NL1031745C2 - Samenstel van een luier en een sensor. - Google Patents

Description

Titel: Samenstel van een luier en een sensor.

De uitvinding heeft betrekking op een samenstel van een luier en een sensor voor ten minste het bepalen van een positie van de gebruiker van de luier.

In EP 1023871 is een sensor beschreven voor het registreren van de 5 positie van een kind, bijvoorbeeld in een wieg. Door toepassing van de ze sensor kan bijvoorbeeld op afstand worden vastgesteld of een kind op ongewenste wijze in een bed of wieg ligt. Zo kan bijvoorbeeld worden geconstateerd of een kind in buikligging is gekomen, welke positie tot wiegendood zou kunnen leiden. In deze publicatie van dezelfde uitvinder is 10 beschreven dat deze sensor aan een kledingstuk van het kind kan worden vastgezet, bijvoorbeeld aan een luier. Daartoe is een dergelijke sensor voorzien van een clip waarmee deze over een bovenste langsrand van de luier kan worden vastgeklemd.

Een samenstel van een dergelijke sensor en een luier biedt het 15 voordeel dat bevestiging van de sensor relatief eenvoudig is doch is niet ideaal. De uitvinding beoogt een dergelijk samenstel te verbeteren.

Bij een samenstel volgens de uitvinding is de luier voorzien van een insteekopening of bevestigingselement voor koppeling van de sensor met de luier.

20 In een eerste uitvoeringsvorm is de insteekopening of het bevestigingselement voorzien op de luier door daarop een strook materiaal aan te brengen die eventueel gedeeltelijk los ligt van een buitenoppervlak van de luier. Daardoor ontstaat op de buitenzijde van de luier op bijzonder eenvoudige wijze een insteekopening of bevestigingselement waarin of 25 waaraan de sensor kan worden gekoppeld, bijvoorbeeld door insteken van de sensor en/of door een clip van de sensor over de langsrand van het losliggende deel van de strook te schuiven.

1 0 3 1 7 4 5J

2

In een nadere uitvoeringsvorm wordt genoemde strook voorzien op de voorzijde van de luier, nabij een bovenrand daarvan, zodanig dat zijflappen die normaal worden gebruikt voor het sluiten van de luier daarop met behulp van tape kunnen worden vastgekleefd, in het bijzonder 5 hersluitbaar.

In een tweede uitvoeringsvorm wordt de insteekopening of het koppelingselement gevormd door een strook materiaal op de buitenzijde van de luier aan te brengen, welke strook uit ten minste twee lagen bestaat, welke nabij twee op afstand van elkaar gelegen einden onderling zijn 10 verbonden en in een middendeel los van elkaar liggen, zodat daartussen een opening is gevormd, terwijl een van genoemde lagen is voorzien van een kleeflaag waarmee de strook aan de luier is of kan worden gehecht.

De uitvinding heeft bovendien betrekking op een werkwijze voor het vormen van een luier, waarbij uit ten minste een toplaag, een 15 kernmateriaal en een onderlaag een althans gedeeltelijk een luier wordt gevormd, zodanig dat het kernmateriaal wordt opgesloten tussen de toplaag » en de onderlaag, waarbij de toplaag ten minste gedeeltelijk vochtdoorlatend is en tijdens gebruik naar het lichaam van een gebruiker is gekeerd en de onderlaag in hoofdzaak vochtdicht is en tijdens gebruik naar buiten wordt 20 gekeerd, waarna op de tijdens gebruik naar buiten gekeerde zijde van de luier een insteekopening of koppelingselement wordt voorzien.

In een uitvoeringsvorm wordt een insteekopening of koppelingselement voorzien door een strook materiaal ten minste gedeeltelijk op een tijdens gebruik naar buitengekeerde onderlaag te lijmen, 25 zodanig dat in of door de strook de genoemde insteekopening wordt gevormd.

In een verdere uitvoeringsvorm wordt de strook op zodanige wijze aangebracht dat deze tegelijkertijd kan dienen voor het vastzetten van strips zoals tape of klittenband waarmee op gebruikelijke wijze een luier 30 kan worden gesloten rond het lichaam van een gebruiker, in het bijzonder 3 hersluitbaar, door zijflappen die met een dorsaal deel van de luier zijn verbonden met strips, in het bijzonder tape dat op genoemde zijflappen is vastgezet, op genoemde strook vast te zetten. Tape kan daarbij bijvoorbeeld Velcro® tape zijn of klevend tape.

