NL1032233C2 - Belichtingsarmatuur voor het aanlichten van gewassen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Belichtingsarmatuur voor het aanlichten van gewassen.

BESCHRIJVING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een belichtings-5 armatuur voor het aanlichten van gewassen, omvattende een huis met ten minste één lamphouder met een lichtbron met een lengte-as, zich parallel aan de lengte-as van de lichtbron naast de lichtbron uitstrekkende zijreflectoren voor het door een zich onder de lichtbron tussen de zijreflectoren uitstrekkend onderste uittreedvenster reflecteren van licht van de lichtbron naar een gewas onder het 10 belichtingsarmatuur en een zich parallel aan de lengte-as van de lichtbron boven de lichtbron uitstrekkende boven reflector voor het naar een gewas reflecteren van licht van de lichtbron dat door een zich boven de lichtbron tussen de zijreflectoren uitstrekkend bovenste uittreedvenster schijnt.

Een dergelijk belichtingsarmatuur is bekend uit WO 2004/040963 15 A1, waarin een belichtingsarmatuur voor gewasbestraling wordt beschreven. Bij het bekend belichtingsarmatuur zijn de zijreflectoren en een hoofdreflector als de boven reflector zodanig ten opzichte van elkaar opgesteld, dat in hoofdzaak geen licht uit een gasontladingslamp als lichtbron, een hogedruk-natriumontladingslamp met een hardglazen cilindrische buitenballon die in het bijzonder voor belichtings-20 armaturen wordt gebruikt, rechtstreeks tussen de bovenreflector en één van de zijreflectoren door kan schijnen. De boven reflector strekt zich zover naar beide zijkanten uit, dat het licht dat juist over één van de zijreflectoren schijnt aan of nabij een rand van de bovenreflector wordt opgevangen en zijwaarts naar beneden richting het gewas wordt gereflecteerd. Een nadeel van het bekend belichtings-25 armatuur is, dat de boven reflector zich tot een behoorlijke breedte moet uitstrekken om het licht dat juist over de rand van één van de zijreflectoren schijnt op te kunnen vangen en naar het gewas te reflecteren. De zijreflectoren kunnen aan hun bovenzijde de gasontladingslamp immers niet (te) ver afschermen, omdat in dat geval onvoldoende warmte zou kunnen ontsnappen en de gasontladingslamp 30 daardoor te warm zou worden. De breedte van de bovenreflector voorkomt weliswaar verlies van strooilicht, maar als gevolg van de breedte van de bovenreflector, en daarmee van het gehele verlichtingsarmatuur, wordt zonlicht dat bijvoorbeeld door het dak van een kas waarin de lamp is opgehangen belemmerd tot het gewas door te dringen. Dit gaat uiteraard ten koste van de groei van het gewas.

1032233 2

De onderhavige uitvinding beoogt daarom een belichtingsarmatuur volgens de inleiding te verschaffen, die verlies van lichtopbrengst als gevolg van strooilicht tussen een zij reflector en de boven reflector reduceert of althans in hoge mate voorkomt, maar die bij een vergelijkbare opstelling van zijreflectoren, smaller 5 kan worden uitgevoerd dan het bekend belichtingsarmatuur. Dit doel wordt door de onderhavige uitvinding bereikt, doordat de bovenreflector aan de zijkanten ervan is voorzien van zich parallel aan de lengte-as van de lichtbron uitstrekkende vleugels met elk een reflectievlak voor het in de richting van de lichtbron reflecteren van licht dat uit de lichtbron rechtstreeks op een vleugel schijnt. Door de aard en vorm van de 10 bovenreflector strekt een vleugel zich uit in een hoek van 75-105 graden ten opzichte van een gemiddelde helling die de bovenreflector maakt vanaf het midden van de bovenreflector tot nabij de betreffende vleugel. Er is niet veel ruimtelijk inzicht voor nodig om te begrijpen, dat door deze maatregel de breedte van de bovenreflector aanzienlijk kan worden verkleind. Immers, de baan die het licht dat 15 juist over de rand van een zijreflector schijnt naar de bovenreflector aflegt, wordt eerder door de vleugel onderbroken en gereflecteerd dan bij een zich slechts in hoofdzaak zijwaarts uitstrekkende bovenreflector. Door de relatief smalle boven reflector (het effect treedt uiteraard aan beide zijden op) kan het belichtingsarmatuur smaller worden uitgevoerd, waardoor meer zonlicht het gewas 20 kan bereiken dan met een vergelijkbare lamp zonder dergelijke vleugels, die breder is. Een bijkomend voordeel is dat de lamp door het naar de lamp gereflecteerde licht verder wordt verwarmd, waardoor de lichtopbrengst hoger is dan bij een vergelijkbare lamp die niet tevens door de reflectie wordt verwarmd. Een bijkomend effect is dat door de vleugels wordt voorkomen dat water van bijvoorbeeld een 25 beregeningsinstallatie, dat onder een hoek van 60 graden naar beneden valt, de lichtbron kan raken.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn de reflectievlakken van de vleugels cilindrisch gebogen. Hierdoor kan een divergerende lichtbundel, of althans een divergerend deel van de lichtbundel, als 30 minder divergerende lichtbundel (of zelfs als convergerende lichtbundel) worden gereflecteerd in verhouding tot bij een vleugel met een plat reflectievlak.

