NL1032099C2 - Werkwijze en inrichting voor het uitzetten van nuttige geleedpotigen. - Google Patents
Werkwijze en inrichting voor het uitzetten van nuttige geleedpotigen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1032099C2 NL1032099C2 NL1032099A NL1032099A NL1032099C2 NL 1032099 C2 NL1032099 C2 NL 1032099C2 NL 1032099 A NL1032099 A NL 1032099A NL 1032099 A NL1032099 A NL 1032099A NL 1032099 C2 NL1032099 C2 NL 1032099C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- arthropods
- gas stream
- forced gas
- forced
- channel
- Prior art date
Links
- 241000238421 Arthropoda Species 0.000 title claims description 133
- 238000000034 method Methods 0.000 title claims description 43
- 238000007664 blowing Methods 0.000 claims description 26
- 239000007788 liquid Substances 0.000 claims description 11
- 238000005507 spraying Methods 0.000 description 9
- 241000238876 Acari Species 0.000 description 8
- 230000005484 gravity Effects 0.000 description 7
- 238000003898 horticulture Methods 0.000 description 7
- 239000013566 allergen Substances 0.000 description 6
- 239000012876 carrier material Substances 0.000 description 4
- 241000723353 Chrysanthemum Species 0.000 description 3
- 241000238631 Hexapoda Species 0.000 description 3
- 230000007423 decrease Effects 0.000 description 3
- 230000003111 delayed effect Effects 0.000 description 3
- 238000003780 insertion Methods 0.000 description 3
- 230000037431 insertion Effects 0.000 description 3
- 241000196324 Embryophyta Species 0.000 description 2
- 241001481699 Phytoseiidae Species 0.000 description 2
- 241001481304 Vespoidea Species 0.000 description 2
- 241000607479 Yersinia pestis Species 0.000 description 2
- 239000000853 adhesive Substances 0.000 description 2
- 230000001070 adhesive effect Effects 0.000 description 2
- 235000013601 eggs Nutrition 0.000 description 2
- 239000000463 material Substances 0.000 description 2
- 239000000203 mixture Substances 0.000 description 2
- 241000894007 species Species 0.000 description 2
- XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N water Substances O XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 2
- 229920002134 Carboxymethyl cellulose Polymers 0.000 description 1
- 235000007516 Chrysanthemum Nutrition 0.000 description 1
- 241000218378 Magnolia Species 0.000 description 1
- 230000009286 beneficial effect Effects 0.000 description 1
- 239000001768 carboxy methyl cellulose Substances 0.000 description 1
- 235000010948 carboxy methyl cellulose Nutrition 0.000 description 1
- 239000008112 carboxymethyl-cellulose Substances 0.000 description 1
- 239000000969 carrier Substances 0.000 description 1
- 238000006073 displacement reaction Methods 0.000 description 1
- 239000002244 precipitate Substances 0.000 description 1
- 239000000758 substrate Substances 0.000 description 1
- 229910052902 vermiculite Inorganic materials 0.000 description 1
- 235000019354 vermiculite Nutrition 0.000 description 1
- 239000010455 vermiculite Substances 0.000 description 1
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01M—CATCHING, TRAPPING OR SCARING OF ANIMALS; APPARATUS FOR THE DESTRUCTION OF NOXIOUS ANIMALS OR NOXIOUS PLANTS
- A01M9/00—Special adaptations or arrangements of powder-spraying apparatus for purposes covered by this subclass
- A01M9/0007—Pneumatic dusters
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G13/00—Protecting plants
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Insects & Arthropods (AREA)
- Pest Control & Pesticides (AREA)
- Wood Science & Technology (AREA)
- Zoology (AREA)
- Health & Medical Sciences (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Toxicology (AREA)
- Catching Or Destruction (AREA)
- Mushroom Cultivation (AREA)
Description
Werkwijze en inrichting voor het uitzetten van nuttige geleedpotigen.
De onderhavige uitvinding heeft volgens een eerste 5 aspect betrekking op een werkwijze voor het uitzetten van nuttige geleedpotigen bijvoorbeeld in een cultuurgewas.
Volgens een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het uitzetten van nuttige geleedpotigen. Een dergelijke inrichting is geschikt voor het 10 uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.
Nuttige geleedpotigen worden hedentendage veelvuldig toegepast in de landbouw, bijvoorbeeld ten behoeve van biologische plaagbestrijding. Voorbeelden van nuttige geleedpotigen, die voor dit doel worden toegepast, zijn 15 (roof)mijten, sluipwespen en roofwantsen.
Om hun functie te kunnen vervullen, dienen dergelijke nuttige geleedpotigen uitgezet (verspreid) te worden in een gewas. In de stand der techniek gebeurt dit door middel van het handmatig verstrooien van de nuttige geleedpotigen 20 (eventueel op een drager) in het gewas. Op alternatieve wijze kan men roofmijten uitzetten door gebruik te maken van sachets waarin een hoeveelheid van deze roofmijten aanwezig is. Deze sachets dienen tevens handmatig in het gewas gehangen te worden. Deze methoden zijn erg arbeidsintensief. 25 Om een arbeidsbesparing op te leveren bij het uitzetten van nuttige geleedpotigen, wordt in DE4424499 een apparaat beschreven, waarmee deze nuttige geleedpotigen verspreid kunnen worden door middel van verblazing. In dit apparaat worden de nuttige geleedpotigen vanuit een reservoir 30 in een drukleiding gebracht, waardoor heen een luchtstroom geforceerd met hoge snelheid wordt geleid. Gevonden is echter, dat schade kan ontstaan aan geleedpotigen, die worden uitgezet met behulp van apparaten uit de stand der techniek 1 03 2 0 9 9 2 die gebruik maken van verblazing vanuit een drukleiding. Hierdoor presteren deze geleedpotigen minder goed bij de taken .waarvoor ze worden ingezet. Een dergelijke schade kan vooral optreden indien de geforceerde gasstroom met een 5 relatief groot vermogen wordt opgewekt, bijvoorbeeld om de geleedpotigen over een afstand van enige meters te verblazen.
Bovendien vereist dit apparaat uit de stand der techniek, nog steeds een aanzienlijke inzet van menselijke arbeid. Dit omdat het door een persoon op de rug wordt 10 gedragen, vergelijkbaar met een bladblazer, zoals deze wordt gebruikt voor het bladvrij maken van straten, perken en percelen.
De onderhavige uitvinding beoogt een werkwijze en inrichting te verschaffen voor het uitzetten van nuttige 15 geleedpotigen, waarbij minder schade wordt veroorzaakt aan de geleedpotigen, zodat zij beter presteren bij het uitoefenen van de taken waarvoor zij worden uitgezet. In diverse uitvoeringsvormen van de uitvinding worden verder maatregelen getroffen om het uitzetten van nuttige geleedpotigen minder 20 arbeidsintensief te maken dan in de werkwijzen die bekend zijn in de stand der techniek.
In de werkwijze volgens de uitvinding wordt een hoeveelheid nuttige geleedpotigen verschaft in een houder. Zoals de vakman zal begrijpen zijn de vorm en het materiaal 25 van de houder niet van belang zolang de houder geschikt is om de nuttige geleedpotigen te houden. De houder is bijvoorbeeld een cilindrisch lichaam waarvan tenminste één van de cirkelvormige openingen is afgesloten.
