NL1032670C2 - Snijkopaandrijving. - Google Patents
Snijkopaandrijving. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1032670C2 NL1032670C2 NL1032670A NL1032670A NL1032670C2 NL 1032670 C2 NL1032670 C2 NL 1032670C2 NL 1032670 A NL1032670 A NL 1032670A NL 1032670 A NL1032670 A NL 1032670A NL 1032670 C2 NL1032670 C2 NL 1032670C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- discharge pipe
- cutting member
- casing
- cutting
- ladder
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02F—DREDGING; SOIL-SHIFTING
- E02F3/00—Dredgers; Soil-shifting machines
- E02F3/04—Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
- E02F3/88—Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with arrangements acting by a sucking or forcing effect, e.g. suction dredgers
- E02F3/90—Component parts, e.g. arrangement or adaptation of pumps
- E02F3/92—Digging elements, e.g. suction heads
- E02F3/9212—Mechanical digging means, e.g. suction wheels, i.e. wheel with a suction inlet attached behind the wheel
- E02F3/9218—Mechanical digging means, e.g. suction wheels, i.e. wheel with a suction inlet attached behind the wheel with jets
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02F—DREDGING; SOIL-SHIFTING
- E02F3/00—Dredgers; Soil-shifting machines
- E02F3/04—Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
- E02F3/88—Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with arrangements acting by a sucking or forcing effect, e.g. suction dredgers
- E02F3/90—Component parts, e.g. arrangement or adaptation of pumps
- E02F3/92—Digging elements, e.g. suction heads
- E02F3/9212—Mechanical digging means, e.g. suction wheels, i.e. wheel with a suction inlet attached behind the wheel
- E02F3/9225—Mechanical digging means, e.g. suction wheels, i.e. wheel with a suction inlet attached behind the wheel with rotating cutting elements
- E02F3/9231—Suction wheels with axis of rotation parallel to longitudinal axis of the suction pipe
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Mining & Mineral Resources (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Earth Drilling (AREA)
Description
Snij kopaandrijving
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een baggerinrichting voorzien van een snijorgaan voor het 5 ontgraven van bodemmateriaal en een zuigbuis voor het afvoeren van ontgraven bodemmateriaal.
Een voorbeeld van een dergelijke baggerinrichting is een snijkop- of cutterzuiger, voorzien van een roterende kroonvormige snijkop of van een roterende schijfvormige 10 snijkop.
De zuigbuis, pomp daarvoor, snijkop en aandrijving daarvoor, alsmede lierdoorgangen, zijn bevestigd op een ladder die neerwaarts reikt vanaf een drijvend lichaam zoals een schip. Vanaf de motor voor de 15 snijkop reikt langs de ladder een aandrijfas, aan het eind waarvan de snijkop bevestigd is, centrisch. In het geval van een kroonvormige snijkop, welke een omtreksrand en een naaf omvat met zich daartussen uitstrekkende snijtanddragende spijlen, wordt hiervoor de naaf gebruikt. 20 De zuigbuis ligt naast de aandrijfas, en reikt met de ingang langs de omtreksrand tot in de ruimte binnen de kroon, als onderdeel van een vulstuk voor die ruimte.
In een alternatieve bekende uitvoering is de zuigbuis zelf roterend aangedreven en aan het ondereind 103267° 2 voorzien van de snij kop. De zuigbuis is hierbij concentrisch met de kroon.
In een andere alternatieve bekende uitvoering is de snijkop met een tussen de omtreksrand gelegen naaf 5 bevestigd op een eindrand van een korte bus, die roteerbaar gelegerd is op het ondereind van de zuigbuis en aan de tegengestelde eindrand voorzien is van een vertanding waarmee een rondsel op een zich langs de zuigbuis uitstrekkende aandrijfas in ineengrijping verkeert. In een 10 andere, meer recente bekende opzet wordt de bus aangedreven door een elektromotor waarvan de stator voorzien is aan de zuigbuis en de rotor in de bus.
Een doel van de uitvinding is een baggerinrichting van de in de aanhef genoemde soort te 15 verschaffen met een grote ontwerpvrijheid, in het bijzonder voor de snijmiddelen en de zuigmond.
Een doel van de uitvinding is een baggerinrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarmee een grot rendement kan worden behaald.
20 Een doel van de uitvinding is een baggerinrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarmee de hoeveelheid mors beperkt kan worden gehouden.
Een doel van de uitvinding is een 25 baggerinrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen welke eenvoudig kan worden aangepast aan het uit te voeren werk.
