NL1032095C2

NL1032095C2 - Forward propulsion device for marine vessel comprises housing with inlet channel and outlet channel

Info

Publication number: NL1032095C2
Application number: NL1032095A
Authority: NL
Inventors: Huibert De Jong
Original assignee: Kalkman Holding B V; Bijvoet Boat Pleasure B V
Priority date: 2006-06-30
Filing date: 2006-06-30
Publication date: 2008-01-02

Abstract

The forward propulsion device (1) for a marine vessel comprises a housing (2) with an inlet channel and an outlet channel. In the length of the inlet channel is a drivable thruster upstream of the outlet channel for thrusting water through the housing. Between the outlet channel and the thruster is a further channel and an adjustable closure unit is provided for the outlet channel. The metal housing has a center line (S), formed with an upper wall (3) extending over the length of the housing and on the front side are two short straight side walls (6) inclined to the center line, which evolve into two longer side walls (5) which stand back inclined to the center line. There are also two equally wide side walls (4) and a straight lower wall (14) inclined to the center line is connected along the sides with the under sides of teh short, outstanding side walls (6). There is also a curved lower wall (9) with a downwardly directed straight lower edge (10) and a straight lower wall (12) extending parallel to the center line. On the inside, the housing has a horizontal casing (53) which extends through the curved wall (11). The outer end of the casing is connected with the upper wall (3). In the casing is a metal drive shaft (52) which extends in the direction of the center line. On the drive shaft a propellor (51) is fitted, arranged wtihin an all-round propellor housing (57). The drive shaft (52) is connected by a coupling (54) with an electric motor (55). Alternatively, hydraulic or diesel drive can be used. A control grid (61) and the closure unit (72) are adjusted for direct forward travel. The thrust water flows virtually unhindered out of the horizontal outlet channel (40). The fraction of thrust water that flows out of the vertical outlet channel (30) contributes to the direct forward propulsion.

Description

Voortstuwinrichting met instelbare uitlaatafsluiterPropulsion device with adjustable outlet valve

ACHTERGROND VAN DE UITVINDINGBACKGROUND OF THE INVENTION

De uitvinding heeft betrekking op een voortstuwinrichting voor een boot of schip.The invention relates to a propulsion device for a boat or ship.

5 Een traditionele voortstuwinrichting omvat een schroef en een roer die aan de achterzijde uitsteken van de romp van de boot. Bij een beperkte vaarsnelheid stroomt relatief weinig water langs het roer, waardoor bijvoorbeeld een baggerwerktuig minder bestuurbaar wordt. Op zich kan 10 een hekschroef de manoeuvreerbaarheid verbeteren, echter hiervoor is een extra aandrijving nodig.A traditional propulsion device comprises a propeller and a rudder protruding from the hull of the boat at the rear. At a limited sailing speed, relatively little water flows along the rudder, so that for example a dredging tool becomes less controllable. A stern propeller itself can improve maneuverability, but this requires an additional drive.

Een doel van de uitvinding is een voortstuwinrichting te verschaffen met een verbeterde manoeuvreerbaarheid bij een lage vaarsnelheid.An object of the invention is to provide a propulsion device with improved maneuverability at a low sailing speed.

15 Een doel van de uitvinding is een stuwinrichting te verschaffen die geschikt is voor de aandrijving van een boot of schip in ondiep of vervuild water.An object of the invention is to provide a propulsion device suitable for driving a boat or ship in shallow or polluted water.

20 SAMENVATTING VAN DE UITVINDINGSUMMARY OF THE INVENTION

De uitvinding verschaft vanuit een aspect een voortstuwinrichting voor plaatsing in de romp van een boot of schip, omvattend een behuizing met een inlaatkanaal, een 103 2 095 * 2 uitlaatkanaal in het verlengde van het inlaatkanaal, een aandrijfbare stuwer stroomopwaarts van het uitlaatkanaal voor het door de behuizing stuwen van stuwwater, een aftak-kanaal tussen het uitlaatkanaal en de stuwer, en een in-5 stelbare afsluiter voor het uitlaatkanaal.The invention provides, from one aspect, a propulsion device for placement in the hull of a boat or ship, comprising a housing with an inlet channel, an outlet channel in line with the inlet channel, a drivable impeller upstream of the outlet channel for the the housing of propulsion water, a branch channel between the outlet channel and the impeller, and an adjustable valve for the outlet channel.