De nuttige geleedpotigen worden als dusdanig 30 verschaft of samen met een dragermateriaal. Daar toepassing op een dragermateriaal erg algemeen is voor veel nuttige geleedpotigen dient daar waar enkel de term "nuttige geleedpotigen" of "geleedpotigen" wordt gebruikt begrepen te 3 worden dat deze termen tevens de combinatie met een dragermateriaal omsluiten. Nuttige geleedpotigen omvatten alle levensstadia, inclusief eieren, nymfen (voorzover deze voorkomen bij een bepaalde soort), poppen (voorzover deze 5 voorkomen bij een bepaalde soort) en adulten, van bijvoorbeeld insecten, zoals sluipwespen en roofwantsen en mijten, zoals roofmijten bijvoorbeeld phytoseiidae zoals beschreven door De Moraes et al. (De Moraes, G.J., J.A. McMurtry, H.A. Denmark & C.B. Campos (2004). A revised 10 catalog of the mite family Phytoseiidae. Magnolia Press Auckland New Zealand). Maar binnen deze term vallen ook diverse andere geleedpotigen die worden toegepast in de biologische plaagbestrijding. Indien een geleedpotige een geschikte grootte en/of vorm en/of massa heeft om door middel 15 van verblazing verspreid te worden kan het in principe uitgezet worden met behulp van de werkwijze volgens de uitvinding. De vakman zal kunnen beoordelen of een geleedpotige geschikt is om verspreid (uitgezet) te worden door middel van verblazing. Voorbeelden van dragers, die 20 kunnen worden toegepast bij verblazing zijn zemelen, zaagsel, vermiculiet en dergelijke.
De houder omvat een aantal uitgangen voor de geleedpotigen. Een aantal omvat binnen het kader van deze uitvinding, elke keer dat deze term wordt gebruikt, één of 25 meer. De uitgangen zijn geschikt om de geleedpotigen en eventueel de drager door te laten. Bij voorkeur wordt de dosering van de geleedpotigen gecontroleerd en/of beïnvloed. De uitgangen zijn bijvoorbeeld openingen (zoals gaten) die zijn aangebracht in de houder. Deze openingen kunnen 30 afsluitbaar zijn met behulp van een afsluitmiddel, zoals een klep. De openingen kunnen bijvoorbeeld gelijkmatig zijn aangebracht in de mantel van een cilindervormig lichaam waarvan tenminste één van de cirkelvormige openingen is 4 afgesloten. De openingen kunnen bijvoorbeeld op een cirkelbaan op een vooraf bepaalde afstand uitgedrukt in graden, zoals elke 10-360°, bij voorbeeld 45°-180°, inclusief 90° zijn aangebracht. Indien de as van de cilinder onder een 5 hoek met de zwaartekrachtlijnen wordt geplaatst kunnen de geleedpotigen gedoseerd worden door de cilinder te roteren.
De dosering zal onder andere afhangen van de rotatiesnelheid, de grootte van de openingen en de grootte van de geleedpotigen en de grootte van het eventuele 10 dragermateriaal. Bijvoorbeeld aan de hand van deze parameters kan de dosering van de geleedpotigen gecontroleerd en/of beïnvloed worden. Op alternatieve wijze kan de dosering van de geleedpotigen worden gecontroleerd en/of beïnvloed door de openingen in de houder afsluitbaar te maken met een 15 aanstuurbare klep en deze klep aan te sturen al naar gelang de vereiste dosering. De vereiste dosering die nodig is om voldoende geleedpotigen uit te zetten in het gewas zal onder andere afhangen van het gewas, de aard van de geleedpotige en de functie van de geleedpotige in het gewas. Het ligt binnen 20 het bereik van de kennis van de vakman om de vereiste dosering te bepalen.
Vanuit een uitgang worden de geleedpotigen geleid in een geforceerde gasstroom. Onder geforceerde gasstroom dient begrepen te worden een gasstroom, die geforceerd een bepaalde 25 richting in wordt geblazen en/of geleid. Het gas is bij voorkeur een gas mengsel zoals lucht. De geleedpotigen kunnen mechanisch in de geforceerde luchtstroom geleid worden of onder invloed van de zwaartekracht. Geschikte mechanische middelen zullen bekend zijn voor de vakman. Als voorbeeld kan 30 worden genoemd een schroeftransporteur. Gebruik van de zwaartekracht heeft de voorkeur. Bij gebruik van de zwaartekracht zal de uitgang voor de geleedpotigen boven of in de geforceerde luchtstroom geplaatst zijn.
5
De geforceerde gasstroom kan continu of pulserend worden opgewekt met een gasverplaatser. De richting waarin de geforceerde gasstroom wordt opgewekt, de blaasrichting, kan horizontaal gericht zijn, maar tevens een hoek met de 5 horizontaal hebben. In het kader van deze uitvinding dient onder gasverplaatser begrepen te worden een inrichting die geschikt is om gas te verplaatsen, bijvoorbeeld door het creëren van druk verschillen. Als gasverplaatser kan gebruik worden gemaakt van bekende middelen, zoals bijvoorbeeld 10 rotors (inclusief propellers) van diverse ontwerpen, zoals twee-, drie- of meerbladige rotors (inclusief propellers), turbines, of gashouders met een samengeperst gas. Bij het gebruik van één of meer rotors kunnen deze geplaatst worden in een cilindervormige rotorkamer met een inlaat en een 15 uitlaat. Dit heeft als voordeel dat de geforceerde gasstroom in de richting van de uitlaat wordt gekanaliseerd. Ten opzichte van de gasstroom die wordt opgewekt door een rotor in de vrije ruimte is deze gasstroom meer gericht in de richting van de as van de rotor.
20 Kenmerkend van de werkwijze volgens de uitvinding is dat de geforceerde gasstroom ten minste gedeeltelijk een axiale snelheidsgradiënt omvat en de geleedpotigen in de geforceerde gasstroom worden ingebracht, nabij een deel van de geforceerde gasstroom met een axiale snelheidsgradient.
25 Het nabij een deel van de geforceerde gasstroom met een axiale snelheidsgradient inbrengen van de geleedpotigen omvat hierbij het in een deel van de geforceerde gasstroom met een axiale snelheidsgradient inbrengen van de geleedpotigen.
In de werkwijze volgens de uitvinding omvat de 30 geforceerde gasstroom ten minste gedeeltelijk een axiale snelheidsgradiënt. De geforceerde gasstroom kan aldus in de blaasrichting meerdere componenten omvatten, waarvan een t r 6 aantal een axiale snelheidsgradiënt hebben. Een aantal omvat binnen het kader van deze uitvinding een of meer.
Met een gasstroom met een axiale snelheidsgradiënt wordt bedoeld een gasstroom waarin de axiale snelheid, dat 5 wil zeggen dat de gassnelheid in de blaasrichting, een gradiënt vertoont, in de richting loodrecht op de blaasrichting. Aldus neemt de axiale snelheid in de richting loodrecht op de blaasrichting toe dan wel af afhankelijk of de axiale snelheidsverandering met de gradiënt mee dan wel 10 tegen de gradiënt wordt beschouwd.
In de werkwijze volgens de uitvinding worden de geleedpotigen dusdanig in de geforceerde gasstroom ingebracht dat ze bij hun radiale weg, dat wil zeggen loodrecht op de blaasrichting, door een deel van de geforceerde gasstroom met 15 een axiale snelheidsgradiënt in de richting van de toenemende snelheid bewegen. Dit kan door de axiale snelheid van boven naar beneden toe te laten toenemen en de geleedpotigen een axiale beweging van boven naar beneden te laten uitvoeren, bijvoorbeeld onder invloed van de zwaartekracht. Aldus maken 20 de geleedpotigen een gecombineerde beweging bestaand uit een beweging in de baasrichting en een verticale beweging onder invloed van de zwaartekracht.
