NL1032903C2 - Sorteerinrichting. - Google Patents

Description

Titel: Sorteerinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het op grootte sorteren van agrarische producten zoals champignons.

Bestaande sorteermachines maken gebruik van een reeks "zeven" 5 met mazen van verschillende diameter. Een lading producten wordt bijvoorbeeld op de zeef met de grootste mazen gestort, waarna de fractie die door deze zeef wordt doorgelaten op de zeef met de op één na grootste mazen wordt gestort enzovoort. Een dergelijke sorteermachine kan worden uitgevoerd als een reeks lopende banden, waarbij het oppervlak van elke 10 lopende band telkens een zeef vormt met mazen van een bepaalde diameter.

Daarbij keert elke lopende band boven een volgende lopende band met kleinere mazen. Andersom kunnen de producten ook eerst op de band met de kleinste mazen gestort worden, waaronder de kleinste fractie wordt opgevangen, en waarna de overgebleven producten overgestort worden naar 15 een band met grotere mazen enzovoort.

Dergelijke sorteermachines worden ook gebruikt voor champignons en andere agrarische producten. Champignons en andere agrarische producten zijn echter zeer kwetsbaar, waardoor het storten van de ene zeef op de andere tot schade kan leiden.

20 Om dit probleem op te lossen is voorgesteld om champignons te sorteren met behulp van een stelsel transportsnaren, waarbij elke champignon liggend op een paar transportsnaren meegevoerd wordt. Het pad van de transportsnaren divergeert daarbij als functie van de positie langs de transportrichting, waardoor een champignon tussen de 25 transportsnaren uit zal vallen op een positie die afhangt van zijn grootte. Doordat champignons niet perfect rond zijn bereikt men hiermee echter niet altijd een betrouwbare sortering.

10329oj 2

Het is, onder meer, een doel van de uitvinding om te voorzien in een sorteerinrichting voor agrarische producten, en met name voor champignons, die betrouwbaar sorteert en waarin schade aan de producten 5 beperkt wordt.

Volgens de uitvinding wordt gebruik gemaakt van een sorteerinrichting volgens conclusie 1. In een uitvoeringsvorm worden daarbij producten op een stelsel stangen gedeponeerd die samen met een veeltal maas definiërende elementen een twee-dimensionaal netwerk van 10 sorteermazen definiëren, dat wil zeggen een stelsel sorteermazen dat zowel in de transportrichting en dwars daarop een veeltal sorteermazen omvat. De stangen worden verplaatst en de afstanden tussen opeenvolgende stangen wordt bij tenminste een deel van de verplaatsing vergroot. Daardoor ontstaan groeiende sorteermazen, waardoor verschillende fracties van de 15 producten op verschillende plaatsen door de mazen heenvallen. Zodoende kan met een enkel sorteeroppervlak op verschillende fracties gesorteerd worden.

In een uitvoeringsvorm van de sorteerinrichting neemt ook de grootte van de mazen in de richting dwars op de transportrichting bij het 20 transport toe, doordat de afstand tussen opeenvolgende maas definiërende elementen divergeert in het vlak van de maas definiërende elementen. Zodoende is de sortering minder gevoelig voor de oriëntatie van de te sorteren producten. Eerste en tweede afstanden tussen respectievelijk de maas definiërende elementen onderling en de stangen onderling worden 25 bijvoorkeur zo gekozen dat deze eerste afstand tenminste op één positie in de transportrichting gelijk is aan de tweede afstand.

In een uitvoeringsvorm van de sorteerinrichting zijn de aandrijfmiddelen ingericht om de snelheid van verplaatsen van de stangen evenredig te maken met de onderlinge afstand tussen de stangen, en dus 3 verschillend op verschillende posities langs de transportrichting. Daardoor wordt voorkomen dat er ophopingen van stangen ontstaan.

