32 naar elkaar toe zijn gericht. De maaiarmen 31, 32 omgeven, samen met de maaischijven 10A, 10B, een opneemruimte 25 39 voor een te behandelen obstakel zoals een boom of dergelij ke.In the top view of figure 2B the fork assembly 30 is shown in its rest position, while the fork reset member 34 is shown in dotted line for the sake of clarity in a position corresponding to a 90 ° rotation of the fork assembly 30 relative to this rest position. Because the mowing arms 31, 32 are directed substantially horizontally forward, the mowing discs 10 are clearly located in front of the manipulator arm 20. In a vertical projection on a horizontal surface, the mowing arms 31, 32 can be straight and thus have the shape of a capital letter V, but preferably and as shown, the mowing arms 31, 32 are bent horizontally, with the concave sides of the mowing arms 31, 32 facing each other. The mowing arms 31, 32, together with the mowing discs 10A, 10B, surround a receiving space 39 for an obstacle to be treated, such as a tree or the like.

Bij voorkeur bevinden de proximale uiteinden 31a, 32a van de maaiarmen 31, 32 zich op een iets hoger niveau dan de distale uiteinden 31b, 32b met de maaischijven 10. Figuur 2A 30 illustreert, dat de maaiarmen 31, 32 in achteraanzicht eveneens gebogen kunnen zijn, met de concave zijden naar elkaar toe. Figuur 2C illustreert, dat de maaiarmen 31, 32 in zijaanzicht eveneens gebogen kunnen zijn, met de concave zijden naar boven.Preferably, the proximal ends 31a, 32a of the mowing arms 31, 32 are at a slightly higher level than the distal ends 31b, 32b with the mowing discs 10. Figure 2A 30 illustrates that the mowing arms 31, 32 can also be bent in rear view , with the concave sides facing each other. Figure 2C illustrates that the mowing arms 31, 32 can also be bent in side view, with the concave sides up.

35 Figuur 2D toont voorkeurdetails van een uitvoeringsvorm van het vorkstelsel 30. In figuur 2D is getoond, dat het vorkstelsel 30 is voorzien van een vast aan de eerste maaiarm 31 bevestigde inloopgeleider 41, die recht kan zijn maar bij voorkeur gebogen is met de convexe zijde naar voren.Figure 2D shows preferred details of an embodiment of the fork system 30. Figure 2D shows that the fork system 30 is provided with a lead-in guide 41 fixedly attached to the first mowing arm 31, which guide can be straight but is preferably bent with the convex side forward.

88

Opgemerkt wordt, dat ook de tweede maaiarm 32 kan zijn voorzien van een dergelijke inloopgeleider, maar dat is ter wille van de eenvoud niet weergegeven. De inloopgeleider 41 kan eenvoudigweg gevormd zijn als een gebogen strip, waarbij 5 één uiteinde is bevestigd aan de eerste maaiarm 31 en waarbij het andere uiteinde vrij is, maar ter wille van de sterkte verdient het de voorkeur om dan die strip terug te buigen in de vorm van een lus en ook het andere uiteinde te bevestigen aan de maaiarm. Voor een verdere vergroting van de sterkte is 10 bij voorkeur voorzien in een dwarsstrip 41a. Voorts is in figuur 2D getoond, dat het vorkstelsel 30 is voorzien van een vast aan de binnenzijde van de eerste maaiarm 31 bevestigde uitloopgeleider 42, die recht kan zijn maar bij voorkeur gebogen is met de concave zijde naar binnen. Met betrekking 15 tot de inloopgeleiders 41 en de uitloopgeleider 42 wordt opgemerkt, dat deze voor het correct functioneren van de inrichting 1 niet essentieel zijn, maar in de praktijk voordelen bieden, zoals later meer gedetailleerd zal worden uitgelegd.It is noted that the second mowing arm 32 may also be provided with such a lead-in guide, but this is not shown for the sake of simplicity. The lead-in guide 41 can be simply formed as a curved strip, one end being attached to the first mowing arm 31 and the other end being free, but for the sake of strength it is preferable to then bend that strip back into the shape of a loop and also attach the other end to the cutting arm. For a further increase in the strength, a transverse strip 41a is preferably provided. Furthermore, it is shown in Figure 2D that the fork assembly 30 is provided with a run-out guide 42 fixedly attached to the inside of the first mowing arm 31, which guide can be straight but is preferably bent with the concave side inwards. With regard to the lead-in guides 41 and the lead-out guide 42, it is noted that these are not essential for the correct functioning of the device 1, but offer advantages in practice, as will be explained in more detail later.

2020

In het hiernavolgende zal, onder verwijzing naar de figuren 3A-F de werking van de door de onderhavige uitvinding voorgestelde maai-inrichting worden toegelicht.In the following, with reference to Figures 3A-F, the operation of the mowing device proposed by the present invention will be explained.

Figuur 3A toont schematisch, niet op schaal, een met 25 figuur 2B vergelijkbaar bovenaanzicht van een maai-inrichting 1. Het voertuig 2 rijdt naar voren (in de figuur naar boven), en het vorkstelsel 30, dat zich in de naar voren gerichte ruststand bevindt, nadert een boom 100. De manipulatiearm 20 bevindt zich in een lage stand, zodat de maaimessen van de 30 maaischijven 10 zich op korte afstand boven de grond bevinden: de maaischijven maaien. Opgemerkt wordt, dat de bestuurder van het voertuig 2 de precieze hoogte van de maaimessen kan aanpassen door het aanpassen van de hoogte van de manipulatiearm 20, dat wil zeggen door een corresponderende instelling van 35 het hefstelsel 5, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn. In dit voorbeeld is de loodrechte afstand tussen de boom 100 en het voertuig 2 groter dan de lengte van de manipulatiearm 20, zodat de inloopgeleider 41 van het vorkstelsel 30 de boom 100 als eerste raakt.Figure 3A schematically shows, not to scale, a top view of a mowing device 1 comparable to Figure 2B. The vehicle 2 drives forward (in the figure upwards), and the fork system 30, which is in the forward-facing rest position , a boom 100 is approaching. The manipulation arm 20 is in a low position, so that the blades of the cutting discs 10 are a short distance above the ground: the cutting discs mow. It is noted that the driver of the vehicle 2 can adjust the precise height of the mowing blades by adjusting the height of the manipulating arm 20, that is to say by a corresponding adjustment of the lifting system 5, as will be clear to a person skilled in the art. In this example, the perpendicular distance between the boom 100 and the vehicle 2 is greater than the length of the manipulation arm 20, so that the lead-in guide 41 of the fork assembly 30 hits the boom 100 first.

99

Het voertuig 2 rijdt verder naar voren. De boom 100 drukt tegen de inloopgeleider 41, en drukt aldus de eerste maaiarm 31 weg van het voertuig 2. Doordat het maaiarmterugstelorgaan 36 de twee maaiarmen 31, 32 naar elkaar toe duwt, volgt de 5 tweede maaiarm 32 deze beweging, tot (de stootbumper 16 van) de aan de tweede maaiarm 32 bevestigde maaischijf 10B de boom 100 raakt (figuur 3B). Het hierbij door de maaischijven 10A, 10B gemaaide oppervlak is gestippeld aangegeven.The vehicle 2 drives further forward. The boom 100 presses against the lead-in guide 41, and thus pushes the first mowing arm 31 away from the vehicle 2. Because the mowing arm resetting member 36 pushes the two mowing arms 31, 32 towards each other, the second mowing arm 32 follows this movement until (the bumper) 16 of the mowing disc 10B attached to the second mowing arm 32 hits the boom 100 (Figure 3B). The surface mowed by the cutting discs 10A, 10B is indicated in dotted lines.