De voortstuwinrichting kan tijdens rechtdoor varen het stuwwater via het inlaatkanaal naar het in het verlengde daarvan gelegen uitlaatkanaal voeren. Wanneer een waterstroom voor andere doeleinden benodigd is, bij 10 voorbeeld voor manoeuvreren bij geringe vaarsnelheid, dan kan de instelling van de afsluiter worden gewijzigd,· waardoor de doorgaande stuwstroom kan worden verminderd ter bevordering van een stuwwaterstroom door het aftakka-naal. Met deze stroom kan een afwijkende stuwrichting 15 worden bewerkstelligd.During propulsion, the propulsion device can carry the propulsion water via the inlet channel to the outlet channel located in line therewith. If a water flow is required for other purposes, for example for maneuvering at a low sailing speed, the setting of the valve can be changed, whereby the continuous propulsion flow can be reduced to promote a propulsion flow through the branch channel. A different driving direction 15 can be achieved with this current.

De stuwwaterstroom kan aan een onderzijde van de romp uit het aftakkanaal stromen indien het aftakkanaal leidt naar een onderzijde van de behuizing, en daar bij voorkeur uitmondt.The backwater can flow out of the branch channel on an underside of the hull if the branch channel leads to an underside of the housing, and preferably ends there.

20 De stuwwaterstroom door het aftakkanaal kan ten behoeve van het manoeuvreren worden gericht indien de voort stuwinrichting instelbare richtmiddelen omvat die aansluiten op een uitmonding van het aftakkanaal.The backwater flow through the branch channel can be directed for maneuvering if the propulsion device comprises adjustable directing means which connect to a mouth of the branch channel.

De stuwwaterstroom kan aan de onderzijde van de 25 romp een kracht met een horizontale richtingscomponent uitoefenen indien de richtmiddelen zijn ingericht voor het met een horizontale richtingscomponent richten van stuwwater .The backwater flow can exert a force with a horizontal directional component on the underside of the hull if the directional means are adapted to direct backwater with a horizontal directional component.

Bij voorkeur zijn de richtmiddelen in een hori-30 zontaai vlak instelbaar, zodat de voortstuwinrichting kan worden gebruikt voor het besturen van de boot of het schip.The directing means are preferably flat in a horizontal plane, so that the propulsion device can be used for controlling the boat or ship.

De voortstuwinrichting kan in het bijzonder worden gebruikt voor het besturen van de boot of het schip indien de richtmiddelen roteerbaar zijn om een in hoofdzaak 35 verticale as.The propulsion device can be used in particular for controlling the boat or ship if the directing means are rotatable about a substantially vertical axis.

Bij voorkeur zijn de richtmiddelen opgesteld binnen het aftakkanaal. De richtmiddelen kunnen daardoor 3 beschermd worden door de omliggende behuizing. Bij ondiep water kan dan beschadiging van de richtmiddelen worden tegengegaan.The directing means are preferably arranged within the branch channel. The directing means can therefore be protected by the surrounding housing. With shallow water, damage to the directing means can be prevented.

Het stuwwater kan met relatief gering energiever-5 lies worden omgebogen naar de gewenste stuurrichting indien de richtmiddelen een stuurrooster omvatten dat is voorzien van naast elkaar opgestelde lamellen voor het ombuigen van door het aftakkanaal aangevoerd stuwwater. Bij voorkeur zijn de lamellen daarbij schuin op het uitlaatkanaal ge-10 richt.The backwater can be turned over to the desired control direction with a relatively low energy loss if the directing means comprise a control grid which is provided with side-by-side slats for deflecting backwater supplied by the branch channel. The slats are preferably directed obliquely to the outlet channel.

Het uitlaatkanaal kan van binnenuit ten minste gedeeltelijk worden afgesloten indien de afsluiter een sluitlichaam omvat dat binnen het uitlaatkanaal is opgesteld. Het sluitlichaam kan daardoor beschermd worden door 15 de omliggende behuizing. Bij ondiep water kan dan beschadiging van het afsluitlichaam worden tegengegaan.The outlet channel can be closed at least partially from the inside if the valve comprises a closing body arranged inside the outlet channel. The closing body can thereby be protected by the surrounding housing. With shallow water, damage to the sealing body can then be prevented.

In een uitvoeringsvorm omvat het sluitlichaam een sluitplaat waarvan de contour in hoofdzaak overeenkomt met een dwarsdoorsnede van het uitlaatkanaal. Het uitlaatkanaal 20 kan dan over in hoofdzaak het volledige doorstroomoppervlak door de sluitplaat worden afgesloten om het stuwwater in hoofdzaak volledig naar het aftakkanaal te dwingen.In one embodiment the closing body comprises a closing plate, the contour of which substantially corresponds to a cross-section of the outlet channel. The outlet channel 20 can then be closed over substantially the entire flow-through surface through the closing plate in order to force the backwater substantially completely to the branch channel.

In een eenvoudige uitvoeringsvorm is het sluitlichaam roteerbaar verbonden met de behuizing.In a simple embodiment, the closing body is rotatably connected to the housing.

