NL1029202C1 - Buis met ingangen. - Google Patents

Buis met ingangen. Download PDF

Info

Publication number
NL1029202C1
NL1029202C1 NL1029202A NL1029202A NL1029202C1 NL 1029202 C1 NL1029202 C1 NL 1029202C1 NL 1029202 A NL1029202 A NL 1029202A NL 1029202 A NL1029202 A NL 1029202A NL 1029202 C1 NL1029202 C1 NL 1029202C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pipe
ring
tube
stub
connecting sleeve
Prior art date
Application number
NL1029202A
Other languages
English (en)
Inventor
Gerard Oosterhof
Gerrit Berend Jan Meppelink
Original Assignee
Dyka B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Dyka B V filed Critical Dyka B V
Priority to NL1029202A priority Critical patent/NL1029202C1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1029202C1 publication Critical patent/NL1029202C1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E03WATER SUPPLY; SEWERAGE
    • E03FSEWERS; CESSPOOLS
    • E03F3/00Sewer pipe-line systems
    • E03F3/04Pipes or fittings specially adapted to sewers
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L41/00Branching pipes; Joining pipes to walls
    • F16L41/08Joining pipes to walls or pipes, the joined pipe axis being perpendicular to the plane of the wall or to the axis of another pipe

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Hydrology & Water Resources (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Water Supply & Treatment (AREA)
  • Pipe Accessories (AREA)

Description

!
Buis met ingangen
De uitvinding heeft betrekking op een buis, in het bijzonder een afvoerbuis of rioleringsbuis, met een wand die met een binnenoppervlak daarvan een stromingsdoor-gang voor een fluïdum bepaalt.
5 Om een afvoerstreng aan te leggen van punt A naar B worden naar keuze rioleringsbuizen toegepast van thermoplastische kunststof. Op deze rioleringsbuizen moeten meer of minder frequent aansluitingen aangebracht worden voor afvoerbuizen met een kleinere diameter. Deze afvoerbuizen 10 voeren het hemelwater en/of rioolwater af van huizen, utiliteitsgebouwen en/of verharde oppervlakken, naar de rioleringsbuizen.
De gangbare buizen voor een dergelijke afvoerstreng kunnen aan hun uiteinden van een aansluitmof voor-15 zien zijn en worden in een tracé verlegd.
Bij elke gewenste aansluiting van een afvoerbuis kan voor een T-stuk fitting gekozen worden. Echter het is van tevoren niet altijd duidelijk waar de aansluitingen precies moeten komen. Het tussenplaatsen van een dergelijke 20 T-stuk fitting op een bestaande afvoerstreng is een moeizame en arbeidsintensieve klus, afgezien van het feit dat T-stukken in de grotere diameterranges enerzijds zeer kostbaar zijn en anderzijds kwetsbaar in de aanleg.
Daarom worden in de praktijk bij voorkeur ter 1029202 2 plekke in de buis buisinlaten gemaakt voor aansluiting van verdere afvoerbuizen. Daar zijn diverse productconcepten voor verkrijgbaar. O.a. knevelinlaten, schroefinlaten, en dergelijke. j 5 Een nadeel van het ter plekke maken van aanslui tingen is, dat de aanleg daarvan om een in situ geboord gat in de hoofdstreng vraagt. Het boren van een dergelijk gat is een arbeidsintensieve taak die niet geheel van gevaar ontbloot is. Enerzijds het gevaar van breuk van de aan te 10 boren leiding. Anderzijds het gevaar van schran-ken/vastslaan van de boor met als gevolg mogelijke persoonlijke verwondingen. Verdere veiligheidsrisico's van het in situ boren van een aansluitgat zijn een mogelijk happen of terugslaan van de boor, het doorboren van aansluitsnoeren, 15 of het werken met elektrische apparatuur onder natte werkomstandigheden .
Een doel van de uitvinding is om hierin verbetering te brengen.
Hiertoe voorziet de uitvinding in een buis met 20 een wand die met een binnenoppervlak daarvan een stromings-doorgang voor een fluïdum bepaalt, waarbij de wand ten minste één aansluitgat omvat, waarbij de buis een buisstomp of ring omvat die door middel van een in hoofdzaak fluïdum-dichte verbinding aansluit aan het aansluitgat en waarbij 2 5 de buisstomp of ring bij voorkeur voorzien zijn van een afsluitkap.