Het voertuig 2 rijdt verder naar voren. De boom 100 drukt 10 de twee maaiarmen 31, 32 uit elkaar, tegen de terugstelkracht van het (ter wille van de duidelijkheid niet weergegeven) maaiarmterugstelorgaan 36 in. De twee maaischijven 10A, 10B schuiven, al maaiende, langs de boom 100, waarbij de eerste maaischijf 10A een gedeelte maait dat vanuit het voertuig 2 15 gezien achter de boom 100 ligt, en waarbij de tweede maaischijf 10B een gedeelte maait dat vanuit het voertuig 2 gezien vóór de boom 100 ligt (figuur 3C) .The vehicle 2 drives further forward. The boom 100 presses the two mowing arms 31, 32 apart against the restoring force of the mowing arm resetting member 36 (not shown for the sake of clarity). The two mowing discs 10A, 10B, mowing, slide along the boom 100, the first mowing disc 10A mowing a portion behind the tree 100 as seen from the vehicle 2, and the second mowing disc 10B mowing a portion from the vehicle 2 seen in front of the tree 100 (Figure 3C).

Het voertuig 2 rijdt verder naar voren. De boom 100 passeert de twee maaischijven 10 en gaat de opneemruimte 39 20 binnen, en drukt nu tegen de uitloopgeleider 42 van de eerste maaiarm 31, waarbij de eerste maaiarm 31 naar achteren (ten opzichte van het voertuig 2) wordt gedrukt. Het maaiarmterugstelorgaan 36 duwt de tweede maaiarm 32 naar de eerste maaiarm 31 toe, zodat de tweede maaischijf 10B een gedeeltelijk 25 cirkeltraject om de boom 100 aflegt (figuur 3D).The vehicle 2 drives further forward. The boom 100 passes the two mowing discs 10 and enters the receiving space 39, and now presses against the outlet guide 42 of the first mowing arm 31, the first mowing arm 31 being pushed backwards (relative to the vehicle 2). The mowing arm reset member 36 pushes the second mowing arm 32 towards the first mowing arm 31, so that the second mowing disc 10B travels a partial circular path around the tree 100 (Figure 3D).

Het voertuig 2 rijdt verder naar voren. De boom 100 passeert de manipulatiearm 20, en drukt de eerste maaiarm 31 verder naar achteren. De eerste maaischijf 10A volgt nu een cirkelvormig traject langs de boom 100 in de richting van het 30 voertuig, en de tweede maaischijf 10B volgt die beweging, waarbij de tweede maaischijf 10B een gedeelte maait dat vanuit het voertuig 2 gezien achter de boom 100 ligt, en het gedeelte bereikt dat al door de eerste maaischijf 10A is gemaaid (figuur 3E).The vehicle 2 drives further forward. The boom 100 passes the manipulation arm 20, and pushes the first mowing arm 31 further back. The first mowing disc 10A now follows a circular path along the tree 100 in the direction of the vehicle, and the second mowing disc 10B follows that movement, the second mowing disc 10B mowing a portion behind the tree 100 as seen from the vehicle 2, and reaches the portion that has already been mowed by the first cutter disc 10A (Figure 3E).

35 Het voertuig 2 rijdt verder naar voren. De boom 100 drukt de maaiarmen 31, 32 weer uit elkaar, en de eerste maaischijf 10A beweegt voor de boom langs (figuur 3F). Vergeleken met de ruststand van figuur 3A is het vorkstelsel 30 nu over bijna 180° geroteerd ten opzichte van de manipulatiearm 20.The vehicle 2 drives further forward. The boom 100 pushes the mowing arms 31, 32 apart again, and the first mowing disc 10A moves in front of the boom (Figure 3F). Compared with the rest position of Figure 3A, the fork assembly 30 is now rotated by almost 180 ° relative to the manipulation arm 20.

1010

Het voertuig 2 rijdt verder naar voren. De boom 100 verlaat het vorkstelsel 30. Het (niet weergegeven) maaiarm-terugstelorgaan 36 duwt de twee maaiarmen 31, 32 naar elkaar toe, en het (niet weergegeven) vorkterugstelorgaan 34 dwingt 5 het vorkstelsel 30 om weer terug te roteren ten opzichte van de manipulatiearm 20, zodat de ruststand van figuur 3A weer wordt bereikt.The vehicle 2 drives further forward. The boom 100 leaves the fork assembly 30. The mowing arm reset member 36 (not shown) pushes the two mowing arms 31, 32 towards each other, and the fork reset member 34 (not shown) forces the fork assembly 30 to rotate back again relative to the manipulation arm 20, so that the rest position of Figure 3A is reached again.

Wanneer men naar de volgende boom of paal rijdt, kan de bestuurder de inrichting 1 in een transportstand brengen, 10 waarbij de manipulatiearm 20 wordt opgetild zodat de maaischijven vrij zijn van de ondergrond. Wanneer men klaar is met maaien, kan de manipulatiearm 20 worden opgetild en kan ook het tweede armgedeelte 22 ten opzichte van het eerste armgedeelte 21 actief naar voren worden gescharnierd, zodat de 15 breedte van de gehele inrichting is verminderd; hierbij bevindt het vorkstelsel 30 zich in hoofdzaak vóór het voertuig 2.When driving to the next boom or pole, the driver can bring the device 1 to a transport position, lifting the manipulation arm 20 so that the mowing discs are free from the ground. When mowing is finished, the manipulation arm 20 can be lifted and the second arm part 22 can also be actively pivoted forwardly relative to the first arm part 21, so that the width of the entire device is reduced; here the fork assembly 30 is substantially in front of the vehicle 2.

Een belangrijk aspect bij het gebruik van de inrichting 1 is dat de maaischijven 10A, 10B van het vorkstelsel 30 20 volledig automatisch hun traject rondom de boom 100 afleggen. De bestuurder van het voertuig 2 hoeft hiervoor geen handelingen te verrichten. Doordat de maaiarmen 31, 32 ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren, passen zij zich automatisch aan aan de breedte van het te behandelen obstakel 25 (smalle paal, brede boom), en de maaischijven kunnen steeds tot dicht bij dat obstakel en volledig rondom dat obstakel maaien. In een alternatieve variant, die minder gebruiksgemak biedt en daarom niet de voorkeur heeft, zijn de maaiarmen 31, 32 gefixeerd ten opzichte van elkaar, maar in dat geval zijn 30 de maairesultaten bevredigend voor slechts een gering bereik van obstakel-diameters.An important aspect when using the device 1 is that the mowing discs 10A, 10B of the fork assembly 30 travel their trajectory fully automatically around the boom 100. The driver of the vehicle 2 does not have to perform any actions for this. Because the mowing arms 31, 32 can pivot relative to each other, they automatically adjust to the width of the obstacle 25 to be treated (narrow pole, wide boom), and the mowing discs can always be close to that obstacle and completely around that obstacle. mow. In an alternative variant, which offers less ease of use and is therefore not preferred, the mowing arms 31, 32 are fixed relative to each other, but in that case the mowing results are satisfactory for only a small range of obstacle diameters.

Een ander belangrijk aspect bij het gebruik van de inrichting 1 is dat het vorkstelsel als geheel roteerbaar is ten opzichte van de manipulatorarm. In een geavanceerde 35 uitvoeringsvorm is het vorkstelsel door de bestuurder actief te roteren ten opzichte van de manipulatorarm, maar dit vergt extra bedieningsorganen. In de voorkeursuitvoeringsvorm volgt het vorkstelsel passief de boom wanneer het voertuig die boom passeert.Another important aspect when using the device 1 is that the fork assembly as a whole is rotatable relative to the manipulator arm. In an advanced embodiment, the fork system can be actively rotated by the driver relative to the manipulator arm, but this requires additional controls. In the preferred embodiment, the fork assembly passively follows the boom when the vehicle passes that boom.

