NL1033767C2 - Telescopische loopbrug. - Google Patents

Description

Titel: Telescopische loopbrug.

De uitvinding heeft betrekking op een telescopische loopbrug. Telescopische loopbruggen zijn uit de praktijk bekend en worden bijvoorbeeld toegepast voor het verplaatsen van personen en/of goederen tussen twee objecten die relatief ten opzichte van elkaar kunnen bewegen, 5 zoals tussen schepen, tussen schepen en off shore constructies, tussen kades en schepen en dergelijke.

US 2003 0182741 beschrijft een telescopische loopbrug die met een eerste einde is gemonteerd op een zuil op een dek van een schip, terwijl het tegenovergelegen einde is voorzien van koppelmiddelen waarmee het aan 10 een geleidepaal van een off shore constructie kan worden gekoppeld. De loopbrug heeft een eerste deel en een tweede deel, welke verschuifbaar met elkaar zijn verbonden. Elk deel heeft een loopoppervlak, welke elkaar gedeeltelijk overlappen, zodat een doorgaand loopvlak wordt verkregen, ongeacht de relatieve positie van de beide delen.

15 FR 2 586 641 beschrijft een telescopische loopplank voor gebruik tussen een kade en een schip, waarbij een eerste, bovenste deel is voorzien met een loopvlak, welke eerste deel met een schip wordt gekoppeld. Een tweede deel met een tweede loopvlak kan daaronder verschuiven en is voorzien van twee wielen aan het van het schip afgekeerde einde, voor 20 geleiding daarvan.

GB 1 385 413 beschrijft een aan een zijde van een schip opgehangen telescopische loopbrug, waarbij een eerste deel van de loopbrug zwenkbaar langs een zijde van een schip wordt opgehangen, terwijl een tweede deel uit het eerste deel verschuifbaar is. Het tweede deel is aan het 25 vrije einde voorzien van koppelmiddelen voor plaatsing op een kade.

Bij elk van deze bekende loopbruggen is sprake van een loopvlak van een deel dat verschuifbaar is over of onder een loopvlak van een tweede 1033767 2 deel. Dit leidt tot een niveauverschil dat bovendien verschuift langs de lengterichting van de loopbrug wanneer deze in de lengterichting langer of korter wordt. Dit is gevaarlijk voor gebruikers omdat de kans bestaat dat bijvoorbeeld ledematen, kledingstukken, voorwerpen of andere artefacten 5 tussen de verschuivende delen bekneld kunnen raken, waardoor gevaar voor gebruikers kan ontstaan, zoals verwondingen of schade aan eigendommen. Bovendien kan daardoor de werking van de loopbrug worden gehinderd, in het bijzonder de mogelijkheid tot lengteaanpassing als gevolg van de relatieve verplaatsingen van structuren waartussen of waarbij deze wordt 10 gebruikt.

De uitvinding beoogt een alternatieve telescopische loopbrug te bieden die voordelige eigenschappen heeft.

In een eerste aspect is een loopbrug voorzien van ten minste een eerste deel en een tweede deel, relatief ten opzichte van elkaar 15 verschuifbaar in een lengterichting, waarbij zich in genoemde lengterichting over ten minste een einddeel van het eerste deel en ten minste een begindeel van het tweede deel een ten minste gedeeltelijk flexibel lichaam uitstrekt, welk lichaam ten minste een deel van een loopvlak vormt voor de loopbrug, waarbij trekmiddelen zijn voorzien die aangrijpen nabij een eerste 20 einde van genoemd lichaam en dit spannen over genoemd eerste en tweede deel.

Het lichaam vormt ten minste de overgang tussen eerste en tweede deel, in die zin dat de verschuiving van deze delen gedeeltelijk onder dit lichaam plaatsvindt. Een gebruiker zal derhalve nagenoeg geen hinder 25 ondervinden van de verschuivende delen, terwijl de kans dat daartussen ledematen en/of voorwerpen bekneld raken aanmerkelijk wordt verminderd.

