NL1033174C2 - Containerhouder met rotatieblokkeerorgaan en werkwijze voor het blokkeren van de rotatie van een container in een containerhouder. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Containerhouder met rotatieblokkeerorgaan en werkwijze voor het blokkeren van de rotatie van een container in een containerhouder.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een containerhouder voor het transporteren van ten minste één container 5 met een nekflens, waarbij de nekflens een bovenvlak, een ondervlak en een mantelvlak heeft, waarbij de containerhouder verder voorzien is van een rotatieblokkeerorgaan voor het blokkeren van de rotatie van de container ten opzichte van de containerhouder, waarbij het rotatieblokkeerorgaan naar een blokkeerstand beweegbaar is.

10 Een rotatieblokkeerorgaan voor een dergelijke containerhouder in de vorm van een flesdrager is bekend uit US 2004/0206047 Al. Het rotatieblokkeerorgaan heeft een montageplaat met een boogvormige uitsparing. Door de boogvormige uitsparing is een steunvlak verkregen, dat een fles ter plaatse van het ondervlak van een 15 nekflens kan ondersteunen. Op het steunvlak zijn wigvormige elementen aangebracht, die aangrijpen op een ondervlak van de nekflens, wanneer een fles in de flesdrager is aangebracht.

Door het gewicht van een gevulde fles en de kracht op de fles tijdens het opbrengen van een schroefdop wordt de fles vastgedrukt 20 op de wigvormige elementen in de flesdrager. De wigvormige elementen dringen binnen in de nekflens en blokkeren hierdoor de rotatie van de fles.

Nadelig aan de bekende flesdrager met rotatieblokkeerorgaan is dat de betrouwbaarheid van de rotatieblokkering afhankelijk is van 25 het gewicht van of de aandrukkracht op de fles op de wigvormige elementen. Met name bij minder sterke flessen, zoals HDPE-flessen, waarbij de aandrukkracht beperkt moet blijven om ongewenst vervormen van de fles tegen te gaan, laat de betrouwbaarheid van de rotatieblokkering te wensen over.

30 Een ander nadeel van de bekende rotatieblokkering is dat de nekflens van de fles te veel beschadigd raakt door het aangrijpen van de wigvormige elementen. Vooral wanneer de nekflens uit transparant materiaal bestaat, zijn de beschadigingen op 1033174 - 2 - verschillende plekken op het ondervlak van de nekflens duidelijk zichtbaar.

Doel van de onderhavige uitvinding is het tenminste gedeeltelijk ondervangen van de bovengenoemde nadelen of althans het 5 bieden van een bruikbaar alternatief. In het bijzonder heeft de uitvinding tot doel een betrouwbare blokkering van de rotatie van een container ten opzichte van een containerhouder te verschaffen.

Dit doel is bereikt met een containerhouder volgens conclusie 1. De containerhouder is bestemd voor het transporteren van ten 10 minste een container met een nekflens, waarbij de nekflens een bovenvlak, een ondervlak en een mantelvlak heeft. In het bijzonder is de container een fles met een nekflens, waarbij de fles uit PE, PET of HDPE materiaal is vervaardigd. De containerhouder volgens de uitvinding is verder voorzien van een rotatieblokkeerorgaan, dat 15 naar een blokkeerstand beweegbaar is.

Kenmerkend voor de uitvinding is dat het rotatieblokkeerorgaan is ingericht om in de blokkeerstand op het mantelvlak van de nekflens van de container aan te grijpen, zodanig dat de rotatie van de container ten opzichte van de containerhouder wordt geblokkeerd.

20 De stijfheid van de nekflens in radiale richting is zodanig, dat de nekflens ook bij hoge krachten, die door het rotatieblokkeerorgaan geleverd kunnen worden voldoende vormvast blijft. Volgens de uitvinding kan een rotatieblokkering verkregen worden, die een moment van ten minste 5 Nm om de axiale as van de 25 nekflens kan weerstaan.

De betrouwbaarheid van de rotatieblokkering is niet afhankelijk van het gewicht of de aandrukkracht op de container, maar is afhankelijk van de kracht, waarmee het rotatieblokkeerorgaan naar de blokkeerstand wordt bewogen. De benodigde kracht kan nauwkeurig 30 bepaald en aangebracht worden. Dit verhoogt de betrouwbaarheid en reproduceerbaarheid van de rotatieblokkering.