Het heeft daarbij de voorkeur dat de hartlijn van de cilindrisch gebogen reflectievlakken ten minste in hoofdzaak samenvalt met de hartlijn van de lichtbron. Dit resulteert erin dat licht dat vanuit de lichtbron op de reflectievlakken 3 valt in hoofdzaak loodrecht invalt, en daardoor in de tegengestelde richting wordt gereflecteerd.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat de bovenreflector in het midden een hoofdreflectiezone met ten minste één 5 reflectievlak voor het tussen de bovenreflector enerzijds en de zij reflectoren anderzijds naar het gewas reflecteren van licht uit de lichtbron. Hierdoor wordt licht dat door het bovenste uittreedvenster vanuit de lichtbron op de bovenreflector valt schuin naar beneden gereflecteerd. Hierdoor krijgt ook het onderste deel van het gewas voldoende licht, zelfs als het gewas al behoorlijk is gegroeid.

10 Bij voorkeur strekken zich vanuit het midden van de hoofdreflectiezone naar weerszijden twee reflectievlakken uit die cilindrisch gebogen zijn om respectievelijke hartlijnen die zich onder de bovenreflector bevinden. Door de cilindrische buiging is het mogelijk om de lichtbundels die vanuit de lichtbron door het bovenste uittreedvenster op de reflectievlakken vallen gericht 15 en geconcentreerd naar het gewas te reflecteren zonder daarbij op de zijreflector te vallen. Daarbij wordt de gereflecteerde stralenbundel door de cilindrische buiging minder divergerend gereflecteerd dan de invallende stralenbundel.

De bovenreflector omvat tussen de hoofdreflectiezone en een vleugel bij voorkeur een tussenstuk voor het vergroten van de afstand tussen de 20 lichtbron en de vleugel. Dit heeft het effect dat de vleugel als het ware ten opzichte van het betreffende uiteinde van de bovenreflector teruggetrokken is aangebracht, waardoor licht dat juist naast de vleugel op de bovenreflector invalt in de richting van het gewas kan worden gereflecteerd zonder het risico dat de aldus gereflecteerde lichtbundel door de betreffende vleugel wordt onderbroken en opnieuw wordt 25 gereflecteerd, als gevolg waarvan een optimale lichtverdeling zou kunnen worden verstoord.

Het heeft de voorkeur, dat elk van de zijreflectoren ten minste één zich ten minste in hoofdzaak parallel aan de lichtbron uitstrekkende vouwlijn omvat, aan weerszijden waarvan zich een reflectievlak uitstrekt, waardoor de zijreflectoren 30 als het ware enigszins om de lichtbron zijn gevouwen. De tenminste ene vouwlijn zorgt voor convergentie bij reflectie van het licht dat vanuit de lichtbron op de zijreflector valt. De twee of meer zich parallel aan de lichtbron uitstrekkende reflectievlakken waarin de één of meer vouwlijnen de zijreflector verdeelt of verdelen zorgen ervoor dat de divergerende lichtbundel van de lichtbron enigszins wordt 4 versmald in vergelijking met een zijreflector die uit slechts één plat vlak bestaat. De vouwlijnen hebben in feite hetzelfde effect als een cilindrisch gebogen reflectievlak, maar de vouwlijnen verschaffen extra sterkte aan de zijreflector in vergelijking met een cilindrische reflector.