5 De uitvinding heeft voorts betrekking op een samenstel van een sensor en een ontvanger en/of basisstation, en/of het gebruik van een sensor in een zendinrichting zoals een babyfoon.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvormen van een samenstel, luier en sensor volgens de uitvinding nader worden 10 beschreven aan de hand van de tekening. Daarin toont: fig. 1 een luier volgens de uitvinding, in platte toestand; fig. 2 een luier volgens de uitvinding, in gebruikstoestand, met een sensor; fig. 3 een strook materiaal volgens de uitvinding, in een eerste 15 uitvoeringsvorm; fig. 4 een strook materiaal volgens de uitvinding, in een tweede

P

uitvoeringsvorm; fig. 5 in gedeeltelijke doorsnede volgens de lijn V - V in fig. 2 een luier met insteekopening en sensor; 20 fig. 6 schematisch een aantal stappen in de productie van een luier met insteekopening; fig. 7 een samenstel van een sensor, basisstation en ontvanger; en fig. 8 een sensor met een kleefstrip; fig. 9 in voor- en zijaanzicht een sensor met bevestigingsmiddelen 25 in de vorm van klittenband.

De in de tekening en beschrijving gegeven uitvoeringsvormen zijn slechts ter illustratie getoond en dienen geenszins beperkend te worden uitgelegd. In het bijzonder combinaties van onderdelen van de getoonde uitvoeringsvoorbeelden worden eveneens geacht te zijn weergegeven doch de 4 beschrijving is daartoe niet beperkt. In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers.

In fig. 1 is in platte, uitgevouwen toestand schematisch een luier 1 getoond, vanaf de tijdens gebruik naar buiten gekeerde zijde. Deze luier 1 5 omvat een middendeel 2 met een ventraal deel 3, een dorsaal deel 4 en een tussengelegen kruisdeel 5. Het middendeel 2 heeft een lengterichting L en een breedterichting B. Het ventrale deel 3 is in de breedte richting B gezien aan weerszijden voorzien van bij voorkeur enigszins elastische voorste zijflappen 6, het dorsale deel 4 is op overeenkomstige wijze voorzien van 10 twee bij voorkeur eveneens elastische achterste zijflappen 7. De achterste zijflappen 7 zijn nabij hun van het middendeel 2 afgekeerde rand 8 voorzien van een plakstrip 9 in de vorm van een strook tape met een kleeflaag 10.

Het doel daarvan zal nog nader worden toegelicht.

Op het ventrale deel 3 is nabij een langsrand 11 die tijdens gebruik 15 een bovenste band 12 vormt, een insteekopening 13 voorzien die in deze uitvoeringvorm ten minste aan de bovenzijde 14 open is. Deze

P

insteekopening is op de luier 1 gevormd door daarop een strook 15 materiaal te voorzien, van welke strook in de fig. 3 en 4 twee voorbeelden zijn gegeven.

In fig. 3 is een strook 15 voorzien, gevormd uit één laag kunststof 20 materiaal, bijvoorbeeld een kunststof folie. Geschikte materialen daarvoor zullen voor de vakman direct duidelijk zijn of eenvoudig proefondervindelijk worden vastgesteld. In het bijzonder kan daarvoor materiaal worden gebruikt dat normaal wordt toegepast voor plakstrips van luiers dan wel op luiers voor het daarop tijdelijk doen hechten van dergelijke plakstrips. De 25 strook 15 is aan de tijdens gebruik naar de luier gekeerde zijde 16 (die in fig. 3 en 4 is getoond) voorzien van twee op afstand p van elkaar gelegen vlakken 17 die zijn voorzien van een kleeflaag of ander hechtmiddel. Het tussengelegen deel 18 van de strook is niet voorzien van een dergelijke hechtlaag. Deze strook 15 is bij voorkeur tijdens de productie op de luier 30 gehecht, bijvoorbeeld met een nog nader te beschrijven werkwijze, zodanig 5 dat de strook 15 zich met een lengterichting Q uitstrekt ongeveer evenwijdig aan de band 12 en enigszins daaronder. De vlakken 17 worden daarbij vast met de luier 1 verbonden, terwijl het tussengelen deel 18 daarvan vrijligt. Daardoor is tussen de luier 1 (althans een onderlaag daarvan) en genoemd 5 tussengelegen deel 18 van de strook 15 een insteekopening 13 gevormd, die in de richting van de band 12 (en in deze uitvoeringsvorm ook in de tegenovergelegen richting) open is.

In fig. 4 is een alternatieve uitvoeringsvorm van een strook 15 volgens de uitvinding getoond. Hierbij zijn een eerste laag 20 en een tweede 10 laag 21 voorzien. De eerste laag is een strook materiaal die aan een tijdens gebruik naar de luier 1 gekeerde zijde 16 is voorzien van een kleeflaag of ander hechtmiddel, bij voorkeur over het gehele oppervlak. De tweede laag 21 is in hoofdzaak uitgevoerd als de strook 15 als getoond in fig. 3, welke evenwel op de eerste laag 20 is vastgezet in plaats van op de luier. Hier 15 wordt derhalve de insteekopening 13 gevormd tussen de eerste en de tweede laag 20, 21. Een dergelijke uitvoeringsvorm kan het voordeel hebben dat de φ strook eenvoudiger op de luier te plaatsen is en bovendien tot een aangenamer uiterlijk kan leiden.