Door de containerhouder met het rotatieblokkeerorgaan volgens de uitvinding is met voordeel de rotatie van de container ten opzichte van de containerhouder onder vele verschillende 35 omstandigheden betrouwbaar. De omstandigheden kunnen door bijvoorbeeld opwarmen of slijtage van onderdelen van de containerhouder veranderen zonder dat dit de betrouwbaarheid van de rotatieblokkering nadelig beïnvloedt.

- 3 -

De rotatieblokkering volgens de uitvinding kan verkregen zijn op basis van een frictiekracht tussen het rotatieblokkeerorgaan en het mantelvlak van de nekflens, maar bij voorkeur dringt het rotatieblokkeerorgaan binnen in het mantelvlak van de nekflens.

5 Onder verschillende omstandigheden en met name bij het vullen van containers onder vochtige omstandigheden is het voordelig om een rotatieblokkeerorgaan te gebruiken dat in het mantelvlak van de nekflens binnendringt. Door het binnendringen van het rotatieblokkeerorgaan is de betrouwbaarheid en reproduceerbaarheid 10 van de rotatieblokkering onder wisselende omstandigheden gewaarborgd. De reproduceerbaarheid wordt niet of nauwelijks negatief beïnvloed wanneer de containerhouder nat wordt, of opwarmt, dan wel aan slijtage onderhevig is.

Het binnendringen van de nekflens van een container via het 15 mantelvlak door het rotatieblokkeerorgaan volgens de uitvinding heeft het voordeel dat het binnendringen dieper kan dan wanneer via het ondervlak of bovenvlak de nekflens wordt binnengedrongen. Doorgaans heeft de nekflens in radiale richting een grotere uitstekende diameter dan dikte in axiale richting. De dikte van de 20 nekflens is bij het binnendringen via het mantelvlak geen beperkende factor.

Bij voorkeur is het rotatieblokkeerorgaan een rotatieblokkeermes. Tijdens de beweging naar de blokkeerstand zal het rotatieblokkeermes met een snijdende werking in het mantelvlak 25 van de nekflens van de container binnendringen. Hierdoor ontstaat een kleine inkeping in het mantelvlak van de nekflens.

Bij voorkeur heeft het rotatieblokkeermes een snijkant met een tophoek tussen ten minste 15° en ten hoogste 90°, maar bij voorkeur 30°. Hierdoor blijft met voordeel de grootte van de inkeping 30 beperkt. De inkeping aan het mantelvlak is een blijvende vervorming, maar valt visueel minder op, dan een blijvende vervorming in het ondervlak of in het bovenvlak van de nekflens. Door het rotatieblokkeermes is de nekflens derhalve voor het zicht nauwelijks beschadigd. Bovendien is de inkeping door insnijden van het 35 rotatieblokkeermes ontstaan, hetgeen een minder zichtbare beschadiging oplevert, dan wanneer bijvoorbeeld een kartel in de nekflens wordt gedrukt. Verder laat een inkeping de nekflens intact voor wat betreft de stijfheid en de sterkte.

- 4 -

Bij voorkeur heeft de containerhouder een steunvlak voor het ondersteunen van het ondervlak van de nekflens van een container en het rotatieblokkeermes een snijkant, dat in hoofdzaak loodrecht staat op het steunvlak. Met voordeel is hierdoor gewaarborgd, dat de 5 snijkant in de blokkeerstand van het rotatieblokkeermes aangrijpt op het mantelvlak van de nekflens.

In een voorkeursuitvoeringsvorm staat de snijkant van het rotatieblokkeermes onder een scherpe hoek van ten minste 20° en ten hoogste 85° ten opzichte van het steunvlak van de containerhouder.

10 Door de scherpe hoek zal de snijkant tijdens het bewegen naar de blokkeerstand aangrijpen op zowel het mantelvlak als ook op het bovenvlak van de nekflens van de container. Door de scherpe hoek, die bij voorkeur 25° is, is een verbeterde insnijdende werking van het rotatieblokkeermes in de nekflens verkregen. Door de verbeterde 15 insnijdende werking is de kans op ontoelaatbare beschadigingen aan de nekflens verder gereduceerd.