25 De afsluiter en de richtmiddelen kunnen met dezelfde stuurinstallatie worden bediend indien de voort-stuwinrichting afstemmiddelen voor een onderling afgestemde instelling van de afsluiter en de richtmiddelen. Bij voorkeur zijn de afstemmiddelen daartoe ingericht voor een 30 gelijktijdige instelling van de afsluiter en de richtmiddelen. De afstemmiddelen kunnen bijvoorbeeld een kinematische koppeling zijn tussen de afsluiter en de richtmiddelenThe valve and the directing means can be operated with the same control installation if the propulsion device are tuning means for a coordinated adjustment of the valve and the directing means. The tuning means are preferably arranged for this purpose for a simultaneous adjustment of the valve and the directing means. The tuning means can for instance be a kinematic coupling between the valve and the directing means

In een uitvoeringsvorm daarvan zijn de afsluiter en de richtmiddelen zodanig onderling afgestemd dat een 35 uitstroom van stuwwater uit het uitlaatkanaal afneemt met een hoekuitslag van de richtmiddelen ten opzichte van een middenstand van de richtmiddelen. Bij voorkeur is in een 4 verticale projectie de middenstand van de richtmiddelen in hoofdzaak evenwijdig gericht aan de richting van het in-laatkanaal en/of uitlaatkanaal. Een fractie stuwwater die alsnog door het aftakkanaal stroomt, kan dan alsnog bijdra-5 gen aan een voorwaartse voortstuwing.In an embodiment thereof, the valve and the directing means are mutually coordinated such that an outflow of backwater from the outlet channel decreases with an angular deflection of the directing means relative to a central position of the directing means. Preferably in a vertical projection the central position of the directing means is directed substantially parallel to the direction of the inlet channel and / or outlet channel. A fraction of backwater that still flows through the branch channel can then still contribute to a forward propulsion.

Alternatief of daarbij is de afsluiter in hoofdzaak gesloten bij een stand van de richtmiddelen voor het in een verticale projectie in hoofdzaak dwars op het in-laatkanaal en/of het uitlaatkanaal richten van stuwwater. 10 Door de gesloten stand kan het stuwwater in hoofdzaak volledig naar de richtmiddelen worden gedrongen. Deze kunnen de romp dan zijwaarts richten.Alternatively or additionally, the valve is substantially closed at a position of the directing means for directing backwater into a vertical projection substantially transversely of the inlet channel and / or the outlet channel. Due to the closed position, the backwater can be forced substantially completely towards the directing means. These can then point the hull sideways.

De behuizing kan als een eenheid direct op een vlakke bodemwand van de romp worden aangesloten indien een 15 omtreksrand van de behuizing die het inlaatkanaal begrenst en een omtreksrand van de behuizing die het aftakkanaal begrenst in hoofdzaak in hetzelfde vlak gelegen zijn.The housing can be connected as a unit directly to a flat bottom wall of the hull if a peripheral edge of the housing bounding the inlet channel and a peripheral edge of the housing bounding the branch channel are substantially in the same plane.

Bij voorkeur omvat stuwer een schroef, waarbij de as van de schroef in hoofdzaak horizontaal in de behuizing 20 is gelegen.The thruster preferably comprises a screw, the axis of the screw being situated substantially horizontally in the housing 20.

Bij voorkeur zijn het inlaatkanaal en het uitlaatkanaal bestemd om zich uit te strekken in een lengterichting van de romp, bij voorkeur met het uitlaatkanaal in hoofdzaak horizontaal, waarbij het aftakkanaal bij voorkeur 25 is bestemd om zich in hoofdzaak dwars op een ondervlak van de romp uit te strekken, bij voorkeur verticaal naar beneden gericht.The inlet channel and the outlet channel are preferably intended to extend in a longitudinal direction of the hull, preferably with the outlet channel being substantially horizontal, the branch channel being preferably intended to extend substantially transversely of a bottom surface of the hull. to stretch, preferably vertically downwards.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een boot, schip of werktuig, in het bijzonder een baggerwerk-30 tuig, voorzien van de voortstuwinrichting volgens een der voorgaande conclusies.The invention furthermore relates to a boat, ship or tool, in particular a dredging tool, provided with the propulsion device according to any one of the preceding claims.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar 35 mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.The aspects and measures described in this description and claims of the application and / or shown in the drawings of this application can, where possible, also be applied separately from each other. This applies in particular to the measures and aspects that are described per se in the subclaims.