Uiteraard kan bijvoorbeeld ook een onderste langsrand van het 20 middendeel 18 wel zijn voorzien van een hechtlaag, zodat deze ook aan de luier of aan de eerste laag 20 wordt vastgezet, waardoor een zakvormige insteekopening wordt verkregen. Dit kan koppeling van de sensor eenvoudiger maken. Eventueel kan een verstijving worden meegevormd, bijvoorbeeld langs de bovenzijde van de insteekopening 13, zodat de 25 insteekopening 13 gedeeltelijk open wordt gehouden of juist in een gesloten toestand wordt gedrukt. De verstijving kan bijvoorbeeld een strip metaal of kunststof zijn of een omgevouwen of verdikte rand.

Tijdens gebruik zal, zoals schematisch getoond in fig. 2 het ventrale deel 3 zich ter hoogte van de buik van een gebruiker uitstrekken, terwijl het 30 dorsale deel 4 zich Duidelijk is dat het kruisdeel 5 zich tussen de benen van 6 de gebruiker uitstrekt. De voorste sluitflappen 6 zijn over de heupen, althans bovenbenen gevouwen, waarna de achterste sluitflappen 7 daaroverheen zijn gevouwen en met het tape 9 vastgezet. Op de voorzijde van de luier 1, op het ventrale deel 3 is de strook 15 zichtbaar, daarop 5 gehecht met de vlakken 17. Het tape 9 grijpt bij voorkeur aan op de strook 15, in het bijzonder boven de vlakken 17. Een sensor 25 is in de insteekopening 13 geplaatst, opgesloten tussen de strook 15 en de luier 1, in het bijzonder een onderlaag daarvan. Daardoor is een koppeling verkregen. De sensor 25, in fïg. 2 in onderbroken lijnen getoond, heeft een clip 26 die 10 over de bovenste langsrand 27 van de insteekopening 13 is gestoken, over de strook 15, waardoor een nog betere koppeling wordt verkregen. De sensor 25 zelf kan hierbij ook buiten de insteekopening 13 reiken terwijl de clip met een vrij einde in de insteekopening reikt en op de strook 15 klemt. Indien een strook 15 wordt gebruikt met een zakvormige insteekopening kan de 15 sensor 25 eenvoudig in de insteekopening 13 worden geschoven, eventueel zonder clip 26, althans zonder de clip over de strook 15 te klemmen. Ook 9 kan aan zowel de bovenzijde als de onderzijde een verstijving zijn aangebracht zoals hiervoor genoemd, zodat de sensor 25 daartussen kan worden opgesloten, of kan deze in de insteekopening worden geklemd. Ook 20 kunnen andere middel worden voorzien voor opsluiting van de sensor in de insteekopening, zoals bijvoorbeeld een klepje dat met de strook is meegevormd en over de insteekopening kan worden gesloten, bijvoorbeeld met een plakstrip, Velcro of dergelijke of door een insteeklip met de sensor 25 in de insteekopening kan worden gestoken. Dit alles wordt ten minste 25 begrepen onder de aanduiding koppeling.

De strook 15 is, ten minste ter hoogte van de tegenover de vlakken 17 gelegen delen, bijvoorkeur zodanig afgewerkt dat de tape 9 waarmee de achterste sluitflappen 7 worden vastgezet daarop goed hechten en bij voorkeur ook meerdere malen kunnen worden losgetrokken en weer 30 vastgezet, zonder beschadiging van de luier. Bij bekende luiers worden 7 daartoe reeds strips op de voorzijde van de luier geplakt. Een dergelijke strip is in het bijzonder geschikt voor gebruik op een luier volgens de uitvinding. Deze kan immers bijvoorbeeld met bestaande inrichtingen eenvoudig worden aangebracht, waarbij slechts hechting van een 5 middendeel verhinderd hoeft te worden. De strip/strook 15 kan bijvoorbeeld van een geschikt glad oppervlak zijn voorzien, bijvoorbeeld van kunststof, of juist van een Velcro hechtende strip. Alternatief kunnen andere sluitmiddelen zijn voorzien, bijvoorbeeld drukknopen, klemmen, gespen of dergelijke, doch die maken een luier minder eenvoudig te produceren en 10 duurder.