1111

Met betrekking tot de lengte van de maaiarmen 31, 32 wordt opgemerkt, dat deze gekozen moet worden in relatie tot de te verwachten dikte van de te behandelen obstakels. Als een boom te dik is in verhouding tot de lengte van de maaiarmen 5 31, 32, kan die boom niet volledig de opneemruimte 39 binnen gaan, en kunnen de maaischijven niet volledig achter die boom maaien, zoals voor een deskundige duidelijk moet zijn na lezing van het bovenstaande, in het bijzonder in verband met figuur 3E.With regard to the length of the mowing arms 31, 32, it is noted that this must be selected in relation to the expected thickness of the obstacles to be treated. If a tree is too thick in relation to the length of the mowing arms 31, 32, that tree cannot fully enter the receiving space 39, and the mowing discs cannot fully mow behind that tree, as should be clear to an expert after reading of the above, in particular in connection with Figure 3E.

1010

Bij de bovenstaande bespreking is er van uitgegaan, dat de loodrechte afstand van de boom 100 tot het passerende voertuig 2 groter is dan de lengte van de manipulatorarm 20. Bij een dergelijke situatie zou de manipulatorarm 20 een 15 ongelede arm mogen zijn, dat wil zeggen dat het scharnier 23 dan niet nodig is. Bij aanwezigheid van het armscharnier 23 zal het tweede armgedeelte 22 naar achteren scharnieren als gevolg van de door de boom 100 uitgeoefende druk, maar dat is in de figuren 3A-F niet weergegeven.In the above discussion, it is assumed that the perpendicular distance from the boom 100 to the passing vehicle 2 is greater than the length of the manipulator arm 20. In such a situation, the manipulator arm 20 may be an un articulated arm, i.e. that the hinge 23 is then not necessary. In the presence of the arm hinge 23, the second arm portion 22 will pivot backwards due to the pressure exerted by the boom 100, but this is not shown in Figures 3A-F.

20 Het nut van de gelede manipulatorarm 20 blijkt in het bijzonder uit de hiernavolgende beschrijving, onder verwijzing naar de figuren 4A-F, van de werking van de maai-inrichting 1 voor een situatie dat de loodrechte afstand van de boom 100 tot het passerende voertuig 2 kleiner is dan de lengte van de 25 manipulatorarm 20; het moge duidelijk zijn dat dit bij een ongelede manipulatorarm niet mogelijk is.The utility of the articulated manipulator arm 20 is particularly apparent from the following description, with reference to figures 4A-F, of the operation of the mowing device 1 for a situation in which the perpendicular distance of the boom 100 from the passing vehicle 2 is smaller than the length of the manipulator arm 20; it should be clear that this is not possible with an articulated manipulator arm.

Figuur 4A toont schematisch, vergelijkbaar met figuur 3A, de maai-inrichting 1 met het vorkstelsel 30 in de naar voren gerichte ruststand. Het voertuig 2 rijdt naar voren (in de 30 figuur naar boven), en het vorkstelsel 30 nadert een boom 100. De manipulatiearm 20 bevindt zich weer in een lage stand, zodat de maaimessen van de maaischijven 10 zich op korte afstand boven de grond bevinden: de maaischijven maaien. Omdat de loodrechte afstand van de boom 100 tot het voertuig 2 35 kleiner is dan de lengte van de manipulatiearm 20, raakt de tweede maaischijf 10B (of een eventuele, maar hier niet weergegeven, inloopgeleider daarvan) van het vorkstelsel 30 de boom 100 als eerste.Figure 4A shows diagrammatically, similar to Figure 3A, the mowing device 1 with the fork assembly 30 in the forward-facing rest position. The vehicle 2 drives forward (in the figure upwards), and the fork assembly 30 approaches a boom 100. The manipulation arm 20 is again in a low position, so that the mowing blades of the mowing discs 10 are a short distance above the ground. : mow the cutting discs. Because the perpendicular distance from the boom 100 to the vehicle 2 is smaller than the length of the manipulating arm 20, the second cutting disc 10B (or any walk-in guide thereof) from the fork assembly 30 of the fork assembly 30 hits the boom 100 first .

1212

Het voertuig 2 rijdt verder naar voren. De boom 100 drukt tegen de tweede maaischijf 10B, en drukt aldus de tweede maaiarm 32 naar het voertuig 2 toe. Doordat het maaiarmterug-stelorgaan 36 de twee maaiarmen 31, 32 naar elkaar toe duwt, 5 volgt de eerste maaiarm 31 deze beweging, tot de aan de eerste maaiarm 31 bevestigde maaischijf 10B of de corresponderende inloopgeleider 41 de boom 100 raakt. Bij een verder gaande verplaatsing drukt de boom 100 de eerste maaiarm 31 van het voertuig 2 weg. De boom 100 drukt aldus de twee maaiarmen 31, 10 32 uit elkaar, tegen de terugstelkracht van het maaiarmterug- stelorgaan 36 in. De twee maaischijven 10A, 10B schuiven, al maaiende, langs de boom 100, waarbij de eerste maaischijf 10A een gedeelte maait dat vanuit het voertuig 2 gezien achter de boom 100 ligt, en waarbij de tweede maaischijf 10B een 15 gedeelte maait dat vanuit het voertuig 2 gezien vóór de boom 100 ligt (figuur 4B).The vehicle 2 drives further forward. The boom 100 presses against the second cutter disc 10B, and thus presses the second cutter arm 32 toward the vehicle 2. Because the mowing arm reset member 36 pushes the two mowing arms 31, 32 towards each other, the first mowing arm 31 follows this movement until the mowing disc 10B attached to the first mowing arm 31 or the corresponding lead-in guide 41 touches the boom 100. As the movement continues, the boom 100 pushes the first mowing arm 31 away from the vehicle 2. The boom 100 thus presses the two mowing arms 31, 32 apart, against the restoring force of the mowing arm resetting member 36. The two mowing discs 10A, 10B slide, while mowing, along the tree 100, the first mowing disc 10A mowing a section behind the tree 100 as seen from the vehicle 2, and the second mowing disc 10B mowing a section out of the vehicle 2 seen in front of the tree 100 (Figure 4B).

Het voertuig 2 rijdt verder naar voren. De boom 100 passeert de twee maaischijven 10 en gaat de opneemruimte 39 binnen. Het maaiarmterugstelorgaan 36 duwt de twee maaiarmen 20 31, 32 naar elkaar toe. De boom 100 drukt tegen de manipulatorarm 20, waarbij het tweede armgedeelte 22 naar achteren (ten opzichte van het voertuig 2) wordt gescharnierd (figuur 4C).The vehicle 2 drives further forward. The boom 100 passes the two cutting discs 10 and enters the receiving space 39. The mowing arm reset member 36 pushes the two mowing arms 31, 32 towards each other. The boom 100 presses against the manipulator arm 20, the second arm portion 22 being pivoted backwards (relative to the vehicle 2) (Figure 4C).

Het voertuig 2 rijdt verder naar voren. De boom 100 drukt 25 nu tegen de uitloopgeleider 42 van de eerste maaiarm 31, waarbij de eerste maaiarm 31 naar achteren (ten opzichte van het voertuig 2) wordt gedrukt. Het maaiarmterugstelorgaan 36 trekt de tweede maaiarm 32 naar de eerste maaiarm 31 toe, zodat de tweede maaiarm 32 de eerste maaiarm 31 volgt. Het 30 gehele vorkstelsel 30 roteert dus ten opzichte van het naar achteren gescharnierde tweede manipulatorarmgedeelte 22, terwijl de twee maaischijven 10A, 10B gedeeltelijke cirkeltrajecten om de boom 100 afleggen (figuur 4D).The vehicle 2 drives further forward. The boom 100 now presses against the outlet guide 42 of the first mowing arm 31, the first mowing arm 31 being pushed backwards (relative to the vehicle 2). The mowing arm reset member 36 pulls the second mowing arm 32 toward the first mowing arm 31, so that the second mowing arm 32 follows the first mowing arm 31. The entire fork assembly 30 thus rotates relative to the rear-hinged second manipulator arm portion 22, while the two cutter discs 10A, 10B travel partial circular paths around the boom 100 (Figure 4D).