Genoemd lichaam kan geheel of gedeeltelijk stationair zijn opgesteld. Daartoe kan het bijvoorbeeld met een eerste einde vast zijn opgesteld, bijvoorbeeld verbonden met het eerste of tweede deel van de 30 loopbrug, terwijl een tegenovergelegen tweede einde beweegbaar is, 3 bijvoorbeeld hydraulisch, elektrisch, door veerwerking, pneumatisch, door een stangenstelsel, mechanisch of anderszins, zodat het effectieve deel van het lichaam dat zich op een bovenzijde van de loopbrug uitstrekt wordt aangepast op basis van de lengteverandering van de loopbrug. Ook kunnen 5 aan beide uiteinden van het lichaam dergelijke trekmiddelen zijn voorzien.

In een verdere nadere uitwerking kan een basis zijn voorzien, waarbij het eerste deel een eerste framedeel omvat, dat zwenkbaar is verbonden met de basis. Het kan bijvoorbeeld om een enkele as zwenkbaar zijn doch bij voorkeur is het ten minste rond twee haaks op elkaar staande 10 assen zwenkbaar, welke assen elkaar al dan niet kunnen snijden. Daardoor kan bijvoorbeeld een hellingshoek van de loopbrug, althans van een loopvlak daarvan worden ingesteld.

Bij voorkeur zijn op het lichaam en in het bijzonder op een loopvlak daarvan middelen aangebracht voor verhoging van wrijving of verbetering 15 van grip voor gebruikers van de loopbrug en/of antislipmiddelen. Zo kunnen bijvoorbeeld profileringen op het loopvlak worden aangebracht zoals ribben, noppen, groeven of dergelijke, terwijl ook een grip verbeterende coating kan worden aangebracht. Doordat de delen van de loopbrug die ten opzichte van elkaar bewegen niet over genoemd loopvlak bewegen hebben deze wrijving 20 verhogende middelen geen nadelige invloed op de telescoperende werking van de loopbrug. De hellingshoek die het loopvlak kan hebben tijdens gebruik wordt daarmee aanmerkelijk verhoogd, zonder dat bijvoorbeeld treden dienen te worden voorzien.

Het zal duidelijk zijn dat op het lichaam aan een of beiden einden 25 en/of rond het lichaam vaste delen van het eerste en/of tweede deel kunnen zijn voorzien, zoals een opstap- en afstapelement. Bij voorkeur zijn middelen voorzien die een gebruiker dwingen niet in de lengterichting op de loopbrug, althans op het lichaam te stappen doch in een richting die daarmee een hoek insluit, in het bijzonder een hoek die dichter bij een richting haaks op 4 de lengterichting ligt. Daardoor wordt de veiligheid van de loopbrug verder vergroot.

Bij voorkeur zijn compensatiemiddelen voorzien die tijdens gebruik zorgen voor een in hoofdzaak constante trekkracht op het lichaam.

5 De uitvinding heeft verder betrekking op een bewegingsplatform en/of een voertuig, in het bijzonder een vaartuig, en/of een off shore inrichting voorzien van een loopbrug volgens de uitvinding.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het overzetten van personen en/of goederen tussen twee ten opzichte van elkaar 10 bewegende inrichtingen, waarbij tussen genoemde inrichtingen een loopbrug wordt aangebracht, welke loopbrug ten minste twee ten opzichte van elkaar in een lengterichting beweegbare delen heeft, waarbij zich over ten minste een deel van genoemde twee delen een ten minste gedeeltelijk flexibel lichaam uitstrekt waarop in genoemde lengterichting continu een 15 spanning wordt aangebracht, zodanig dat het genoemde lichaam in hoofdzaak vlak over genoemde twee delen wordt gehouden voor de vorming van een loopvlak, ongeacht de relatieve positie van genoemde twee delen ten opzichte van elkaar in genoemde lengterichting, waarbij personen en/of goederen over genoemd loopvlak van een der inrichtingen naar de andere 20 wordt gebracht of vice versa.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvormen van een loopbrug en daarmee uitgevoerde constructies volgens de uitvinding, als mede een werkwijze nader worden uitgelegd aan de hand van de tekening. Deze uitvoeringsvormen zijn slechts ter illustratie getoond 25 en dienen geenszins beperkend te worden uitgelegd. Daarbij toont: fig. 1 in bovenaanzicht schematisch een loopbrug volgens de uitvinding; fig. 2 in zijaanzicht een loopbrug volgens fig. 1 in gedeeltelijk ingeschoven toestand; 30 fig. 3 een loopbrug op een bewegingsplatform; 5 fig. 3A een platform met loopbrug volgens fig. 3, zonder cabine; fig. 4 in zijaanzicht een platform met loopbrug van een bewegingsplatform volgens fig. 3, in zijaanzicht; fig. 5A en B in zijaanzicht een loopbrug met trekmiddelen, 5 respectievelijk in gedeeltelijk ingetrokken stand en uitgeschoven stand; fig. 6 A - C schematisch in zijaanzicht verschillende mogelijke constructies voor trekmiddelen; fig. 7 in zijaanzicht een loopbrug opgenomen tussen een platform op een vaartuig en een off-shore constructie.