30 SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Vanuit één aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het ontgraven en verwijderen van materiaal van een bodem van een water lichaam, omvattend een 35 snij orgaan voor het losmaken van het bodemmateriaal en een afvoerbuisleiding voor het losgemaakte bodemmateriaal, alsmede een steunconstructie, zoals een ladder, voor 3 ondersteuning van de afvoerbuisleiding, waarbij het bodemmateriaal door middel van een pomp door de afvoerbuisleiding getransporteerd wordt, voorts voorzien van middelen voor rotatie van het snijorgaan, waarbij het 5 snijorgaan een aantal snijmiddelen bezit en tussen de snijmiddelen en de ingang van de afvoerbuisleiding een ruimte bepaalt, waarbij aan de ingang van de afvoerbuisleiding een vulstuk is aangebracht, dat voorzien is van een zuigdoorgang tussen de ingang en de ruimte om 10 een zuigmond te bepalen, waarbij de ingangsopening van de zuigdoorgang de hartlijn van de afvoerbuisleiding en de rotatiehartlijn van het snijorgaan bevat.
Door het vulstuk wordt er -op op zich bekende wijze- voor gezorgd dat de stroomsnelheid binnen het 15 snijorgaan niet wordt verlaagd. Door de meer centrale ligging van de doorgang in het vulstuk kan de zuigopening daarvan in omstandigheden, zoals in een kroonvormige snijkop, en afhankelijk van de helling van de ladder, dichter bij de plaats van ontgraving kunnen reiken, 20 waardoor de concentratie van het mengsel hoog kan zijn.
De toestroom van ontgraven bodemmateriaal kan worden bevorderd indien de hartlijn van de zuigdoorgang in de ingangsopening onder een hoek staat op de hartlijn van de ingang van de afvoerbuisleiding. De ingangsopening kan 25 dan meer gericht zijn naar de voor het opzuigen van het materiaal gewenste positie.
In een uitvoering is het vulstuk grotendeels om de ingangsrand van de afvoerbuisleiding aangebracht.
In een andere uitvoering is het vulstuk 30 grotendeels vóór de ingangsrand van de afvoerbuisleiding aangebracht.
In een verdere uitvoering reikt het vulstuk radiaal buiten de aandrijfmantel, hetgeen ook voordelig kan zijn in geval van een nog nader te noemen, buiten de 35 aandrijfmantel reikende plaatsingssteun voor een snij orgaan. Daarbij is er sprake van een grote ontwerpvrijheid voor het vulstuk.
4
De rotatiemiddelen kunnen een aandrijfmantel omvatten, welke verbonden is met een randgebied van het snij orgaan voor het opleggen van een rotatiebeweging daaraan, waarbij de aandrijfmantel uitwendig draaibaar 5 gelegerd is in de ladder.
In een uitvoering bezit de afvoerleiding een onderste zuigbuisgedeelte dat om zijn hartlijn beweegbaar is en zijn middelen voorzien voor het instellen van de hoekstand van het onderste zuigbuisgedeelte om de hartlijn. 10 Indien de zuigmond aan het ondereind van het onderste zuigbuisgedeelte excentrisch is ten opzichte van de genoemde hartlijn kan door een kleine verdraaiing van het onderste zuigbuisgedeelte de positie van de zuigmond ten opzichte van de snijmiddelen aan het snijorgaan worden 15 ingesteld, afgestemd op de draairichting van het snijorgaan en de verhaalrichting van de ladder.
In een uitvoering is de baggerinrichting volgens de uitvinding voorzien van middelen voor het verstellen van de onderlinge axiale positie van de afvoerbuisleiding, 20 eventueel met vulstuk, en de mantel met snijorgaan. Hiermee kan een voor een bepaald werkproces optimale axiale positie van de zuigmond ten opzichte van het snijorgaan worden gerealiseerd, afhankelijk van de breshoogte, staplengte, etcetera. In geval van bijvoorbeeld een snijkop, kan de 25 zuigmond dichter bij het uiteinde daarvan (zoals waar gewoonlijk de naaf zit) worden gebracht.
In een eenvoudige uitvoering zijn de verstelmiddelen ingericht voor het axiaal verstellen van de positie van de afvoerbuisleiding ten opzichte van de 30 ladder.
In een verdere ontwikkeling van de baggerinrichting volgens de uitvinding is de mantel voorzien van een plaatsingssteun, voor losmaakbare bevestiging van het snij orgaan daarop, in het bijzonder het 35 randgebied daarvan. Het snijorgaan kan hierbij eenvoudig vervangen worden, bijvoorbeeld door een vergelijkbaar snijorgaan met een andere diameter. De plaatsingssteun kan 5 zich op radiaal buitenwaartse afstand van de mantel uitstrekken, zodat de diameter van de aandrijfmantel relatief klein kan zijn. Het vulstuk kan zich daarbij ook radiaal buiten de mantel uitstrekken. De plaatsingssteun is 5 bij voorkeur doorgaand omlopend.