55

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGENBRIEF DESCRIPTION OF THE DRAWINGS

5 De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:The invention will be elucidated on the basis of a number of exemplary embodiments shown in the accompanying drawings. Shown is:

Figuur IA een verticale doorsnede van een voort-stuwinrichting volgens de uitvinding; 10 figuren 1B-1D bovenaanzichten van een gedeelte lijke doorsnede van de stuwinrichting volgens figuur IA, in opeenvolgende stuurstanden; figuren 2A en 2B een verticale doorsnede respectievelijk een bovenaanzicht van een sloep met de voort-15 stuwinrichting volgens figuur 1A-1D; figuur 3 een verticale doorsnede van een sleepboot met de voortstuwinrichting volgens de figuren 1A-1D; en figuur 4 een verticale doorsnede van een bagger-20 werktuig met de voortstuwinrichting volgens de figuren 1A-1D.1A shows a vertical section of a propulsion device according to the invention; Figures 1B-1D are top views of a partial cross-section of the propulsion device according to figure IA, in successive steering positions; figures 2A and 2B show a vertical section and a top view, respectively, of a sloop with the propulsion device according to figures 1A-1D; figure 3 shows a vertical section of a tugboat with the propulsion device according to figures 1A-1D; and figure 4 shows a vertical section of a dredging tool with the propulsion device according to figures 1A-1D.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN 25DETAILED DESCRIPTION OF THE DRAWINGS 25

De voortstuwinrichting 1 volgens figuren 1A-D omvat een metalen behuizing 2 met een hartlijn S, die is opgebouwd met een zich over de lengte van de behuizing 2 uitstrekkende bovenwand 3, aan de voorzijde twee korte, 30 schuin op de hartlijn S uitstaande rechte zijwanden 6 die overgaan in twee langere, schuin op de hartlijn S terugstaande zijwanden 5, twee evenwijdige rechte zijwanden 4, een rechte, schuin op de hartlijn S gerichte onderwand 14 die langs de zijden is verbonden met de onderzijden van de 35 korte uitstaande zijwanden 6, een kromme onderwand 9 met een naar beneden gerichte rechte onderrand 10, en een 6 rechte, zich evenwijdig aan de hartlijn S uitstrekkende onderwand 12.The propulsion device 1 according to Figs. 1A-D comprises a metal housing 2 with a center line S, which is built up with an upper wall 3 extending along the length of the housing 2, two short side walls straight at an angle extending obliquely to the center line S 6, which merge into two longer side walls 5, slanted back on the center line S, two parallel straight side walls 4, a straight bottom wall 14 directed obliquely on the center line S, which wall is connected along the sides to the undersides of the short standing side walls 6, a curved bottom wall 9 with a straight bottom edge 10 directed downwards, and a 6 straight bottom wall 12 extending parallel to the center line S.

De behuizing 2 omvat aan de binnenzijde een kromme buigwand 11 die langs de bovenkant is verbonden met 5 de bovenwand 3, langs de zijkanten met de langere uitstaande zijwanden 5, en langs de onderkant 8 met de schuine onderwand 14. De rechte onderranden 7, 8, 10 van respectievelijk de schuine zijwanden 5, de schuine onderwand 14 en de kromme buigwand 19 bepalen de opening van 10 een inlaatkanaal 20 van de behuizing 2. Het stroomafwaartse deel van het inlaatkanaal 20 is in hoofdzaak evenwijdig aan de hartlijn gericht. De bovenwand 3, de rechte zijwanden 4 en de rechte onderwand 12 bepalen een in de richting van de hartlijn S zich horizontaal uit-15 strekkend, recht uitlaatkanaal 40 van de behuizing 2. Het uitlaatkanaal 40 is in het verlengde van het inlaatkanaal 20 gelegen.The housing 2 comprises on the inside a curved bending wall 11 which is connected along the top with the top wall 3, along the sides with the longer protruding side walls 5, and along the bottom 8 with the sloping bottom wall 14. The straight bottom edges 7, 8 10 of the oblique side walls 5, the oblique bottom wall 14 and the curved bending wall 19 respectively define the opening of an inlet channel 20 of the housing 2. The downstream part of the inlet channel 20 is oriented substantially parallel to the axis. The top wall 3, the straight side walls 4 and the straight bottom wall 12 define a straight outlet channel 40 of the housing 2 extending horizontally in the direction of the axis S. The outlet channel 40 is in line with the inlet channel 20.

De behuizing 2 omvat in de rechte onderwand 12 een ronde opening 63, en onder de onderwand 12 vier rondom 20 de opening 63 schuin naar buiten gerichte rechte uitlaat-wanden 13 die aan de schuine uiteinden met elkaar zijn verbonden. De opening 63 en de uitlaatwanden 13 bepalen een zich dwars op de hartlijn S verticaal uitstrekkend, naar buiten breder wordend uitlaatkanaal 30 van de behui-25 zing 2. De onderranden 7, 8, 10 die de opening van het inlaatkanaal 20 bepalen, en de onderranden 15 die de uitlaatopening van het verticale uitlaatkanaal 30 bepalen, zijn in hetzelfde horizontale vlak gelegen.The housing 2 comprises a round opening 63 in the straight bottom wall 12, and four straight outlet walls 13 obliquely outwardly directed around the opening 63 under the bottom wall 12 and connected at the oblique ends. The opening 63 and the outlet walls 13 define an outlet channel 30 of the housing 2 extending vertically transversely to the center line S, the lower edges 7, 8, 10 determining the opening of the inlet channel 20, and the lower edges 15 defining the outlet opening of the vertical outlet channel 30 are located in the same horizontal plane.