Verdere voorkeursuitvoeringsvormen zijn vastgelegd in de onderconclusies.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een schroefdopstation, 20 een vul-sluit-inrichting, een rotatieblokkeermes en een werkwijze voor het bevestigen van een schroefdop op een container met een nekflens volgens respectievelijk de conclusies 10, 11, 12 en 13.

25 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekeningen, die een praktische uitvoering van de uitvinding geven, maar niet mogen worden beschouwd in beperkende zin waarin: 30 Fig. 1 een schematisch aanzicht is in doorsnede van een vul-sluitinrichting;

Fig. 2 een vergroot deelaanzicht is van het schroefdopstation in fig. 1;

Fig. 3 een vooraanzicht is van één van de containerhouders in fig.

35 1; en

Fig. 4 een variant toont van het schroefdopstation.

Fig. 5 een bovenaanzicht is van een rotatieblokkeerorgaan volgens de uitvinding; - 5 -

Fig. 6 een zijaanzicht is van het rotatieblokkeerorgaan volgens fig. 5; en

Fig. 7 een schematisch voor- en bovenaanzicht toont van een container met een nekflens, waarbij het rotatieblokkeerorgaan 5 uit fig. 5 in dwarsdoorsnede is en in aangrijping is met de nekflens.

Ter verduidelijking van de figuren zijn overeenkomstige onderdelen in de verschillende figuren met telkens dezelfde 10 verwijzingscijfers aangeduid.

In fig. 1 is een vul-sluitinrichting in zijn geheel aangeduid met het verwijzingscijfer 1. De inrichting 1 omvat een transportstelsel 3 met een eindloze transportketting 3a die over tandwielen 4 geleid is, via welke de transportketting 3a aangedreven 15 kan worden. Op de transportketting 3a zijn meerdere containerhouders 5 gemonteerd. Elke containerhouder 5 omvat ten minste vier naast elkaar gelegen containeropneemposities 6 (zie figuur 3).

De containers 7 worden bij een containerinvoer 100 in de containerhouders 5 geplaatst. De vul-sluitinrichting 1 is uit 20 meerdere secties opgebouwd, die allen voorzien zijn langs het transportstelsel 3. Achtereenvolgens zijn een sectie met een decontaminatiestation 110, een droogstation 120, een vulstation 130, en een schroefdopstation 140 voorzien. De stations zijn bij voorkeur als uitwisselbare modules uitgevoerd, en zijn in lijn opgesteld 25 langs een bovengelegen in hoofdzaak rechte baansectie van het transportstelsel 3. De stations strekken zich hierbij in een richting dwars op de transportrichting uit over de meerdere containeropneemposities 6, en worden bijvoorbeeld centraal gevoed met decontaminatievloeistof, steriele schroefdoppen, resp.

30 vulmedium. In een variant kunnen één of meerdere van de stations ook langs de ondergelegen baansectie of de bochtsecties van het transportstelsel 3 worden voorzien.

Zoals te zien is in fig. 1 worden in het decontaminatiestation 110 de binnenzijde en ten minste de bovenkant van de buitenzijde van 35 de containers 7 gedecontamineerd met bijvoorbeeld hete waterstofperoxidedamp. In het droogstation 120 worden de containers 7 gedroogd met bijvoorbeeld hete steriele lucht. In het vulstation 130 worden de containers 7 met behulp van vulkleppen en - 6 - vulmondstukken gedoseerd gevuld met medium, in het bijzonder vloeibaar medium, meer in het bijzonder vloeibaar levensmiddel. Het medium wordt hierbij vanuit een producttank toegevoerd aan de vulmondstukken.

5 De inrichting 1 omvat een zogenaamde gedefinieerde aseptische zone zodat de diverse handelingen aan de containers onder aseptische omstandigheden kunnen worden uitgevoerd. Hiertoe is een behuizing 35 voorzien die het transportstelsel 3 ten minste gedeeltelijk omhult.