In een verdere ontwikkeling van dit concept voorziet de uitvinding in een samenstel van een dergelijke inrichting volgens de uitvinding en tenminste twee snij organen, waarbij de snijorganen randen bezitten met van 10 elkaar afwijkende diameters, waarbij de randen voorzien zijn van bevestigingsmiddelen voor bevestiging van het betreffende snijorgaan op de plaatsingssteun, waarbij de bevestigingsmiddelen van de randen van de snijorganen een omschreven cirkel bepalen van gelijke diameter.
15 De plaatsingssteun kan daarbij voorzien zijn van axiaal en radiaal buitenlangs en -over de bevestigingsmiddelen grijpende opsluiters, zoals bijvoorbeeld klauwen.
In een verdere ontwikkeling van de 20 baggerinrichting volgens de uitvinding is het vulstuk losmaakbaar bevestigd aan de afvoerbuisleiding. Het vulstuk kan daarbij zelf vast bevestigd zijn aan een eindgedeelte van de afvoerbuisleiding, welk eindgedeelte dan losmaakbaar bevestigd is aan de rest van de afvoerbuis leiding. Voor 2 5 vervanging is dat eindgedeelte in en uit de mantel te voeren. Daarmee kunnen diverse uitvoeringen van het vulstuk al bevestigd aan een afvoerbuisgedeelte worden gereedgehouden voor plaatsing in de baggerinrichting, bijvoorbeeld in afstemming op de vervanging van een 30 snijorgaan door een snijorgaan van andere vorm/afmetingen. Het vulstuk kan gelast zijn aan het afvoerbuisgedeelte, zodat die verbinding weinig ruimte nodig heeft.
Het vulstuk kan met een in de mantel reikend gedeelte radiaal uitwendig gelagerd zijn in de mantel om 35 radiale gewichtskrachten en belastingen als gevolg van tussen vulstuk en snijorgaan klem geraakte brokstukken materiaal op te vangen.
6
In een uitvoering is de mantel buisvormig en is tussen de buisvormige mantel en de afvoerbuisleiding een ringruimte gevormd, welke ringruimte aan een eind in verbinding staat met een drukbron voor fluïdum in het 5 bijzonder water, en aan het tegengestelde eind in verbinding staat met een of meer mondstukken aangebracht in het inwendige van het snijorgaan. Het fluïdum kan worden gebruikt voor spoeling van watergesmeerde lagers, en voor hulp bij ontgraving, alsmede voor het schoon/open houden 10 van het snijorgaan.
In de uitvoering met voornoemd vulstuk kunnen de mondstukken aangebracht zijn op het vulstuk.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het ontgraven en verwijderen van 15 materiaal van een bodem van een waterlichaam, omvattend een snijorgaan voor het losmaken van het bodemmateriaal en een afvoerbuisleiding voor het losgemaakte bodemmateriaal, alsmede een steunconstructie, zoals een ladder, voor ondersteuning van de afvoerbuisleiding, waarbij het 20 bodemmateriaal door middel van een pomp door de afvoerbuisleiding getransporteerd wordt, voorts voorzien van middelen voor rotatie van het snijorgaan, waarbij de rotatiemiddelen een aandrijfmantel omvatten, welke verbonden is met een randgebied van het snijorgaan voor het 25 opleggen van een rotatiebeweging daaraan, waarbij de aandrijfmantel uitwendig draaibaar gelegerd is in de ladder.
Het gewicht van de aandrijving voor het snijorgaan, zoals de mantel, en het snijorgaan wordt 30 opgenomen door de ladder. De uitwendige krachten op het snijorgaan kunnen eveneens worden opgenomen door de ladder. De zuigbuis zelf kan hierbij voor een groot deel vrij blijven van deze krachten. De zuigbuis kan hierdoor eenvoudig worden uitgevoerd, grotendeels als gewone buis.
35 Voor opname van het gewicht van de zuigbuis zelf en het daarin getransporteerde mengsel kan de afvoerbuisleiding ondersteund zijn in de mantel, hetgeen 7 kan plaatsvinden met eenvoudige middelen, zoals een steunlager.