10 In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. De getoonde uitvoeringsvormen zijn slechts illustraties van mogelijke uitvoeringen en toepassingen. Vele variaties daarop zijn mogelijk.

In deze beschrijving dient onder loopbrug ten minste een 15 constructie te worden volstaan waarover personen, dieren en/of goederen zich kunnen verplaatsen van een eerste positie, bijvoorbeeld op een eerste constructie zoals een vaartuig, voertuig, off shore constructie of bijvoorbeeld een kade naar een tweede positie op een andere constructie, zoals een vaartuig, voertuig, off shore constructie of bijvoorbeeld een kade of vice 20 versa. Onder een telescopische loopbrug dient in deze ten minste doch niet uitsluitend te worden verstaan een dergelijke loopbrug waarvan de lengte tussen een opstappunt en een afstappunt kan worden gevarieerd, bijvoorbeeld corresponderend met verandering van positie van de constructies waartussen de loopbrug wordt aangebracht. In het bijzonder 25 dient daaronder ook te worden verstaan een dergelijke loopbrug waarvan steeds actief genoemde lengte zich aanpast of wordt aangepast, dynamisch.

Fig. 1 toont schematisch in bovenaanzicht een uitvoeringsvorm van een loopbrug 1, terwijl fig. 2 daarvan een zijaanzicht toont. In deze uitvoeringsvorm heeft de loopbrug 1 een eerste deel 5 dat wordt gedragen op 30 een zuil 2 die is op gesteld op een dek 3 van een vaartuig 4. Een tweede deel 6 6 is voorzien dat in een lengterichting L van de loopbrug 1 verschuifbaar is ten opzichte van het eerste deel 5, zodat de lengte LT van de loopbrug 1 kan worden ingesteld of zich kan aanpassen aan een afstand tussen twee constructies als eerder genoemd, op nog nader te beschrijven wijze. Een 5 eerste einde 7 van het eerste deel 5 vormt een eerste op- en afstappositie 8 en een tegenovergelegen tweede einde 9 van het tweede deel 6 vormt een tweede op- en afstappositie 10. Het eerste deel 5 heeft aan de tegenover het eerste einde 7 gelegen zijde een einddeel 11, het tweede deel 6 een aan de van het tweede einde 9 afgekeerde zijde gelegen begindeel 12, dat het 10 einddeel 11 ten minste gedeeltelijk overlapt. De mate van overlapping hangt af van de relatieve positie van het eerste en tweede deel, gezien in lengterichting en dus van de momentane lengte LT van de loopbrug 1. Het eerste en tweede deel 5, 6 hebben elk een bovenvlak 13, 14, welke bijvoorbeeld gesloten kunnen zijn doch ook kunnen zijn gevormd door latten, 15 een open raamwerk, gaaselementen, geperforeerde plaat of anderszins. De bovenvlakken 13, 14 dienen ten minste ter ondersteuning van een daaroverheen aangebracht lichaam 15, zoals nog nader zal worden besproken, en zorgen mede voor integriteit van de delen 5, 6 en daarmee van de loopbrug 1. Het bovenvlak 13 van het eerste deel 5 kan zich 20 bijvoorbeeld boven het bovenvlak 14 van het tweede deel 6 uitstrekken of vice versa.