Doordat de geleedpotigen in de nabijheid van (in) een deel van de geforceerde gasstroom met een axiale 25 snelheidsgradiënt worden ingebracht worden ze niet of slechts kort bloot gesteld aan de maximale snelheid van de geforceerde gasstroom. Hierdoor wordt schade aan de geleedpotigen, zoals optreedt in de apparaten uit de stand der techniek, ten minste verminderd.
30 De gasstroom met de axiale snelheidsgradiënt kan worden opgewekt door een rotor, zoals een propeller die in de vrije ruimte roteert. Op alternatieve wijze kan de gasstroom met de axiale snelheidsgradiënt worden verkregen door de 7 geforceerde gasstroom te laten expanderen. Bij het expanderen van een gasstroom zal de snelheid van de gasstroom afnemen.
De snelheidsafname zal in de buitenste delen groter zijn dan in de kern van de gasstroom. Hierdoor zal een luchtstroom met 5 een axiale snelheidsgradient ontstaan.
De geforceerde gasstroom kan bijvoorbeeld worden ' geexpandeerd door deze vanuit een drukleiding of een druk . kanaal in de vrije ruimte te leiden. Op alternatieve wijze kan de geforceerde gasstroom worden geexpandeerd door deze 10 vanuit een eerste drukkanaal (of drukleiding) in een tweede drukkanaal (of druk leiding) met een grotere diameter dan het eerste kanaal te leiden.
De geleedpotigen kunnen in de geforceerde gasstroom worden ingebracht door ze in de blaasrichting vóór of na 15 expansie in de geforceerde gasstroom in te brengen. Inbrengen in de geforceerde gasstroom na expansie in de vrije ruimte is bijzonder voordelig omdat hierbij de kans op schade aan de geleedpotigen het kleinst is, doordat het inbrengen van de geleedpotigen buiten een drukleiding plaatsvindt. Tevens is 20 het hierbij mogelijk om aanvullende maatregelen te treffen om gelijkmatige verspreiding van de geleedpotigen te verbeteren, zoals later zal worden besproken.
Indien de geleedpotigen in de geforceerde gasstroom worden ingebracht in een drukkanaal dienen verdere bijzondere 25 maatregelen getroffen te worden om de problemen uit de stand der techniek te voorkomen.
Dit kan bijvoorbeeld door de geleedpotigen in te brengen in de nabijheid van de uitlaat van het drukkanaal in de vrije ruimte. Hierdoor is de afstand en duur van hun weg 30 door het drukkanaal beperkt. Inbrengen in de nabijheid van de uitlaat van het drukkanaal geschiedt door de geleedpotigen in te brengen dusdanig dat wordt voldaan aan de relatie 1/d £ 2. Hierbij is 1 de afstand in de blaasrichting van de 4 8 inbrengpositie van de geleedpotigen tot de uitlaat van het drukkanaal en is d de diameter van de uitlaat van het drukkanaal. Bijvoorkeur is 1/d £ 1, met meer voorkeur < 1/2, met nog meer voorkeur s 1/3, met nog meer voorkeur < 1/4, met 5 de meeste voorkeur < 1/5.
Op alternatieve wijze kan volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm de geforceerde gasstroom tenminste gedeeltelijk vanuit de uitlaat van een eerste kanaal met een eerste diameter worden geleid in een tweede kanaal met een 10 tweede diameter, welke tweede diameter groter is dan de eerste diameter en wordt verder een derde kanaal verschaft met een uitlaat die tevens uitloopt in het tweede kanaal. In deze uitvoeringsvorm wordt, een eerste component van de geforceerde gasstroom met een eerste gassnelheid door het 15 eerste kanaal geleid en wordt door het derde kanaal een tweede component van de geforceerde gasstroom met een tweede gassnelheid lager dan de eerste gassnelheid geleid. De geleedpotigen kunnen hierbij in de geforceerde gasstroom worden ingebracht door deze in de blaasrichting vóór of na 20 expansie van de eerste component van de geforceerde gasstroom in het tweede kanaal in te brengen in het tweede kanaal.
Door het verschil in gassnelheid van de eerste component van de geforceerde gasstroom en de tweede component van de geforceerde gasstroom zal in het tweede kanaal voorbij 25 de uitlaat van het eerste kanaal een (gecombineerde) geforceerde gasstroom met een axiale snelheidsgradient ontstaan.
De eerste en tweede component van de geforceerde gasstroom kunnen worden gevormd als separate gasstromen door 30 onderscheidende gasverplaatsers, die ingesteld zijn om gasstromen met een onderscheidende gassnelheid op te wekken.
Op alternatieve wijze kan de eerste component worden gevormd met een gasverplaatser en wordt de tweede component 9 gevormd door het derde kanaal in verbinding te stellen met de buiten lucht. Door de gasverplaatsing in het tweede kanaal die wordt veroorzaakt door de geforceerde gasstroom, die via het eerste kanaal in het tweede kanaal stroomt, zal de 5 buitenlucht via het eerste kanaal worden aangezogen. Deze aangezogen buitenlucht zal over het algemeen een geringere gasstroom hebben en kan aldus fungeren als de tweede component.
Op weer een andere alternatieve wijze kan de eerst en 10 tweede component van de geforceerde gasstroom worden gevormd door een geforceerde gasstroom te scheiden in een eerste component met een relatief hoge gassnelheid en en tweede component met een relatief lage gassnelheid. Dit kan door het eerste kanaal en het tweede kanaal dusdanig in te richten, 15 dat het eerste kanaal een kleinere diameter heeft dan het tweede kanaal. Hierdoor kan het eerste kanaal in het tweede kanaal worden geplaatst. De ruimte tussen het eerste kanaal en het tweede kanaal doet hierbij dienst als het derde kanaal. Door in het derde kanaal een materiaal aan te brengen 20 dat een gasstroom beperkt doorlaat kan de geforceerde gasstroom, die vanuit het tweede compartiment wordt aangevoerd, worden vertraagd, terwijl deze nagenoeg vrij kan doorstromen door het eerste compartiment. In het tweede compartiment waar de eerste en tweede component weer bij 25 elkaar stromen zal hierdoor een geforceerde gasstroom met een axiale snelheidsgradient worden gevormd. Elk middel dat weerstand bied tegen het vrij stromen van de geforceerde gasstroom kan dienst doen om de gasstroom in het derde kanaal te vertragen. Een geschikt middelen is bijvoorbeeld een 30 geperforeerde plaat.
In het vrij expanderende deel van de geforceerde gasstroom worden de geleedpotigen meegevoerd. Onder invloed van onder andere de krachten van de geforceerde gasstroom, de ύ 10 zwaarte kracht en wrijvingskrachten zullen zij een bepaald vluchtpad krijgen.
In de werkwijze volgens de uitvinding wordt de geforceerde luchtstroom bij voorkeur boven het gewas, waarin 5 de nuttige geleedpotigen uitgezet dienen te worden, opgewekt dan wel geleid. Dit kan geschieden door de gasverplaatser boven het gewas te plaatsen en/of een uitlaat van een leiding systeem dat de geforceerde luchtstroom vanuit de gasverplaatser verder leidt boven het gewas te plaatsen.
10 Onder gelijktijdig inbrengen van de nuttige geleedpotigen in de geforceerde gasstroom kan de gasverplaatser over het gewas bewogen, bijvoorkeur in een rechtlijnige beweging. Het voortbewegen van de gasverplaatser geschiedt bij voorkeur in een in hoofdzaak horizontaal vlak. 15 Verder geschied het voortbewegen van de gasverplaatser bij voorkeur dusdanig dat de bewegingsrichting een richtingscomponent loodrecht op de richting van de gasverplaatser heeft. Met de meeste voorkeur wordt de geforceerde gasstroom in een in hoofdzaak horizontaal vlak in 20 hoofdzaak loodrecht op de richting van de geforceerde gasstroom voortbewogen.