In een uitvoeringsvorm omvat de sorteerinrichting afschermelementen die aan de stangen gekoppeld zijn. De 5 afschermelementen schermen de maas definiërende elementen af. Zodoende wordt schade aan de producten door contact met de maas definiërende elementen voorkomen, ook als de maas definiërende elementen niet meebewegen met de stangen, of plaatselijk bewegen met een andere snelheid. In een verdere uitvoeringsvorm omvatten de afschermelementen 10 sleden die verschuifbaar op de maas definiërende elementen aangebracht zijn. Zodoende kunnen vast opgestelde maas definiërende elementen gebruikt worden zonder daardoor de kans op schade te vergroten.

In een uitvoeringsvorm vormen de afschermelementen op eenzelfde maas definiërend element een samenstel, waarin opeenvolgende 15 afschermelementen in elkaar grijpend met in- en uitschuifbare verbindingen aan elkaar gekoppeld zijn. Hiermee wordt afscherming van de maas definiërende elementen gegarandeerd. In een uitvoeringsvorm omvatten de afschermelementen verschuivingsblokkeringen om onderlinge verschuiving van de afschermelementen te blokkeren in een richting loodrecht op een 20 denkbeeldig vlak door de stangen. Zodoende wordt een stabiel oppervlak met mazen gerealiseerd.

Deze en andere doelstellingen en voordelen van de uitvinding zullen worden geïllustreerd aan de hand van een beschrijving van 25 voorbeelden van uitvoeringen onder verwijzing naar bijgaande tekeningen. Hierin tonen

Figuur 1 een zijaanzicht van een sorteereenheid;

Figuur 2 een bovenaanzicht van een soorteenheid; 30 Figuren 3 en 3a een afschermelement.

4

Figuur 1 en 2 tonen schematisch een zijaanzicht en een bovenaanzicht van een deel van een sorteereenheid. De sorteereenheid omvat geleiderbanen 10 (slechts één zichtbaar in het zijaanzicht), stangen 5 12, een veeltal aandrijfeenheden 14a-c, en een aanvoervlak 18.

Geleiderbanen 10 definiëren een bovenvlak waarop stangen 12 rusten. Loodrecht op het bovenvlak gezien divergeren geleiderbanen 10 zoals schematisch getoond in figuur 2. De toenemende afstand tussen de geleiderbanen als functie van de positie in de richting dwars op de stangen 10 varieert over een bereik dat in wezen correspondeert met de mogelijke diameters van de producten die gesorteerd moeten worden. In het geval van producten als champignons verloopt deze afstand bijvoorbeeld van twee centimeter tot twaalf centimeter.

Hoewel voor de overzichtelijkheid in de figuren slechts vier 15 geleiderbanen 10 getoond worden, dient te worden begrepen dat een groter of kleiner aantal geleiderbanen 10 gebruikt kan worden. Ook dient te worden begrepen dat de divergentie van de geleiderbanen alleen schematisch is aangegeven. In praktijk kan een geleidelijker divergentie gebruikt worden, bijvoorbeeld van een onderlinge afstand van twee 20 centimeter tussen de geleiderbanen tot een afstand van twaalf centimeter over een verloop van tien meter in het bovenvlak. Ook kan in plaats van een lineaire divergentie elke gewenste andere vorm van divergentie gebruikt worden, bijvoorbeeld met afwisselend divergerende en niet divergerende deeltrajecten.

25 Stangen 12 rusten in het bovenvlak (indirect) op geleiderbanen 10 en liggen horizontaal en dwars op een transportrichting van het bovenvlak. De term "dwars" zoals deze hier gebruikt wordt omvat loodrecht, zoals in de figuur getoond, maar ook andere onderlinge oriëntaties die niet parallel zijn. Aandrijfeenheden 14a-c omvatten elk een rondgaande transportsnaar 15a-c 30 en meenemers 16. Rondgaande transportsnaren 15a-c worden aangedreven 5 door een motor (niet getoond). Meenemers 16 zijn bevestigd aan de rondgaande transportsnaren 15a-c, waarbij de afstand tussen opeenvolgende meenemers 16 voor verschillende aandrijfeenheden verschilt, zó dat in de transportrichting langs het bovenvlak de afstand tussen de 5 meenemers 16 steeds groter wordt.