In flg. 5 is in doorgesneden aanzicht volgens de lijn V — V in fig. 2 een luier 1 met sensor 25 getoond, in vereenvoudigde vorm. De luier kan, afgezien van de insteekopening, elke op zichzelf bekende vorm en opbouw hebben. Dergelijke aspecten van luiers en hun opbouw en wijze van 15 vervaardiging zijn voor de vakman direct duidelijk en algemeen bekend. De luier heeft in fig. 1 van boven naar onder gezien een eerste laag 28, een kern 29 van kernmateriaal, in het bijzonder vocht absorberend materiaal zoals pulp, vezels en/of gel of dergelijke en een tweede laag 30. Ten minste de eerste laag 28 en de tweede laag 30 zijn langs de randen onderling 20 verbonden voor het vormen van een integraal middendeel 2, onder insluiting van de kern 29. De verbinding kan door sealen, lijmen, stikken of elke andere geschikte methode. Zijflappen 6, 7 (niet getoond in fig. 5) zijn aan de langsranden bevestigd of geheel of gedeeltelijk integraal gevormd met de toplaag en/of onderlaag of een ander deel van de luier.

25 Zoals duidelijk zichtbaar is in fig. 5 is hier een uitvoeringsvorm weergegeven waarbij een strook 15 met de vlakken 17 en de onderste langrand 19 van het tussengelegen deel 18 zijn vastgehecht aan de onderlaag 30, bijvoorbeeld door lijmen, nieten of sealen, onder vorming van de insteekopening 13 waarin de sensor 25 is vastgezet, voor het verkrijgen 30 van een koppeling. Daartoe is de clip 26 over de rand van de strook 15 8 geschoven zodat de strook tussen de clip 26 en de sensor 25 wordt ingeklemd en de sensor daardoor wort vastgehouden. Het verdient de voorkeur dat deze klemming zodanig is dat de clip door een kind niet zelfstandig van de strook of uit de insteekopening kan worden losgetrokken.

5 Eventueel kan de clip zodanig zijn uitgevoerd dat deze bijvoorbeeld eerst onsloten moet worden, bijvoorbeeld door een gecombineerde trek- en/of duw-en/of draaibeweging, zoals bij een kindveilige sluiting van bijvoorbeeld een medicijnenfles of andere container of dat eerst een onderdeel moet worden weggenomen, bijvoorbeeld een sleutel-slot verbinding. Ook kan de clip zo 10 zijn uitgevoerd dat deze om de hele hoogte van de strook grijpt, waardoor verwijderen verder wordt bemoeilijkt.

In fig. 8 en 9 is een sensor 25 getoond, op een band 15 op een luier 1 bevestigd met behulp van een klittenband verbinding 60. Hiertoe is één deel 60 van het klittenband 60, bijvoorbeeld het haakjesdeel daarvan, tegen 15 een achterzijde van de sensor 25 bevestigd, bijvoorbeeld permanent of met behulp van een kleeflaag, pleister, tape, verwijderbare lijm of dergelijke, of a in de vorm van een hoesje of band waarin of waaraan de sensor kan worden bevestigd of opgenomen, terwijl het andere deel 62, bijvoorbeeld het lusj esdeel, in de vorm van de band of strook 15 kan zijn voorzien op de luier 20 1, in het bijzonder midden voor als eerder beschreven. Door een

verwijderbare verbinding tussen klittenband en sensor te gebruiken kan dit deel 61 van het klittenband worden vervangen, bijvoorbeeld bij beschadiging of (ernstige) vervuiling. Uiteraard kunnen lusjesdeel en haakjesdeel ook van plaats verwisseld worden aangebracht. De lengte van de strook 15 is bij 25 voorkeur zodanig dat de strips 9 die hier ook in klittenband zijn uitgevoerd (in het bijzonder als het deel dat op de sensor 25 is aangebracht) op de strook 15 kunnen worden vastgezet voor hersluitbare sluiting van de luier bijvoorkeur in gebruiken bij weggooien. Klittenband wordt gebruikelijk ook aangeduid als haakjes-lusjesband of Velcro®. Met name in deze 30 uitvoeringsvorm is het voordelig wanneer tenminste een middendeel 18A

9 van de strook 15 een hoogte hi heeft die relatief groot is, bijvoorkeur groter dan gebruikelijk, zodat er voldoende ruimte is voor plaatsing van de sensor, in het bijzonder onder of boven de strips 9 bij gesloten luier. De strook 15 vormt een koppelingselement 63 voor de sensor 25 en/of de strips 9.