Een richting met een richtingscomponent loodrecht op de richting van de geforceerde gasstroom is zoals de vakman zal begrijpen een richting die afwijkt van de richting van de 25 geforceerde gasstroom of die afwijkt van de daaraan tegenovergestelde richting. Ofwel anders gezegd maakt een richting met een richtingscomponent loodrecht op de richting van de geforceerde gasstroom een hoek met de richting van de geforceerde gasstroom van groter dan 0° en kleiner dan 180°. 30 Het voortbewegen van de gasverplaatser kan geschieden door de gasverplaatser zelf en/of een uitlaat van een leidingsysteem dat de geforceerde luchtstroom vanuit de gasverplaatser verder leidt voort te bewegen. Dit kan 11 geautomatiseerd geschieden door bijvoorbeeld gebruik te maken van een geautomatiseerd transport systeem. Voorbeelden van dergelijke transportsystemen zijn rijdende en hangende transportsystemen bijvoorbeeld een monorail systeem zoals 5 wordt gebruikt voor spuitrobots, die bekend zijn in de kastuinbouw. In een voorkeurs uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt de gasverplaatser voortbewogen door middel van een spuitrobot.
In een voorkeurs uitvoeringsvorm wordt de geforceerde 10 gastroom dusdanig gegenereed, dat de geleedpotigen over een aantal meters van maximaal 0,5-8 meter, bijvoorkeur ongeveer 3-6 meter, met meer voorkeur ongeveer 4-6 meter, met de meeste voorkeur ongeveer 4 meter worden verblazen. Deze maximale verblaas afstanden zijn goed geschikt om gebruikt te 15 worden binnen de kastuinbouw. Bij het gebruik van een geforceerde gasstroom die voloende sterk is om dit te bewerkstelligen is de kans groot dat in de eerste meters, na het punt van het inbrengen van de geleedpotigen, onder de geforceerde gasstroom geen geleedpotigen terechtkomen. Dit 20 kan aldus een ongelijkmatige uitzetting van de geleedpotigen tot gevolg.
Volgens een andere voorkeurs uitvoeringsvorm van de werkwijze wordt derhalve een fractie van de geleedpotigen door een gasstroom, de tegengasstroom, geblazen in een 25 richting met een richtingscomponent die loodrecht staat op de richting van de geforceerde gasstroom. Bij voorkeur wordt de fractie geleedpotigen door de tegengasstroom geblazen in een richting met tevens een richtingscomponent die tegengesteld is aan de richting van de geforceerde gasstroom. Hierdoor 30 wordt voorkomen dat dit deel van de geleedpotigen in de geforceerde gasstroom terecht komt. In plaats hiervan wordt dit deel naast de geforceerde gasstroom geblazen en valt dit op een afstand waar anders geen geleedpotigen zouden tl 12 neerkomen vanwege het hoge vermogen van de geforceerde luchtstroom. In deze uitvoeringsvorm heeft het de voorkeur dat de geleedpotigen op enige afstand van het opwekken van de geforceerde gasstroom in de geforceerde gasstroom worden 5 geleid. Bij voorkeur wordt de fractie geleedpotigen door de tegengasstroom verblazen vóórdat de geleedpotigen in de geforceerde gasstroom worden geleid.
Zoals de vakman zal begrijpen maakt een richting met een richtingscomponent tegengesteld aan de richting van de 10 geforceerde gasstroom een hoek met de richting van de geforceerde gasstroom van groter dan 90° en kleiner of gelijk aan 180'.
Bij voorkeur wordt circa 10% to 30%, met meer voorkeur 15%-20% van de geleedpotigen verblaast door de 15 tegengasstroom.
De tegengasstroom kan bijvoorbeeld worden opgewekt door een van de middelen, die tevens geschikt zijn voor het opwekken van de geforceerde gasstroom. Begrepen zal worden, dat de middelen, voor het opwekken van de tegengasstroom een 20 kleinere dimensie kunnen hebben dan de middelen voor het opwekken van de geforceerde gasstroom. De tegengasstroom is bij voorkeur geschikt om de geleedpotigen over een horizontale afstand van maximaal 0,3-1,5 meters, met meer voorkeur 0,5-1 meter, met de meeste voorkeur 0,8-1 meter te 25 verblazen.
In een alternatieve uitvoeringsvorm van de werkwijze wordt voor het opwekken van de tegengasstroom een deel van de geforceerde gasstroom door een pijp geleid. De inlaat van de pijp is hierbij dusdanig geplaatst dat de geforceerde 30 gasstroom hierin kan intreden. De uitlaat van de pijp is dusdanig geplaatst, dat de uitredende gasstroom dienst kan doen als tegengasstroom.
13
In een verdere voorkeurs uitvoeringsvorm van de werkwijze worden meerdere geforceerde gasstromen opgewekt in onderscheidende richtingen. Deze twee onderscheidende richtingen staan bij voorkeur in hoofdzaak loodrecht op 5 elkaar. In alle richtingen van de geforceerde gasstroom kan de werkwijze hierbij in overeenstemming met een van de bovenstaande uitvoeringsvormen worden uitgevoerd.
In een ander voorkeurs uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een vernevelde vloeistof in de geforceerde 10 gasstroom geleid. Nuttige geleedpotigen kunnen op zichzelf allergenen bevatten. Tevens kunnen nuttige geleedpotigen, zoals roofmijten, gecombineerd worden met ander mijten of andere geleedpotigen, bijvoorbeeld zoals in de mijtsamenstelling beschreven in WO 2006/057552. Deze 15 toegevoegde mijten of andere geleedpotigen kunnen tevens een bron van allergenen zijn. Door verblazing van de geleedpotigen kunnen hun allergenen worden verspreid. Dit kan problemen veroorzaken bij personen, die (over)gevoelig zijn voor deze allergenen. Gebleken is dat door het vernevelen van 20 een vloeistof in de geforceerde gasstroom problemen met betrekking tot verspreiding van allergenen kunnen worden verminderd. Gedacht wordt dat de allergenen tenminste gedeeltelijk in de vernevelde vloeistof worden ingevangen en daardoor sneller neerslaan. Middelen voor het vernevelen van 25 vloeistoffen zijn bekend voor de vakman.
De vernevelde vloeistof kan op geschikte wijze worden geselecteerd uit water en oplossingen die water omvatten.
Voor de toepassing van bepaalde levensstadia van bepaalde geleedpotigen zoals poppen of eieren heeft het de voorkeur om 30 een kleefmiddel toe te voegen aan de vernevelingsvloeistof. Hierdoor kunnen deze levensstadia blijven kleven aan diverse substraten zoals planten delen. Een geschikte kleefstof is bijvoorbeeld carboxymethylcellulose.
14
De werkwijze volgens de uitvinding is toepasbaar in de plantenteelt in zijn algemeenheid en de (kas)tuinbouw in het bijzonder. Van bijzondere interesse is dat de werkwijze volgens de uitvinding het mogelijk maakt om nuttige 5 geleedpotigen op efficiënte wijze uit te zetten bij de teelt van chrysanthemum species (chrysanten).
De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting die geschikt is voor het uitvoeren van de boven beschreven werkwijze.