In bedrijf worden stangen 12 rondgaand getransporteerd. In het bovenvlak van de sorteereenheid gebeurt dit door middel van meenemers 16 van aandrijfeenheden 14a-c. Doordat de afstand tussen de meenemers 16 die de stangen meenemen in de transportrichting steeds groter wordt, wordt 10 ook de afstand tussen de stangen 12 tijdens het transport in het bovenvlak steeds groter. Aandrijfeenheden 14a-c hebben onderling verschillende transportsnelheden. De transportsnelheid van elke aandrijfeenheid 14a-c is evenredig met de afstand tussen de meenemers 16 van die aandrijfeenheid. Deze snelheid is zo gekozen dat het aantal meenemers 16 dat per 15 tijdseenheid passeert op punten waar stangen 12 meegenomen worden voor elk van de aandrijfeenheden 14a-c hetzelfde is. Zodoende ontstaan er geen ophopingen van stangen 16 bij het overnemen tussen de aandrijfeenheden 14a-c.

Hoewel drie verschillende aandrijfeenheden 14a-c getoond worden, 20 zal het duidelijk zijn dat meer of minder aandrijfeenheden gebruikt kunnen worden, elk met een eigen afstand tussen de meenemers met bijvoorkeur steeds grotere afstanden naarmate de aandrijfeenheden 14a-c verder langs de transportrichting zijn opgesteld.

Stangen 12 definiëren samen met geleiderbanen 10 mazen. Door de 25 divergentie van de geleiderbanen 10 in het bovenvlak en de vergroting van de afstand tussen de stangen 12 bij het transport in het bovenvlak wordt de grootte van deze mazen in het bovenvlak bij het verloop van het transport steeds groter. Producten, bijvoorbeeld champignons, worden met aanvoervlak 18 op het bovenvlak gestort op een plaats waar de mazen het 30 kleinst zijn. Onder de mazen staan op opeenvolgende posities langs de 6 transportrichting opvangeenheden (niet getoond) voor verschillende fracties gesorteerde producten, dit kunren bijvoorbeeld opvangbakken z;jn, of transportbanden.

Aan het eind van het bovenvlak bereiken stangen 12 een keerpunt 5 vanwaar ze teruggevoerd worden naar een beginpunt van het bovenvlak. De manier van terugvoeren is niet van belang en wordt daarom niet getoond. Dit kan bijvoorbeeld door te voorzien in kettingen die aan stangen 12 gekoppeld zijn. om de stangen door de keerpunten en langs de onderkant te trekken.

10 Figuur 3 toont een samenstel van afschermelementen, waarvan één afschermelement 30 genummerd is en de overige gestippeld zijn aangegeven. In een uitvoeringsvorm worden de afschermelementen gebruikt om stangen 12 op geleiderbanen 10 aan te brengen. Afschermelement 30 omvat een bevestigingsdeel 32 met een gat 38 voor een stang 12 (niet 15 getoond), een opvangdeel 34 en een slede 36. In opvangdeel 34 is een uitsparing 39 aangebracht voor de stang die het gat van een naburig afschermelement steekt. Opvangdeel 34 rust op slede 36. Bevestigingsdeel 32 steekt uit vanuit opvangdeel 34.

Slede 36 is geconstrueerd om afschermelement op een geleiderbaan 20 10 aan te brengen. In deze uitvoeringsvorm wordt op elk van de geleiderbanen een reeks afschermelementen 30 aangebracht, waarbij het bevestigingsdeel 32 van elk afschermelement telkens in het opvangdeel 34 van het volgende afschermelement steekt. Stangen 12 worden door gaten 38 van overeenkomstige afschermelementen 30 op verschillende geleiderbanen 25 10 gestoken.

Figuur 3a toont een samenstel van de afschermelementen in een schematische dwarsdoorsnede. Hierin wordt het opvangdeel 34 van een eerste afschermelement samen getoond met het bevestigingsdeel 32 van een tweede afschermelement dat in het opvangdeel 32 van het eerste 7 afschermelement steekt. Slede 36 rust op een geleiderbaan 10 en een stang 1?. steekt door het afschermelement heen.