De buisstomp of ring vormen een prefab aangebrachte aansluitmogelijkheid voor bijvoorbeeld een kolk j en/of een huisaansluiting, waarbij een af te voeren fluï- j 30 dum, zoals bijvoorbeeld hemelwater en/of rioolwater, van de j kolk en/of de huisaansluiting via het aansluitgat in de j buis kan stromen, en via de buis verder af gevoerd kan j worden.
De buisstomp of ring is bij voorkeur prefab 35 voorzien van een afsluitkap. Enerzijds om niet gebruikte j aansluitingen blijvend functioneel af te dichten zonder ; extra handelingen in het werk. Anderzijds om tijdens trans- 3 port, opslag en plaatsing de buisstomp voor beschadigingen te behoeden.
Voor het bijplaatsen van een extra afvoerleiding op een bestaande afvoerstreng hoeft men nu alleen maar de 5 afsluitkap te verwijderen om een aansluiting te realiseren. Na verwijdering van de afsluitkap kan er een conventionele fitting geplaatst worden, met of zonder zettings-mogelijk-heid.
In een uitvoeringsvorm omvat de buis één of meer 10 aansluitgaten met een buisstomp of ring, waarbij de één of meer aansluitgaten bij voorkeur op een systeemafstand langs de buis geplaatst zijn. Hierdoor zullen in een tracé van gekoppelde buizen volgens de uitvinding, op regelmatige afstanden langs het tracé buisstompen of ringen aanwezig 15 zijn voor het hieraan aansluiten van afvoerleidingen. Bij voorkeur omvat de buis twee of meer aansluitgaten met een buisstomp of ring.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm van een buis met n aansluitgaten met een buisstomp of ring, is de af-20 stand tussen twee opeenvolgende aansluitgaten in hoofdzaak gelijk aan 1/n maal de lengte van de buis. Hierdoor ontstaat er een tracé waarbij in hoofdzaak per 1/n maal de buislengte, een aansluitmogelijkheid aanwezig is.
Bij voorkeur is een afstand tussen een uiteinde 25 van de buis en een vanaf het uiteinde van buis beschouwd eerste aansluitgat in hoofdzaak gelijk aan 1/2 maal de afstand tussen twee opeenvolgende aansluitgaten. Hierbij is de koppeling tussen twee opeenvolgende buizen in het tracé, in hoofdzaak midden tussen twee aansluitmogelijkheden 30 geplaatst.
De één of meer buisstompen of ringen kunnen als één geheel met de buis gevormd zijn. Echter bij voorkeur worden de buisstompen of ringen en de buis eerst afzonderlijk vervaardigd, vervolgens wordt de buis ter plaatse van 35 de gewenste posities op de buis voorzien van aansluitgaten, waarna de buisstompen of ringen in de aansluitgaten geplaatst worden. Hierdoor kan het aantal aansluitgaten en de 4 posities hiervan aan de wensen van een klant aangepast worden.
Het is hierbij voordelig om tussen de buisstomp of ring en het aansluitgat afdichtmiddelen te plaatsen, 5 waarbij de afdichtmiddelen bij voorkeur een rubberring omvatten. Hierdoor wordt een adequate afdichting verkregen zodat er in hoofdzaak geen lekkages optreden bij de aansluiting van de buisstompen of ringen in de aansluitgaten van de buis.
10 In een uitvoeringsvorm omvat de buisstomp of ring een eerste omlopende rand, waarbij de omlopende rand aanligt tegen een buitenoppervlak van de buis of tegen een tegen het buitenoppervlak geplaatst afdichtmiddel.
In een uitvoeringsvorm omvat de buisstomp of ring 15 aan een binnen de buis gelegen uiteinde een tweede omlopende rand, waarbij de tweede omlopende rand naar het binnenoppervlak van de buis gefelst is. Bij voorkeur is tussen de tweede omlopende rand en het binnenoppervlak van de buis een afdichtmiddel geplaatst. Hierdoor kan een 2 0 adequate verbinding tussen de buisstomp of ring en de buis gemaakt worden zonder toepassing van verdere bevestigingsmiddelen.
In een uitvoeringsvorm zijn de buis en/of buisstomp of ring van een plastisch vervormbaar materiaal 25 vervaardigd zijn, bij voorkeur van kunststof of van een metaal. Door middel van een plastische vervorming, zoals bijvoorbeeld het omfelsen van de tweede omlopende rand, kunnen de buis en/of de buisstomp of ring aan elkaar bevestigd worden. Daarnaast zijn in het bijzonder kunststoffen 30 buisstompen of ringen bij uitstek geschikt voor toepassing in kunststoffen afvoerbuizen of rioleringsbuizen.