10 De inrichting omvat een reservoir dat geschikt is voor het houden van een aantal in een gewas uit te zetten verblaasbare nuttige geleedpotigen. Het reservoir is voorzien van een aantal uitgangen voor de geleedpotigen.
De inrichting omvat verder een gasverplaatser die 15 geschikt is voor het opwekken van een geforceerde gasstroom, welke geforceerde gasstroom geschikt is om de verblaasbare nuttige geleedpotigen te verblazen. De functie, werking en geschikte middelen die kunnen dienen als gasverplaatser zijn besproken in relatie tot de werkwijze volgens de uitvinding. 20 Verder omvat de inrichting middelen om de geleedpotigen vanuit het reservoir via de uitgangen in de geforceerde gasstroom te leiden. De functie, werking en geschikte middelen die kunnen worden toegepast om de geleedpotigen vanuit het reservoir via de uitgangen in de 25 geforceerde gasstroom te leiden zijn besproken in relatie tot de werkwijze volgens de uitvinding.
De inrichting wordt gekenmerkt doordat de inrichting middelen omvat om een aantal gasstromen met een axiale snelheidsgradiënt te vormen, en de middelen om de 30 geleedpotigen in de geforceerde gasstroom te leiden ingericht zijn om de geleedpotigen in of nabij een gasstroom met een axiale snelheidsgradient in te brengen.
15
De middelen om een aantal gasstromen met een axiale snelheidsgradiënt gas te vormen omvatten bijvoorbeeld expansie middelen. De vakman zal begrijpen dat een gasstroom tot expansie kan worden gebracht door de gasstroom uit een 5 uitlaat van een drukkanaal te leiden. Geschikte expansie middelen zijn bijvoorbeeld middelen om de geforceerde gasstroom in de vrije ruimte te laten expanderen.
De maatregelen met betrekking tot het expanderen van de gastroom zullen door de vakman worden begrepen na het 10 lezen van de bovenstaande beschrijving aangaande de werkwijze volgens de uitvinding.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting volgens de uitvinding middelen om de inrichting voort te bewegen. De inrichting kan hierbij worden voortbewogen door 15 gebruik te maken van aandrijfmiddelen die onderdeel uitmaken van de inrichting of op alternatieve wijze kan de inrichting geplaatst worden op een andere inrichting met aandrijfmiddelen. In beide altérnatieven is het mogelijk om de inrichting over de grond voort te bewegen of hangend aan 20 een transportsysteem. Deze transport middelen zijn in een verdere voorkeurs-uitvoeringsvorm geschikt om de inrichting langs een railsysteem, met een aantal rails, zoals een monorail, voort te bewegen. Hierdoor kan de inrichting volgens de uitvinding worden voortbewogen vergelijkbaar aan 25 de spuitrobot, die in de kastuinbouw wordt toegepast bijvoorbeeld bij teelt van chrysanthemum species. Volgens een verdere voorkeurs uitvoeringsvorm zijn de aandrijfmiddelen geschikt om de inrichting voort te bewegen in een richting met een richtingscomponent loodrecht op de richting van de 30 geforceerde gasstroom.
De werking en functie van de bovenstaande elementen van de inrichting volgens de uitvinding en die van de diverse voorkeursuitvoeringsvormen, die onderdeel vormen van de 16 conclusies, zullen door de vakman begrepen worden in het licht van de bovenstaande beschrijving van de werkwijze volgens de uitvinding, de bijgevoegde figuren en de daarbij behorende figuurbeschrijving.
5 De inrichting volgens de uitvinding wordt in een voorkeursuitvoeringsvorm weergegeven in de bijgesloten figuren waarin: - figuur 1 een schematische weergave geeft van een aantal alternatieven om gasstromen met een axiale snelheidsgradiënt 10 op te vormen.
- figuur 2 een perspectivisch aanzicht geeft van een uitvoeringsvorm van het apparaat volgens de uitvinding, - figuur 3 een zijaanzicht geeft van een uitvoeringsvorm van het apparaat volgens de uitvinding, zoals dit voor 15 gebruik is aangebracht in een glastuinbouw kas, en - figuur 4 een aanblik geeft van de uitvoeringsvorm van het apparaat, zoals weergegeven in figuur 1, aangebracht in een glastuinbouw kas.
Een gasstroom met een axiale snelheidsgradient kan 20 worden opgewekt door een geforceerde gasstroom vanuit een drukkanaal 20 te laten expanderen bij een uitlaat 21, zoals weergegevn in figuur 1. Indien de geleedpotigen bij de positie van pijl 22 buiten het drukkanaal in de gasstroom met een axiale snelheidsgradient worden ingebracht is het niet 25 noodzakkelijk om aanvullende maatregelen te treffen om schade aan de geleedpotigen te voorkomen.
Indien de geleedpotigen in het drukkanaal worden ingebracht kan dit geschieden door ze op korte afstand van de uitlaat 22 in de drukleiding in de geforceerde gasstroom in 30 te brengen bij de pijl 23. Voor deze positie wordt voldaan aan de voorwaarde 1/D < 2.
Op alternatieve wijze kan in de drukleiding een gasstroom met een axiale snelheidsgradient worden gevormd.
17
Dit kan door in het drukkanaal 20 een tweede kanaal 24 met een uitlaat 25 in te brengen. In de ruimte tussen het tweede kanaal 24 en het eerste kanaal 20 wordt verder een gasvertragingsmiddel 30 aangebracht, hier een geperforeerde 5 plaat. Het gasvertragingsmiddel remt de geforceerde gasstroom, die wordt weergegeven met de dubbele pijlen 26 af, waardoor een vertraagde gasstroom, die wordt weergegeven met de onderbroken dubbele pijlen 27, wordt gevormd. Doordat de geforceerde gasstroom nagenoeg ongehinderd door het tweede 10 kanaal 24 kan passeren ontstaat aldus na de uitlaat 25 van de tweede kanaal 24 een gasstroom met een axiale snelheidsgradient in het kanaal 20. Doordat er door het kanaal 20 een gasstroom met een axiale snelheidsgradient stroomt is het mogelijk om de geleedpotigen op positie na de 15 uitlaat 25 van het kanaal 24 in het kanaal 20 in de geforceerde gasstroom in te brengen, bijvoorbeeld bij de pijl 28. Indien de vertraagde gasstroom 27 voldoende sterk is om de geleedpotigen mee te nemen kunnen de geleedpotigen zelfs op een postie tussen het gasvertragingsmiddel 30 en de 20 uitlaat 25 van het tweede kanaal 24 worden ingebracht, bijvoorbeeld bij de pijl 29.
Figuur 2 toont een uitvoeringsvorm van het apparaat volgens de uitvinding. Het apparaat omvat een huis 1 met daarin twee uitlaatopeningen 3, waarvan er in dit aanzicht 25 slechts één zichtbaar is. In gebruik komt de geforceerde gasstroom uit deze uitlaatopeningen 3. In deze uitvoeringsvorm van het apparaat wordt de gasstroom opgewekt door rotors, die worden aangedreven door een elektromotor. Voor het aanzuigen van lucht zijn in het huis 1, 30 tegenovergesteld aan de uitlaatopeningen 3, inlaatopeningen 4 aangebracht, waarvan er in dit aanzicht slechts één zichtbaar is. Vóór de uitlaatopeningen 3 en inlaatopeningen 4 is als veiligheidsmaatregel traliewerk aangebracht om de rotors af 18 te schermen. Het apparaat omvat verder reservoirs 5 voor het houden van de nuttige geleedpotigen. Deze reservoirs hebben in deze uitvoeringsvorm van het apparaat volgens de uitvinding de vorm van een cilinder met een bodem. In de 5 mantel van de cilinder zijn openingen 6 aangebracht. De bodem van de cilinders is verbonden met de aandrijfas van een elektromotor 7. Hierdoor kan in gebruik het reservoir rond de as van de cilindermantel worden geroteerd. Bij rotatie van de reservoirs 5 zullen de nuttige geleedpotigen onder invloed 10 van de zwaartekracht gedoseerd uit de openingen 6 treden, en in de geforceerde luchtstroom terechtkomen.
