NL1031124C2 - Hefinrichting voor een fietsendrager, en fietsendrager en voertuig met deze hefinrichting. - Google Patents

Description

.·<?

Hefinrichting voor een fietsendrager, en fietsendrager en voertuig met deze hefinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een hefinrichting voor dragers, zoals fietsendragers, voor bevestiging aan een voertuig waarbij de hefinrichting is voorzien van een eerste kolom en een tweede kolom die in een lengterichting bewee g-5 baar is verbonden met de eerste kolom, en van verplaatsing s-middelen voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van de eerste kolom en de tweede kolom. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een fietsendrager en op een voertuig voorzien van een dergelijke hefinrichting.

10 Er wordt opgemerkt dat wanneer in deze aanvrage wordt gesproken van fietsendrager, het beschrevene,ook van toepassing is op andere dragers voor bevestiging aan een voertuig. De uitvinding is derhalve evenzeer van toepassing op andere dragers, zoals dragers voor bromfietsen, scooters, 15 rolstoelen, transportkosten e.d.

Er zijn hefinrichtingen bekend voor montage achter voertuigen. Deze hefinrichtingen zijn meestal vast aan het voertuig bevestigd en dienen bijvoorbeeld voor het in en uitladen van goederen uit een vrachtwagen.

20 Ook zijn er dragers bekend voor motoren, scooters e.d., die zijn voorzien van een hefinrichting. Deze dragers met hefinrichting zijn soms losmaakbaar bevestigd aan een voertuig. Bij de bekende dragers met hefinrichting is voor het bevestigen en/of losmaken van de drager aan/van het voe r-25 tuig echter deskundigheid vereist en dit dient te geschieden door een vakman met behulp van gereedschap.

US 5,011,361 openbaart een drager voor scooters voor gehandicapten, welke.drager bevestigbaar is aan een motorvoertuig. De drager is voorzien van een mast met een bekrach-30 tigde lift, die een platform beweegt tussen een neergelaten en een verhoogde positie. Deze drager is zwaar en wordt bevestigd aan het chassis van een voertuig.

DE 196 08 334 heeft betrekking op een extra lastdrager voor motorvoertuigen, voor het transporteren van lasten, 103 f124’ 0 2 in het bijzonder van motoren, met een hefbaar en neérlaatbaar draaggestel dat met twee adapters bevestigbaar is aan het chassis van het voertuig. De bevestiging van deze drager is vereist deskundigheid en. dient door een vakman te geschieden.

5 Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvin ding om een hefinrichting te verschaffen voor fietsendragers voor bevestiging aan een auto en die door een gemiddelde a u-tobestuurder aan een auto kan worden bevestigd en daarvan kan worden verwijderd, en waarmee zonder grote krachtsinspanning 10 op eenvoudige en trefzekere wijze een fietsendrager aan een auto is te monteren en fietsen aan de fietsendrager zijn te bevestigen.

Dit doel wordt bereikt door een hefinrichting voor een drager zoals een fietsendrager voor bevestiging aan een 15 voertuig, waarbij de hefinrichting is voorzien van een eerste kolom en een tweede kolom die in een lengterichting bewee g-baar is verbonden met de eerste kolom, en van verplaatsing s-middelen voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van de eerste kolom en de tweede kolom, (waarbij de hefinrichting is 20 voorzien van een arrêteerinrichting, voor het fixeren van een onderlinge positie van de eerste kolom en de tweede kolom) waarbij de eerste kolom nabij het onderste uiteinde is voorzien van een eerste koppelstuk voor het losmaakbaar aan de eerste kolom koppelen van een fietsendrager, en de tweede ko-25 lom is voorzien van een tweede koppelstuk voor het losmaa k-baar koppelen van de hefinrichting aan een tre khaak van het voertuig. Aan een dergelijke hefinrichting kan vooraf een fietsendrager worden gemonteerd. Deze wordt gemonteerd met behulp van het eerste koppelstuk, dat zich dicht bij de grond 30 bevindt, zodat de fietsendrager niet of nauwelijks hoeft te worden getild. Deze kan dan bij het monteren geheel of gedeeltelijk op de grond afsteunen, waardoor deze montage zonder veel inspanning kan plaatsvinden. Bij gebruik kan dan de hefinrichting met de gemonteerde fietsendrager naar het voe r-35 tuig worden gebracht. De hefinrichting rust dan op de grond nabij de trekhaak van het voertuig. Vervolgens wordt met behulp van de verplaatsingsmiddelen de tweede kolom met het tweede koppelstuk omhoog bewogen en boven de trekhaak gemani- <» 3 puleerd. Dit manipuleren is betrekkelijk eenvoudig en vergt geen inspanning, omdat de hefinrichting op de grond afsteunt. Dan wordt de tweede kolom met het tweede koppelstuk met behulp van de verplaatsingsmiddelen omlaag bewogen, over de 5 trekhaak en hieraan op gebruikelijke wijze gefixeerd. Het is ook mogelijk om in plaats van het monteren van de hefinrichting met de fietsendrager, eerst alleen de hefinrichting te monteren op de bovenbeschreven wijze, en daarna aan de hefin-richting de fietsendrager, eveneens op de wijze zoals hierbo-10 ven is beschreven.