Om meerotatie van de afvoerbuisleiding te voorkomen zijn middelen aanwezig voor het tegen rotatie 5 vasthouden van de afvoerbuisleiding.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die 10 afzonderlijke aspecten, zoals het vulstuk, de uitwisselbaarheid van snij koppen, de uitwisselbaarheid van vulstukken met zuigbuisdelen, verstelbaarheid van het onderste gedeelte van de zuigbuis en andere aspecten, kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste 15 octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
20 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: 25 Figuur 1 een ladder van een baggerwerktuig met een zuigbuisopstelling volgens de uitvinding; figuur 2A een uiteengenomen aanzicht op de snijkopopstelling van figuur 1; figuur 2B een detail van de snijkopbevestiging 30 van de opstelling van figuur 1; figuren 2C-E details en doorsneden van zuigbuiseinden met telkens verschillende snijkoppen; figuur 3 een detail van de opstelling van figuur 1, met zwenk- en schuifmechanismen; 35 figuren 4A en 4B details van het zwenkmechanisme; en figuur 5 een detail van de opstelling van figuur 8 1 met jetwaterinlaat.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN 5
De ladder l van opstelling in figuur 1 is draaibaar -in een verticaal, loodrecht op het vlak van tekening staand vlak- bevestigd aan een schip, niet weergegeven. De ladder 1 draagt een holle as of mantel 2, 10 die uitwendig is gelagerd op de ladder 1, met een radiaal lager 3 en een gecombineerd axiaal/radiaal lager 4. Binnen de holle as 2 is een zuigbuis 7 opgenomen, die aan een boveneind aangesloten is op een pomp 15, en aan het ondereind voorzien is van een vulstuk of conus 8, die reikt 15 in snijkop 9. De conus 8 is met buisdeel 8a bijvoorbeeld door lassen bevestigd aan het uiteinde van de zuigbuis 7, en is uitwendig met axiaal/radiaal lager gelagerd binnen holle as of mantel 2.
De zuigbuis 7 is door middel van 20 schuifmechanismen 13 axiaal verstelbaar ten opzichte van de holle as 2. Door middel van zwenkmechanisme 14 is de zuigbuis 7 kantelbaar om zijn hartlijn S.
In figuur 1 heeft de weergegeven conus 8 een zuigmonddoorgang 51 en zuigmondopening 52 die concentrisch 25 gelegen zijn ten opzichte van de hartlijn S van de zuigbuis 7. In de figuren 2C-E heeft de weergegeven conus 8 een zich naar de snijkop 9 ten opzichte van de hartlijn S afbuigende doorgang 51, zodat de opening 52 excentrisch gelegen is ten opzichte van de hartlijn S.
30 De snijkop 9, waarvan de tandencontour is weergegeven, omvat een rand of ring 30 en een naaf 32, waartussen zich snijarmen 33 uitstrekken, die aan beide einden daaraan vast bevestigd zijn. De naaf 32 is hol om een doorgang 39 te bepalen, waardoorheen eventueel ook 35 bodemmateriaal en water naar de zuigmond kan stromen. De doorgang kan aan het buiteneind zijn voorzien van spijlen 39a om te grote stukken materiaal tegen te houden.
9
Zoals ook weergegeven is in figuur 2A, is de ring 30 aan de radiale buitenzijde voorzien van plaatsingsnokken 31, die in omtreksrichting op regelmatige afstand van elkaar gelegen zijn. Eenzelfde ring 30 maakt deel uit van 5 de snij kop 9 van figuur 2C.
In de snij kop 9 van figuur 2D is de ring 30 L-vormig, en ligt deze, anders dan in figuur 2C, met been 30a, voor het grootste deel radiaal binnen de daar gelegen uiteinden van de armen 33. Van de radiale buitenzijde van 10 het been 30a van de ring 30 steken weer plaatsingsnokken 31 uit.
In de snijkop van figuur 2E is de radiale afstand tussen de bij de ring 30 gelegen uiteinden van de armen 33 en de plaatsingsnokken 31 nog groter. Aldus is maximale 15 snijkopdiameter D3 (figuur 2E) groter dan maximale snijkopdiameter D2 (figuur 2D) en groter dan maximale snijkopdiameter Dl (figuur 2C) . Merk op dat in de figuren 2C-E de tandencontouren zijn weggelaten.
Voor bevestiging van de snij koppen 9 is op het 20 ondereind van de holle as 2 een soort van opspantafel of plaatsingssteun 10 bevestigd, voor rotatie daarmee. In het weergegeven voorbeeld omvat de opspantafel 10 twee op de holle as 2 gelaste flenzen 2la,b (figuur 2B) , met aan de radiale buitenzijden daarvan daarop gelast een ring 23 (zie 25 figuur 2A) , die voorzien is van radiale gaten 25a. De opspantafel of plaatsingssteun 10 omvat voorts een klauwring 24, die met behulp van flens 22 en bouten 28 axiaal, richting snijkop, op zijn plaats wordt gehouden tegen ring 23. De klauwring 24 is voorzien van gaten 25b, 30 die samen vallen met gaten 25a, en bestemd zijn voor ontvangst van slagpennen 26. De klauwring 24 is voorzien van klauwen 24a, die tussen zich uitsparingen 24b vrijlaten. De omtrekslengte daarvan komt overeen met die van uitsteeksels 23a en uitsparingen 23b op ring 23.