Het voertuig 2 rijdt verder naar voren. De boom 100 35 passeert het uiteinde van de manipulatiearm 20, en drukt de eerste maaiarm 31 verder naar achteren. De eerste maaischijf 10A volgt nu een traject langs de boom 100 in de richting van het voertuig, en de tweede maaischijf 10B volgt een traject achter de boom langs. De tweede maaischijf 10B maait dus een 13 gedeelte dat vanuit het voertuig 2 gezien achter de boom 100 ligt, en bereikt het gedeelte dat al door de eerste maaischijf 10A is gemaaid.The vehicle 2 drives further forward. The boom 100 passes the end of the manipulating arm 20, and pushes the first mowing arm 31 further back. The first cutter disc 10A now follows a path along the boom 100 in the direction of the vehicle, and the second cutter disc 10B follows a path along the boom. The second cutting disc 10B thus mows a portion that, viewed from the vehicle 2, lies behind the tree 100, and reaches the portion that has already been mowed by the first cutting disc 10A.

Het voertuig 2 rijdt verder naar voren. De boom 100 drukt 5 de maaiarmen 31, 32 weer uit elkaar, en de eerste maaischijf 10A beweegt voor de boom langs (figuur 4E). Vergeleken met de ruststand van figuur 4A is het vorkstelsel 30 nu over bijna 180° geroteerd ten opzichte van de manipulatiearm 20. De boom 100 houdt nu de manipulatiearm 20 niet meer tegen, en het 10 manipulatiearm-terugstelorgaan 24 kan het tweede manipulatie-armgedeelte 22 althans gedeeltelijk terug naar voren laten scharnieren.The vehicle 2 drives further forward. The boom 100 pushes the mowing arms 31, 32 apart again, and the first mowing disc 10A moves in front of the boom (Figure 4E). Compared with the rest position of Fig. 4A, the fork assembly 30 is now rotated by nearly 180 ° relative to the manipulation arm 20. The boom 100 now no longer blocks the manipulation arm 20, and the manipulation arm reset member 24 can hold the second manipulation arm portion 22 at least partially hinged back to the front.

Het voertuig 2 rijdt verder naar voren. De boom 100 verlaat het vorkstelsel 30. Het maaiarmterugstelorgaan 36 duwt 15 de twee maaiarmen 31, 32 naar elkaar toe (figuur 4F).The vehicle 2 drives further forward. The boom 100 leaves the fork assembly 30. The mowing arm reset member 36 pushes the two mowing arms 31, 32 towards each other (Figure 4F).

Het voertuig 2 rijdt verder naar voren. De boom 100 komt los van het vorkstelsel 30. Het manipulatiearm-terugstelorgaan 24 dwingt het tweede manipulatiearmgedeelte 22 om weer terug naar voren te scharnieren ten opzichte van het eerste 20 manipulatiearmgedeelte 21, en het vorkterugstelorgaan 34 dwingt het vorkstelsel 30 om weer terug te roteren ten opzichte van de manipulatiearm 20, zodat de ruststand van figuur 4A weer wordt bereikt.The vehicle 2 drives further forward. The boom 100 disengages from the fork assembly 30. The manipulation arm resetting member 24 forces the second manipulating arm portion 22 to pivot back again with respect to the first manipulating arm portion 21, and the fork resetting member 34 forces the fork assembly 30 to rotate back again with respect to the manipulation arm 20, so that the rest position of figure 4A is reached again.

25 In het voorgaande is, onder verwijzing naar figuur 3A, beschreven dat een inloopgeleider 41 nuttig is voor het "invangen" van bomen. In figuur 3A is te herkennen, dat het uiterste uiteinde van de inloopgeleider 41 een afstand heeft tot het voertuig 2 die groter is dan de afstand van het 30 voertuig 2 tot het rotatiecentrum van de eerste maaischijf 10A Aldus is het mogelijk dat bomen 100 worden behandeld met een relatief grote afstand tot het voertuig 2. Om dan te verzekeren dat de maaischijven 10A en 10B ook in voldoende mate de achterzijde van die verre bomen kunnen behandelen, 35 dient de lengte van de maaiarmen 31, 32 voldoende groot gekozen te worden, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn, in het bijzonder na bestudering van de figuren 3D en 3E.In the foregoing, with reference to Figure 3A, it has been described that a lead-in guide 41 is useful for "trapping" trees. In figure 3A it can be recognized that the extreme end of the lead-in guide 41 has a distance from the vehicle 2 that is greater than the distance from the vehicle 2 to the center of rotation of the first cutting disc 10A. Thus, it is possible for trees 100 to be treated. with a relatively large distance to the vehicle 2. In order to ensure that the mowing discs 10A and 10B can also sufficiently treat the rear of those distant trees, the length of the mowing arms 31, 32 must be chosen sufficiently large, such as it will be clear to a person skilled in the art, in particular after studying the figures 3D and 3E.

Op vergelijkbare wijze kan een inloopgeleider aan de tweede maaiarm 32 bewerkstelligen, dat bomen kunnen worden 14 behandeld waarvan de afstand tot het voertuig 2 kleiner is dan de afstand van de tweede maaischijf 10B tot het voertuig.Similarly, a lead-in guide on the second mowing arm 32 can cause trees to be treated whose distance to the vehicle 2 is smaller than the distance of the second mowing disc 10B to the vehicle.

Indien het vorkstelsel 30 niet is voorzien van dergelijke inlooparmen, dient het midden van een te behandelen boom of 5 paal zich altijd tussen de rotatiecentra van de twee maaischijven te bevinden, hetgeen het flexibel gebruik van de maai-inrichting aanzienlijk zou beperken. Bovendien zou dan de diameter van een te behandelen boom in verhouding tot de diameter van de maaischijven niet al te groot mogen zijn.If the fork assembly 30 is not provided with such walk-in arms, the center of a tree or pole to be treated must always be located between the centers of rotation of the two cutting discs, which would considerably limit the flexible use of the cutting device. Moreover, the diameter of a tree to be treated should not be too large in relation to the diameter of the mowing discs.

10 Figuur 6A illustreert schematisch dat de maaischijven 10 van een vorkstelsel 30 een boom 100 naderen met een relatief grote diameter, in een situatie dat het vorkstelsel 30 geen inloop-geleiders heeft. In een dergelijke situatie kan het gebeuren dat de maaiarmen 31, 32 niet open worden gedrukt door de boom. 15 De figuur toont, dat de respectieve raakpunten van de maaischijven 10 op de boom relatief dicht bij elkaar liggen, zodat de door de boom op de maaischijven 10 uitgeoefende drukkrachten vrijwel evenwijdig aan elkaar zijn gericht en nauwelijks componenten hebben die de maaiarmen kunnen openen. 20 Figuren 6B en 6C illustreren schematisch, dat in een dergelijke situatie de aanwezigheid van inloopgeleiders 41 verzekert, dat de maaiarmen 31, 32 al enigszins uit elkaar worden gedrukt voordat de maaischijven 10 de boom 100 raken.Figure 6A schematically illustrates that the mowing discs 10 of a fork assembly 30 are approaching a tree 100 with a relatively large diameter, in a situation that the fork assembly 30 has no run-in guides. In such a situation it may happen that the mowing arms 31, 32 are not pushed open by the boom. The figure shows that the respective points of contact of the mowing discs 10 on the boom are relatively close to each other, so that the pressure forces exerted by the boom on the mowing discs 10 are oriented substantially parallel to each other and have hardly any components that can open the mowing arms. Figures 6B and 6C schematically illustrate that in such a situation the presence of run-in guides 41 ensures that the mowing arms 31, 32 are already slightly pushed apart before the mowing discs 10 touch the boom 100.