Vervolgens wordt de fiets, of worden de fietsen op de fietsendrager gemonteerd. Doordat de fietsendrager zich nog op of vlakbij de grond bevindt, is deze montage eveneens eenvoudig en vergt geen inspanning en er hoeft niet op aan-15 merkelijke hoogte met een fiets te worden gemanipuleerd. , Hierna wordt nu met behulp van de verplaatsingsmiddelen de eerste kolom met de fietsendrager en daarop de fiets(en) omhoog bewogen ten opzichte van de tweede kolom, die via de tweede koppeling thans vast zit aan het voertuig. Wanneer de 20 fietsendrager met de fiets(en) voldoende hoogte hebben dan wordt de onderlinge positie van de kolommen gearrêteerd. De arrêteerinrichting kan op elke bekende wijze zijn uitgevoerd. De combinatie is nu gereed voor transport zonder dat er moe i-zaam met een fietsendrager en met fietsen op een lastige 25 hoogte moest worden gemanipuleerd. Voor het afladen kan de omgekeerde volgorde worden bewandeld. Natuurlijk kunnen bepaalde handelingen handmatig worden uitgevoerd, zonder g e-bruik te maken van de voordelen van de hefinrichting, bijvoorbeeld kan de hefinrichting op de trekhaak worden beve s-30 tigd en de fietsendrager aan de hefinrichting, in lage positie . Vervolgens de fietsen op de fietsendrager en daarna de fietsendrager, met de fietsen met behulp van de hefinrichting omhoog brengen tot de juiste hoogte.

Het is daarbij bijzonder voordelig wanneer de ver-35 plaatsingsmiddelen een elektromotor omvatten en aansluitbaar zijn op een stroomvoorziening van de auto, daar immers het stopcontact van de auto zich in de onmiddellijke nabijheid van de trekhaak bevindt. In een eenvoudige uitvoeringsvorm ·* 4 .

zijn de verplaatsingsmiddelen voorzien van een handbediening. Echter ook bij een uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij de verplaatsingsmiddelen zijn voorzien van een elektromotor heeft het voordeel om de verplaatsingsmiddelen tevens te 5 voorzien van een handbediening. Deze kan dan worden gebruikt bij stroomuitval. In een voorkeursuitvoering is de handbediening een zwengel.

Voorbeelden van middelen die geschikt zijn voor het opwekken van een heen- en weergaande beweging, zoals in de 10 verplaatsingsmiddelen wórden vereist, zijn een pneumatische cilinder, een hydraulische cilinder, een draadspil, een koge-lomloopspil, een tandheugel, een ketting, een aandrijfriem, een staalkabel, een combinatie van deze.

Voor vergemakkelijken van het transport van de he f-15 inrichting van en naar het voertuig, is het gunstig wanneer de kolom aan een onderzijde is voorzien van tenminste één wiel. De hefinrichting hoeft dan niet te worden gedragen, maar kan worden gereden. Tevens is het mogelijk om de drager uit te rusten met wielen.