Het eerste deel 5 omvat een eerste framedeel 16 dat zwenkbaar rond een eerste as 17 is verbonden met de zuil 2, welke eerste as 17 zich evenwijdig aan het dek 4 uitstrekt, haaks op een lengterichting L van de 25 loopbrug 1. Bovendien is het eerste deel 5 zwenkbaar rond een tweede as 18 welke zich haaks op het dek 4 en de eerste as 17 uitstrekt, bij voorkeur door een midden van de zuil 2. Aandrijfmiddelen 19 kunnen zijn voorzien voor het zwenken van de loopbrug 1 rond de eerste as 17 en/of de tweede as 18, bijvoorbeeld hydraulische cilinders 20 voor verzwenken rond de eerste as 17 30 en een motor 20 voor rotatie rond de tweede as 18. Deze aandrijfmiddelen 7 kunnen continu werken doch kunnen ook slechts worden gebruikt voor instelling van de loopbrug en daarna lijdelijk zijn. Het tweede deel 6 omvat een tweede framedeel 22. Geleidemiddelen 23 zijn voorzien op het eerste en/of tweede framedeel 16, 22, voor geleiding van het tweede deel 6 relatief 5 ten opzichte van het eerste deel 5. Daartoe kunnen bijvoorbeeld rollen 24 zijn voorzien die op voor de vakman bekende wijze lopen langs geleiderails 25. Het tweede einde 9 van het tweede deel 6 kan zijn voorzien van koppelmiddelen en/of steunmiddelen 33 voor afsteunen op en/of koppelen met een constructie 57 zoals een off shore constructie, vaartuig, kade of 10 dergelijke.

Zoals aangegeven overlapt het begindeel 12 het einddeel 11 geheel of gedeeltelijk, waarbij de mate van overlapping LO afhankelijk is van de totale lengte LT van de loopbrug, zoals te zien is in fig.5. Een lichaam 15 in de vorm van een flexibele mat is met een eerste einde 26 vastgezet aan het 15 eerste einde 7 van het eerste deel 5 en is om het tweede einde 9 van het tweede deel 6 geslagen. Een tegenovergelegen tweede einde 27 is aan de onderzijde van het tweede deel bevestigd aan trekmiddelen 28 waarmee een trekkracht F op het lichaam 15 wordt uitgeoefend, zodanig dat het lichaam strak over de bovenvlakken 13, 14 van het eerste en tweede deel 5, 6 en in 20 het bijzonder ook over de overgang 29 tussen deze bovenvlakken 13 en 14 of ten minste van het eerste en tweede deel 5, 6 is getrokken. Daardoor wordt deze overgang 29 permanent afgedekt. Dit verhindert dat bijvoorbeeld ledematen zoals voeten of handen van een gebruiker of producten zoals kleding, schoeisel en dergelijke tussen het eerste en tweede deel 5, 6 kunnen 25 komen, dat een gebruiker over de overgang 29 zou kunnen struikelen of anderszins zich kan bezeren of kan beschadigen. Bovendien wordt daarmee verhinderd dat personen of voorwerpen tussen de delen 5, 6 kunnen klem raken en daarmee de werking van de loopbrug 1 hinderen.

In deze uitvoeringsvorm is in elk geval het zich boven het eerste 30 deel 5 uitstrekkende deel van het lichaam 15 stationair, terwijl de 8 trekmiddelen 28 steeds de lengte van het lichaam dat zich onder het tweede deel 6 uitstrekt aanpassen aan de lengte LT van de loopbrug 1. In deze uitvoeringsvorm omvatten de trekmiddelen 28 een zuiger-cilinder samenstel 30 zoals een pneumatische of hydraulische cilinder met overloop 31.

5 Controlemiddelen 32 zijn voorzien die steeds de lengte LZ van het zuiger-cilinder samenstel 30 aanpast op de totale lengte LT van de loopbrug, waardoor het lichaam 15 steeds strakgetrokken wordt. Bevestiging van het zuiger-cilinder samenstel 30 aan het eerste deel 5 biedt het voordeel dat dit steeds met de bewegingen van de loopbrug 1 meebeweegt. Bij deze 10 uitvoeringsvorm zal de lengte verandering van de loopbrug 1 een twee maal zo grote beweging van het zuiger-cilinder samenstel 30 opleveren.