3 5 Bij het opzetten van de snijkop 9 op de opspantafel 10 zijn de plaatsingsnokken 31 door de uitsparingen 24b gevoerd. De ring 31 bevindt zich dan 10 binnen de klauwring 24. De plaatsingsnokken 31 worden in de uitsparingen 23b gevoerd en worden daarin op nauw passende wijze opgenomen. Dan wordt de klauwring 24 in de richting E, tegen de normale draairichting van de snijkop 9, 5 gedraaid om de klauwen 24a axiaal voor de uitsparingen 23b en de plaatsingsnokken 31 te brengen. Vervolgens worden de slagpennen 26 ingebracht, en is de snijkop 9 vast bevestigd op de opspantaf el 10 en daarmee op de holle as 2. De ring 30 komt daarbij strak tegen de flens 21b.
10 Bij vervanging van een snijkop 9 verwijdert men de slagpennen 26, roteert men de klauwring 24 in tegengestelde richting, en neemt men de klauwring 24 met snijkop 9 uit. Een andere snijkop 9, met een ring 30 met plaatsingsnokken 31, kan dan op voornoemde wijze geplaatst 15 worden. Dit kan bijvoorbeeld één van de in figuren 2C-E weergegeven snijkoppen 9 zijn.
Voor aandrijving van de holle as 2 en daarmee van de snijkop 9 om hartlijn S is aan het boveneind van de holle as 2 een tandwiel 18 bevestigd. Het tandwiel 18 wordt 20 aan de omtrek aangegrepen door rondsels 17, die aangedreven worden door elektromotoren 11 en 12, via reduktiekasten 16. De holle as 2 wordt daardoor binnen de ladder 1, en om de zuigbuis 7 geroteerd, daarbij gelagerd in lagers 3 en 4. De elektromotoren 11 en 12 en eventueel ook de reductiekasten 25 16 kunnen, met toepassing van een tussenas, ook boven water bovenaan op de ladder 1 opgesteld worden.
Tussen de holle as 2 en de zuigbuis 7 bevindt zich een ringruimte 40, die in verbinding kan staan met een verder niet weergegeven bron van water. Het vulstuk op de 30 conus 8 is voorzien van met ringruimte 40 in verbinding staande kanalen 41, 42, die leiden naar spuitmondstukken 43. De ringruimte 40 kan, zoals te zien in figuur 5, aan het boveneind afgesloten zijn door een bus 44, die op kraag 49 daarvan door middel van een dubbel- conische 35 klemring 47 en daarop naar elkaar toe gespannen klemringen 48a,b (op zich bekend) vastgeklemd is op de zuigbuis en naar de holle as 2 voorzien is van een afdichting. Door de 11 bus 44 reiken een of meer doorgangen 45, die aan hun ingang aangesloten kunnen zijn op een -niet weergegeven-watertoevoerslang of buis, welke eventuele axiale verplaatsing van de bus 44 ten opzichte van de ladder 1 kan 5 opnemen. In de ringruimte kunnen eventueel met de zuigbuis stationaire pijpen opgesteld worden, die de doorgangen 45 verbinden met de kanalen 41,42. Het toegevoerde water kan ook gebruikt worden voor spoeling en koeling van steunlager 5.
10 In figuur 3 zijn het zwenkmechanisme 14 en het schuifmechanisme 13 voor de zuigbuis 7 nader weergegeven. Te zien is dat zuigbuisgedeelte 7a overgaat in een wijder zuigbuisgedeelte 7b, waarbij aan het eind van zuigbuisgedeelte 7b een mof 65 aangebracht is, met 15 afdichtingsring 66 op de rand van zuigbuisgedeelte 7b, waarlangs zuigbuisgedeelte 7a op water-afgedichte wijze kan schuiven en verdraaien.
In de doorgang 60 in de ladder l zijn een aantal steunen 61 voorzien, waarop cilinders 62 scharnierbaar 20 bevestigd zijn, welke cilinders 62 zich in axiale richting van de doorgang 60 uitstrekken, en met zuigerstangen 63 scharnierbaar bevestigd zijn aan een zich om buisgedeelte 7a uitstrekkende ring 67. De ring 67 vormt een opneemruimte 64, waarin een ring 68 passend en verdraaibaar opgenomen 25 is, waarbij de opneemruimte gesloten is door een ring 69. De ring 68 is vast bevestigd op het buitenoppervlak van een huls 76, die door middel van een dubbel-conische klemring 77 en daarop naar elkaar toe gespannen klemringen 78a,b (op zich bekend) vastgeklemd is op buisgedeelte 7a. De ring 68 30 is verdraaibaar binnen de ringen 67, 69, maar niet in axiale richting verplaatsbaar ten opzichte daarvan. Aldus kan door activering van de cilinders 62 en intrekking/uitzetting van de zuigerstangen 63 de ring 68 en de huls 76 en daarmee buisgedeelte 7a in de richting A 35 verschoven worden ten opzichte van buisgedeelte 7b. Daarmee zal ook het vulstuk/de conus 8 verschoven kunnen worden binnen de ruimte tussen de opspantafel 10 en de armen 33 12 van de snij kop 9, naar de in figuur 2E gestreept weergegeven positie.