20 Het transport op wielen kan op zeer stabiele wijze plaatsvinden wanneer aan de onderzijde van de kolom een pl a-teau is bevestigd, dat is voorzien van tenminste drie wielen. Ook kan een dergelijk plateau aan de drager worden bevestigd.

Een dergelijk plateau doet slechts dienst bij het 25 transport van en naar de auto. Met name wanneer een betrekkelijk groot plateau wordt gebruikt is het voordelig wanneer het plateau afneembaar is. Een hefinrichting volgens de uitvinding, die is voorzien van wielen, kan bijvoorbeeld in een garage worden gekoppeld aan een fietsendrager en direct wor-30 den beladen met fietsen, waarna het samenstel van hefinrichting, fietsendrager en fietsen naar het voertuig wordt gereden en wordt gemonteerd op de boven beschreven wijze.

Wanneer dan het eerste koppelstuk is voorzien van een trekhaak, dan is de inrichting volgens de uitvinding pas-35 send voor een fietsendrager die bedoeld is voor koppeling aan een trekhaak.

Veel fietsendragers zijn voorzien van verlichting, die wordt aangesloten op het stopcontact van de auto bij de 5 trekhaak. Voor dergelijke fietsendragers heeft het voordeel wanneer de hefinrichting is voorzien van een stroomaanslu i-ting voor aansluiting op zowel het voertuig als op de fie t-sendrager. De stekker van de fietsendrager kan dan via de 5 hefinrichting worden aangesloten en hoeft daar niet met een langer snoer omheen te worden geleid.

De uitvinding is tevens van toepassing op fietsendragers die integraal zijn uitgevoerd met een hefinrichting volgens de uitvinding, alsmede op voertuigen die zijn uitge-10 voerd met een hefinrichting volgens de uitvinding.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van niet beperkende voorbeelden van uitvoeringsvormen van de uitvinding, mede aan de hand van de tekening, waarin·: fig.1 een aanzicht in perspectief toont van een 15 fietsendrager, hefinrichting volgens de uitvinding en achterzijde van een auto, fig. 2 toont de hefinrichting van fig. 1 in meer detail, en fig. 3 toont de hefinrichting van fig. 1 en 2 op een 20 rijdbaar onderstel.

In fig. 1 wordt een hefinrichting 1 getoond voor een fietsendrager 2 en de achterzijde van een auto. Hefinrichting 1 en fietsendrager 2 zijn bevestigbaar op de trekhaak 3 aan de achterzijde van een verder niet getoonde auto. Evenmin is 25 de gebruikelijke stabilisatie-inrichting bij de trekhaak 3 getoond, die dient voor stabilisatie in het horizontale vlak van de hefinrichting 1 en de fietsendrager 2. In fig. 2 wordt de hefinrichting 1 in meer detail weergegeven. De hefinrichting omvat een eerste kolom 6, met daaraan vast verbonden een 30 trekhaak 4. De fietsendrager 2 is voorzien van een koppelmechanisme 5 waarmee de fietsendrager kan worden bevestigd op de trekhaak 4 van de hefinrichting. Binnen kolom 6 is glijdend in de richting van de lengteas van kolom 6 een tweede kolom 7 aangebracht. Kolom 7 is voorzien van een uitstekend 35 koppelmechanisme 8 voor het koppelen van de hefinrichting 1 aan de trekhaak 3 van de auto. Trekhaak 3 van de auto en trekhaak 4 van de hefinrichting 1 zijn soortgelijke trekhaken. Eveneens zijn koppelmechanisme 5 van de fietsendrager 2 4' 6 en koppelmechanisme 8 van de hefinrichting 1 soortgelijke koppelmechanismen. Deze zijn standaard en in de handel verkrijgbaar en zullen hierin niet in nader detail worden beschreven. Koppelmechanisme 8 en trekhaak 4 bevinden zich aan 5 tegenoverliggende zijden van de hefinrichting 1. Actuator 10 ' is vast bevestigd aan kolom 7. Met behulp van actuator 10 is stang 9 beweegbaar in zijn lengterichting. Het vrije uiteinde van stang 9 is bevestigd aan kolom 6, en wel aan de binnenzijde van het bovenvlak van kolom 6. Als krachtbron omvat a ΟΙ 0 tuator 10 een elektromotor die wordt gevoed vanuit de stroomvoorziening van de auto en is daarop aangesloten door middel van stekker 12 van de hefinrichting en stopcontact 13 van de auto. Stekker 12 is eveneens verbonden met stopcontact 14 van de .hefinrichting. Stopcontact 14 behoort bij trekhaak 4 van 15 de hefinrichting en dient bijvoorbeeld voor het aansluiten van de verlichting (niet getoond) van fietsendrager 2. Actu a-tor 10 is verder voorzien van een arrêteerinrichting, die de positie van stang 9 fixeert wanneer deze niet wordt bewogen door de actuator. Actuator 10 is verbonden met een bedi e-20 ningsschakelaars 15 en 15', die zijn gemonteerd aan de buitenzijde van deksel 11 van kolom 7. Bedieningsschakelaar 15 dient voor het omhoog bewegen van kolom 7 ten opzichte van kolom 6. Bedieningsschakelaar 15' dient voor het omlaag bewegen van kolom 7 ten opzichte van kolom 6. Wanneer geen van 25 beide schakelaars wordt bediend dan wordt de onderlinge pos i-tie van kolom 7 en kolom 6 gefixeerd door een arrêteerinrichting. Deze arrêteerinrichting kan tal van verschillende op zich bekende uitvoeringsvormen hebben. Bijvoorbeeld bij de meeste draadspillen en kogelomloopspillen is geen aparte a r-30 rêteerinrichting noodzakelijk. Wanneer de spil of de kogelom-loopbus niet wordt geroteerd, dan wordt de arrêteerfunctie vervuld door de inwendige wrijving en is de arrêteerinrichting dus inherent aanwezig in de spil. Tenslotte zijn aan de onderzijde van kolom 6, zwenkwielen (niet getoond) gemon-35 teerd.