In een uitvoeringsvorm omvat de buisstomp of ring aan een van de buis afgekeerde zijde een aansluitmof voor een verdere buis. Bij voorkeur omvat de aansluitmof een 35 standaard genormeerde aansluitmof, bij voorkeur met een flexibele hoekverdraaiing. Hierdoor kan een afvoerbuis van j bijvoorbeeld een kolk en/of een huisaansluiting via de 5 aansluitmof direct met de buis verbonden worden zonder toepassing van verdere verbindingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld een dubbele mof of een overschuifmof.
In een uitvoeringsvorm is de buisstomp of ring 5 voorzien van een eerste deel van een bajonetsluiting voor het met de buisstomp of ring werkzaam verbinden van een aansluitmof voorzien van een tweede deel van de bajonetsluiting. Bij voorkeur is het eerste deel van de bajonetsluiting aan een binnenzijde van de buisstomp of ring 10 geplaatst. Door het toepassen van een bajonetsluiting tussen de buisstomp of ring en een verdere aansluitmof, kan deze verdere aansluitmof eenvoudig en snel met de buisstomp of ring verbonden worden.
In een uitvoeringsvorm is de afsluitkap voorzien 15 van een tweede deel van de bajonetsluiting voor het werkzaam verbinden van de afsluitkap met de buisstomp of ring. Hierdoor kan een drukvaste verbinding tussen de afsluitkap en de buisstomp of ring verkregen worden.
In een uitvoeringsvorm omvat de buis aan een 20 uiteinde hiervan een aangevormde mof. Hierdoor zijn de buizen onderling gemakkelijk verbindbaar voor het vormen van een tracé.
In een uitvoeringsvorm is de afsluitkap waterdicht met de buisstomp of ring verbindbaar. De waterdichte 25 verbinding van de afsluitkap met de buisstop of ring levert een adequate afdichting, zodat er in hoofdzaak geen lekkages optreden. Ook niet bij een lichte overdruk in de buis.
In een uitvoeringsvorm is de afsluitkap losneembaar met de buisstomp of ring verbonden. Deze kap is bij 30 voorkeur zonder hulpgereedschappen te verwijderen.
In een uitvoeringsvorm omvat de afsluitkap aan een buiten de buisstomp of ring gelegen gedeelte hiervan, een ten minste ten dele omlopende rand, waarbij de omlopende rand een naar de buis toe aflopend gedeelte omvat. 35 Bij voorkeur strekt een rand van het aflopend gedeelte zich in hoofdzaak uit tot nabij een buitenoppervlak van de buis, waarbij het aflopend gedeelte bij voorkeur aanligt tegen 6 het buitenoppervlak van de buis. Bij voorkeur is het aflopend gedeelte ten dele concaaf gevormd, althans vanaf de buisstomp of ring beschouwd.
De bijzondere vorm van de afsluitkap zorgt voor 5 een adequate bescherming van de buisstomp of ring die, bij voorkeur loodrecht, uit de buis steekt. In het bijzonder tijdens opslag, transport en plaatsing van de buis met prefab aangebrachte buisstompen kan een botsing van een object tegen de buisstompen of een vasthaken van een ob-10 ject, zoals bijvoorbeeld kabels of leidingen, aan de buisstompen beschadiging van de buisstomp en/of van de verbinding van de buisstomp met de buis veroorzaken. Bij een buis met prefab aangebrachte ringen, bijvoorbeeld in de vorm van aansluitkragen, is het gevaar van een botsing minder daar 15 deze ringen minder ver uit de buis uitsteken. Desondanks zijn ook de ringen bij voorkeur voorzien van de afsluitkap voor het beschermen van deze ringen.
De omlopende rand van de afsluitkap kan enerzijds de stootkracht en een botsing ten minste ten dele opvangen. 20 Anderzijds kan de omlopende rand, althans het aflopende gedeelte daarvan, het object dat tegen de buisstomp of ring dreigt te botsen over de buisstomp of ring heen geleiden.