Het zwenkmechanisme 14, ook weergegeven in figuren 4A en 4B, omvat een zich in een radiaal vlak ten 5 opzichte van zuigbuisgedeelte 7a opgestelde cilinder 70, die met een kogel scharnier 71 bevestigd is aan de ladder 1. De zuigerstang 72 is met het uiteinde ter plaatse van 73 met een bolscharnier bevestigd aan een staaf 75, die zich in een axiaal vlak van zuigbuisgedeelte 7a uitstrekt, en 10 aan de einden stijf bevestigd is aan platte ringen 74a, 74b, die vast bevestigd zijn op huls 76 en daarmee op zuigbuisgedeelte 7a, dat niet ver daarvandaan gesteund wordt in lager 6. Door activering van de cilinder 70 zal de zuigerstang 72 in de richting B uitzetten of intrekken. 15 Door het scharnier 73 zullen de ringen 74 verdraaien in de richting C, en daarmee de huls 76 en het buisgedeelte 7a. Het scharnier 73 zorgt ervoor dat ook een axiale verschuiving in de richting A gevolgd kan worden, doordat de cilinder 70 kan meezwenken (figuur 4A) . Door deze 20 zwenkmogelijkheid kan de zuigopening in de conus 8 een optimale stand gegeven worden, afhankelijk van de zwaairichting van de ladder, debiet, grondsoort, etcetera. Zulks kan continu, tijdens het baggerproces naar believen plaatsvinden.
25 De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die 30 vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.
1032670
Claims (30)
1. Inrichting voor het ontgraven en verwijderen van materiaal van een bodem van een waterlichaam, omvattend een snijorgaan voor het losmaken van het bodemmateriaal en een afvoerbuisleiding voor het losgemaakte bodemmateriaal, 5 alsmede een steunconstructie, zoals een ladder, voor ondersteuning van de afvoerbuisleiding, waarbij het bodemmateriaal door middel van een pomp door de afvoerbuisleiding getransporteerd wordt, voorts voorzien van middelen voor rotatie van het snijorgaan, waarbij het 10 snijorgaan een aantal snijmiddelen bezit en tussen de snijmiddelen en de ingang van de afvoerbuisleiding een ruimte bepaalt, waarbij aan de ingang van de afvoerbuisleiding een vulstuk is aangebracht, dat voorzien is van een zuigdoorgang tussen de ingang en de ruimte om 15 een zuigmond te bepalen, waarbij de ingangsopening van de zuigdoorgang de hartlijn van de afvoerbuisleiding en de rotatiehartlijn van het snijorgaan bevat.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de hartlijn van de zuigdoorgang in de ingangsopening onder een 2. hoek staat op de hartlijn van de ingang van de afvoerbuisleiding.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het vulstuk grotendeels om de ingangsrand van de afvoerbuisleiding is aangebracht.
4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het vulstuk grotendeels vóór de ingangsrand van de afvoerbuisleiding is aangebracht.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de rotatiemiddelen een aandrijfmantel 30 omvatten, welke verbonden is met een randgebied van het snijorgaan voor het opleggen van een rotatiebeweging 1032670 daaraan, waarbij de aandrijfmantel uitwendig draaibaar gelegerd is in de ladder.
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de afvoerbuisleiding ondersteund is in de mantel.
7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, voorzien van middelen voor het tegen rotatie vasthouden van de afvoerbuisleiding.
8. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7, waarbij de mantel is voorzien van een plaatsingssteun, 10 zoals en omlopende plaatsingsrand, voor losmaakbare bevestiging van het snijorgaan daarop, in het bijzonder het randgebied daarvan.
9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de plaatsingssteun zich op radiaal buitenwaartse afstand van 15 de mantel uitstrekt.
10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de plaatsingssteun doorgaand omlopend is.
11. Samenstel van een inrichting volgens een der conclusies 8-10, en tenminste twee snijorganen, waarbij de 20 snijorganen randen bezitten met van elkaar afwijkende diameters, waarbij de randen voorzien zijn van bevestigingsmiddelen voor bevestiging van het betreffende snijorgaan op de plaatsingssteun, waarbij de bevestigingsmiddelen van de randen van de snijorganen een 25 omgeschreven cirkel bepalen van gelijke diameter.