De nuttige geleedpotigen zullen met de geforceerde gasstroom meegevoerd worden in een beweging, die vergelijkbaar is aan een horizontale worp. Hierdoor zullen 15 zij over het algemeen op enige afstand van het apparaat, met een zekere spreiding, terechtkomen. Dit kan tot gevolg hebben dat direct onder het apparaat en in de nabijheid hiervan geen of nauwelijks nuttige insecten terechtkomen. Om dit te voorkomen, omvat het apparaat in de weergegeven 20 uitvoeringsvorm een middelen voor het opwekken van een gasstroom met een richting met een richtingscomponent, die tegengesteld is aan de richting van de geforceerde gasstroom en een richtingscomponent die loodrecht op de richting van de geforceerde gasstroom staat. In de uitvoeringsvorm, zoals 25 weergegeven in figuur 2, is dit een pijp 8 met een inlaat 9 en een uitlaat 10. De inlaat van de pijp 8 is dusdanig geplaatst, dat een deel van de geforceerde luchtstroom hierin intreedt. Deze intredende luchtstroom wordt door de binnenruimte van de pijp 8 geleid, en treedt uit de uitlaat 30 10 die geplaatst is na een bocht in de pijp, zodat de tegengasstroom ontstaat. Hiermee wordt een deel van de geleedpotigen die tijdens gebruik uit de openingen 6 van het reservoir 5 vallen naast de geforceerde luchtstroom geblazen.
i 19
Hierdoor zullen de geleedpotigen tevens in enige mate onder het apparaat en in de nabijheid hiervan terechtkomen.
Hierdoor wordt een gelijkmatigere verdeling van de nuttige geleedpotigen verkregen.
5 Voor het ophangen van het apparaat aan de spuitrobot, is het apparaat voorzien van haken 11. Dit biedt een oplossing tegen het arbeidsintensieve karakter van het uitzetten van nuttige geleedpotigen. Aldus kan het apparaat volgens de uitvinding boven het gewas voortbewogen worden 10 langs het transportsysteem van de spuitrobot. Op alternatieve wijze kan het apparaat een eigen aandrijving hebben voor transport langs een eigen transport systeem of het transportsysteem van de spuitrobot
Het apparaat in figuur 2 is gespiegeld symmetrisch 15 waarmee bedoeld wordt dat de achterzijde, die niet zichtbaar is, identiek is aan de getoonde voorzijde.
In figuur 3 is het apparaat volgens de uitvinding in een uitvoeringsvorm weergegeven in zijaanzicht. Het apparaat is in deze uitvoeringsvorm voor gebruik aangebracht in een 20 glastuinbouw kas. Met behulp van de klemmen 11 is het apparaat bevestigd aan het transport systeem 12 van de spuitrobot.
In figuur 4 is het apparaat volgens de uitvinding in een ander aanzicht te zien zoals aangebracht in een 25 glastuinbouwkas. In gebruik zal het apparaat boven het gewas voortbewogen worden langs een transportsysteem 14 in de richting van de ononderbroken pijl. In twee tegengestelde richtingen worden geforceerde gasstromen opgewekt, loodrecht op de bewegingsrichting. Aldus kunnen de nuttige 30 geleedpotigen op efficiënte wijze worden uitgezet in het gewas, door de spuitrobot voort te bewegen en gelijktijdig de nuttige insecten zijdelings te verblazen. Na het uitzetten (verspreiden) van de geleedpotigen kan het apparaat naar de 20 uitgangspositie terug bewogen worden (in de richting van de onderbroken pijl). Via een rangeer inrichting kan het apparaat vervolgens naar een andere baan worden geleid om daar tevens nuttige geleedpotigen uit te zetten.
5 10 15 1032099 i
Claims (34)
1. Werkwijze omvattende: (i) het in een reservoir verschaffen van een aantal 5 in een gewas te verspreiden verblaasbare nuttige geleedpotigen welk reservoir is voorzien van een aantal uitgangen voor de geleedpotigen; (ii) het verschaffen van een gasverplaatser die geschikt is voor het opwekken van een geforceerde 10 gasstroom in een blaasrichting; (iii) het met de gasverplaatser opwekken van een geforceerde gasstroom in de blaasrichting; (iv) het vanuit de uitgangen dusdanig in de geforceerde gasstromen leiden van de 15 geleedpotigen dat deze door de geforceerde gasstroom worden meegevoerd in de blaasrichting; met het kenmerk dat, de geforceerde gasstroom ten minste gedeeltelijk een axiale snelheidsgradiënt omvat en de geleedpotigen in of nabij een deel van de geforceerde 20 gasstroom met een axiale snelheidsgradiënt worden ingebracht en bij voorkeur het in de geforceerde gasstroom inbrengen van de geleedpotigen dusdanig geschiedt, dat deze bij hun radiale weg, dat wil zeggen loodrecht op de blaasrichting, door een deel van de geforceerde gasstroom met een axiale 25 snelheidsgradiënt in de richting van de toenemende snelheid bewegen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de geleedpotigen in de geforceerde gasstroom worden ingebracht in een deel van de geforceerde gasstroom met een axiale 30 snelheidsgradiënt.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de axiale snelheidsgradiënt wordt verkregen door tenminste een 1032099 component van de geforceerde gasstroom te laten expanderen bijvoorbeeld in de vrije ruimte.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij de geleedpotigen in de geforceerde gasstroom worden ingebracht 5 door ze in de blaasrichting vóór expansie van tenminste een component van de geforceerde gasstroom in te brengen.
5. Werkwijze volgens een der conclusies 3, waarbij de geleedpotigen in de geforceerde gasstroom worden ingebracht door deze in de blaasrichting na expansie van tenminste een 10 component van de geforceerde gasstroom in te brengen.
6. Werkwijze volgens een der conclusies 3-5, waarbij expansie van tenminste een component van de geforceerde gasstroom wordt verkregen door de geforceerde gasstroom tenminste gedeeltelijk vanuit de uitlaat van een eerste 15 kanaal met een eerste diameter te leiden in een tweede kanaal met een tweede diameter, welke tweede diameter groter is dan de eerste diameter.
7. Werkwijze volgens conclusies 6, waarbij een derde kanaal wordt verschaft met een uitlaat die tevens uit loopt 20 in het tweede kanaal, een eerste component van de geforceerde gasstroom met een eerste gassnelheid door het eerste kanaal wordt geleid, door het derde kanaal een tweede component van de geforceerde gasstroom met een tweede gassnelheid lager dan de eerste gassnelheid wordt geleid en waarbij de 25 geleedpotigen in de geforceerde gasstroom worden ingebracht door deze in de blaasrichting vóór expansie van de eerste component van de geforceerde gasstroom in het tweede kanaal in te brengen in het tweede kanaal.
8. Werkwijze volgens conclusies 6, waarbij een derde 30 kanaal wordt verschaft met een uitlaat die grenst aan de uitlaat van het eerste kanaal, een eerste component van de geforceerde gasstroom met een eerste gassnelheid door het eerste kanaal wordt geleid, door het derde kanaal een tweede component van de geforceerde gasstroom met een tweede gassnelheid lager dan de eerste gassnelheid wordt geleid en waarbij de geleedpotigen in de geforceerde gasstroom worden ingebracht door deze in de blaasrichting na expansie van de 5 eerste component van de geforceerde gasstroom in het tweede kanaal in te brengen in het tweede kanaal.