De inloopgeleiders 41 zijn zodanig gedimensioneerd, dat de 25 respectieve raakpunten van de inloopgeleiders 41 op de boom relatief ver uit elkaar liggen, zodat de door de boom op de inloopgeleiders 41 uitgeoefende drukkrachten beter divergeren.The lead-in guides 41 are dimensioned such that the respective points of contact of the lead-in guides 41 on the boom are relatively far apart, so that the pressure forces exerted by the boom on the lead-in guides 41 diverge better.

Het nut van een uitloopgeleider 42 komt het duidelijkst naar voren door een uitvoeringsvorm te beschouwen van het 30 vorkstelsel 30 waarbij de maaiarmen 31, 32, ter vergroting van de ruimte 39, niet alleen concaaf gebogen zijn maar bij hun distale uiteinden 31b, 32b elkaar zelfs weer naderen. Figuur 7A toont een met figuur 4D vergelijkbaar aanzicht van een situatie wanneer een dergelijk vorkstelsel 30 zonder 35 uitloopgeleider 42 wordt toegepast bij een boom of paal 100 met een relatief kleine diameter ten opzichte van de diameter van de maaischijven 10. In deze figuur is herkenbaar dat, bij het passeren van het vorkstelsel 30, wanneer de boom 100 de opneemruimte 39 moet verlaten, het mogelijk is dat de boom 100 15 klem komt te zitten in een hoek tussen de eerste maaiarm 31 en de eerste maaischijf 10A. Een kenmerk van een dergelijke hoek is dat de rand van de stootbumper 16 van de eerste maaischijf 10A een hoek maakt van ongeveer 90° met de eerste maaiarm 31.The utility of a run-out guide 42 is most evident by considering an embodiment of the fork assembly 30 in which the mowing arms 31, 32 are not only concavely bent to enlarge the space 39, but are even mutually bent at their distal ends 31b, 32b. approaching again. Figure 7A shows a view comparable to Figure 4D of a situation when such a fork assembly 30 without run-out guide 42 is used with a tree or pole 100 with a relatively small diameter relative to the diameter of the mowing discs 10. In this figure it is recognizable that When passing the fork assembly 30, when the boom 100 is to leave the receiving space 39, it is possible that the boom 100 will become stuck at an angle between the first cutter arm 31 and the first cutter disc 10A. A characteristic of such an angle is that the edge of the bumper 16 of the first cutting disc 10A makes an angle of approximately 90 ° with the first cutting arm 31.

5 Figuur 7B toont dezelfde situatie, maar nu met een uitloopgeleider 42. De uitloopgeleider 42 voorkomt dat de boom 100 een dergelijke hoek kan binnengaan, en voorkomt dus het vasthaken van de eerste maaiarm 41 achter een relatief dunne boom of paal. Een kenmerk van de uitloopgeleider 42 is, dat 10 deze geleidelijk verloopt van een dicht bij het scharnierpunt 35 gelegen punt van de eerste maaiarm 41 naar een dicht bij de tweede maaischijf 10B gelegen punt van de rand van de stootbumper 16 van de eerste maaischijf 10A, zodanig dat de uitloopgeleider 42 met de rand van de stootbumper 16 van de 15 eerste maaischijf 10A een hoek maakt die aanzienlijk groter is dan 90°, bij voorkeur groter dan 120°.Figure 7B shows the same situation, but now with a run-out guide 42. The run-out guide 42 prevents the boom 100 from being able to enter such an angle, and thus prevents the first mowing arm 41 from hooking behind a relatively thin boom or pole. A characteristic of the run-out guide 42 is that it progresses gradually from a point of the first mowing arm 41 close to the pivot point 35 to a point of the edge of the bumper 16 of the first mowing disc 10A close to the second mowing disc 10B, such that the run-out guide 42 makes an angle with the edge of the bumper 16 of the first cutter disc 10A that is considerably greater than 90 °, preferably greater than 120 °.

In de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen zijn de maaiarmen 31, 32 zodanig uitgevoerd, dat zij de rotatieas 20 van de corresponderende maaischijven 10 (dat wil zeggen de rotatieas van de betreffende messenset 12) snijden. Het is echter ook mogelijk dat de eerste maaiarm 31 zelf een vorm heeft die correspondeert met de vorm die hierboven is beschreven voor de uitloopgeleider 42, en dat de eerste 25 maaiarm 31 voorbij de eerste maaischijf 10A overgaat in een vorm die hierboven is beschreven voor de inloopgeleider 41. In dat geval heeft de eerste maaiarm 31 dus een S-vormige contour met een inloopgeleidergedeelte 141 voorbij de eerste maaischijf 10A en een uitloopgeleidergedeelte 142 tussen de eerste 30 maaischijf 10A en de scharnieras 35 van het vorkstelsel 30, zoals op grotere schaal geïllustreerd in figuur 8. De eerste maaiarm 31 loopt dan dus tussen de rotatiemiddens van de maaischijven 10A, 10B door, waarbij de kleinste afstand van de eerste maaiarm 31 tot de rotatieas van de eerste messenset 12 35 kleiner is dan de radius van de corresponderende stootbumper 16. In de in figuur 8 getoonde uitvoeringsvariant is de eerste maaischijf 10A gemonteerd aan een opzij van de eerste maaiarm 31 bevestigde montagebeugel 143.In the embodiments described above, the mowing arms 31, 32 are designed such that they intersect the axis of rotation 20 of the corresponding mowing discs 10 (i.e. the axis of rotation of the respective knife set 12). However, it is also possible that the first mowing arm 31 itself has a shape corresponding to the shape described above for the run-out guide 42, and that the first mowing arm 31 passes beyond the first mowing disc 10A into a shape described above for the lead-in guide 41. In that case, the first mowing arm 31 thus has an S-shaped contour with a lead-in guide portion 141 past the first cutting disc 10A and a lead-out guide portion 142 between the first cutting disc 10A and the pivot axis 35 of the fork assembly 30, as illustrated on a larger scale in figure 8. The first mowing arm 31 then runs between the centers of rotation of the mowing discs 10A, 10B, the smallest distance of the first mowing arm 31 from the axis of rotation of the first knife set 12 being smaller than the radius of the corresponding bumper 16 In the embodiment variant shown in Figure 8, the first cutter disc 10A is mounted on a mounting mounted laterally of the first cutter arm 31 stirrup 143.

1616

Figuur 8 illustreert voorts, dat ook de tweede maaiarm 32 kan zijn voorzien van een geïntegreerd inloopgeleidergedeelte 144 .Figure 8 further illustrates that the second mowing arm 32 can also be provided with an integrated lead-in guide part 144.

5 In een mogelijke uitvoeringsvorm zijn de maaischijven 10A, 10B onderling identiek, en op gelijke hoogte gemonteerd. In dat geval bevinden de stootbumpers 16 van de maaischijven 10A, 10B zich op onderling gelijke hoogte, en kunnen zij elkaar raken om aldus de ruststand van de maaiarmen 31, 32 te 10 definiëren, zoals in het voorgaande reeds opgemerkt. Voorts bevinden dan de messensets 12 van de maaischijven 10A, 10B zich op onderling gelijke hoogte. Figuur 9A is een met figuur 1 vergelijkbaar vooraanzicht van de maaischijven 10A, 10B dat deze situatie schematisch illustreert. In deze figuur zijn de 15 twee stootbumpers 16 onderling onderscheiden door toevoeging van de letters A en B; hetzelfde geldt voor de twee messensets 12 en de messen 14.In a possible embodiment, the cutter discs 10A, 10B are mutually identical and mounted at the same height. In that case, the bumpers 16 of the mowing discs 10A, 10B are at mutually equal height, and they can touch each other to thus define the rest position of the mowing arms 31, 32, as already noted in the foregoing. Furthermore, the knife sets 12 of the cutter discs 10A, 10B are then at the same height as each other. Figure 9A is a front view similar to Figure 1 of the mowing discs 10A, 10B that schematically illustrates this situation. In this figure the two bumpers 16 are distinguished from each other by the addition of the letters A and B; the same applies to the two knife sets 12 and the knives 14.