12. Samenstel volgens conclusie 11, waarbij de plaatsingssteun voorzien is van axiaal en radiaal buitenlangs of -over de bevestigingsmiddelen grijpende opsluiters.
13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afvoerbuisleiding een onderste zuigbuisgedeelte bezit dat om zijn hartlijn beweegbaar is en middelen zijn voorzien voor het instellen van de hoekstand van het onderste zuigbuisgedeelte om de hartlijn. 3 5
14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorzien van middelen voor het verstellen van de onderlinge axiale positie van de afvoerbuisleiding en de mantel.
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de verstelmiddelen ingericht zijn voor het axiaal verstellen van de positie van de afvoerbuisleiding ten opzichte van de 5 ladder.
16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vulstuk losmaakbaar is bevestigd aan de afvoerbuisleiding.
17. Inrichting volgens conclusie 16, waarbij het 10 vulstuk daarbij zelf vast bevestigd is aan een eindgedeelte van de afvoerbuisleiding, welk eindgedeelte losmaakbaar bevestigd is aan de rest van de afvoerbuisleiding en voor vervanging in en uit de mantel te voeren is.
18. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, 15 waarbij het vulstuk met een in de mantel reikend gedeelte radiaal uitwendig gelagerd is.
19. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de mantel buisvormig is en tussen de buisvormige mantel en de afvoerbuisleiding een ringruimte 20 gevormd is, welke ringruimte aan een eind in verbinding staat met een drukbron voor fluïdum in het bijzonder water, en aan het tegengestelde eind in verbinding staat met een of meer mondstukken aangebracht in het inwendige van het snijorgaan.
20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij de mondstukken aangebracht zijn op het vulstuk.
21. Inrichting voor het ontgraven en verwijderen van materiaal van een bodem van een waterlichaam, omvattend een snij orgaan voor het losmaken van het bodemmateriaal en 30 een afvoerbuis leiding voor het losgemaakte bodemmateriaal, alsmede een steunconstructie, zoals een ladder, voor ondersteuning van de afvoerbuisleiding, waarbij het bodemmateriaal door middel van een pomp door de afvoerbuisleiding getransporteerd wordt, voorts voorzien 35 van middelen voor rotatie van het snij orgaan, waarbij de rotatiemiddelen een aandrijfmantel omvatten, welke verbonden is met een randgebied van het snij orgaan voor het opleggen van een rotatiebeweging daaraan, waarbij de aandrijfmantel uitwendig draaibaar gelegerd is in de ladder.
22. Inrichting volgens conclusie 21, waarbij de 5 afvoerbuisleiding ondersteund is in de mantel.
23. Inrichting volgens conclusie 21 of 22, voorzien van middelen voor het tegen rotatie vasthouden van de afvoerbuisleiding.
24. Inrichting voor het ontgraven en verwijderen 10 van materiaal van een bodem van een waterlichaam, omvattend een snij orgaan voor het losmaken van het bodemmateriaal en een afvoerbuisleiding voor het losgemaakte bodemmateriaal, alsmede een steunconstructie, zoals een ladder, voor ondersteuning van de afvoerbuisleiding, waarbij het 15 bodemmateriaal door middel van een pomp door de afvoerbuisleiding getransporteerd wordt, voorts voorzien van middelen voor rotatie van het snijorgaan, waarbij de rotatiemiddelen een aandrijfmantel omvatten, welke verbonden is met een randgebied van het snijorgaan voor het 20 opleggen van een rotatiebeweging daaraan, waarbij de aandrijfmantel is voorzien van een plaatsingssteun, zoals een omlopende plaatsingsrand, voor losmaakbare bevestiging van het snijorgaan daarop, in het bijzonder het randgebied daarvan.
25. Inrichting volgens conclusie 24, waarbij de plaatsingssteun zich op radiaal buitenwaartse afstand van de mantel uitstrekt.
26. Inrichting volgens conclusie 25, waarbij de plaatsingssteun doorgaand omlopend is.
27. Inrichting volgens een der conclusies 24-26, waarbij de aandrijfmantel uitwendig draaibaar gelegerd is in de ladder.
28. Samenstel van een inrichting volgens een der conclusies 24-27, en tenminste twee snijorganen, waarbij de 35 snijorganen randen bezitten met van elkaar afwijkende diameters, waarbij de randen voorzien zijn van bevestigingsmiddelen voor bevestiging van het betreffende snijorgaan op de plaatsingssteun, waarbij de bevestigingsmiddelen van de randen van de snijorganen een omgeschreven cirkel bepalen van gelijke diameter.