5 Duidelijk zal zijn dat als deel van een klittenband verbinding 60 elk voor een dergelijke verbinding geschikt materiaal kan worden toegepast, terwijl dit bovendien een reeds voor (her)sluitbaarheid van de luier aanwezig klittenband of deel daarvan op de luier kan zijn. Als deel van klittenband of een klitte nbanddeel dient in deze ten minste doch niet uitsluitend te worden 10 begrepen een van de delen die tezamen geschikt zijn voor de vorming van een klittenbandverbinding, dat wil zeggen bijvoorbeeld het lusjes deel of het haakjesdeel.

Een luier volgens de uitvinding heeft als voordeel dat deze eenvoudig te vervaardigen is, in voorkomende gevallen zelfs met bestaande 15 machines en in hoofdzaak dezelfde opbouw. Door de insteekopening 13 wordt het voordeel bereikt dat de sensor 25 steeds op de juiste positie kan * worden aangebracht en gehouden, waarbij de sensor steeds kan worden hergebruikt en de luier van het wegwerptype kan zijn. Door de sensor 25 enigszins lager dan de bovenrand van de luier aan te brengen hindert deze 20 de gebruiker niet of slechts minimaal, terwijl bovendien bewegingen van de luier ten opzichte van het lichaam daar minder geprononceerd zullen zijn, zodat de sensor nauwkeuriger de positie van de gebruiker kan weergeven. Verder wordt de gebruiker niet gehinderd door bijvoorbeeld een clip die over de band tegen de buik of rug of een ander lichaamsdeel van de gebruiker 25 drukt. Door de insteekopening op het ventrale deel 3 van de luier 1 aan te brengen, onder de band daarvan zal deze zich ter hoogte van de relatief dikke en zachte kern 29 uitstrekken, waardoor de harde delen van de sensor 25 van de gebruiker worden afgeschermd. Daardoor zal geen irritatie optreden, zelfs niet wanneer de gebruiker op de buik gaat liggen, terwijl 30 toch steeds accuraat kan worden gemeten. De insteekopening 13 is mede 10 daarom bij voorkeur aan de buitenzijde van de luier 1 voorzien, zodat sensor 25 wordt afgeschermd. Bovendien wordt daarmee effectief verhinderd dat de sensor vuil wordt door urine of fecaliën. Verder wordt daarmee de kans verkleind dat de sensor met de luier wordt weggeworpen.

5 In fig. 6 is schematisch een gedeelte van een werkwijze voor het vervaardigen van luiers 1 volgens de uitvinding getoond. Daarin wordt vanaf een eerste rol 40 een baan materiaal voor de eerste laag 28 aangevoerd, in vlakke toestand, waarop vanaf een tweede rol 41 een strook kernmateriaal 29 wordt gelegd, waarover vervolgens vanaf een derde rol 42 10 een strook tweede laag 30 wordt gelegd. In doorvoerrichting T gezien aan weerszijden wordt een strook 43 bij voorkeur enigszins elastisch materiaal aangevoerd, eveneens van een rol 44. De langsranden 45 van de eerste laag 28 en de tweede laag 30 worden, tezamen met een daarop of daartussen gelegen rand van de strook 43 onderling verbonden, bijvoorbeeld door een 15 sealinrichting 48. Vervolgens wordt op de onderlaag 30 een strook 15 aangebracht die met de vlakken 17 op de onderlaag wordt vastgezet, bijvoorbeeld door lijmen of sealen. Deze strook 15 kan bijvoorbeeld worden aangevoerd zodanig dat deze tijdens doorvoer van de baan 46 luiermateriaal in de doorvoerrichting T kan worden geplaatst, waarvoor bijvoorbeeld een 20 applicatietrommel 49 of dergelijke kan worden gebruikt. Bovendien worden uit elke strook 43 stukken verwijderd, zodat steeds een voorste 6 en achterste zijflap 7 wordt gevormd met een tussengelegen beenopening 47. Verder wordt op elke achterste zijflap 7 een stuk tape 9 aangebracht waarmee later de luier 1 kan worden gesloten. Op zichzelf zijn vergelijkbare 25 werkwijzen alsmede daarvoor te gebruiken inrichtingen bekend uit de stand van de techniek, met uitzondering van ten minste het aanbrengen van de strook 15 zodanig dat deze in een middendeel 18 ten minste gedeeltelijk vrijligt van de tweede laag 30 die tijdens gebruik van de luier 1 naar buiten is gekeerd. Wanneer de strook 15 op dezelfde wijze op dezelfde positie wordt 30 aangebracht, met een bekende inrichting die ook in de stand van de 11 techniek wordt gebruikt, wordt het voordeel bereikt dat luierfabrikanten geen investeringen hoeven te doen in nieuwe machines voor de vorming van een luier volgens de uitvinding. Overigens kunnen uiteraard ook andere wijzen en inrichtingen worden gebruikt voor de vorming van luiers volgens 5 de uitvinding.