In de behuizing 35 monden gastoevoermiddelen uit voor het toevoeren 10 van geconditioneerde gassen, in het bijzonder hete waterstof- peroxidedamp. Binnenin de behuizing 35 wordt een geringe overdruk gehandhaafd. De overdruk voorkomt dat er vuile buitenlucht in de aseptische zone binnendringt. Daarnaast vindt bij voorkeur een gecontroleerde neerwaartse stroming van de gassen plaats bij de 15 vulopeningen van de containers 7. De neerwaartse stroming zorgt ervoor dat een eventuele besmetting direct naar beneden wordt afgevoerd. Hiermee wordt herbesmetting van de containers 7 voorkomen. In het bijzonder wordt hierbij het gasvolume in de aseptische zone binnenin de behuizing 35 ten minste twee maal per 20 seconde ververst.

Zoals figuur 2 meer in detail toont is de aseptische zone bij voorkeur zo klein mogelijk gehouden door de aandrijvingen van de stations zo veel mogelijk buiten de behuizing 35 te plaatsen. In het bijzonder zijn van de aseptische doptoevoer de sterilisatie-eenheid 25 141 en een deel van de glijgoot 142 buiten de behuizing 35 geplaatst, evenals de pneumatiek voor het aansturen van de doseerder 143, en aandrijvingen voor het opschroeforgaan 144. Hierdoor worden vervuilingen en storingen tot een minimum beperkt en kan de betrouwbaarheid worden gewaarborgd.

30 Nadat de gedecontamineerde en gevulde containers 7 van een schroefdop zijn voorzien kunnen ze met behulp van een containeruitvoer 300 uit de inrichting 1 verwijderd worden. De lege containerhouders 5 worden vervolgens door de transportketting 3 onderlangs weer teruggevoerd naar de containerinvoer 100, waarna het 35 proces van in lijn decontamineren, vullen en van een schroefdop voorzien zich voor die betreffende containerhouder 5 weer kan herhalen.

- 7 -

De inrichting is geschikt voor vele typen containers, maar leent zich met name goed voor het vullen van een met een schroefdop voorziene kunststof fles, in het bijzonder een fles vervaardigd uit PET, PE en PP. Ook van een schroefdopsluiting voorziene glazen 5 flessen of kartonnen verpakkingen kunnen worden behandeld. Dankzij de te bereiken aseptiek leent de inrichting zich verder met name goed voor het vullen van containers met bederfelijke waar, in het bijzonder levensmiddelen.

Fig. 2 toont een vergroot aanzicht van het opschroefstation 140 10 in fig. 1. Het schroefdopstation 140 omvat een sterilisatie-eenheid 141 via welke schroefdoppen terecht komen in een soort van glijgoot 142. Aan het uiteinde van de glijgoot 142 is een doseerder 143 voorzien die hier wordt gevormd door een pneumatisch gestuurde tuimelaar. De tuimelaar laat per bewegingscyclus één schroefdop 15 door, die vervolgens door middel van zwaartekracht in een uitsparing van een doptransportsysteem schuift. Het doptransportsysteem voert de schroefdoppen onder opschroeforganen 144. Het opschroeforgaan 144 omvat een geïntegreerde schroefdopklem aan zijn ondereinde. Nadat het doptransportsysteem weer naar zijn uitgangspositie is 20 terugbewogen, kan het opschroeven beginnen. Hiertoe is het opschroeforgaan 144 ingericht voor het uitvoeren van een gecombineerde beweging, bestaande uit een roterende beweging en een verticale neergaande beweging. Aan het einde van de opschroefbeweging worden de opschroeforganen 144 weer terug naar hun 25 uitgangspositie geplaatst.

Zoals hierboven aangegeven strekt het schroefdopstation 140 zich in dwarsrichting uit over de meerdere naast elkaar gelegen containeropneemposities 6. Bij voorkeur omvat het schroefdopstation 140 hierbij voor elke containeropneempositie 6 een eigen 30 opschroeforgaan 144 dat individueel kan worden aangedreven.

Het schroefdopstation 140 is ingericht voor het op de containers schroeven van doppen met een cyclustijd van minder dan 5 seconden. Hierdoor is het bijvoorbeeld bij de getoonde situatie van acht naast elkaar gelegen containeropneemposities 6 mogelijk om meer 35 dan 12.000 containers per uur te vullen en van een schroefdop te voorzien met de inrichting volgens de uitvinding.