Volgens een verder aspect voorziet de uitvinding in een buis, in het bijzonder een afvoerbuis of riolerings-2 5 buis, met een wand die met een binnenoppervlak daarvan een stromingsdoorgang voor een fluïdum bepaalt, waarbij de wand één of meer prefab afgedekte aansluitingen of ingangen omvat.
Volgens een verder aspect voorziet de uitvinding 30 in een afsluitkap voor een buis of een aansluiting, zoals een buisstomp, een aansluitkraag of een aansluitmof, waarbij de afsluitkap een sluitgedeelte omvat voor plaatsing in of om de buis of aansluitmof en waarbij de afsluitkap een ten minste ten dele omlopende rand omvat die zich in hoofd-35 zaak radiaal ten opzichte van het sluitgedeelte uitstrek, waarbij de omlopende rand een naar het sluitgedeelte gericht concaaf gedeelte omvat.
i i 7
De in de aanvrage beschreven en/of getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, zoals de buisstomp of ring, eventueel voorzien van 5 een aansluitmof, en de afsluitkap, eventueel voorzien van lekvaste en/of drukvaste verbindingsmiddelen, en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen.
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 10 van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuur 1 een schematisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van de buis volgens de uitvinding;
Figuur 2 een dwarsdoorsnede van een bovenste 15 gedeelte van de buis van figuur 1 voorzien van een aansluitgat;
Figuur 3 een aanzicht van de dwarsdoorsnede van figuur 2 waarbij het aansluitgat voorzien is van afdicht-middelen; 2 0 Figuur 4 een aanzicht van de dwarsdoorsnede van figuur 3 voorzien van een buisstomp voorzien van een aansluitmof ;
Figuur 5 een aanzicht van de dwarsdoorsnede van figuur 4 voorzien van een afsluitkap; 25 Figuur 6 een aanzicht van een op de buis ge plaatste buisstomp met afsluitkap volgens de uitvinding;
Figuur 7 een aanzicht van de dwarsdoorsnede van figuur 2 waarbij het aansluitgat voorzien is van een aan-sluitkraag met een bajonetsluiting; 30 Figuur 8 een aanzicht van de dwarsdoorsnede van figuur 7 voorzien van een afsluitkap met bajonetsluiting; en
Figuur 9 een aanzicht van de dwarsdoorsnede van figuur 7 voorzien van een aansluitmof met bajonetsluiting.
35 Figuur 1 toont een aanzicht van een buis 1 voor met name buitenrioleringstoepassingen. De buis 1 is bij voorkeur vervaardigd van een thermoplastische kunststof en δ is aan een uiteinde 11 voorzien van een aansluitmof voor het hierin opnemen van een tweede uiteinde 12 van een verdere buis. De buis 1 is prefab voorzien van hierin aangebrachte aansluitingen 2. De opbouw van dergelijke 5 aansluitingen zal hieronder in detail beschreven worden. In deze voorbeelduitvoeringsvorm van de buis 1 volgens de uitvinding, zijn de aansluitingen 2 op een afstand van 1/4 werkende buislengte X gepositioneerd. Hierdoor ontstaat er voor de gebruiker na het verleggen van een streng per halve 10 buislengte 1/2 X een aansluitmogelijkheid 2. De verbinding tussen twee opeenvolgende buizen 1 is dan in hoofdzaak halverwege twee aansluitmogelijkheden 2 geplaatst. Op een tracé waarin op lange stukken geen aansluitingen nodig zijn, kunnen ook conventionele buizen, dus zonder prefab 15 buisaansluitingen, tussen de buizen 1 volgens de uitvinding geplaatst worden.
In de figuren 2 tot en met 5 worden schematisch de stappen weergegeven voor het vervaardigen van een voorbeelduitvoeringsvorm van een aansluiting op een buis 1 20 volgens de uitvinding. Figuur 2 toont een doorsnede aanzicht van de buis 1 waarin een gat 21 aangebracht is. Bijvoorbeeld in het geval van een geëxtrudeerde en gemofte buitenrioleringsbuis 1 wordt daar na gedeeltelijke afkoeling het gat 21 aangeboord.
25 Vervolgens wordt een rubber ring 22 in het gat 21 gemonteerd. Hierbij kan de rubber ring bijvoorbeeld als een contourrubber (mogelijk zadelvormig) gevormd zijn.