In een alternatieve uitvoering wordt een strook 15 aangebracht op een luier van het broektype, zoals een Pull-Up® van de Procter & Gamble Company, USA. Daarbij wordt de strook eveneens op de buitenzijde van de luier aangebracht, bij voorkeur doch niet noodzakelijkerwijs voordat uit een 10 vlakke toestand van de luier een luierbroekje wordt gevormd. Een dergelijk broektype luier en een werkwijze voor de vervaardiging daarvan is bijvoorbeeld gegeven in EP 0320991, doch vele variaties daarop zullen voor de vakman direct duidelijk zijn.

In fig. 7 is een inrichting 50 getoond met een sensor 25, volgens de 15 uitvinding. Deze sensor 25 is uitgerust met zend- en ontvangmiddelen voor communicatie over een frequentie band tussen 800 en 900 MHz, in het » bijzonder een band met een frequentie rond 863 - 865 MHz. Deze band is een vrije band voor transmissie van radio signalen, met een sterke restrictie van het toelaatbare zendvermogen. Bovendien is deze band voorzien van een 20 eenduidig protocol. Door keuze van deze band wordt voor de toepassing als sensor voor gebruik bij mensen, in het bijzonder jonge kinderen het voordeel bereikt dat negatieve stralingseffecten worden vermeden, vanwege het geringe vermogen en de gekozen frequentie terwijl een voldoende grote afstand kan worden overbrugd tussen de sensor 25 en/of een ontvang- en 25 zendstation 51 (basisstation) en/of een draagbare ontvanger 52, bijvoorbeeld 50 - 200 m. Bij voorkeur hoeft voor een sensor 25, althans voor gebruik van de band waarop de inrichting 50 werkt geen licentie betaald te worden, waardoor de kosten relatief laag worden gehouden. Door toepassing van het protocol wordt de mogelijkheid geboden de gevoeligheid van de inrichting 51 30 goed in te stellen, zodat storing door andere installaties wordt vermeden.

12

Een verder voordeel van deze band is dat deze nagenoeg richting-ongevoelig is. Daardoor hoeven geen ingewikkelde en/of kostbare en/of volumineuze richting gevoelige zend- en ontvangstmiddelen te worden toe gepast. Een eventuele antenne kan eenvoudig worden ingebouwd in de ontvanger 52 5 en/of het station 51.

Een systeem als aan de hand van fig. 7 beschreven kan bijzonder goed als babyfoon worden gebruikt, juist vanwege de lage straling. Dit bestaat in hoofdlijnen uit een basisstation 51, een of meer ontvangers 52 en eventueel een deel met de sensor 25. Tussen deze onderdelen worden, bij 10 voorkeur gecodeerde, gegevens verzonden, alsmede, bijvoorkeur gedigitaliseerd, geluid. Periodiek wordt bepaald, door signaaluitwisseling, of zij binnen eikaars bereik zijn. Bij activering van het systeem wordt een herkenningsprotocol doorgevoerd, waardoor wordt vastgesteld dat de ontvanger 52, het station 51 en, eventueel, het deel met de sensor 25 bij 15 elkaar horen. Deze "aanmeldprocedure" verloopt bij voorkeur geheel automatisch, zodat steeds slechts signalen tussen deze delen kunnen * worden uitgewisseld, zonder storing door andere zendinstallaties, terwijl een gebruiker geen ingewikkelde instellingen hoeft te doen.

Bij voorkeur wordt het systeem vanaf de ontvanger bediend, 20 waarbij eventueel voorkeursinstellingen mogelijk zijn. Op de ontvanger kan de status van het systeem en eventueel van een te bewaken persoon en/of object worden weergegeven, bij voorkeur via een display 53 zoals een LCD scherm. Deze status kan informatie onder meer een of meer inhouden over: buikligging/rugligging, althans de ligpositie van een te bewaken persoon; 25 binnen/buiten bereik zijn van de sensor 25 en/of de ontvanger 52 van het station 51; batterijlading van de sensor 25 en/of de ontvanger 52; temperatuur in de ruimte waar de ontvanger 52 en/of de sensor 25 zich bevindt; instelling geluidssterkte van de ontvanger 52 en/of het station 51. Bij voorkeur is een algoritme voorzien waarbij in een alarmsituatie, 30 bijvoorbeeld wanneer buikligging wordt geconstateerd met de sensor 25 13 zoals eerder beschreven, een geluidssignaal wordt afgegeven dat in volume en/of intensiteit toeneemt naarmate de tijd verstrijkt waarin deze situatie zich voordoet. Bij voorkeur zijn middelen 54 voorzien op de ontvanger 52 waarmee dit alarmsignaal kan worden uitgezet en de inrichting eventueel 5 kan worden uitgesteld.