Afhankelijk van de configuratie van de inrichting 1 kan het schroefdopstation 140 ook met meerdere in transportrichting achter - 8 - elkaar geplaatste opschroeforganen 144 worden uitgevoerd. Fig. 4 toont bijvoorbeeld een uitvoeringsvorm met twee in transportrichting achter elkaar geplaatste rijen opschroeforganen 144.

Fig. 3 toont de containerhouder 5 meer in detail en laat een 5 uitvoeringsvorm zien met acht containeropneemposities 6 met daarin opgenomen containers 7. Zoals Fig. 4 in een zijaanzicht toont is de containerhouder 5 hier uitgevoerd met twee openklapbare delen, welke schanierbaar zijn om een as 5b. In een dichtgeklapte stand worden de containers 7 met een nekflens 72 tussen de beide openklapbare delen 10 op hun plaats gehouden, zogenaamd nektransport. Hierbij wordt de nekflens ondersteund door een steunvlak 5a van de containerhouder.

Tijdens het opzetten en aandraaien van schroefdoppen is met behulp van een rotatieblokkeerorgaan een rotatie van de container 7 ten opzichte van de containerhouder 5 geblokkeerd. Hierdoor wordt 15 tegengegaan dat de containers 7 mee gaan draaien met de schroefdoppen. Bij een containerhouder 5 met meerdere containeropneemposities 6 is gebleken dat met name de midden gelegen containers 7 de neiging hebben om mee te gaan draaien. Hier is elke container afzonderlijk voorzien van een rotatieblokkeerorgaan.

20 Bij voorkeur is het rotatieblokkeerorgaan een rotatieblokkeermes dat een snijkant heeft die in hoofdzaak loodrecht staat op het steunvlak 5a. Daardoor zal het rotatieblokkeermes tijdens het bewegen naar de nekflens aangrijpen op het mantelvlak van de nekflens. Bij de getoonde containerhouders uit fig. 4 bewegen 25 de rotatieblokkeerorganen met de opklapbare delen van de containerhouder mee. Zo wordt tijdens het opnemen van de containers in de containerhouder tegelijk voorzien in een rotatieblokkering.

Fig. 5 toont een rotatieblokkeerorgaan, hier een rotatieblokkeermes 10, dat een montageplaat 11 omvat. De 30 montageplaat is rechthoekig van vorm en heeft nabij de uiteinden een gat 12 voor de bevestiging van een paspen. Centraal in de montageplaat 11 is een boogvormige uitsparing 14 voorzien. In de boogvormige uitsparing 14 bevindt zich een snijkant 13. De snijkant 13 is hier samen met de montageplaat uit één stuk gevormd.

35 Figuur 6 toont een zijaanzicht van het rotatieblokkeermes 10 uit figuur 5. De montageplaat 11 heeft een montagevlak 11a voor het monteren van het rotatieblokkeermes op de containerhouder. Voor een juiste positionering van het rotatieblokkeermes 10 op de - 9 - containerhouder is de montageplaat 11 voorzien van twee paspennen 20, die zijn aangebracht in de gaten 12. In een centraal gelegen gedeelte van de montageplaat 11 bevindt zich de snijkant 13. De snijkant 13 heeft hier een tophoek a , die ligt tussen ten minste 5 15° en ten hoogste 90°, maar bij voorkeur is hoek a 30°.

Zoals figuur 6 toont is de snijkant 13 in de montageplaat 11 verkregen door twee schuine sleuven in de montageplaat 11. De tophoek a is verkregen door de sleuven onder een hoek van bijvoorbeeld 30° ten opzichte van elkaar in de montageplaat te 10 frezen. Het rotatieblokkeermes 10 is zo verrassend eenvoudig te vervaardigen en heeft toch de benodigde functionaliteit.

In het zijaanzicht van het rotatieblokkeermes 10, zoals getoond in figuur 6 is de uitsparing 14 getoond. Een uitsparing 14 is in de montageplaat 11 aangebracht als centreerorgaan voor het positioneren 15 van de nekflens van een container. Hier heeft de uitsparing 14 een cirkelvormig wandgedeelte met een diameter die correspondeert met de diameter van een mantelvlak van een nekflens.