De behuizing 2 omvat aan de binnenzijde een 30 horizontale koker 53 die door de gekromde wand 11 steekt. De koker 53 is aan het uiteinde met een steun 56 verbonden met de bovenwand 3. In de koker 53 is een metalen aandrijfas 52 opgenomen die zich uitstrekt in de richting van de hartlijn S. Aan de aandrijfas 52 is een schroef 51 35 bevestigd, die binnen een omlopend schroefhuis 57 is opgesteld. Verder niet getoonde buigwanden vormen een overgang van het vierkante gedeelte van de behuizing 2 7 naar het ronde schroefhuis 57. Tussen de koker 53 en de aandrijfas 52 is een niet getoonde waterkering opgenomen. De aandrijfas 52 is in dit voorbeeld met een koppeling 54 verbonden met een elektromotor 55 die aan de behuizing 2 5 is bevestigd. Alternatief kan een hydraulische aandrijving of dieselaandrijving zijn toegepast.The housing 2 comprises on the inside a horizontal tube 53 which protrudes through the curved wall 11. The sleeve 53 is connected at the end with a support 56 to the top wall 3. The sleeve 53 includes a metal drive shaft 52 which extends in the direction of the axis S. A screw 51 is attached to the drive shaft 52, which screw is arranged within a circumferential screw housing 57. Bending walls, which are not further shown, form a transition from the square part of the housing 7 to the round screw housing 57. A water barrier (not shown) is included between the sleeve 53 and the drive shaft 52. In this example the drive shaft 52 is connected with a coupling 54 to an electric motor 55 which is attached to the housing 2. Alternatively, a hydraulic drive or diesel drive can be used.

De behuizing 2 omvat aan de binnenzijde een zich dwars op de hartlijn S uitstrekkende verticale koker 25 die aan de bovenzijde is verbonden met de bovenwand 3. De 10 hartlijn van de koker 25 is gecentreerd ten opzichte van de ronde opening 63.· Door de koker 25 steekt een metalen stuuras 26 waaraan een metalen stuurrooster 61 is bevestigd. Het stuurrooster 61 omvat een ronde omtrekswand 64 die binnen de opening 63 en binnen de uitlaatwanden 13 is 15 gepositioneerd, waardoor deze is afgeschermd door de vaste uitlaatwanden 13. Binnen de omtrekswand 64 omvat het stuurrooster 61 meerdere gekromde lamellen 62 die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken, onder vrijlating van een tussenruimte. De kromming van de lamellen 62 is ge-20 lijkgericht. Het stuurrooster 61 is roteerbaar in richting F door bediening van een arm 27 aan de bovenzijde van de stuuras 26. De arm 27 kan worden aangesloten op een verder niet getoonde besturingsinrichting.The housing 2 comprises on the inside a vertical tube 25 extending transversely to the axis S and connected at the top to the top wall 3. The axis of the tube 25 is centered with respect to the round opening 63. · Through the tube 25 projects a metal control shaft 26 to which a metal control grid 61 is attached. The control grid 61 comprises a round peripheral wall 64 which is positioned within the opening 63 and within the outlet walls 13, so that it is shielded by the fixed outlet walls 13. Within the peripheral wall 64, the control grid 61 comprises a plurality of curved slats 62 extending parallel to each other , leaving a gap. The curvature of the slats 62 is rectified. The control grid 61 is rotatable in direction F by operating an arm 27 on the top side of the control shaft 26. The arm 27 can be connected to a control device (not further shown).