In fig. 6 is een drietal alternatieve uitvoeringsvormen gegeven voor de trekmiddelen 28. In fig. 6A is een uitvoeringsvorm getoond waarbij het lichaam 15 met een einde 26 is bevestigd nabij het vrije einde 9 van het 15 tweede deel 6. Vervolgens strekt het lichaam zich over het bovenvlak 14, 13 van het tweede en eerste deel 5, 6 uit en is om het vrije, eerste einde 7 van het eerste deel 5 geslagen, bijvoorbeeld om een eerste rol 34. Vervolgens strekt het lichaam zich langs de onderzijde van het eerste deel 5 uit en is geslagen om een tweede rol 35 aan einddeel 11 van het eerste deel 5. Het 20 andere einde 27 van het lichaam 15 is vervolgens vastgezet aan het begindeel 12 van het tweede deel 6. Aandrijfmiddelen 36 die tevens trekmiddelen 28 vormen zoals een zuiger-cilinder samenstel, bijvoorbeeld hydraulisch of pneumatisch is voorzien dat zich onder of naast het tweede deel 6 uitstrekt. Het ene einde 37, bijvoorbeeld de cilinder daarvan is 25 gekoppeld aan het tweede deel 6, terwijl het andere deel 38, bijvoorbeeld de zuigerstang 39 is bevestigd aan het eerste deel 5. Worden de aandrijfmiddelen 36 aangedreven in een verlengende richting dan wordt het tweede deel 5 ten opzichte van het eerste deel 6 verschoven in een de lengte van de loopplank 1 vergrotende richting I, worden de aandrijfmiddelen 36 in 30 een verkortende richting aangedreven dan wordt het tweede deel in de 9 tegenovergestelde richting II verschoven ten opzichte van het eerste deel 5. Aandrijven dient in deze ten minste te worden begrepen als actief aandrijven waarbij de verlenging of verkorting door de aandrijfmiddelen zelf tot stand worden gebracht, passief aandrijven waarbij de lengteverandering 5 het gevolg is van een extern op het eerste en/of tweede deel aangrijpende kracht en combinaties daarvan. Bij deze uitvoeringsvorm heeft de verandering van de lengte LT van de loopbrug 1 direct gevolg voor verandering van de lengte van het lichaam 15 dat zich op de bovenvlakken 13, 14 uitstrekt, en wel een gelijke verandering. Door de aandrijfmiddelen 10 een geschikte kracht te laten leveren, bijvoorbeeld door krachtcompensatiemiddelen, een sturing van de hydrauliek of pneumatiek, of andere middelen kan de door de aandrijfmiddelen op het lichaam 15 uitgeoefende trekkracht F steeds binnen bepaalde grenzen worden gehouden, bij voorkeur constant. Bovendien wordt hiermee het voordeel 15 bereikt dat voor lengteverandering van de loopbrug 1 en lengteverandering van het lichaam op de bovenzijde daarvan met dezelfde aandrijfmiddelen 36 kan worden bereikt. Het zal overigens duidelijk zijn dat varianten hierop mogelijk zijn, bijvoorbeeld door de kinematische omkering.

Bij deze uitvoeringsvorm geldt dat tijdens gebruik het vrije einde 20 43 van de loopbrug 1 kan zijn voorzien van steunmiddelen 33 die bijvoorbeeld tegen een constructie kunnen worden gedrukt door verlenging van de loopbrug 1, waarna de lengte LT van de loopbrug met behulp van de aandrijfmiddelen steeds op de gewenste maat kan worden gehouden om contact met de constructie te houden, ook bij bijvoorbeeld golfslag, stroming 25 en dergelijke, waardoor de onderlinge positie van de betreffende constructies kan worden veranderd.

In fig. 6B is een alternatieve vorm van trekmiddelen getoond, waarbij het lichaam 15 met een einde 26 aan een einde 7 van het eerste deel 5 is vastgezet en om het vrije einde 9 van het tweede deel 6 is geslagen.