Elke stootbumper 16A, 16B heeft een diameter die groter is dan de diameter van de snijcirkel van de corresponderende 20 messen 14A, 14B. De kortste afstand tussen die snijcirkels kan in de praktijk in de orde van 10 cm bedragen.Each bumper 16A, 16B has a diameter larger than the diameter of the cutting circle of the corresponding knives 14A, 14B. The shortest distance between those cutting circles can in practice be in the order of 10 cm.

Figuur 9B illustreert een uitvoeringsvariant waarbij de maaischijven 10A, 10B onderling verschillen. Meer in het bijzonder bevinden de stootbumpers 16A, 16B van de maai-25 schijven 10A, 10B zich op verschillende hoogten, waarbij in dit voorbeeld de stootbumper 16A van de eerste maaischijf 10A zich op een hoger niveau bevindt dan de stootbumper 16B van de tweede maaischijf 10B. De messensets 12A, 12B van de twee maaischijven 10A, 10B bevinden zich echter wel op onderling 30 gelijke hoogte. Het is nu mogelijk dat in de ruststand de snijcirkels van de twee messensets 12A, 12B elkaar dichter naderen, tot een afstand in de orde van 1 cm of minder.Figure 9B illustrates an embodiment variant in which the cutting discs 10A, 10B differ from each other. More specifically, the bumpers 16A, 16B of the cutting discs 10A, 10B are at different heights, with in this example the bumper 16A of the first cutter disc 10A being at a higher level than the bumper 16B of the second cutter disc 10B. However, the knife sets 12A, 12B of the two cutter discs 10A, 10B are at the same height as each other. It is now possible that in the rest position the cutting circles of the two knife sets 12A, 12B approach one another closer to a distance of the order of 1 cm or less.

Wanneer de messensets gesynchroniseerd roteren, is het zelfs mogelijk dat de snijcirkels van de twee messensets 12A, 12B 35 elkaar in geringe mate overlappen, waarbij de messen 14A, 14B van de twee messensets 12A, 12B dank zij een onderlinge faseverschuiving elkaar toch niet raken.When the knife sets rotate synchronously, it is even possible that the cutting circles of the two knife sets 12A, 12B 35 overlap slightly, while the knives 14A, 14B of the two knife sets 12A, 12B do not touch each other thanks to a mutual phase shift.

Een voordeel van een dergelijke uitvoeringsvorm is, dat het hiermee mogelijk is om een aaneengesloten baan te maaien 17 met een breedte van twee maal de diameter van de snij cirkels. Wanneer de maai-inrichting wordt voorzien van middelen om het vorkstelsel 30 een horizontale schommelbeweging te laten uitvoeren om de rotatieas 35, kan de breedte van een 5 dergelijke baan zelfs groter zijn. Hierdoor is de toepasbaarheid van de maai-inrichting volgens de onderhavige uitvinding niet beperkt tot een kring rondom een boom of paal maar kan de maai-inrichting volgens de onderhavige uitvinding ook worden gebruikt voor het maaien van bermgedeelten tussen de bomen of 10 palen, zodat daarvoor geen afzonderlijke machine nodig is.An advantage of such an embodiment is that it makes it possible to mow a continuous track 17 with a width twice the diameter of the cutting circles. When the mowing device is provided with means for causing the fork assembly 30 to perform a horizontal rocking movement about the axis of rotation 35, the width of such a web can be even greater. As a result, the applicability of the mowing device according to the present invention is not limited to a circle around a tree or pole, but the mowing device according to the present invention can also be used for mowing roadside sections between the trees or posts, so that before that no separate machine is needed.

In het voorafgaande is besproken, dat het vorkstelsel 30 een neutrale stand heeft waarbij de maaiarmen van het stelsel naar voren zijn gericht. Van deze neutrale stand zal in het 15 hiernavolgende kortweg gezegd worden dat het vorkstelsel 30 "naar voren" is gericht. Bij deze neutrale stand zal het vorkstelsel 30 een boom of paal naderen en omarmen doordat die boom of paal de ruimte 39 tussen de maaiarmen binnengaat door de maaischijven 10 te passeren, waarbij de armen uit elkaar 20 worden gedrukt. Om mogelijk te maken dat die boom/paal die ruimte 39 weer kan verlaten terwijl het dragende voertuig 3 doorrijdt in dezelfde richting, maakt het vorkstelsel 30 een rotatie van 180°. Van deze stand zal in het hiernavolgende kortweg gezegd worden dat het vorkstelsel 30 "naar achteren" 25 is gericht. Daarna draait het vorkstelsel 30 weer terug "naar voren".It has been discussed in the foregoing that the fork assembly 30 has a neutral position with the mowing arms of the assembly facing forward. In the following, it will be briefly said of this neutral position that the fork system 30 is directed "forwards". With this neutral position, the fork assembly 30 will approach and embrace a tree or pole by that tree or pole entering the space 39 between the mowing arms by passing the mowing discs 10, pushing the arms apart. To allow that tree / pole to leave that space 39 again while the carrying vehicle 3 continues in the same direction, the fork assembly 30 makes a rotation of 180 °. In the following, it will be said briefly of this position that the fork assembly 30 is directed "backwards". The fork assembly 30 then turns back "forward" again.

Deze werkwijze is ook bruikbaar bij het maaien van het gras rond kleine paaltjes of onder een vangrail. De vorm van de maaiarmen 31, 32 is daartoe zodanig uitgevoerd, dat de 30 proximale uiteinden 31a, 32a elkaar ontmoeten op een hoogte die hoger is dan de hoogte van de te behandelen vangrail. Voordat met het daadwerkelijke maaien kan worden begonnen, tilt men het vorkstelsel op tot een dusdanige hoogte dat de maaischijven 10 zich boven de vangrail bevinden, plaatst men 35 het vorkstelsel boven de vangrail, en laat men het vorkstelsel zakken met de maaischijven aan weerszijden van de vangrail.This method can also be used when mowing the grass around small posts or under a guard rail. To that end, the shape of the mowing arms 31, 32 is designed such that the proximal ends 31a, 32a meet at a height that is higher than the height of the guardrail to be treated. Before the actual mowing can be started, the fork assembly is raised to such a height that the cutting discs 10 are above the guard rail, the fork assembly is placed above the guard rail, and the fork assembly is lowered with the cutting discs on either side of the guardrail.

Het is dan nodig om de armen 31, 32 actief uit elkaar te bewegen. Daartoe zijn de armen 31, 32 bij voorkeur voorzien van een actuator, bij voorbeeld in de vorm van een op 18 perslucht of hydrauliek werkende zuiger/cylinder-combinatie, die vanuit het voertuig 2 wordt bediend om de armen 31, 32 uit elkaar te drukken. Wanneer de maaischijven zich eenmaal onder het niveau van de vangrail bevinden, kan die actuator worden 5 ontlast zodat de armen 31, 32 onder invloed van het maaiarm-terugstelorgaan 36 weer naar elkaar toe bewegen.It is then necessary to actively move the arms 31, 32 apart. To that end, the arms 31, 32 are preferably provided with an actuator, for example in the form of a piston / cylinder combination acting on 18 compressed air or hydraulics, which is operated from the vehicle 2 to press the arms 31, 32 apart . Once the mowing discs are below the level of the guard rail, that actuator can be relieved so that the arms 31, 32 move towards each other again under the influence of the mowing arm reset member 36.

Als alternatief is het mogelijk dat de vangrail een inloopstuk heeft, dat wil zeggen een uiteinde dat schuin naar beneden is gericht. In dat geval kan men met maaien beginnen 10 zonder dat het nodig is het vorkstelsel op te tillen.Alternatively, it is possible that the guard rail has a lead-in piece, that is, an end that is inclined downwards. In that case, mowing can be started without the fork system having to be lifted.