Vervolgens wordt een bij voorkeur thermoplastische buisstomp 23 in het gat 21 geplaatst. De voorver-30 warmde buisstomp 23 omvat een eerste buisvormig deel 231 dat als eerste in het gat 21 geplaatst wordt. Vervolgens wordt dit buisvormig deel 231 door middel van een matrijsdeel omgefelst, om het contourrubber 22 heen. Na afkoeling (met krimp) wordt aldus onder grote voorspanning en samen 35 met het rubber 22 een onlosmakelijke en waterdichte verbinding gevormd. De thermoplastische buisstomp 23, is aan een van de buis 1 afgekeerde zijde voorzien van een aansluitmof 232.
9
Op de aansluiting 23 wordt prefab een afsluitkap 24 geplaatst die door de klant naar wens verwijderd kan worden ingeval van aansluiting.
5 De afsluitkap 24 omvat een sluitgedeelte 243 voor plaatsing in de aansluitmof 232 voor het waterdicht afsluiten van de aansluitmof 232. Aan een buiten de aansluitmof 232 gelegen gedeelte van de afsluitkap 24 is een omlopende rand 241 geplaatst met aan weerszijden van de afsluitkap 10 24, en in hoofdzaak in het verlengde van de buis 1 uitstrekkende randgedeelte 242 die vanaf de rand van de aansluitmof 232 in de richting van het buitenoppervlak van de buis 1 aflopen. In deze voorbeelduitvoeringsvorm is de omlopende rand 241 en de naar de buis toe aflopende gedeel-15 ten 242 in de richting van de aansluitmof 232 concaaf gevormd. Aldus is de van de aansluitmof 232 afgekeerde buitenzijde van de afsluitkap 24 in hoofdzaak bolvormig gevormd voor het tenminste ten dele omsluiten van de buis-stomp 23 ter bescherming hiervan.
20 De omlopende rand 241 kan tevens gebruikt worden als aangrijpmiddel voor het verwijderen van de kap 24. Na verwijdering van de afsluitkap 24 kan er een conventionele fitting geplaatst worden, met of zonder zettingsmogelijk-heid. Op deze fitting kan bijvoorbeeld een 1-zijdige aan-25 sluiting in de vorm van een stroombocht aangesloten worden of een 2-zijdige aansluiting door middel van een stroom T-stuk.
De buizen waarop deze inlaten bij voorkeur prefab geplaatst worden hebben een voor de buitenriolering gang-30 bare diameter. Voor Europa zijn deze gangbare diameters: 110 mm, 125 mm, 160 mm, 200 mm, 250 mm, 315 mm, 400 mm, 500 mm, 630 mm. De diameter van het aansluitgat 21 is altijd minimaal één en meestal zelfs twee diametergroepen kleiner. Er moet namelijk na het boren van het aansluitgat 35 21 een integraal stijve en sterke buis 1 overblijven.
Bijvoorbeeld bij een buis 1 met een diameter van 200 mm, is de diameter van de aansluiting maximaal 160 mm en bij 10 voorkeur 125 of 110 mm.
In een verdere voorbeelduitvoeringsvorm is de afsluitkap 24, nadat deze verwijderd is van de aansluitmof 232, herplaatsbaar voor het opnieuw vormen van een water-5 dichte afsluiting van de aansluitmof 232. Hierdoor kan de buisstomp 23, indien noodzakelijk, ook als ontstoppingsstuk dienst doen.
In een verdere voorbeelduitvoeringsvorm, zoals getoond in figuur 7, is de aansluitopening 21 voorzien van 10 een ring of aansluitkraag 30. De aansluitkraag 3 0 is voorzien van een eerste omlopende rand 31 voor plaatsing tegen een buitenoppervlak van de buis 1. Tussen deze eerste omlopende rand 31 en het buitenoppervlak van de buis 1 is een zadelvormige rubberafdichting 32 geplaatst voor het 15 verkrijgen van een in hoofdzaak waterdichte afdichting tussen de aansluitkraag 30 en de wand van de buis 1. Aan een binnen de buis 1 gelegen uiteinde van de omlopende kraag 30 is een tweede omlopende rand 33 geplaatst die naar het binnenoppervlak van de buis 1 omgefelst is. Deze het 20 aansluitgat 21 vullende aansluitkraag of felskraag 30 is aan zijn binnenzijde voorzien van een eerste deel van een bajonetsluiting 34 voor het hiermee werkzaam verbinden van een afsluitkap 40 (zie figuur 8) of een aansluitmof 50 (zie figuur 9) . Zoals getoond in figuur 7 zijn de eerste delen 25 van de bajonetsluiting 34 zoals geplaatst aan de binnenzijde van de aansluitkraag 3 0 gevormd als naar de binnen- j zijde van de aansluitkraag 30 uitstekende richels die in de richting van de buis 1 aflopen voor het vormen van schroefdraadvormige gedeeltes.