30 Onder het tweede deel 6 is het lichaam bevestigd aan aandrijfmiddelen 36, 10 zoals een zuiger-cilinder samenstel, dat is verbonden met het eerste deel. Tussen het eerste en tweede deel 5, 6 zijn verdere aandrijfmiddelen 47 aangebracht, bijvoorbeeld een motor met tandwieloverbrenging, waarmee het tweede deel in de lengterichting L kan worden verplaatst ten opzichte 5 van het eerste deel. Compensatiemiddelen 48 zijn voorzien om ervoor zorg te dragen dat de relatieve verplaatsing van het tweede deel ten opzichte van het eerste deel 6, 5 een bijpassende verlenging of verkorting van de aandrijfmiddelen 36 tot gevolg heeft, zodat het lichaam 15 steeds strak wordt gehouden.

10 In een in fig. 6C getoonde variant is een eerste einde 26 van het lichaam vast verbonden met het tweede deel 6 en kan het tegenovergelegen einde 27 van het lichaam worden opgewikkeld op en afgewikkeld van een trommel 49, met door compensatiemiddelen 48 zodanig gestuurde snelheid dat de lengte van het lichaam 15 op de bovenvlakken 13, 14 steeds 15 aangepast wordt aan de veranderende lengte LT van de loopbrug en steeds strak gehouden wordt.

Uiteraard kan ook aan beiden einden 26, 27 van het lichaam 15 zijn voorzien in trekmiddelen, waarbij het lichaam bijvoorbeeld ter hoogte van de overgang 29 kan zijn vastgezet.

20 Het verdient de voorkeur dat rond een deel van het eerste en tweede deel 5, 6 een balustrade 45 is voorzien, zodanig dat gebruikers niet in de lengterichting L op de loopbrug, althans op het lichaam 15 kunnen stappen of daarvan af doch dat zij een instap cq uitstap richting B moeten kiezen die een hoek insluit met de lengterichting L, bijvoorbeeld tussen 45 25 en 135 graden, bij voorkeur ongeveer 90 graden, zodat verplaatsingen van de loopbrug of delen daarvan minder invloed hebben op het in- en uitstappen en het veiligheidsgevoel van de gebruiker minder nadelig beïnvloeden.

In fig. 3 en 3A is een loopbrug 1 getoond, bevestigd op of onderdeel 30 uitmakend van een bewegingsplatform 50 zoals een motion simulator 11 platform (Lewis platform) of een Ampelmann platform, zoals beschreven in de niet vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage NL 1031263 van aanvraagster, welke hierin door referentie is opgenomen, welk bewegingsplatform 50 een door ten minste zes poten 51 gedragen platform 5 52 heeft. De poten 51 zijn continu in lengte verstelbaar en worden bijvoorbeeld gevormd door hydraulische cilinders, die paarsgewijs zijn opgesteld en individueel worden aangestuurd. Een besturingseenheid 53 is voorzien waarmee automatisch bewegingen van een vaartuig of andere ondergrond 4 waarop het bewegingsplatform 50 is opgesteld kunnen worden 10 gecompenseerd, bijvoorbeeld golfslag, waardoor het platform 52 nagenoeg stil kan worden gehouden ten opzichte van bijvoorbeeld een vast opgestelde constructie 57 zoals een off shore eenheid, kade of dergelijke, of kan de beweging van het platform 52 worden gestuurd op basis van de relatieve beweging van bijvoorbeeld een ander vaartuig.

15 In deze uitvoeringsvorm is de loopbrug met de zuil 12 op het platform 50 aangebracht en strekt zich tot ver buiten de rand 55 daarvan uit. Op het platform kan bovendien een stuurcabine 56 zijn voorzien waarmee initieel de lengte van de loopbrug 1 kan worden ingesteld. De loopbrug 1 heeft bij voorkeur een opbouw en in het bijzonder trekmiddelen 20 28 zoals getoond in fig. 6A en heeft aan het vrije einde een steunmiddel 33 dat tegen een constructie kan worden gedrukt door een machinist in de cabine, door de aandrijfmiddelen 36 te verlengen. Vervolgens kan een vooraf gekozen voordruk op de aandrijfmiddelen 36 worden ingesteld, zodat deze de steunmiddelen steeds en bij voorkeur met weinig fluctuerende druk tegen 25 de constructie houden. Rotatie rond as 18 wordt door het platform 52 verzorgd.