Verder omvat de uitsparing 14 een opstaand wandgedeelte 14a.

Dit opstaande wandgedeelte 14a bevindt zich boven een bovenvlak van 20 een nekflens, wanneer het rotatieblokkeermes in de blokkeerstand is gebracht. Hierdoor ligt met voordeel de nekflens van de container opgesloten en daardoor vormvast binnen de uitsparing 14 van de montageplaat 11.

Met voordeel worden ten minste twee montageplaten op een 25 containerhouder toegepast om een volledige opsluiting van de container te verkrijgen. Hiertoe is het niet nodig dat beide montageplaten voorzien zijn van een snijkant 13. Door het opsluiten van de nekflens tussen de beide montageplaten in de uitsparingen 14 met de opstaande wandgedeelten 14a wordt tegengegaan, dat de 30 nekflens opwipt. Hierdoor wordt de betrouwbaarheid van de rotatieblokkering verder verbeterd.

Figuur 7 toont in een schematisch aanzicht een gedeelte van een container, hier een fles 7 met een nekflens 72. De nekflens heeft een bovenvlak 74, een ondervlak 73 en een mantelvlak 75. De nekflens 35 72 bevindt zich ter plaatse van de hals van de fles 7. De fles 7 bevindt zich in een flesdrager (niet getoond), die is voorzien van een rotatieblokkeermes 10, zoals eerder getoond in figuur 5 en figuur 6. Het rotatieblokkeermes 10 is in dwarsdoorsnede over de - 10 - lijn A-A uit figuur 5 weergegeven. Het rotatieblokkeermes 10 bevindt zich hier in de blokkeerstand. De snijkant 13 is in de nekflens 72 ingesneden. De snijkant 13 is de nekflens 72 binnen gedrongen. Aangezien de snijkant 13 hier een scherpe hoek β van ongeveer 25° 5 maakt met het montagevlak 11a is de snijkant 13 zowel het mantelvlak 75 als ook het bovenvlak 74 binnen gedrongen.

Naast de in de figuren getoonde uitvoeringen zijn vele varianten mogelijk. In een variant op het getoonde rotatieblokkeermes kan het mes als een separaat onderdeel zijn 10 aangebracht op de montageplaat. In een verdere variant kan het mes ook direct zonder gebruik te maken van een montageplaat zijn aangebracht op de containerhouder.

Uit de figuren komt naar voren, dat het rotatieblokkeermes door middel van paspennen in een montageplaat star verbonden wordt met de 15 containerhouder. In een variant kan het rotatieblokkeermes ook bewegend zijn opgesteld ten opzichte van de containerhouder, zodat de klemming van de container niet synchroon hoeft te zijn met de blokkering van de rotatie van de container ten opzichte van de containerhouder.

20 Als alternatief voor de getoonde snijkant van het rotatieblokkeermes kan ook worden volstaan met een kartel, een uitsteeksel met een kleine radius of een penvormig rotatieblokkeerorgaan met een scherpe punt. Ook is het mogelijk om in een variant een rotatieblokkering te verkrijgen door op het 25 mantelvlak van de nekflens van de container te klemmen met behulp van frictieverhogend materiaal.

Verder kan in een variant op de getoonde boogvormige uitsparing voor het centreren van een nekflens gebruik worden gemaakt van een uitsparing, waarbij het mantelvlak van de nekflens slechts aanligt 30 op een deel van een wandgedeelte van een uitsparing. In plaats van een uitsparing zou ook gebruik gemaakt kunnen worden van paspennen voor het centreren van de nekflens.

Aldus is een containerhouder verkregen welke voorziet in een betrouwbare blokkering van de rotatie van de container ten opzichte 35 van de containerhouder. De reproduceerbaarheid en duurzaamheid van de rotatieblokkering is onder verschillende omstandigheden door opwarming, bevochtigen of slijtage tevredenstellend. Bovendien - 11 - worden de visuele beschadigingen van de nekflens van de container tot een minimum beperkt.