5 De reflectievlakken aan weerszijden van een vouwlijn zijn bij voorkeur plat. Hoewel gebogen vlakken bijdragen aan convergentie van het gereflecteerd licht zou dat bij deze uitvoeringsvorm dubbelop werken. Een uitvoeringsvorm met rechte vlakken volstaat en is minder duur in vervaardiging.

Een zijreflector heeft bij voorkeur ten minste twee vouwlijnen. Een 10 vergroting van het aantal vouwlijnen kan een gebogen vorm benaderen.

Het heeft de voorkeur dat een zijreflector is voorzien van ten minste één knik die zich in de breedte van de zijreflector, haaks op de lengte-as van de lichtbron, uitstrekt en de zijreflector verdeelt in een hoofdreflectiedeel dat zich parallel aan de buislamp uitstrekt en een zijreflectiedeel dat zich in een hoek ten 15 opzichte van het hoofdreflectiedeel uitstrekt en naar binnen is gebogen. Dit aspect van de uitvinding kan overigens onafhankelijk van het hoofdaspect van de uitvinding worden toegepast bij een belichtingsarmatuur voor het aanlichten van gewassen, omvattende een huis met ten minste één lamphouder met een lichtbron met een lengte-as, zich parallel aan de lengte-as van de lichtbron naast de lichtbron 20 uitstrekkende zijreflectoren voor het door een zich onder de lichtbron tussen de zij reflectoren uitstrekkend onderste uittreedvenster reflecteren van licht van de lichtbron naar een gewas onder het belichtingsarmatuur.

Een dergelijk belichtingsarmatuur is eveneens bekend uit WO 2004/040963 A1, waarin een inrichting en een werkwijze voor verlichting voor 25 het aanstralen van planten wordt geopenbaard. Elke zijreflector is opgebouwd uit zogenaamde facetten, dat wil zeggen stroken die zich parallel aan de lengte-as van de lichtbron uitstrekken en zijn gevormd uit een plaat waarop vouwlijnen zijn voorzien die zich in de lengterichting van de reflector parallel aan de lengte-as van de lichtbron uitstrekken. De hoger gelegen facetten van de zijreflectoren bevinden 30 zich dichter bij de lichtbron dan de lager gelegen facetten van de zijreflectoren.

Een nadeel van een dergelijke reflector is dat het licht er niet optimaal in de richting van het gewas door wordt gereflecteerd. Het huis heeft aan de tegenover de lamphouder gelegen zijde een kopse wand. Om de lichtopbrengst te optimaliseren is de kopse wand aan de binnenzijde reflecterend uitgevoerd, maar 5 het licht dat door de kopse wand wordt gereflecteerd wordt niet in een gewenste richting afgebogen.

De onderhavige uitvinding beoogt daarom een belichtingsarmatuur met zijreflectoren te verschaffen, waarbij meer licht in een gewenste richting wordt 5 gereflecteerd dan bij het bekend belichtingsarmatuur. Dit doel wordt door de onderhavige uitvinding bereikt, doordat een zijreflector is voorzien van ten minste één knik die zich in de breedte van de zijreflector uitstrekt en de zijreflector verdeelt in een hoofdreflectiedeel dat zich parallel aan de buislamp uitstrekt en een zijreflectiedeel dat zich in een hoek ten opzichte van het hoofdreflectiedeel uitstrekt 10 en naar binnen is gebogen. Hierdoor wordt licht dat door het zijreflectiedeel wordt gereflecteerd ten opzichte van het bekend belichtingsarmatuur meer richting gewas en minder richting de kopse wand gereflecteerd. Aldus wordt de doelstelling van de onderhavige uitvinding bereikt.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding 15 zijn tenminste twee knikken voorzien die zich in de breedte van de zijreflector uitstrekken en de zijreflector verdelen in een hoofdreflectiedeel en tenminste twee zijreflectiedelen. Door het vergroten van het aantal zijreflectiedelen kan het licht dat aan één of beide uiteinden vanuit de lichtbron op de zijreflector valt gerichter en efficiënter naar een gewas worden gereflecteerd.

20 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding bevinden de tenminste twee zijreflectiedelen zich aan weerszijden van het hoofdreflectiedeel. Zo kan licht van beide kopse einden, bij een zogenaamde eenkneepslamp, aan de zijde van de lamphouder en tegenover de lamphouder, bij een tweekneepslamp tussen de beide lamphouders, van de kopse zijden worden 25 weggebogen.