Zoals duidelijk blijkt uit fïg. 3 en 4 is zowel langs het platform 52 als langs het steunmiddel 33 een balustrade 45 aangebracht. Bovendien is aan het einde 7 van het eerste deel 5 een hellend eindvlak voorzien, dat 30 afstappen of opstappen aan dat einde bemoeilijkt of zelfs verhindert.

12

Bovendien kan dat hellende eindvlak bij een helling van de loopbrug dienen als stavlak.

In fig. 5A en B is de loopbrug van de uitvoering volgens fig. 3 nader getoond, in zijaanzicht, in ingetrokken toestand (minimale lengte) terwijl in 5 fig. 5B dezelfde loopbrug 1 in uitgeschoven stand is getoond. Hierbij is de loopbrug 1 via het eerste deel 5 zwenkbaar rond een eerste as 17 verbonden met een bok terwijl twee hydraulische cilinders 20 zijn voorzien waarmee de verzwenking kan worden bewerkstelligd, zodanig dat het vrije einde 9 vanuit de getekende horizontale toestand zowel omlaag als omhoog kan 10 worden gezwenkt, zoals door de pijlen Pneer en Pop is getoond.

Fig. 7 toont een vaartuig 4 met een loopbrug 1 die zich vanaf het dek 3 uitstrekt tot tegen een zijkant van een off shore constructie 57. Duidelijk is de hellende stand van de loopbrug 1. Op het lichaam 15 zijn bij voorkeur middelen 60 aangebracht die de wrijving tussen bijvoorbeeld het 15 lichaam en een gebruiker, in het bijzonder schoenzolen van een gebruiker vergroten, zoals anti slip coating, profilering zoals ribbels, noppen, groeven of dergelijke, waardoor een dergelijke helling voor een gebruiker geen of ten minste minder problemen oplevert dan een glad oppervlak van een lichaam 15. Het lichaam 15 zelf kan zijn uitgevoerd als een rubber of kunststof mat, 20 voldoende flexibel om de gewenste bochten te kunnen nemen, maar kan ook geheel of gedeeltelijk anders zijn opgebouwd, bijvoorbeeld uit onderling beweegbaar verbonden latten, stroken of vlakken. In fig. 1 is een gedeelte van dergelijke middelen 60 zoals profilering getoond, welke over het gehele oppervlak kan zijn aangebracht. Hier is een zig-zag verlopend patroon 25 getoond doch vele variaties daarop zijn mogelijk.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en tekeningen getoonde uitvoeringsvormen. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding. Zo kunnen combinaties en permutaties van delen en onderdelen van de getoonde 30 uitvoeringsvormen worden gecombineerd. Met name kan elk van de in fig. 6 13 getoonde uitvoeringsvormen en variaties daarop worden toegepast bij elk van de getoonde uitvoeringsvormen van een loopbrug. Ook kunnen andere aandrijfmiddelen en trekmiddelen worden toegepast, bijvoorbeeld elektrisch, pneumatisch of hydraulisch, terwijl deze bovendien op andere 5 posities kunnen zijn aangebracht. Verder kunnen meer dan twee delen telescopisch zijn voorzien, kunnen andere bewegingsassen worden toegepast en kan een andere regeling voor aandrijving en controle van de bewegingen van de loopbrug worden toegepast. Deze en vergelijkbare variaties worden geacht mede te zijn weergegeven.

10 1033767

Claims (15)

1. Loopbrug voorzien van ten minste een eerste deel en een tweede deel, relatief ten opzichte van elkaar verschuifbaar in een lengterichting, waarbij zich in genoemde lengterichting over ten minste een einddeel van het eerste deel en ten minste een begindeel van het tweede deel een ten minste 5 gedeeltelijk flexibel lichaam uitstrekt, welk lichaam ten minste een deel van een loopvlak vormt voor de loopbrug, waarbij trekmiddelen zijn voorzien die aangrijpen nabij een einde van genoemd lichaam en dit spannen over genoemd eerste en tweede deel, en waarbij het tenminste gedeeltelijk flexibele lichaam om tenminste een van de einddelen van het eerste en tweede deel is geslagen. 10

2. Loopbrug volgens conclusie 1, waarbij het eerste deel en het tweede deel in genoemde lengterichting ten minste gedeeltelijk overlappen en genoemd lichaam ten minste genoemde overlappende delen overdekt.