Het gebruik van de hefinrichting is nu als volgt. Indien deze er niet. reeds aan is bevestigd, wordt eerst fie t-sendrager 2 bevestigd aan hefinrichting 1, door koppelmecha- t 7 nisme 5 te koppelen op trekhaak 4 van de hefinrichting 1. Trekhaak 4 is zo bevestigd aan kolom 6, dat de fietsendrager 2, wanneer de hefinrichting op een vloer staat, zich op deze vloer of juist daarboven bevindt. Het is nu zeer eenvoudig om 5 één of meerdere fietsen op de fietsendrager 2 te plaatsen.

Deze kunnen er direct op worden gereden en hoeven niet of nauwelijks te worden opgetild en te worden gemanipuleerd. Wanneer de fietsen op de fietsendrager 2 zijn geplaatst en zijn vastgezet, wordt dit samenstel van hefinrichting 1, 10 fietsendrager 2 en de fietsen met behulp van de zwenkwielen i naar de auto gereden. Bij de auto wordt atekker 12 verbonden met stopcontact 13 waardoor actuator 10 wordt voorzien van elektrische voeding. Met behulp van schakelaar 15 wordt nu kolom 7 zover omhoog bewogen totdat koppelingsmechanisme 8 15 zich juist boven het niveau van trekhaak 3 bevindt. Dan wordt het samenstel met behulp van zwenkwielen 16 horizontaal ve r-plaatst totdat koppelingsmechanisme 8 zich direct boven tre k-haak 3 bevindt. Vervolgens wordt door bediening van schakelaar 15' kolom 7 omlaag bewogen ten opzichte van kolom 6, 20 totdat de koppeling van mechanisme 8 met trekhaak 3 tot stand is gebracht. Door schakelaar 15' vast te houden, wordt nu kolom 6, met de daaraan bevestigde fietsendrager 2 van de grond opgetild. Wanneer voldoende grondspeling van kolom 6 en fietsendrager 2 is bereikt wordt schakelaar 15' losgelaten en 25 wordt de verkregen positie vastgehouden. Hefinrichting 1 is bovendien uitgerust met een extra beveiliging in de vorm van een extra mechanische vergrendeling van de onderlinge positie van kolom 6 en kolom 7. De hefinrichting 1 met de fietsendrager 2 zijn nu zonder inspanning op veilige wijze bevestigd 30 aan de auto.