Omdat in dit geval de te behandelen palen kleiner zijn dan de hoogte van het scharnierpunt van de maaiarmen 31, 32, verlaten die palen de ruimte 39 tussen de armen 31, 32 aan de zijde van dat scharnierpunt, en is het niet nodig dat het 15 vorkstelsel 30 bij elke paal over 180° geroteerd wordt.Because in this case the piles to be treated are smaller than the height of the pivot point of the mowing arms 31, 32, those piles leave the space 39 between the arms 31, 32 on the side of that pivot point, and it is not necessary that it fork assembly 30 is rotated through 180 ° at each pole.

Hetzelfde geldt bij het maaien van gras rond korte reflector-paaltjes en dergelijke.The same applies to mowing grass around short reflector posts and the like.

In dergelijke gevallen verloopt het maaiproces gemakkelijker en stabieler indien de palen de ruimte 39 tussen 20 de armen 31, 32 binnengaan aan de zijde van het genoemde scharnierpunt, en verlaten via de maaischijven 10; met andere woorden, indien het vorkstelsel 30 tijdens het maaien "naar achteren" is gericht. Een belangrijk voordeel is dan, dat er voor het openen van de armen 31, 32 minder kracht nodig is, en 25 dus dat er op de palen een kleinere zijdelingse kracht wordt uitgeoefend, hetgeen in het bijzonder van belang is bij de reflector-paaltjes en dergelijke. Ook bij het maaien van bermen zonder palen of bomen verloopt het maaiproces stabieler indien het vorkstelsel 30 tijdens het maaien "naar achteren" 30 is gericht.In such cases, the mowing process is easier and more stable if the posts enter the space 39 between the arms 31, 32 on the side of said pivot point and leave via the mowing discs 10; in other words, if the fork assembly 30 is "turned back" during mowing. An important advantage is then that for opening the arms 31, 32 less force is required, and therefore that a smaller lateral force is exerted on the posts, which is of particular importance with the reflector posts and of such. The mowing process is also more stable when mowing roadsides without poles or trees if the fork assembly 30 is oriented "backwards" 30 during mowing.

Voor het kunnen uitvoeren van een maaiproces met "naar achteren" gericht vorkstelsel dient de maai-inrichting een tweede neutrale stand te hebben, zodanig dat in die tweede neutrale stand het vorkstelsel 30 "naar achteren" is gericht. 35 Deze tweede neutrale stand kan volgens de onderhavige uitvinding eenvoudig worden verschaft indien is voorzien in middelen om de positie van de genoemde pen 47 ten opzichte van het vorkstelsel 30 te verplaatsen over 180° met betrekking tot de rotatieas 35. In een uitvoeringsvoorbeeld heeft het 19 vorkstelsel 30 twee (schroef) gaten die onderling 180° uit elkaar staan, en kan de genoemde pen 47 naar keuze worden vastgezet in het ene dan wel in het andere (schroef)gat.In order to be able to carry out a mowing process with a "rear-facing" fork system, the mowing device must have a second neutral position, such that in that second neutral position the fork system 30 is "rear-facing". This second neutral position can be easily provided according to the present invention if means are provided for displacing the position of said pin 47 relative to fork assembly 30 through 180 ° with respect to the axis of rotation 35. In an exemplary embodiment it has 19 fork assembly 30 two (screw) holes that are 180 ° apart from each other, and said pin 47 can optionally be fixed in one or in the other (screw) hole.

In het geval van kleine paaltjes (zoals reflector-5 paaltjes) of jonge boompjes kan het gebeuren, dat zij eigenlijk niet sterk genoeg zijn om de dwarskracht van de maaischijven 10 te weerstaan die benodigd is voor het openen van de armen 31, 32 van het vorkstelsel 30. In dergelijke situaties kan de hierboven genoemde actuator ook worden 10 bediend om de maaischijven 10 een voor-opening te geven voor dat de maaischijven 10 tegen het betreffende obstakel drukken.In the case of small posts (such as reflector 5 posts) or saplings, it may happen that they are actually not strong enough to withstand the shear force of the mowing discs 10 required for opening the arms 31, 32 of the fork assembly 30. In such situations, the above-mentioned actuator can also be operated to give the mowing discs 10 a pre-opening before the mowing discs 10 press against the relevant obstacle.

In een mogelijke uitvoeringsvorm worden de functies van de actuator en het maaiarm-terugstelorgaan 36 uitgeoefend door één en hetzelfde orgaan, dat een passieve toestand en een 15 actieve toestand heeft. In de passieve toestand fungeert dat orgaan als maaiarm-terugstelorgaan, in de actieve toestand fungeert dat orgaan als actuator.In a possible embodiment, the functions of the actuator and the mowing arm reset member 36 are performed by one and the same member, which has a passive state and an active state. In the passive state, that member functions as a mowing arm reset member, in the active state, that member functions as an actuator.

In een mogelijke uitvoeringsvorm van een vorkstelsel dat is voorzien van een dergelijke actuator kan worden afgezien 20 van afzonderlijke inloopgeleiders 41. Bij het benaderen van een dikke boom kan dan de actuator worden bediend om de armen enige vooropening te geven, een en ander vergelijkbaar met datgene wat is besproken onder verwijzing naar figuren 6B-C. Het is dan ook mogelijk om het vorkstelsel te voorzien van een 25 druksensor die de actuator automatisch bedient indien de door het vorkstelsel ondervonden tegenkracht een voorafbepaalde waarde overschrijdt.In a possible embodiment of a fork system which is provided with such an actuator, separate walk-in guides 41 can be dispensed with. When approaching a thick tree, the actuator can then be operated to give the arms some front opening, all of which are comparable to that what has been discussed with reference to Figures 6B-C. It is therefore possible to provide the fork system with a pressure sensor which automatically actuates the actuator if the counter force experienced by the fork system exceeds a predetermined value.

30 Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.It will be clear to a person skilled in the art that the invention is not limited to the exemplary embodiments discussed above, but that various variants and modifications are possible within the scope of the invention as defined in the appended claims.

35 Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat het vorkstelsel 30 is voorzien van meer dan twee maaischijven.For example, it is possible that the fork assembly 30 is provided with more than two cutting discs.

Ook kan het mogelijk zijn dat het eerste armgedeelte 21 met het hefstelsel 5 ten opzichte van het voertuig 2 scharnierbaar is om een verticale as.It may also be possible for the first arm portion 21 with the lifting system 5 to be pivotable relative to the vehicle 2 about a vertical axis.

2020

Over het algemeen staan bomen en palen op een vaste afstand van de weg. Een variatie in deze afstand kan worden opgevangen doordat de bestuurder van het voertuig 2 dat voertuig meer naar links of meer naar rechts stuurt, en/of 5 doordat het vorkstelsel 30 een zekere "vangbreedte" bestrijkt die wordt gedefinieerd door de diameter van de maaischijven en de reikwijdte van de inloopgeleider 41. Het kan echter zijn dat het gewenst is een grotere afstandvariatie op te vangen.In general, trees and posts are at a fixed distance from the road. A variation in this distance can be compensated for by the driver of the vehicle 2 steering that vehicle more to the left or more to the right, and / or because the fork system 30 covers a certain "catch width" which is defined by the diameter of the cutting discs and the scope of the lead-in guide 41. However, it may be desirable to accommodate a greater distance variation.

In dat geval kan het gunstig zijn als de lengte van de 10 manipulatiearm 20 verstelbaar is.In that case it may be favorable if the length of the manipulation arm 20 is adjustable.

Zoals blijkt uit figuur 1, is de diameter van de maaicirkel van de messen 14 kleiner dan diameter van de stootbumper 16. Dit correspondeert met een klein gebied dicht bij de paal of boom 100 waar een maaischijf niet kan maaien.As can be seen from Figure 1, the diameter of the cutting circle of the blades 14 is smaller than the diameter of the bumper 16. This corresponds to a small area close to the pole or tree 100 where a cutting disc cannot mow.