3. Loopbrug volgens conclusie 1 of 2, waarbij een tegenover het genoemde einde gelegen tweede einde in hoofdzaak stationair is ten opzichte van een van 15 genoemde eerste en tweede deel.

4. Loopbrug volgens conclusie 1 of 2, waarbij aan het eerste en een tegenovergelegen tweede einde van het lichaam trekmiddelen zijn voorzien.

5. Loopbrug volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste en tweede deel elk een bovenvlak hebben waarover het genoemde lichaam is 20 aangebracht, waarbij het bovenvlak van een van genoemde eerste en tweede deel schuift over het bovenvlak van het andere van genoemde eerste en tweede deel.

6. Loopbrug volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een basis is voorzien en het eerste deel een eerste framedeel omvat, dat zwenkbaar is 25 verbonden met de basis. 1033767 4

7. Loopbrug volgens conclusie 6, waarbij het eerste deel zwenkbaar is ten opzichte van de basis rond een eerste as die zich ongeveer haaks op de lengterichting uitstrekt, bij voorkeur ongeveer evenwijdig aan het loopvlak.

8. Loopbrug volgens conclusie 6 of 7, waarbij het eerste deel zwenkbaar is 5 ten opzichte van de basis rond een tweede as die zich ongeveer haaks op de lengterichting en ongeveer haaks op het loopvlak uitstrekt.

9. Loopbrug volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het tweede deel is voorzien van een tweede framedeel dat aan een van het begindeel afgekeerd einde is voorzien van steunmiddelen voor ondersteuning van de 10 loopbrug.

10. Loopbrug volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de trekmiddelen compensatiemiddelen omvatten voor het uitoefenen van een in hoofdzaak constante trekkracht op genoemd lichaam, ten minste in genoemde lengterichting, onafhankelijk van de positie van het eerste deel ten opzichte 15 van het tweede deel.

11. Loopbrug volgens een der voorgaande conclusies, waarbij op genoemd lichaam aan de van het eerste en tweede deel afgekeerde zijde antislipmiddelen zijn aangebracht, bij voorkeur profileringen.

12. Loopbrug voorzien van twee ten opzichte van elkaar in een 20 lengterichting telescopisch opgestelde delen, in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij geleidingen zijn voorzien die een op- en/of afstaprichting bepalen voor gebruikers van genoemde loopbrug die een hoek insluit met genoemde lengterichting die is gelegen tussen 45 en 135 graden en bij voorkeur in ongeveer haaks is.

13. Bewegingsplatform, voorzien van een loopbrug volgens een der voorgaande conclusies.

14. Voertuig, in het bijzonder vaartuig, of off shore inrichting voorzien van een loopbrug volgens een der conclusies 1-11.

15. Werkwijze voor het overzetten van personen en/of goederen tussen twee 30 ten opzichte van elkaar bewegende inrichtingen, waarbij tussen genoemde 1033767 • » inrichtingen een loopbrug wordt aangebracht, welke loopbrug ten minste twee ten opzichte van elkaar in een lengterichting beweegbare delen heeft, waarbij zich over ten minste een deel van genoemde twee delen een ten minste gedeeltelijk flexibel bchaam uitstrekt waarop in genoemde lengterichting 5 continu een spanning wordt aangebracbt, zodanig dat het genoemde lichaam in hoofdzaak vlak over genoemde twee delen wordt gehouden voor de vorming van een loopvlak, ongeacht de relatieve positie van genoemde twee delen ten opzichte van elkaar in genoemde lengterichting, waarbij personen en/of goederen over genoemd loopvlak van een der inrichtingen naar de andere wordt 10 gebracht of vice versa en waarbij het flexibele lichaam om ten minste één van de einden van genoemde twee delen is geslagen. 1033767