29. Samenstel volgens conclusie 28, waarbij de 5 plaatsingssteun voorzien is van axiaal en radiaal buitenlangs of -over de bevestigingsmiddelen grijpende opsluiters.
30. Inrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de 10 bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1032670
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1032670A NL1032670C2 (nl) | 2006-07-28 | 2006-10-12 | Snijkopaandrijving. |
EP07075644A EP1882783A3 (en) | 2006-07-28 | 2007-07-26 | Cutter head drive |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1032246 | 2006-07-28 | ||
NL1032246 | 2006-07-28 | ||
NL1032670A NL1032670C2 (nl) | 2006-07-28 | 2006-10-12 | Snijkopaandrijving. |
NL1032670 | 2006-10-12 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1032670C2 true NL1032670C2 (nl) | 2008-01-29 |
Family
ID=37714403
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1032670A NL1032670C2 (nl) | 2006-07-28 | 2006-10-12 | Snijkopaandrijving. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1032670C2 (nl) |
Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL6604311A (nl) * | 1966-03-31 | 1967-10-02 | ||
US3673716A (en) * | 1968-12-20 | 1972-07-04 | Alois Trondle | Compressed air operated apparatus for raising underwater deposits |
US4624066A (en) * | 1984-12-14 | 1986-11-25 | Zanen Verstoep N.V. | Dredge with twin cutter head and suspension therefor |
JPS621935A (ja) * | 1985-06-26 | 1987-01-07 | Toa Harbor Works Co Ltd | ポンプ式浚渫船のサクシヨンヘツド装置 |
JPH04146333A (ja) * | 1990-10-09 | 1992-05-20 | Ube Ind Ltd | 浚渫装置 |
WO2004111353A1 (en) * | 2003-06-13 | 2004-12-23 | Dredging International N.V. | Device and method for dislodging and recovering dredging material of varying nature |
-
2006
- 2006-10-12 NL NL1032670A patent/NL1032670C2/nl active Search and Examination
Patent Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL6604311A (nl) * | 1966-03-31 | 1967-10-02 | ||
US3673716A (en) * | 1968-12-20 | 1972-07-04 | Alois Trondle | Compressed air operated apparatus for raising underwater deposits |
US4624066A (en) * | 1984-12-14 | 1986-11-25 | Zanen Verstoep N.V. | Dredge with twin cutter head and suspension therefor |
JPS621935A (ja) * | 1985-06-26 | 1987-01-07 | Toa Harbor Works Co Ltd | ポンプ式浚渫船のサクシヨンヘツド装置 |
JPH04146333A (ja) * | 1990-10-09 | 1992-05-20 | Ube Ind Ltd | 浚渫装置 |
WO2004111353A1 (en) * | 2003-06-13 | 2004-12-23 | Dredging International N.V. | Device and method for dislodging and recovering dredging material of varying nature |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CN106001735B (zh) | 一种钢管管外环切机器人 | |
CA2514638C (en) | Method and trench wall cutting device for making a trench wall in the soil | |
EP1882783A2 (en) | Cutter head drive | |
US8162614B2 (en) | Workpiece, and also a welding method for the manufacture of a workpiece | |
NL1032670C2 (nl) | Snijkopaandrijving. | |
JP2011516776A (ja) | 水平分割式タービン車室用静翼輪据付装置、水平分割式タービン車室用静翼輪セグメント及び静翼ホルダ | |
CN112594193B (zh) | 一种高效稳定防堵轴流泵 | |
CN105921240A (zh) | 射流清洗破碎机 | |
CN106391600A (zh) | 输送管清理设备 | |
JP2017040050A (ja) | トンネル掘削機 | |
JP4384058B2 (ja) | シールド掘進機 | |
CN107326954B (zh) | 一种淤泥清理装置 | |
JP3869420B2 (ja) | ジャッキ駆動単軸型のシールド機 | |
CN108654464A (zh) | 一种机械加工用润滑油搅拌装置 | |
JP5249891B2 (ja) | シールド掘進機のスクリューコンベアのメンテナンス構造 | |
NL2011994C2 (en) | Cutter head. | |
CN209997866U (zh) | 一种用于高频焊管防腐用的浸油装置 | |
JP4352564B2 (ja) | 回転式容器処理装置 | |
NL1009385C2 (nl) | Snijwiel met zuigbuis voor een zuigbaggervaartuig. | |
JP2012020384A (ja) | 長尺シャフト内面加工装置 | |
JP6711714B2 (ja) | 異形断面上向きシールド工法 | |
JP2008248510A (ja) | エレクター | |
CN217749695U (zh) | 一种大模数滚齿机工作台 | |
CN214079276U (zh) | 一种适用于复合管材端口打磨机构 | |
CN220127175U (zh) | 一种生态修复用土壤修复剂喷淋设备 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up |