De voortstuwinrichting 1 omvat aan de achter-25 zijde een plaatvormige afsluiter 72 die in het horizontale uitlaatkanaal 40 is opgesteld. De afsluiter 72 bezit een rechthoekige contour, met een breedte en hoogte die enkele millimeters kleiner is dan de binnenbreedte en binnen-hoogte van het rechthoekige uitlaatkanaal 40. De afsluiter 30 72 is langs de middenlijn bevestigd aan een zich dwars op de hartlijn S uitstrekkende as 71 die door de behuizing 2 steekt. Deze as 71 en de stuuras 26 strekken evenwijdig aan elkaar uit, en zijn aan de bovenzijde voorzien van kettingwielen 74, 73 die met een ketting 75 zijn verbon-35 den. De kettingwielen 74, 73 en de ketting 75 zijn afge- schermd met een kap 76. Door de ketting 75 kunnen de assen 26, 71 in richting F respectievelijk E gelijktijdig en δ over dezelfde hoek roteren. Zoals weergegeven in figuren IA en 1B is de ketting 75 daarbij zodanig in de vertan-dingen geplaatst dat de afsluiter 72 zich in de richting van de hartlijn S uitstrekt wanneer de lamellen 62 van het 5 stuurrooster 61 zich dwars op de hartlijn S uitstrekken.On the rear side, the propulsion device 1 comprises a plate-shaped valve 72 arranged in the horizontal outlet channel 40. The valve 72 has a rectangular contour, with a width and height that is a few millimeters smaller than the inner width and inner height of the rectangular outlet channel 40. The valve 72 is fixed along the center line to an axis extending transversely to the axis S 71 which extends through the housing 2. This shaft 71 and the steering shaft 26 extend parallel to each other and are provided at the top with chain wheels 74, 73 which are connected to a chain 75. The sprockets 74, 73 and the chain 75 are shielded with a cap 76. The shafts 75 allow the shafts 26, 71 to rotate simultaneously in the direction F and E and δ through the same angle. As shown in Figs. 1A and 1B, the chain 75 is thereby positioned in the gears such that the valve 72 extends in the direction of the center line S when the slats 62 of the control grid 61 extend transversely to the center line S.

Tijdens bedrijf van de schroef 51 wordt stuw-water in richting A door het inlaatkanaal 20 gevoerd. De uitstroom en de verdeling hiervan over het horizontale uitlaatkanaal 40 in richting B en het verticale uitlaat-10 kanaal 30 in afgebogen richting C is afhankelijk van de gekoppelde standen van het stuurrooster 61 en de afsluiter 72. Het in richting C afgebogen stuwwater is grotendeels of nagenoeg horizontaal gericht om een zijwaartse rompbe-weging te kunnen bewerkstelligen.During operation of the screw 51, weir water is fed through the inlet channel 20 in direction A. The outflow and its distribution over the horizontal outlet channel 40 in direction B and the vertical outlet channel 30 in deflected direction C is dependent on the coupled positions of the control grid 61 and the valve 72. The backwater deflected in direction C is largely or oriented substantially horizontally to enable a lateral torso movement.

15 In figuren IA en 1B zijn het stuurrooster 61 en de afsluiter 72 ingesteld om rechtdoor vooruit te varen. De lamellen 62 staan dwars op de hartlijn S en de afsluiter staat evenwijdig aan de hartlijn S. Het stuwwater stroomt daardoor nagenoeg ongehinderd in richting B uit 20 het horizontale uitlaatkanaal 40. De fractie stuwwater die uit het verticale uitlaatkanaal 30 stroomt, wordt in richting C afgebogen en in een verticale projectie gezien evenwijdig aan richting B gericht, waardoor deze fractie bijdraagt aan de rechtdoorgaande voortstuwing.In Figures 1A and 1B, the control grid 61 and the valve 72 are set to travel straight ahead. The slats 62 are transverse to the center line S and the valve is parallel to the center line S. As a result, the backwater flows virtually unhindered in direction B from the horizontal outlet channel 40. The fraction of backwater that flows out of the vertical outlet channel 30 becomes direction C deflected and directed in a vertical projection parallel to direction B, whereby this fraction contributes to the straight-forward propulsion.

25 In figuur 1C zijn het stuurrooster 61 en de afsluiter 72 ingesteld voor een koersverandering tijdens het vooruit varen. De afsluiter 72 staat onder een hoek van ongeveer 45 graden op de hartlijn S, en sluit daardoor het horizontale uitlaatkanaal 40 gedeeltelijk af. Een 30 gereduceerde uitlaatstroom B' stroomt uit het uitlaatkanaal 40, en een aanzienlijk gedeelte van het stuwwater wordt daardoor door het verticale uitlaatkanaal 30 gedrongen. De lamellen 62 staan door de kinematische koppeling tevens onder een hoek van 4 5 graden op de hartlijn S. Het 35 stuwwater dat uit het verticale uitlaatkanaal 30 stroomt, wordt in richting C' afgebogen en in een verticale projectie gezien schuin op de hartlijn S gericht.In Fig. 1C, the control grid 61 and the valve 72 are set for a course change while advancing. The valve 72 is at an angle of about 45 degrees on the center line S, and thereby partially closes off the horizontal outlet channel 40. A reduced outlet stream B 'flows from the outlet channel 40, and a substantial portion of the backwater is thereby forced through the vertical outlet channel 30. Due to the kinematic coupling, the slats 62 also stand at an angle of 45 degrees on the center line S. The reservoir water flowing from the vertical outlet channel 30 is deflected in the direction C 'and viewed obliquely on the center line S viewed in a vertical projection .