Bij een alternatieve uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding bevinden de tenminste twee zijreflectiedelen zich naast elkaar aan dezelfde zijde van het hoofdreflectiedeel. Hierdoor kan het licht aan de betreffende zijde van de zijreflector stapsgewijs en daardoor nog beter gericht in de gewenste 30 richting worden gereflecteerd. Het is uiteraard mogelijk om deze uitvoeringsvorm te combineren met de uitvoeringsvorm uit de vorige alinea, waarbij aan beide zijden van het hoofdreflectiedeel twee of meer zijreflectiedelen zijn voorzien.

Het heeft de voorkeur dat de bovenreflector en/of de zijreflectoren zijn voorzien van een aluminium reflectielaag, bij voorkeur met aluminium van het 6 type MIRO 7. Aluminium, en met name MIRO 7, is uitstekend geschikt voor het verschaffen van zeer vlakke reflectievlakken, waardoor licht dat op het betreffend reflectievlak valt zo uniform verdeeld mogelijk in de gewenste richting kan worden gereflecteerd.

5 De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een lichtbron- reflectorcombinatie voor een belichtingsarmatuur volgens één of meer uitvoeringsvormen die hierboven zijn beschreven. In het algemeen geldt overigens dat de beschermingsomvang niet is beperkt tot een lamp waarin zich een lichtbron bevindt. De lichtbron is in het hier voorgaande en in de conclusies meegenomen om 10 het effect van licht wat uit een lichtbron op één van de reflectoren valt duidelijk toe te kunnen lichten.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een reflector voor toepassing bij een belichtingsarmatuur en/of een lichtbron-reflectorcombinatie als in het hier bovenstaande beschreven. De reflector kan ofwel een reflector zijn 15 die kan worden toegepast als een bovenreflector of een reflector die kan worden toegepast als zijreflector. De voordelen van de reflector corresponderen met de voordelen die hierboven zijn besproken in combinatie met de betreffende belichtingsarmaturen.

Hiernavolgend wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van 20 een uitvoeringsvoorbeeld en onder verwijzing naar de bijgevoegde figuren, waarin: figuur 1 een perspectivisch aanzicht is van een combinatie van een gasontladingslamp met een reflector volgens de onderhavige uitvinding; figuur 2 een dwarsdoorsnede-aanzicht is van de combinatie van een gasontladingslamp met een reflector uit figuur 1; en 25 figuur 3 een onderaanzicht is van de combinatie van een gasontladingslamp met een reflector uit figuur 1.

Nu kijkend naar de figuren 1 tot en met 3 wordt een combinatie 1 getoond van een gasontladingslamp als lichtbron met een reflector van een armatuur volgens de onderhavige uitvinding. De combinatie 1 omvat twee kopse 30 zijden 3a, 3b met een reflecterend binnenoppervlak. Aan één kopse zijde 3a is een gasontladingslamp 2 (een hogedruk natriumlamp van 600 W met een hardglazen buitenballon waarbinnen zich een gasontladingsbuis 2a uitstrekt) via een lampvoet 12 met het armatuur verbonden (niet getoond). De gasontladingslamp 2 wordt geflankeerd door twee zijreflectoren 4 die zich tussen beide kopse zijden 3a, 3b 7 deels evenwijdig aan de gasontladingslamp 2 uitstrekken. De zijreflectoren 4 zijn gebogen om zich in de lengte van de zijreflectoren uitstrekkende buiglijnen 5 en zich in de breedte uitstrekkende buiglijnen 6. De buiglijnen 5 verdelen de zijreflectoren 4 in zich in de lengte uitstrekkende facetten. De buiglijnen 6 verdelen de zijreflectoren 5 4 in een hoofdvlak H en twee zijvlakken Z. Boven de gasontladingslamp 2 strekt zich een bovenreflector 7 tussen de kopse zijden 3a, 3b uit. De bovenreflector 7 is ook gebogen om zich in de lengte van de boven reflector 7, dus in hoofdzaak evenwijdig aan de gasontladingslamp 2, uitstrekkende buiglijnen 8, waarbij aan elke zijkant van de bovenreflector 7 een vleugel 9 is gevormd. In figuur 2 zijn uit de 10 gasontladingsbuis 2a van de gasontladingslamp 2 komende lichtstralen S1 en S2 en de bijbehorende gereflecteerde stralen R1 respectievelijk R2 getekend.