De of elke ontvanger 52 kan worden opgeladen, bij voorkeur in een insteek opening 55 in het bassisstation, al dan niet contactloos, op bekende wijze.

In de sensor 25 kan een elektronische of mechanische 10 versnellingsopnemer zijn voorzien waarmee periodiek, bijvoorbeeld met een periode van seconden of minuten, de positie en/of bewegingen van een te monitoren kind kunnen worden geregistreerd. Indien deze bewegingen een indicatie opleveren dat buikligging lijkt op te (gaan) treden zal de periode worden verkort tussen de metingen. Overigens kunnen uiteraard ook 15 andere bewegingspatronen worden geregistreerd, bijvoorbeeld loopbewegingen, zitten of liggen en dergelijke. Indien een ongewenste 9 houding of beweging wordt geregistreerd wordt binnen een vooraf gekozen periode een noodsignaal gezonden naar het basisstation 51 en/of de ontvanger 52. Indien gewenst kan worden gekozen om de ontvanger 52 geen 20 noodsignaal af te laten geven, zodat een kind daardoor niet schrikt en/of wakker wordt. Gebleken is dat de gekozen frequentie band bijzonder voordelig is juist voor babyfoon en baby-bewakingsfuncties vanwege de relatief lage energie, de goede codering en het zendbereik.

Zoals besproken is in fig. 8 een uitvoeringsvorm getoond waarbij 25 een sensor 25 is voorzien van een kleefstrip 64 zoals een pleister of tape, waarmee de sensor 25 op een luier of een ander kledingstuk of eventueel direct op de huid kan worden geplakt. De sensor 25 kan bij voorkeur worden hergebruikt, terwijl de kleefstrip kan worden weggeworpen en vervangen door een nieuwe. In de getoonde uitvoering is de kleefstrip uitgevoerd als 30 een strook klittenband (Velcro®) of althans een van de delen daarvan, zoals 14 getoond in fig. 9, waarmee deze losneembaar op een daartoe geëigend stuk materiaal kan worden gehecht, bijvoorbeeld een enigszins vezelig materiaal of een ander (bijbehorend) contradeel van het klittenband waardoor eenvoudig plaatsing en herplaatsing mogelijk is, zoals een reeds aanwezige 5 band of strook geschikt voor het (her)sluiten van de luier.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de tekening en beschrijving gegeven uitvoeringsvormen. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het concept van de uitvinding.

Zo kunnen bijvoorbeeld andere type luiers worden toegepast, of 10 zelfs andere al dan niet wegwerpbare kledingstukken zoals rompertjes, luier-overbroekjes en dergelijke. De insteekopening is bij voorkeur op de buitenzijde van het kledingstuk aangebracht, bij voorkeur op een tijdens gebruik voorzijde daarvan, in het bijzonder ter hoogte van de buik onder de navel. Evenwel zijn uiteraard ook andere posities mogelijk, zoals 15 bijvoorbeeld aan een binnenzijde van het kledingstuk of tussen een onderlaag en een toplaag van een luier, terwijl luiers volgens de uitvinding ook andere opbouw kunnen hebben, bijvoorbeeld met meer lagen, andere sluitmiddelen, andere vormen en dergelijke. Een sensor 25 in het bijzonder en een inrichting 50 in het algemeen kan anders zijn uitgevoerd en kan 20 bijkomende functies hebben, zoals een babyfoon functie, een wegloop begrenzende functie, waarbij een signaal wordt gegeven indien de gebruiker zich met de sensor verder dan een vooraf ingestelde afstand van een basisstation 51 en/of de ontvanger 52 begeeft, waarbij bij voorkeur ten minste op de ontvanger 52 een (alarm)signaal wordt weergegeven en 25 overigens de mogelijkheid kan worden geboden dat steeds de gemeten afstand wordt weergegeven. Verder kan een bewegings-sensorfunctie voor bijvoorbeeld stappentellen, loopbewegingen registratie of dergelijke zijn voorzien. Een sensor 25 volgens de uitvinding is bij voorkeur reinigbaar, bijvoorbeeld wasbaar in een wasmachine. Alternatief kan de sensor 25 30 disposable worden uitgevoerd, bijvoorbeeld in goedkope chiptechnologie, 15 zoals RFID-chips of transponder technologie. Een insteekopening kan op andere wijze worden gevormd, bijvoorbeeld door een snede in een (buiten)laag van de luier waardoorheen de sensor of een clip of dergelijke kan worden gestoken, welke snede bijvoorbeeld afsluitbaar is met een strip, 5 tape of dergelijke. Bij voorkeur wordt daarbij wel een zodanige voering aangebracht dat de sensor niet in de kern kan bewegen, waardoor deze moeilijk uitneembaar zou worden. Ook kan een strook materiaal op afstand van de band 12 eindigen, zodat de sensor daarop kan worden geclipt. In alle uitvoeringen kan een insteekopening ook ten minste functioneel worden 10 gezien als een koppelingselement of vice versa.