99

In figuur ID zijn het stuurrooster 61 en de afsluiter 72 ingesteld voor een nagenoeg volledige zijwaartse verplaatsing. De afsluiter 72 staat dwars op de hartlijn S, en sluit daardoor het horizontale uitlaatka-5 naai 40 nagenoeg af. Het stuwwater wordt daardoor nagenoeg volledig door het verticale uitlaatkanaal 30 gedrongen. De lamellen 62 staan door de kinematische koppeling dwars op de hartlijn S. Het stuwwater dat uit het verticale uitlaatkanaal 30 stroomt, wordt in richting C'' afgebogen in 10 een verticale projectie gezien dwars op de hartlijn S gericht.In Figure ID, the control grid 61 and the valve 72 are set for a substantially complete lateral displacement. The valve 72 is transverse to the axis S, and thereby substantially closes the horizontal outlet tube 40. As a result, the backwater is forced almost completely through the vertical outlet channel 30. The slats 62 are transverse to the axis S through the kinematic coupling. The backwater flowing from the vertical outlet channel 30 is deflected in direction C '' in a vertical projection viewed transversely of the axis S.

Figuren 2 A en 2B tonen een romp 100 van een sloep, waarbij de stuwinrichting 1 aan de achterzijde 102 in de romp 100 is ingebouwd. De onderranden 7, 8, 10 van 15 het inlaatkanaal 20 en de onderranden 15 van het verticale uitlaatkanaal sluiten aan op de plaatselijk platte bodem 101 van de romp 100. Het uitlaatkanaal 103 sluit aan op een door de romp 101 van de sloep 100 uitstekkend uitlaatkanaal 103. Afhankelijk van de stand van het stuurrooster 20 61 en de afstuiter 72 wordt stuwwater in richting B, B' uit het uitlaatkanaal 103 gestuwd en/of in één van de voornoemde schuine richtingen C, C', C' ' uit het verticale uitlaatkanaal 30 gestuwd. De uitlaatrichtingen C' , C' ' kunnen naar bakboord of naar stuurboord zijn gericht.Figures 2A and 2B show a hull 100 of a sloop, the propulsion device 1 being built into the hull 100 at the rear 102. The lower edges 7, 8, 10 of the inlet channel 20 and the lower edges 15 of the vertical outlet channel connect to the locally flat bottom 101 of the hull 100. The outlet channel 103 connects to an outlet channel extending through the hull 101 of the sloop 100 103. Depending on the position of the control grid 61 and the kicker 72, backwater is pushed out of the outlet channel 103 in direction B, B 'and / or out of the vertical outlet channel in one of the aforementioned oblique directions C, C', C '' 30 stowed. The outlet directions C ', C' 'may face port or starboard.

25 Figuur 3 toont de romp 100' van een sleepboot, waarbij de behuizing 2 met de hartlijn S horizontaal deels door de romp steekt. De onderranden 7, 8, 10 van het inlaatkanaal 20 en de onderranden 15 van het verticale uitlaatkanaal 3 0 liggen daarbij onder de bodem 101 van de 30 romp 100' . Het horizontale uitlaatkanaal 4 0 sluit aan op een kort horizontaal uitlaatkanaal 103' van de romp 100'.Figure 3 shows the hull 100 'of a tugboat, the housing 2 with the center line S extending partially horizontally through the hull. The lower edges 7, 8, 10 of the inlet channel 20 and the lower edges 15 of the vertical outlet channel 30 lie below the bottom 101 of the hull 100 '. The horizontal outlet channel 40 connects to a short horizontal outlet channel 103 'of the body 100'.

Figuur 4 toont de romp 100'' van een baggerwerk-tuig voor het uitbaggeren van ondiepe sloten, waarbij de stuwinrichting 1 met de hartlijn S licht voorover hellend 35 in het achterschip 102’’ is ingebouwd. De onderranden 7, 8, 10 van het inlaatkanaal 2 0 en de onderranden 15 van het verticale uitlaatkanaal 30 sluiten aan op de bodem 101''.Figure 4 shows the hull 100 '' of a dredging implement for dredging shallow ditches, wherein the propulsion device 1 with the center line S is inclined slightly inclined in the stern 102 ''. The lower edges 7, 8, 10 of the inlet channel 30 and the lower edges 15 of the vertical outlet channel 30 connect to the bottom 101 ''.

1010

Het uitlaatkanaal 40 sluit aan op een kort door de romp 100'' uitstekkend horizontaal uitlaatkanaal 103''. De bewegende delen van de voortstuwinrichting 1 zijn geheel binnen de romp 100' gelegen, waardoor deze niet kunnen 5 worden geraakt wanneer het baggerwerktuig vastloopt op de bodem van de sloot. Voorts kan vuil, zoals waterplanten niet achter de delen van de voortstuwinrichting 1 blijven hangen.The outlet channel 40 connects to a horizontal outlet channel 103 '' extending through the hull 100 ''. The moving parts of the propulsion device 1 are located entirely within the hull 100 ', so that they cannot be hit when the dredging tool gets stuck on the bottom of the ditch. Furthermore, dirt, such as water plants, cannot remain behind the parts of the propulsion device 1.