3 0 Bij voorkeur worden de aansluitingen in de buis- wand van de buis 1 prefab voorzien van een afsluitkap 40 zoals getoond in figuur 8. Tussen de afsluitkap 40 en de aansluitkraag 30 is de rubberafdichting 35 geplaatst voor het verkrijgen van een in hoofdzaak waterdichte afdichting 35 tussen de aansluitkraag 30 en de afsluitkap 40. De afsluitkap 40 is aan een naar de buis 1 gerichte zijde voorzien van randgedeeltes 41 die tussen de eerste delen 341 en 342 11 van de bajonetsluiting 34 doorgeschoven kunnen worden. Vervolgens wordt de afsluitkap 40 gedraaid zodat de randge-deeltes 41 aangrijpen aan de naar de binnenzijde van de buis 1 gerichte randen van de eerste delen van de bajonet-5 sluiting 341, 342. Door de vorm van deze eerste delen van de bajonetsluiting 34 wordt de afsluitkap 40 bij het draaien in de richting van de binnenzijde van de buis 1 gedwongen totdat een omlopende kraag 42 aansluit aan de rubberafdichting 35 aan een van de buis 1 afgekeerde zijde 10 van de aansluitkraag 30. Aldus wordt een in hoofdzaak waterdichte en drukvaste afsluiting van de aansluitopening 21 verkregen. Voor het handmatig verdraaien van de afdekkap 40 voor plaatsing hiervan in de bajonetsluiting van de aansluitkraag 30, is de afsluitkap 40 bij voorkeur voorzien 15 van aangrijpmiddelen 43.
De afsluitkap 40, zoals getoond in figuur 8, kan eenvoudig verwijderd worden door de afsluitkap 40 te verdraaien zodat tweede delen van de bajonetsluiting 41 van de afsluitkap 40 tussen de eerste delen van de bajonetsluiting 20 341 en 342 geplaatst worden. Vervolgens kan de afsluitkap 40 uit de aansluitkraag 30 geschoven worden.
Na verwijdering van de afsluitkap 4 0 kan een aansluitmof 50 in de aansluitkraag 30 geplaatst worden, zoals getoond in figuur 9. Hiertoe is ook de aansluitmof 50 25 voorzien van omlopende randen 51 voor het vormen van de tweede delen van de bajonetsluiting en omlopende randen 52 voor aansluiting tegen de rubberafdichting 35 voor het verkrijgen van een in hoofdzaak waterdichte afdichting tussen de aansluitmof 50 en de aansluitkraag 30, op een 30 zelfde wijze zoals beschreven voor de afsluitkap 40. Ver-| volgens kan op de aansluitmof 50 een aanvoerende leiding ! geplaatst worden.
De hierboven beschreven en in de figuren getoonde uitvoeringsvormen van de uitvinding dienen enkel als voor-35 beeld en het zal duidelijk zijn voor de vakman dat verschillende aanpassingen in vorm en details gemaakt kunnen worden zonder af te wijken van de geest en beschermings- 12 omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd door de bijgevoegde conclusies.
Bijvoorbeeld kan ook de aansluitmof 50 voorzien zijn van aangrijpmiddelen voor het handmatig of mechanisch 5 verdraaien van de aansluitmof 50 voor het plaatsen of verwijderen van de aansluitmof 50 in de bajonetsluiting.
Bijvoorbeeld kan de buisstomp of -ring voorzien zijn van een omlopende schroefdraad voor het met de buisstomp of -ring werkzaam verbinden van een aansluitmof of 10 afsluitkap voorzien van een met de omlopende schroefdraad samenwerkende schroefdraad.
1 0 2 920 2

Claims (34)

1. Buis met een wand die met een binnenoppervlak daarvan een stromingsdoorgang voor een fluïdum bepaalt, waarbij de wand ten minste één aansluitgat omvat, waarbij de buis een buisstomp of ring omvat die door middel van een 5 in hoofdzaak fluïdumdichte verbinding aansluit aan het aansluitgat en waarbij het aansluitgat of de buisstomp of ring voorzien is van een afsluitkap.