1031745,

Claims (20)

1. Samenstel van een luier en een sensor voor ten minste het bepalen van een positie van een gebruiker van de luier, waarbij de luier is voorzien van een insteekopening of koppelingselement voor koppeling van de sensor aan de luier.

2. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de insteekopening of het koppelingselement is gevormd op of nabij een middellijn van de luier, welke middellijn zich vanaf een voorzijde van de luier uitstrekt tot bij een achterzijde van de luier.

3. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 10 insteekopening of het koppelingselement is voorzien op een voorzijde van de luier.

4. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de insteekopening of het koppelingselement op een buitenzijde van de luier is voorzien, in het bijzonder door aanbrengen van een strook materiaal op een 15 buitenoppervlak van de luier.

5. Samenstel volgens conclusie 4, waarbij de strook twee op afstand van elkaar gelegen contactvlakken heeft waarmee de strook op de luier is vastgezet, terwijl tussen de contactvlakken ten minste één strookdeel is dat los ligt van de luier.

6. Samenstel volgens conclusie 4 of 5, waarbij de strook is voorzien op de luier nabij een tijdens gebruik bovenste langsrand van een ventraal deel, waarbij de luier is voorzien van twee met een dorsaal deel verbonden zijflappen met tape, welk tape op de strook kleefbaar is voor het sluiten van de luier.

7. Samenstel volgens conclusie 4 of 5, waarbij de strook tenminste gedeeltelijk is uitgevoerd als een deel van een klittenband verbinding, waarbij de sensor en eventueel twee met een dorsaal deel verbonden 1 0 3 f ?45i zijflappen zijn voorzien van een onderdeel van de klittenband verbinding respectievelijk voor bevestiging van de sensor en sluiting van de luier.

8. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de insteekopening aan twee tegenover elkaar gelegen zijden open is.

9. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de insteekopening zakvormig is.

10. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de sensor opneembaar is in de insteekopening of het koppelingselement.

11. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten 10 minste de sensor is voorzien van middelen voor het aan of in de insteekopening of het koppelingselement vastzetten daarvan.

12. Samenstel volgens conclusie 11, waarbij genoemde middelen klemmiddelen en/of steekmiddelen zijn.

13. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 15 sensor is voorzien van zendermiddelen, waarbij voorts ontvangermiddelen zijn voorzien die met genoemde zendermiddelen kunnen communiceren op een band met een frequentie tussen 800 en 900 MHz, meer in het bijzonder tussen 860 en 875 MHz and preferably 863 - 865 MHz.

14. Luier, geschikt en bestemd voor gebruik in een samenstel volgens 20 een der voorgaande conclusies.

15. Strook materiaal, geschikt en bestemd voor gebruik in een samenstel volgens een der conclusies 1 - 12 of voor de vorming van een luier volgens conclusie 13.

16. Sensor voor gebruik in een samenstel volgens een der conclusies 1 25 - 13 of met een luier volgens conclusie 14.

17. Werkwijze voor de vorming van een luier, waarbij uit ten minste een toplaag, een kernmateriaal en een onderlaag althans gedeeltelijk een luier wordt gevormd, zodanig dat het kernmateriaal wordt opgesloten tussen de toplaag en de onderlaag, waarbij de toplaag ten minste 30 gedeeltelijk vochtdoorlatend is en tijdens gebruik naar het lichaam van een gebruiker is gekeerd en de onderlaag in hoofdzaak vochtdicht is en tijdens gebruik naar buiten wordt gekeerd, waarna op de tijdens gebruik naar buiten gekeerde zijde van de luier een insteekopening of koppelingselement wordt voorzien.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, waarbij de insteekopening of het koppelingselement wordt voorzien door een strook materiaal op de luier te bevestigen, in het bijzonder te lijmen.

19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, waarbij de insteekopening of het koppelingselement op het luierdeel wordt aangebracht wanneer de 10 toplaag en de onderlaag in hoofdzaak vlak liggen en zijflappen nabij een voorzijde van de luier niet zijn verbonden met zijflappen nabij de achterzijde van de luier, anders dan door een middengebied van de luier waardoorheen zich het kernmateriaal uitstrekt.

20. Werkwijze volgens een der conclusies 17 - 19, waarbij een 15 koppelingselement wordt aangebracht in de vorm van een klittenbanddeel. » 1 0 3 1 745.