15 Voor het maaien rondom rechte palen kan het diameterverschil klein gekozen worden. De stam van een boom kan echter aan de onderkant taps uitlopen, in het bijzonder bij oudere bomen; om dan te voorkomen dat de voet van een boom wordt beschadigd, moet het diameterverschil groter gekozen worden, maar dat 20 impliceert bij rechte palen een grotere krans van niet-gemaaid gras aan de voet. In een voorkeursuitvoeringsvorm is een maaischijf 10 voorzien van een verstelmechanisme 70 voor het verstellen van de messen 14, welk verstelmechanisme 70 kan worden bediend vanuit het voertuig 2, elektrisch of, bij 25 voorkeur, hydraulisch. Figuur 5 is een onderaanzicht van een maaischijf 10, dat schematisch een uitvoeringsvorm van een dergelijk verstelmechanisme 70 illustreert. Een mes 14 is verplaatsbaar langs twee geleiders 71, 72, die het mes goede zijdelingse steun geven. Centraal door de roteerbare schijf 15 30 reikt een hydraulisch kanaal 73, waarop een zuigeractuator 74 is aangesloten, die is gekoppeld met het mes 14. Wanneer de gebruiker hydraulische vloeistof in het hydraulisch kanaal 73 pompt, zal de zuigeractuator 74 de positie van het mes 14 verstellen. Aldus kan de diameter van de door de messen 14 35 beschreven snijcirkel worden veranderd bij een roterende messenset 12. Opgemerkt wordt, dat deze details van een maaischijf 10 ook nuttig zijn bij een maaischijf die niet is bevestigd aan een vorkstelsel van een maai-inrichting volgens de onderhavige uitvinding.15 For the mowing around straight posts, the diameter difference can be chosen to be small. However, the trunk of a tree can taper at the bottom, especially with older trees; in order to prevent the foot of a tree from being damaged, the diameter difference must be chosen larger, but this implies a larger wreath of uncut grass on the foot for straight posts. In a preferred embodiment, a cutting disc 10 is provided with an adjusting mechanism 70 for adjusting the blades 14, which adjusting mechanism 70 can be operated from the vehicle 2, electrically or, preferably, hydraulically. Figure 5 is a bottom view of a cutting disc 10, which schematically illustrates an embodiment of such an adjusting mechanism 70. A knife 14 is movable along two guides 71, 72, which give the knife good lateral support. Centrally through the rotatable disc 15, a hydraulic channel 73, to which a piston actuator 74 is connected, is connected, which is coupled to the knife 14. When the user pumps hydraulic fluid into the hydraulic channel 73, the piston actuator 74 will position the knife 14. adjust. Thus, the diameter of the cutting circle described by the knives 14 can be changed with a rotating knife set 12. It is noted that these details of a cutter disc 10 are also useful with a cutter disc that is not attached to a fork assembly of a cutter according to the present invention.

1 03 3 8 901 03 3 8 90

Claims

A mowing device (1), comprising: a vehicle (2); a manipulator arm (20) attached to said vehicle comprising two arm portions (21; 22) coupled to one another by an arm hinge (23) defining a substantially vertical pivot axis (23a), and which is provided with a manipulator arm reset member (24) adapted to exert on the second arm portion (22) a biasing force that urges the second arm portion (22) relative to the first arm portion (21) to a rest position; a fork assembly (30) attached to a free end of the manipulator arm (20), which as a whole is rotatable about a substantially vertical axis (35) relative to said manipulator arm (20), which fork assembly comprises two at least partially in horizontal directional mowing arms (31; 32) pivotable relative to each other about a substantially vertical pivot axis (35), and wherein the fork assembly is provided with a mowing arm reset member (36) coupled to the two mowing arms (31, 32) That a biasing force exerts on the two mowing arms which forces the two mowing arms towards each other; wherein each mowing arm (31, 32) has a proximal end (31a; 32a) near said pivot axis (35) and has a distal portion (31b; 32b) spaced apart from said pivot axis (35) to which is attached at least one mowing disc (10A; 10B); and wherein at least one mowing arm (31) is bent in the shape of an S, with a lead-in guide portion (141) past the corresponding mowing disc (10A) and a lead-out guide portion (142) between said mowing disc (10A) and the pivot axis ( 35) of the fork assembly (30).

Mowing device according to claim 1, wherein the lead-in guide portion (141) extends obliquely from a point directed to the other arm (32) near the edge of the corresponding mowing disc (10A), to a position located 1033890 greater distance from said pivot axis (35) and at a greater distance from the other cutter disc (10B).

3. Mowing device according to claim 1 or 2, wherein each mowing arm (31; 32) is bent in the shape of an S and is provided with a corresponding lead-in guide part (41A; 41B), the two lead-in guides being formed such that a tree (100) or the like with a relatively large diameter that touches the two run-in guides (41A; 41B) rather than the two cutting discs (10A; 10B), with the points of contact of the two run-in guides (41A; 41B) further apart on that tree then lie the mutual distances of the points of contact of the two cutting discs on that tree.

4. Mowing device according to any of the preceding claims, wherein the S-shaped curved mowing arm (31) has a part (145) which is situated between the two axes of rotation of the two mowing discs (10A; 10B) at a distance of the axis of rotation of the corresponding mowing disc (10A) smaller than the radius of that corresponding mowing disc (10A).

5. Mowing device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the fork system (30) is provided with an actuator coupled to the two mowing arms (31, 32) which can be operated to pivot the two mowing arms apart over a certain distance .

6. Mowing device as claimed in any of the foregoing claims, further provided with a fork-resetting member (34), which is adapted to exert on the fork system (30) a biasing force which the fork system (30) relative to the manipulator arm (20) forces to a first rest position.

Mowing device according to claim 6, wherein the mowing arms 35 (31; 32) of the fork assembly (30) in the rest position of the fork assembly (30) are oriented substantially parallel to the longitudinal direction (3) of the vehicle (2) .

Mowing device according to claim 6 or 7, wherein the fork assembly (30) can be placed with respect to the manipulator arm (20) in a second rest position which is rotated through 180 ° with respect to the first rest position. 5

Mowing device according to claim 7, wherein the fork assembly (30) is provided with two possible attachment points for the fork reset member (34), which are spaced approximately 180 ° from each other with respect to the vertical pivot axis ( 35).

Mowing device according to any of the preceding claims, wherein the manipulator arm (20) is provided at its end attached to the vehicle with a lifting system 15 (5) with parallel guidance.

The mowing device of claim 1, wherein the second arm portion (22) in its rest position is directed substantially perpendicular to the longitudinal direction (3) of the vehicle (2). 20

Mowing device according to any of the claims, wherein the manipulator arm (20) has an adjustable length.

13. Mowing device according to any of the preceding claims, wherein each mowing disc (10A, 10B) comprises: a base (11A, 11B); a rotatably mounted base set of knives (12A, 12B) with knives (14A, 14B); a motor (13A, 13B) for rotating the blade set relative to the base 30; a bump bumper (16A, 16B) fixed to the base above the knife set, the diameter of which is larger than the cutting circle described by the knives, the bump bumper preferably being freely rotatable relative to the base; and wherein the blades of at least one cutter are adjustable by means of a remote control to change the diameter of the cutting circle described by those blades with a rotating blade set.

A mowing device according to any of the preceding claims, wherein each mowing disc (10A, 10B) comprises: a base (11A, 11B); 5 a knife set (12A, 12B) rotatably fixed to the base with knives (14A, 14B); a motor (13A, 13B) for rotating the blade set relative to the base; a bump bumper 10 (16A, 16B) attached to the base above the knife set, the diameter of which is larger than the cutting circle described by the knives, the bump bumper preferably being freely rotatable relative to the base; wherein the two bumpers (16A, 16B) are at mutually different heights, and wherein the two knife sets (12A, 12B) are at mutually substantially the same heights. 1 03 5 8 90.