In bedrijf schermen de afschermelementen 30 geleiderbanen 10 af van de producten. Voor zover de producten op de geleiderbanden rusten, 5 rusten ze er indirect op, via afschermelementen 30, die in de dwarsrichting de bovenkant van de mazen definiëren. De afschermelementen 30 schuiven samen met stangen 12 over geleiderbanen 10. Zodoende beweegt de gehele bovenkant van de mazen mee met het transport. Aan het beginpunt van het bovenvlak zijn opeenvolgende afschermelementen 30 in elkaar geschoven, 10 waarbij het bevestigingsdeel 32 volledig in het opvangdeel 34 van het volgende afschermelement 30 steekt. Gedurende het transport van stangen 12 door het bovenvlak worden afschermelementen 30 meegenomen, waarbij het bevestigingsdeel 32 geleidelijk verder uit het opvangdeel 34 van het volgende afschermelement 30 getrokken wordt, waarbij echter bijvoorkeur 15 bevestigingsdeel 32 ten dele in opvangdeel 34 blijft steken, zodat er geen gaten vallen waar producten tussen beklemd kunnen raken.

Het moet worden opgemerkt dat voor het sorteren van sommige producten afschermelementen 30 niet nodig zijn. Bij gebruik van vast opgestelde geleiderbanen 10 heeft het weglaten van meebewegende 20 afschermelementen het gevolg dat de producten tegelijk in contact komen met bewegende en met stilstaande delen. Als dit tot schade kan leiden zijn met stangen 12 meebewegende afschermelementen wenselijk. In plaats van afschermelementen 30 kunnen dan ook elastische verbindingen tussen de staven gebruikt worden, of andere constructies.

25 In een uitvoeringsvorm, zoals getoond in figuur 3a, is een hoogste gedeelte van bevestigingsdeel 32 en opvangdeel 34 breder dan een lager deel (hoger en lager zoals getoond in figuur 3 en 3a), zo dat in elkaar geschoven afschermelementen niet verticaal ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven. Dit vermindert de kans op schade aan de producten. Het zal 8 duidelijk zijn dat dit ook met andere verticale verschuivingsblokkeringen in de afschermelementen kan worden bereikt.

Hoewel specifieke uitvoeringsvormen getoond zijn, zal het duidelijk zijn dat hiervan kan worden afgeweken. Zo kunnen de producten 5 bijvoorbeeld op een andere manier op het bovenvlak deponeerd worden dan met aanvoervlak 18. De afschermelementen 30 kunnen anders worden uitgevoerd, of er kan gebruik gemaakt worden van andere koppelingen om de geleiderbanen 10 af te schermen. In een aantal gevallen is zelfs geen meelopende verbinding nodig. De afschermelementen 30, of andere 10 meebewegende afschermingen, kunnen aanzienlijk breder zijn dan geleiderbanen 10, zodat de maasbreedte door de afschermelementen bepaald wordt, maar ter wille van een maximale sorteercapaciteit wordt geprefereerd dat afschermelementen 30 niet breder zijn dan nodig uit constructieve overwegingen.

15 Ook voor aandrijfeenheden 14a-c zijn alternatieven mogelijk, zo kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van één of meer spindles die zicht in de transportrichting uitstrekken. Zo'n spindle kan worden voorzien van een schroefdraad met als functie van de positie langs de transportrichting toenemende spoedafstand (bijvoorbeeld met uitstaande bladen zoals in een 20 schroef van Archimedes), waarbij stangen in verschillende spoedgroeven rusten. In deze uitvoeringsvorm worden de stangen verplaatst door de spindles te draaien, waarbij de afstand tussen de stangen toeneemt als gevolg van de toenemende spoedafstand.

Verder kunnen in plaats van vast opgestelde geleiderbanen 10 25 andere soorten elementen gebruikt worden, zoals rondlopende snaren die langs divergerende paden geleid worden waaraan de stangen bevestigd zijn. In dit geval kan de afstand tussen stangen 12 bijvoorbeeld ook gevarieerd worden door de snaren meer of minder te laten doorhangen. De stangen 12 kunnen via afschermelementen 30 op de steunelementen rusten of eraan 30 hangen, maar bijvoorkeur worden de stangen op een andere manier 9 gedragen, bijvoorbeeld aan kettingen, waarbij afschermelementen 30 nagenoeg niet op geleiderbanen 10 rusten. Dit minimaliseert slijtage.