Uit de figuren is op te maken dat de gasontladingslamp 2 deels is omgeven door zijreflectoren 4 en een boven reflector 7. De zijreflectoren 4 bevinden zich aan de zijkant en nabij de gasontladingslamp 2 en zijn, zoals met name 15 duidelijk zichtbaar is in figuur 2, zodanig georiënteerd dat licht dat vanuit de gasontladingsbuis 2a op een (reflecterend) vlak van één van de zijreflectoren 4 valt naar beneden wordt gereflecteerd, naar een gewas (niet getoond) waar het licht opvalt, hetgeen het groeien van het gewas bevordert. Het reflecterend materiaal is een aluminium dat bekend is onder de aanduiding MIRO-7, dat zeer goede 20 reflecterende eigenschappen heeft en waarmee een zeer vlak reflectie-oppervlak kan worden gecreëerd. Licht dat aan de onderzijde van de gasontladingslamp 2 tussen de zijreflectoren 4 naar beneden straalt zal rechtstreeks op het gewas eronder vallen. Licht dat aan de bovenzijde van de gasontladingslamp 2 tussen de zijreflectoren 4 naar boven straalt zal via een reflecterend onderoppervlak van de 25 bovenreflector 7 zijwaarts naar beneden schijnen om het gewas (niet getoond) dat zich schuin onder de gasontladingslamp 2 bevindt van opzij te belichten. Een lichtstraal St die vanuit de gasontladingsbuis 2a juist over een zijreflector 4 straalt wordt door de vleugel 9 van bovenreflector 7 in de richting van de pijl R, richting de gasontladingsbuis 2a teruggestraald. Een lichtstraal S2 die iets verder boven de 30 andere zijreflector 4 richting bovenreflector 7 straalt wordt schuin zijwaarts weggekaatst als een gereflecteerde straal R2. Als gevolg van de vorm van de vleugel 9, waarbij haaks ten opzichte van de vleugel een tussenstuk 7a van de bovenreflector aan de vleugel 9 grenst, zal gereflecteerde straal R2 niet nogmaals door bijvoorbeeld de vleugel 9 van de bovenreflector 7 worden weerkaatst, maar valt 8 deze straal R2 schuin in op gewas dat zich schuin onder het armatuur 1 bevindt.

Met name in figuur 3 is zichtbaar dat de zij reflectoren 4 in de lengterichting zijn verdeeld in drie vlakken, te weten één hoofdvlak H en twee zijvlakken 2. Licht dat op een van de facetten van hoofd vlak H valt zal, zoals het 5 beste is getoond in figuur 2, vergelijkbaar met een bekend belichtingsarmatuur naar beneden op het gewas (niet getoond) vallen. Wordt licht echter op een zijvlak Z van de zijreflector 4 geprojecteerd dan zal de gereflecteerde straal meer naar het midden (in de lengterichting van de gasontladingslamp 2) naar beneden worden gereflecteerd dan wanneer de zijreflector 4 zich recht tussen beide kopse zijden 3a, 10 3b van het armatuur zou uitstrekken. Als gevolg van de buiging van de zij reflectoren 4 en de stand van de zijvlakken Z ten opzichte van de gasontladingslamp 2 wordt minder licht op de reflecterende binnenkant van de kopse zijde 3a gereflecteerd, hetgeen zorgt voor een verhoudingsgewijs beter rendement dan bij zich recht tussen de beide kopse zijden 3a, 3b uitstrekkende zijreflectoren van bekende 15 belichtingsarmaturen.

In het hier voorgaande uitvoeringsvoorbeeld en de bijgevoegde figuren wordt slechts één uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding beschreven en getoond. De beschrijving en de figuren hebben echter geen enkele beperkende invloed op de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding die 20 wordt bepaald door de hiernavolgende conclusies. Alternatieve uitvoeringsvormen waarbij één of meer effecten van de onderhavige uitvinding worden bereikt maar die nog steeds vallen binnen de beschermingsomvang van de onderhavige octrooiaanvrage zijn denkbaar. Zo is het mogelijk in plaats van een scherpe buiglijn een meer geleidelijke kromming aan een zijreflector en/of een hoofdreflector te 25 verschaffen waarbij de genoemde effecten eveneens optreden. Ook is het mogelijk om in plaats van een armatuur met één lamphouder een armatuur met twee lamphouders toe te passen, waartussen de gasontladingslamp wordt bevestigd, zoals bij een tl-buis.