In het besproken voorbeeld is de behuizing 2 10 vervaardigd van metaal. De behuizing kan ook van ander materialen zijn vervaardigd, zoals polyester. Het materiaal kan gelijk zijn aan het rompmateriaal. In het besproken voorbeeld is de voortstuwinrichting 1 opgenomen in het achterschip. De voortstuwinrichting 1 kan tevens zijn 15 ingebouwd in de boeg om te dienen als boegschroef en aanvullende voortstuwing.In the example discussed, the housing 2 is made of metal. The housing can also be made of other materials, such as polyester. The material can be the same as the hull material. In the example discussed, the propulsion device 1 is included in the stern. The propulsion device 1 can also be built into the bow to serve as a bow thruster and additional propulsion.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te 20 beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.The above description is included to illustrate the operation of preferred embodiments of the invention, and not to limit the scope of the invention. Starting from the above explanation, many variations will be evident to those skilled in the art that fall within the spirit and scope of the present invention.

10520951052095

Claims

1. Propulsion device for placement in the hull of a boat or ship, comprising a housing with an inlet channel, an outlet channel in line with the inlet channel, a drivable impeller upstream of the outlet channel for driving backwater through the housing, a branch channel between the exhaust channel and the impeller, and an adjustable valve for the exhaust channel.

2. Propulsion device as claimed in claim 1, wherein the branch channel leads to a bottom side of the housing, and preferably ends there.

3. Propulsion device as claimed in claim 1 or 2, comprising adjustable directing means which connect to a mouth of the branch channel.

4. Propulsion device according to claim 3, wherein the directing means are adapted for directing backwater with a horizontal directional component.

5. Propulsion device as claimed in claim 3 or 4, wherein the directing means are adjustable in a horizontal plane.

6. Propulsion device as claimed in any of the claims 3-5, wherein the directing means are rotatable about a substantially vertical axis.

7. Propulsion device as claimed in any of the claims 3-6, wherein the directing means are arranged within the branch channel.

8. Propulsion device as claimed in any of the claims 3-7, wherein the directing means comprise a control grid which is provided with lamellae arranged next to each other for bending backwater supplied by the branch channel.

9. Propulsion device according to claim 8, 1032095, wherein the slats are oriented obliquely to the outlet channel.

10. Propulsion device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the valve comprises a closing body 5 which is arranged within the outlet channel.

11. Propulsion device as claimed in claim 10, wherein the closing body comprises a closing plate the contour of which substantially corresponds to a cross-section of the outlet channel.

12. Propulsion device as claimed in claim 10 or 11, wherein the closing body is rotatably connected to the housing.

13. Propulsion device as claimed in any of the claims 3-12, comprising tuning means for a coordinated adjustment of the valve and the directing means.

14. Propulsion device as claimed in claim 13, wherein the tuning means are adapted for simultaneous adjustment of the valve and the aligning means.

15. Propulsion device as claimed in claim 13 or 14, wherein the valve and the directing means are mutually tuned such that an outflow of backwater from the outlet channel decreases with an angular deflection of the directing means relative to a central position of the directing means.

16. Propulsion device as claimed in claim 15, wherein in a vertical projection the central position of the directing means is oriented substantially parallel to the direction of the inlet channel and / or outlet channel.

17. Propulsion device as claimed in claim 15 or 16, wherein the valve is substantially closed at a position of the directing means for directing backwater in a vertical projection substantially transversely of the inlet channel and / or the outlet channel.

18. Propulsion device as claimed in any of the foregoing claims, wherein a peripheral edge of the housing bounding the inlet channel and a peripheral edge of the housing bounding the branch channel are situated substantially in the same plane.

19. Propulsion device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the impeller comprises a screw, wherein the axis of the screw is situated substantially horizontally in the housing.

20. Propulsion device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the inlet channel and the outlet channel are intended to extend in a longitudinal direction of the hull, preferably with the outlet channel substantially horizontal, the branch channel preferably being arranged to extend substantially transversely to a bottom surface of the hull, preferably vertically downward.

21. Boat, ship or tool, in particular a dredging tool, provided with the propulsion device according to any one of the preceding claims.

22. Propulsion device provided with one or more of the characterizing measures described in the attached description and / or shown in the attached drawings.

23. Boat, ship or tool provided with one or more of the characterizing measures described in the attached description and / or shown in the attached drawings. -o-o-o-o-o-o-o-1032095