9. Werkwijze volgens een der conclusies 1-8, waarbij de gasverplaatser boven het gewas wordt voortbewogen in een richting met een richtingscomponent loodrecht op de richting 10 van de gasstroom.
10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de gasverplaatser in een in hoofdzaak horizontaal vlak wordt voortbewogen.
11. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, 15 waarbij de gasverplaatser in hoofdzaak rechtlijnig wordt voortbewogen.
12. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies waarbij de gasverplaatser wordt geselecteerd uit een rotor of een gashouder met een samengeperst gas.
13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies waarbij de geforceerde gasstroom boven het gewas wordt opgewekt en de geleedpotigen boven het gewas in de geforceerde gasstroom worden geleid.
14. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, 25 waarbij de geforceerde gasstroom een vermogen heeft dat aangepast is om de geleedpotigen over een horizontale afstand van maximaal ongeveer 0,5-8 meter, bij voorkeur ongeveer 3-6 meter, met meer voorkeur ongeveer 4-6 meter, met de meeste voorkeur ongeveer 5 meter te verblazen. 30
.15. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies waarbij een fractie van de geleedpotigen met een tweede gasstroom, de tegengasstroom, wordt geblazen in een richting met een richtingscomponent die loodrecht staat op de richting van de geforceerde gasstroom, bij voorkeur vóór introductie in de geforceerde gasstroom.
16. Werkwijze volgens conclusie 14 waarbij de fractie van de geleedpotigen door de tegengasstroom wordt geblazen in 5 een richting met tevens een richtingscomponent die tegengesteld is aan de richting van de geforceerde gasstroom.
17. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij meerdere, bij voorbeeld twee, geforceerde gasstromen worden opgewekt, bij voorkeur in onderscheidende richtingen, 10 met meer voorkeur in tegengestelde richtingen, en waarbij de nuttige geleedpotigen in elk van deze geforceerde gasstromen worden geleid.
18. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een vernevelde vloeistof in de geforceerde gasstroom 15 wordt geleid.
19. Inrichting omvattende een reservoir dat geschikt is voor het houden van een aantal in een gewas uit te zetten verblaasbare nuttige geleedpotigen welk reservoir is voorzien van een aantal uitgangen voor de geleedpotigen, een 20 gasverplaatser die geschikt is voor het opwekken van een geforceerde gasstroom in een blaasrichting, welke geforceerde gasstroom geschikt is om de verblaasbare nuttige geleedpotigen mee te voeren in de blaasrichting, en middelen om de geleedpotigen vanuit het reservoir via de uitgangen in 25 de geforceerde gasstroom in te brengen, met het kenmerk dat, de inrichting middelen omvat om een axiale snelheidsgradiënt te vormen in de geforceerde gasstroom, en de middelen om de geleedpotigen in de geforceerde gasstroom in te brengen ingericht zijn om de geleedpotigen in of nabij een deel van 30 de geforceerde gasstroom met een axiale snelheidsgradiënt in te brengen, bij voorkeur dusdanig dat de geleedpotigen bij hun radiale weg, dat wil zeggen loodrecht op de blaasrichting, door een deel van de geforceerde gasstroom met een axiale snelheidsgradiënt in de richting van de toenemende snelheid bewegen.
20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij de middelen om de geleedpotigen nabij een deel van de 5 geforceerde gasstroom met een axiale snelheidsgradiënt in te brengen ingericht zijn om de geleedpotigen in een deel van de geforceerde gasstroom met een axiale snelheidsgradiënt in te brengen.
21. Inrichting volgens conclusies 19-20, waarbij de 10 middelen om een axiale snelheidsgradiënt te vormen expansie middelen omvatten, bijvoorbeeld middelen om de geforceerde gasstroom in de vrije ruimte te laten expanderen.
22. Inrichting volgens conclusies 21, waarbij de expansie middelen omvatten een eerste kanaal met een eerste 15 uitlaat met een eerste diameter en een tweede kanaal met een tweede uitlaat en een tweede diameter groter dan de eerste diameter en waarbij de eerste uitlaat in de blaasrichting is geplaatst vóór tweede kanaal en het lichaam van het tweede kanaal de eerste uitlaat omsluit.
23. Inrichting volgens conclusies 22, omvattende een derde kanaal met een uitlaat die tevens wordt omsloten door het lichaam van het tweede kanaal, en middelen om een eerste component van de geforceerde gasstroom met een eerste gassnelheid in het eerste kanaal te vormen, middelen om een 25 tweede component van de geforceerde gasstroom met een tweede gassnelheid lager dan de eerste gassnelheid in het derde kanaal te vormen en middelen om de geleedpotigen in de geforceerde gasstroom in te brengen in de blaasrichting vóór expansie van de eerste component van de geforceerde gasstroom 30 in het tweede kanaal.
24. Inrichting volgens conclusies 22, omvattende een derde kanaal met een uitlaat die tevens wordt omsloten door het lichaam van het tweede kanaal, en middelen om een eerste component van de geforceerde gasstroom met een eerste gassnelheid in het eerste kanaal te vormen, middelen om een tweede component van de geforceerde gasstroom met een tweede gassnelheid lager dan de eerste gassnelheid in het derde 5 kanaal te vormen en middelen om de geleedpotigen in de geforceerde gasstroom in te brengen in de blaasrichting na expansie van de eerste component van de geforceerde gasstroom in het tweede kanaal.
25. Inrichting volgens een der conclusies 19-21, 10 waarbij de middelen om de geleedpotigen in de geforceerde gasstroom in te brengen in de blaasrichting vóór expansie middelen zijn geplaatst.
26. Inrichting volgens een der conclusies 19-21, waarbij de middelen om de geleedpotigen in de geforceerde 15 gasstroom in te brengen in de blaasrichting na expansie middelen zijn geplaatst.
27. Inrichting volgens een der conclusies conclusie 19-26, die verder middelen omvat die geschikt zijn om de inrichting voort te bewegen, bij voorkeur in een richting met 20 een richtingscomponent loodrecht op de richting van de geforceerde gasstroom.
28. Inrichting volgens een der conclusies 19-27, die een gasverplaatser omvat geselecteerd uit een rotor of een gashouder met een samengeperst gas.
29. Inrichting volgens een der conclusies 19-28 die ingericht is om de geforceerde gasstroom boven het gewas op te wekken en de geleedpotigen boven het gewas in de geforceerde gasstroom te leiden.
30. Inrichting volgens een der conclusies 19-29, 30 waarbij de gasverplaatser aangepast is om een gasstroom op te wekken met een vermogen dat geschikt is om de geleedpotigen over een horizontale afstand van maximaal ongeveer 0,5-8 meter, bij voorkeur ongeveer 3-6 meter, met meer voorkeur ongeveer 4-6 meter, met de meeste voorkeur ongeveer 5 meter te verblazen.
31. Inrichting volgens een der conclusies 19-30 die verder middelen omvat voor het opwekken van een tweede 5 gasstroom, de tegengasstroom, die geschikt is om een fractie van de geleedpotigen te blazen in een richting met een richtingscomponent die loodrecht staat op de richting van de geforceerde gasstroom, bij voorkeur vóór introductie in de geforceerde gasstroom.