30 1032233

Claims (17)

1. Belichtingsarmatuur voor het aanlichten van gewassen, omvattende een huis met ten minste één lamphouder met een lichtbron met een lengte-as, zich 5 parallel aan de lengte-as van de lichtbron naast de lichtbron uitstrekkende zij reflectoren voor het door een zich onder de lichtbron tussen de zijreflectoren uitstrekkend onderste uittreedvenster reflecteren van licht van de lichtbron naar een gewas onder het belichtingsarmatuur, en een zich parallel aan de lengte-as van de lichtbron boven de lichtbron uitstrekkende bovenreflector voor het naar een gewas 10 reflecteren van licht van de lichtbron dat door een zich boven de lichtbron tussen de zijreflectoren uitstrekkend bovenste uittreedvenster schijnt, met het kenmerk, dat de bovenreflector aan de zijkanten ervan is voorzien van zich parallel aan de lengte-as van de lichtbron uitstrekkende vleugels met elk een reflectievlak voor het in de richting van de lichtbron reflecteren van licht dat uit de lichtbron rechtstreeks op een 15 vleugel schijnt.

2. Belichtingsarmatuur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de reflectievlakken van de vleugels cilindrisch gebogen zijn.

3. Belichtingsarmatuur volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de hartlijn van de cilindrisch gebogen reflectievlakken ten minste in hoofdzaak 20 samenvalt met de hartlijn van de lichtbron.

4. Belichtingsarmatuur met het kenmerk, dat de bovenreflector in het midden een hoofdreflectiezone omvat met ten minste één reflectievlak voor het tussen de bovenreflector enerzijds en de zijreflectoren anderzijds naar het gewas reflecteren van licht uit de lichtbron.

5. Belichtingsarmatuur volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat zich vanuit het midden van de hoofdreflectiezone naar weerszijden twee reflectievlakken uitstrekken die cilindrisch gebogen zijn om respectievelijke hartlijnen die zich onder de bovenreflector bevinden.

6. Belichtingsarmatuur volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat 30 de bovenreflector tussen de hoofdreflectiezone en een vleugel een tussenstuk omvat voor het vergroten van de afstand tussen de lichtbron en de vleugel.

7. Belichtingsarmatuur volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk van de zijreflectoren ten minste één zich ten minste in hoofdzaak parallel aan de lichtbron uitstrekkende vouwlijn omvat, aan 1032233 weerszijden waarvan zich een reflectievlak uitstrekt, waardoor de zij reflectoren als het ware enigszins om de lichtbron zijn gevouwen.

8. Belichtingsarmatuur volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de reflectievlakken aan weerszijde van een vouwlijn plat zijn.

9. Belichtingsarmatuur volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat een zijreflector ten minste twee vouwlijnen omvat.

10. Belichtingsarmatuur volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een zijreflector is voorzien van ten minste één knik die zich in de breedte van de zijreflector uitstrekt en de zijreflector verdeelt in een 10 hoofdreflectiedeel dat zich parallel aan de lichtbron uitstrekt en een zijreflectiedeel dat zich in een hoek ten opzichte van het hoofdreflectiedeel uitstrekt.

11. Belichtingsarmatuur volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat ten minste twee knikken zijn voorzien die zich in de breedte van de zijreflector uitstrekken en de zijreflector verdelen in een hoofdreflectiedeel en ten minste twee 15 zijreflectiedelen.

12. Belichtingsarmatuur volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de ten minste twee zijreflectiedelen zich aan weerszijden van het hoofdreflectiedeel bevinden.

13. Belichtingsarmatuur volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, 20 dat de ten minste twee zijreflectiedelen zich naast elkaar aan dezelfde zijde van het hoofdreflectiedeel bevinden.

14. Belichtingsarmatuur volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bovenreflector en/of de zij reflectoren zijn voorzien van een aluminium reflectielaag.

15. Belichtingsarmatuur volgens conclusie 14 met het kenmerk, dat het aluminium van het type MIR07 is.

16. Lichtbron-reflectorcombinatie voor een belichtingsarmatuur volgens één of meer van de voorgaande conclusies.

17. Reflector voor toepassing bij een belichtingsarmatuur volgens 30 één of meer van de conclusies 1 tot en met 15 en/of voor een lichtbron- reflectorcombinatie volgens conclusie 16.