Fig. 3 toont een andere uitvoeringsvorm van een he f-inrichting volgens de uitvinding. Hier is kolom 6 met behulp van een kliksluiting verbonden met een plateau 17, waaronder 4 zwenkwielen 16 zijn aangebracht. Doordat plateau 17 een 35 grotere afmeting heeft dan de onderzijde van kolom 6, kunnen zwenkwielen 16 verder uit elkaar staan dan in de uitvoeringsvorm van fig.1. Hierdoor wordt het rijdend transport vereenvoudigd. Wanneer het samenstel van hefinrichting 1, fietsen- 8 drager 2 en plateau 17 aan de auto zijn bevestigd, wordt plateau 17 los geklikt van kolom 6 en wordt opgeborgen.

Het is natuurlijk ook mogelijk om een hefinrichting volgens de uitvinding te voorzien van een plateau 17 dat vast 5 is bevestigd aan kolom 6. Tevens zijn tal van veranderingen en wijzigingen mogelijk aan de hierboven beschreven voorbeelden van uitvoeringsvormen van de uitvinding, zonder af te wijken van de reikwijdte van de uitvinding zoals die is vastgelegd in de bijgevoegde conclusies.

1031124’

Claims (13)

1. Hefinrichting (1) voor een drager (2) zoals een fietsendrager (2) voor bevestiging aan een voertuig, waarbij de hefinrichting is voorzien van een eerste kolom en een tweede kolom die in een lengterichting beweegbaar is verbo n- 5 den met de eerste kolom (6), en van verplaatsingsmiddelen (9,10) voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van de eerste kolom (6) en de tweede kolom (7), (waarbij de hefinrichting (1) is voorzien van een arrêteerinrichting, voor het fixeren van een onderlinge positie van de eerste kolom (6) en 10 de tweede kolom (7)), met het kenmerk, dat de eerste kolom (6) nabij het onderste uiteinde is voorzien van een eerste koppelstuk (4) voor het losmaakbaar aan de eerste kolom (6) koppelen van een fietsendrager (2), en de tweede kolom (7) is voorzien van een tweede koppelstuk (8) voor het losmaakbaar 15 koppelen van de hefinrichting (1) aan een trekhaak (3) van het voertuig.

2. Hefinrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen (9, 10) een elektromotor omvatten.

3. Hefinrichting (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen (9, 10) aansluitbaar zijn op een stroomvoorziening (13) van de auto.

4. Hefinrichting (1) volgens één van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen (9, 10), 25 één gekozen uit de groep bestaande uit een pneumatische cilinder, een hydraulische cilinder, een draadspil, een koge-lomloopspil, een tandheugel, een ketting, een aandrijfriem, een staalkabel, een combinatie van deze.

5. Hefinrichting volgens één van de conclusies 1 tot 30 4, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen (9, 10) zijn voorzien van een handbediening.

6. Hefinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de handbediening een zwengel is.

7. Hefinrichting (1) volgens één van de conclusies 1 35 tot 6, met het kenmerk, dat de kolom (6) aan een onderzijde 1031124 t is voorzien van tenminste één wiel (16).

8. Hefinrichting (1) volgens één van de conclusies 1 tot 7, met het kenmerk, dat aan de onderzijde van de kolom (6) een plateau (17) is bevestigd, dat is voorzien van ten- 5 minste drie wielen (16) .

9. Hefinrichting (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het plateau (17) afneembaar is.

10. Hefinrichting (1) volgens één van de conclusies 1 tot 9, met het kenmerk, dat het eerste koppelstuk (4) is 10 voorzien van een trekhaak.

11. Hefinrichting (1) volgens één van de conclusies 1 tot 10, met het kenmerk, dat de hefinrichting (1) is voorzien van een stroomaansluiting (12, 14) voor aansluiting (12) op zowel het voertuig als op de fietsendrager (14).

12. Fietsendrager (2) voorzien van een hefinrichting (1) volgens één van de conclusies 1 tot 11.

13. Voertuig voorzien van een hefinrichting (1) volgens één van de conclusies 1 tot 11. 1031124