32. Inrichting volgens conclusie 31, waarin de middelen voor het opwekken van de tegengasstroom geschikt zijn om de fractie van de geleedpotigen te blazen in een richting met tevens een richtingscomponent die tegengesteld is aan de richting van de geforceerde gasstroom.
33. Inrichting volgens een der conclusies 19-32, die meerdere, bijvoorbeeld twee, gasverplaatsers omvat die dusdanig zijn geplaatst dat ze geforceerde gasstromen kunnen opwekken in onderscheidende richtingen, met meer voorkeur in tegengestelde richtingen.
34. Inrichting volgens een der conclusies 19-33, die verder een houder voor een vloeistof omvat en middelen om de vloeistof te vernevelen welke middelen om de vloeistof te vernevelen geschikt zijn om de vernevelde vloeistof in de geforceerde gasstroom in te brengen. 1032099
Priority Applications (5)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1032099A NL1032099C2 (nl) | 2006-05-19 | 2006-07-03 | Werkwijze en inrichting voor het uitzetten van nuttige geleedpotigen. |
MX2008014697A MX2008014697A (es) | 2006-05-19 | 2007-05-15 | Metodo y dispositivo para distribuir artropodos beneficos. |
PCT/NL2007/000130 WO2007136246A1 (en) | 2006-05-19 | 2007-05-15 | Method and device for distributing beneficial arthropods |
EP07747312A EP2018100B1 (en) | 2006-05-19 | 2007-05-15 | Use of a device for distributing beneficial arthropods |
EC2008008915A ECSP088915A (es) | 2006-05-19 | 2008-11-27 | Método y dispositivo para distribuir artrópodos benéficos |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1031842 | 2006-05-19 | ||
NL1031842 | 2006-05-19 | ||
NL1032099A NL1032099C2 (nl) | 2006-05-19 | 2006-07-03 | Werkwijze en inrichting voor het uitzetten van nuttige geleedpotigen. |
NL1032099 | 2006-07-03 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1032099C2 true NL1032099C2 (nl) | 2007-11-23 |
Family
ID=38331710
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1032099A NL1032099C2 (nl) | 2006-05-19 | 2006-07-03 | Werkwijze en inrichting voor het uitzetten van nuttige geleedpotigen. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP2018100B1 (nl) |
EC (1) | ECSP088915A (nl) |
MX (1) | MX2008014697A (nl) |
NL (1) | NL1032099C2 (nl) |
WO (1) | WO2007136246A1 (nl) |
Families Citing this family (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP2163156A1 (en) | 2008-09-15 | 2010-03-17 | Biobest NV | Device and method for dispensing beneficial arthropods |
NL2004601C2 (nl) * | 2010-04-23 | 2011-10-25 | Refona Professional B V | Houder en werkwijze voor het bestrijden van een parasiet bij dieren. |
US12102082B2 (en) | 2017-02-07 | 2024-10-01 | Koppert B.V. | Method and device for distributing a particulate material |
EP3527072A1 (en) | 2018-02-14 | 2019-08-21 | Agrobio S.L. | Method and device for distributing beneficial mites |
US20210161124A1 (en) * | 2018-06-06 | 2021-06-03 | Pioneer Hi-Bred International, Inc. | Method and device for distributing beneficial arthropods |
WO2021130079A1 (en) * | 2019-12-23 | 2021-07-01 | Ecobotix Aps | Apparatus for dispensing and distributing living organisms, such as arthropods and nematodes |
NL2033135B1 (en) | 2022-09-26 | 2024-04-03 | Brinkman Agro B V | Arthropod distributor with an inner reservoir and external housing delimiting a transportation space with an Archimedes screw therein. |
Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO1997007898A1 (en) * | 1995-08-24 | 1997-03-06 | The United States Of America, Represented By The Secretary, Department Of Agriculture | Backpack sprayer for distributing beneficial arthropods |
US5718377A (en) * | 1995-04-18 | 1998-02-17 | The United States Of America As Represented By The Secretary Of Agriculture | Beneficial insect egg spraying device |
US5794847A (en) * | 1996-10-25 | 1998-08-18 | Stocker; Russell | Air assisted insect dispensing apparatus and delivery process |
-
2006
- 2006-07-03 NL NL1032099A patent/NL1032099C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2007
- 2007-05-15 EP EP07747312A patent/EP2018100B1/en not_active Revoked
- 2007-05-15 MX MX2008014697A patent/MX2008014697A/es active IP Right Grant
- 2007-05-15 WO PCT/NL2007/000130 patent/WO2007136246A1/en active Application Filing
-
2008
- 2008-11-27 EC EC2008008915A patent/ECSP088915A/es unknown
Patent Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5718377A (en) * | 1995-04-18 | 1998-02-17 | The United States Of America As Represented By The Secretary Of Agriculture | Beneficial insect egg spraying device |
WO1997007898A1 (en) * | 1995-08-24 | 1997-03-06 | The United States Of America, Represented By The Secretary, Department Of Agriculture | Backpack sprayer for distributing beneficial arthropods |
US5794847A (en) * | 1996-10-25 | 1998-08-18 | Stocker; Russell | Air assisted insect dispensing apparatus and delivery process |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
MX2008014697A (es) | 2009-02-04 |
WO2007136246A1 (en) | 2007-11-29 |
EP2018100B1 (en) | 2012-08-08 |
ECSP088915A (es) | 2008-12-30 |
EP2018100A1 (en) | 2009-01-28 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1032099C2 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het uitzetten van nuttige geleedpotigen. | |
CN107290127B (zh) | 一种旋翼无人机雾流场的可视化装置及控制方法 | |
SA521430525B1 (ar) | جهاز وطريقة للتجفيف بالرش | |
US5148989A (en) | Insect dispensing apparatus and method | |
US5921019A (en) | Spraying of insecticides, Herbicides, oils and liquid fertilizers for horticultural and agricultural applications | |
CN105611829B (zh) | 修剪箱 | |
US5794847A (en) | Air assisted insect dispensing apparatus and delivery process | |
CN107771104A (zh) | 喷洒单元、包括这种单元的紧凑型喷洒模块以及包括多个这种模块的喷洒和控制系统 | |
CN109154572A (zh) | 清洗性能评价系统 | |
WO2019158311A1 (en) | Method and device for distributing beneficial mites | |
Salas et al. | Use of ultrasound anemometers to study the influence of air currents generated by a sprayer with an electronic control airflow system on foliar coverage. Effect of droplet size | |
HRP20221184T1 (hr) | Razlaganje posmrtnih ostataka | |
RU93626U1 (ru) | Устройство для сбора членистоногих с растений | |
DE2162536A1 (de) | Vorrichtung und Verfahren zur Sprühtrocknung von Eiweiß | |
Salyani et al. | Sprayer air energy demand for satisfactory spray coverage in citrus applications. | |
CN207652977U (zh) | 甘蔗高架喷雾机 | |
JP2008051421A (ja) | 高温液冷却装置 | |
JP2017153434A (ja) | 散布機の飛散防止装置および散布方法 | |
RU2048771C1 (ru) | Аппарат для сбора легких предметов с растений | |
NL2020396B1 (en) | Improved method and device for distributing a particulate material | |
Bode | Air-assist, air-foil, and air-curtain sprayers | |
CN209218983U (zh) | 用于蛾类害虫的诱捕装置 | |
CN108556182A (zh) | 塑料原料筛选装置 | |
Gheorghe et al. | Theoretical simulation of air circulation inside cyclone mounted at exhaust outlet of pneumatic seed drill to optimize it | |
Hope et al. | 3.3 Aerial release system for Trichogramma minutum Riley in plantation forests |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
PLED | Pledge established |
Effective date: 20111025 |
|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20230801 |