Hoewel de sorteerinrichting met name geschikt is voor het sorteren van champignons, doordat het niet nodig is om de champignons van de ene 5 sorteerband op de andere te storten, zal het duidelijk zijn dat de sorteerinrichting ook voor andere agrarische producten gebruikt kan worden, zonodig met een aangepaste afstand tussen geleiderbanen 10 en tussen stangen 12.

1032903

Claims (11)

1. Sorteerinrichting voorzien van een veeltal maas definiërende elementen die zich parallel aan een vlak en in hoofdzaak in een transportrichting uitstrekken, een veeltal verplaatsbare stangen in het vlak, welke stangen zich dwars op de transportrichting uitstrekken zodat de 5 stangen en maas definiërende elementen samen een twee-dimensionaal netwerk van sorteermazen definiëren, en aandrijfmiddelen ingericht om de stangen in de transportrichting tenminste in het vlak te verplaatsen en bij tenminste een deel van de verplaatsing in het vlak opeenvolgende stangen in de transportrichting op toenemende onderlinge afstand te brengen.

2. Sorteerinrichting volgens conclusie 1, waarin de aandrijfmiddelen ingericht zijn de snelheid van verplaatsen van de stangen evenredig te maken met de onderlinge afstand tussen de stangen.

3. Sorteerinrichting volgens één der voorafgaande conclusies, voorzien van afschermelementen die aan de stangen gekoppeld zijn, en zo zijn 15 opgesteld dat de afschermelementen zich tussen een positie voor te sorteren producten en de maas definiërende elementen bevinden.

4. Sorteerinrichting volgens conclusie 3, waarin de afschermelementen zijn voorzien van sleden die verschuifbaar op de maas definiërende elementen aangebracht zijn.

5. Sorteerinrichting volgens conclusie 4, waarin de afschermelementen op eenzelfde maas definiërend element een samenstel vormen, waarin opeenvolgende afschermelementen in elkaar grijpend met in- en uitschuifbare verbindingen aan elkaar gekoppeld zijn.

6. Sorteerinrichting volgens conclusie 5, waarin de 25 afschermelementen zijn voorzien van verschuivingsblokkeringen om onderlinge verschuiving van de afschermelementen te blokkeren in een 1032903 richting loodrecht op het vlak dat door de maas definiërende elementen gedefinieerd wordt.

7. Sorteerinrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de aandrijfmiddelen een veeltal aandrijfeenheden omvatten, die 5 opeenvolgend in de transportrichting zijn opgesteld, elk voorzien van meenemers voor het meenemen van de stangen, waarbij elke aandrijfeenheid een eigen gemiddelde afstand tussen de meenemers heeft en de gemiddelde afstand toeneemt naarmate de aandrijfeenheid verderop in de transportrichting is opgesteld.

8. Sorteerinrichting volgens conclusie 7, en waarin elke aandrijfeenheid ingericht is om de meenemers op de aandrijfeenheid te verplaatsen met een eigen gemiddelde transportsnelheid, die evenredig is met de eigen gemiddelde afstand tussen de meenemers van de aandrijfeenheid.

9. Sorteerinrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de maas definiërende elementen onderling divergeren, zodat afstanden tussen opeenvolgende maas definiërende elementen in de richting dwars op de transportrichting toenemen als functie van de positie langs de transportrichting.

10. Werkwijze voor het sorteren van producten, omvattende - het deponeren van de producten op een twee-dimensionaal netwerk van mazen die gedefinieerd worden door stangen die zich dwars op een transportrichting uitstrekken en maas definiërende elementen die zich in hoofdzaak langs de transportrichting uitstrekken; 25. het verplaatsen van de stangen in de transportrichting, waarbij tenminste gedurende een deel van het verplaatsen de afstanden tussen opeenvolgende stangen vergroot wordt, zodat de mazen in het twee-dimensionale netwerk vergroot worden en de producten door de mazen vallen.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarin de maas definiërende eljmenten afgeschermd worden van de producten voordat ze door de mazer* vallen, met behulp van afschermelementen die meebewegen met de stangen. 1032903