1033174

Claims (13)

1. Containerhouder (5) voor het transporteren van ten minste één container (7) met een nekflens (72), waarbij de nekflens een 5 ondervlak (73), een bovenvlak (74) en een mantelvlak (75) heeft, waarbij de containerhouder verder voorzien is van een rotatieblokkeerorgaan (10) voor het blokkeren van een rotatie van de container (7) ten opzichte van de containerhouder (5), waarbij het rotatieblokkeerorgaan (10) naar een blokkeerstand beweegbaar is, met 10 het kenmerk, dat het rotatieblokkeerorgaan (10) is ingericht om in de blokkeerstand op het mantelvlak (75) van de nekflens (72) van de container (7) aan te grijpen, zodanig dat de rotatie van de container ten opzichte van de containerhouder geblokkeerd wordt.

2. Containerhouder volgens conclusie 1, waarbij het rotatieblokkeerorgaan (10) in de blokkeerstand in het mantelvlak (75) van de nekflens (72) van de container (7) binnendringt.

3. Containerhouder volgens conclusie 2, waarbij het 20 rotatieblokkeerorgaan (10) een rotatieblokkeermes is.

4. Containerhouder volgens conclusie 3, waarbij de containerhouder een steunvlak (5a) voor het ondersteunen van het ondervlak (3) van de nekflens (72) van een container omvat en het rotatieblokkeermes 25 een snijkant (13) omvat, dat in hoofdzaak loodrecht staat op het steunvlak.

5. Containerhouder volgens conclusie 4, waarbij de snijkant (13) een scherpe hoek (β) maakt ten opzichte van het steunvlak van ten minste 30 20° en ten hoogste 85°, zodanig dat de snijkant (13) in de blokkeerstand aangrijpt op het mantelvlak (75) en het bovenvlak (74) van de nekflens (72) van de container (7).

6. Containerhouder volgens één van de conclusies 3-5, waarbij het 35 rotatieblokkeermes een snijkant heeft met een tophoek (aj tussen ten minste 15° en ten hoogste 90°. t 1033174 - 13 -

7. Containerhouder volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het rotatieblokkeerorgaan (10) verder een centreerorgaan (14) voor het centreren van een container (7) omvat., welke bij het centreren van de container aanligt op het mantelvlak (75) van een nekflens 5 (72).

8. Containerhouder volgens conclusie 7, waarbij het centreerorgaan een cirkelvormig wandgedeelte van een uitsparing (14) is.

9. Containerhouder volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de containerhouder voorzien is van ten minste vier containeropneemposities (6), waarbij elke containeropneempostitie afzonderlijk voorzien is van een rotatieblokkeerorgaan.

10. Schroefdopstation (140) voor het aanbrengen van een schroefdop op een container met een nekflens omvattende een containerhouder volgens één van de voorgaande conclusies.

11. Vul-sluit-inrichting (1) voor het vullen en het met een 20 schroefdop sluiten van een container met een nekflens omvattende een containerhouder volgens één van de conclusies 1-9.

12. Rotatieblokkeerorgaan (10) voor het blokkeren van een rotatie van een container (7) ten opzichte van een containerhouder (5), 25 waarbij de container een nekflens omvat, dat een bovenvlak, een ondervlak en een mantelvlak heeft, waarbij het rotatieblokkeerorgaan bevestigbaar is aan de containerhouder, met het kenmerk, dat het rotatieblokkeerorgaan na bevestiging op de containerhouder is ingericht om in een blokkeerstand aan te grijpen op het mantelvlak 30 van de nekflens.

13. Werkwijze voor het bevestigen van een schroefdop op een container met een nekflens, waarbij de nekflens een bovenvlak, een ondervlak en een mantelvlak heeft, omvattende de volgende stappen: 35. het plaatsen van de container in een containerhouder; - het blokkeren van een rotatie van de container ten opzichte van de containerhouder met behulp van een rotatieblokkeerorgaan; - 14 - - het positioneren van de container ten opzichte van een schroefdop opzetinrichting; - het opzetten van een schroefdop op de container; - het aandraaien van een schroefdop op de container; 5. het deblokkeren van de rotatie van de container ten opzichte van de containerhouder; het uitnemen van de container uit de containerhouder; met het kenmerk, dat de rotatie van de container geblokkeerd wordt door het aangrijpen van het rotatieblokkeerorgaan op het mantelvlak 10 van de nekflens. 1033174