2. Buis volgens conclusie 1, waarbij de buis één of meer aansluitgaten met een buisstomp of ring omvat, 10 waarbij de één of meer aansluitgaten bij voorkeur op een systeemafstand langs de buis geplaatst zijn.
3. Buis volgens conclusie 2, waarbij de buis n aansluitgaten met een buisstomp of ring omvat, waarbij de afstand tussen twee opeenvolgende aansluitgaten in hoofd- 15 zaak gelijk is aan 1/n maal de lengte van de buis.
4. Buis volgens conclusie 3, waarbij een afstand tussen een uiteinde van de buis en een vanaf het uiteinde van buis beschouwd eerste aansluitgat in hoofdzaak 1/2 maal de afstand tussen twee opeenvolgende aansluitgaten is.
5. Buis volgens één der voorgaande conclusies, waarbij tussen de buisstomp of ring en het aansluitgat afdichtmiddelen geplaatst zijn, waarbij de afdichtmiddelen bij voorkeur een rubberafdichting omvatten.
6. Buis volgens één der voorgaande conclusies, 25 waarbij de buisstomp of ring een eerste omlopende rand omvat, waarbij de omlopende rand aanligt tegen een buitenoppervlak van de buis of tegen een tegen het buitenoppervlak geplaatst afdichtmiddel.
7. Buis volgens conclusie 6, waarbij de buisstomp 30 of ring aan een binnen de buis gelegen uiteinde een tweede omlopende rand omvat, waarbij de tweede omlopende rand naar het binnenoppervlak van de buis gefelst is. 1029202
8. Buis volgens conclusie 7, waarbij tussen de tweede omlopende rand en het binnenoppervlak van de buis een afdichtmiddel geplaatst is.
9. Buis volgens één der voorgaande conclusies, 5 waarbij de buis en/of buisstomp of ring van een plastisch vervormbaar materiaal vervaardigd zijn, bij voorkeur van kunststof of van een metaal.
10. Buis volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de buisstomp of ring aan een van de buis afgekeerde 10 zijde een aansluitmof voor een verdere buis omvat.
11. Buis volgens conclusie 10, waarbij de aansluitmof een standaard genormeerde aansluitmof omvat, bij voorkeur met een flexibele hoekverdraaiing.
12. Buis volgens één der conclusies 1-9, waar-15 bij de buisstomp of ring voorzien is van een eerste deel van een bajonetsluiting voor het met de buisstomp of ring werkzaam verbinden van een afsluitkap of aansluitmof voorzien van een tweede deel van de bajonetsluiting.
13. Buis volgens conclusie 12, waarbij het eerste 20 deel van de bajonetsluiting aan een binnenzijde van de buisstomp of ring geplaatst is.
14. Buis volgens conclusie 12 of 13, waarbij de afsluitkap of aansluitmof voorzien is van een tweede deel van de bajonetsluiting voor het werkzaam verbinden van de 25 afsluitkap of aansluitmof met de buisstomp of ring.
15. Buis volgens één der conclusies 1-9, waarbij de buisstomp of ring voorzien is van een eerste schroefdraad voor het met de buisstomp of ring werkzaam verbinden van een afsluitkap of aansluitmof voorzien van 30 een tweede schroefdraad.
16. Buis volgens conclusie 15, waarbij de eerste schroefdraad een aan een binnenzijde van de buisstomp of ring geplaatste inwendige schroefdraad is, en waarbij de tweede schroefdraad een aan een buitenzijde van de afsluit- 35 kap of aansluitmof geplaatste externe schroefdraad is.
17. Buis volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de buis aan een uiteinde hiervan een aangevormde j i mof omvat.
18. Buis volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de afsluitkap waterdicht met de buisstomp verbindbaar is.
19. Buis volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de afsluitkap losneembaar en/of herplaatsbaar met de buisstomp verbonden is.
20. Buis volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de afsluitkap aan een buiten de buisstomp gelegen 10 gedeelte hiervan, een ten minste ten dele omlopende rand omvat, waarbij de omlopende rand een naar de buis toe aflopend gedeelte omvat.
21. Buis volgens conclusie 20, waarbij een rand van het aflopend gedeelte zich in hoofdzaak uitstrekt tot 15 nabij een buitenoppervlak van de buis, waarbij het aflopend gedeelte bij voorkeur aanligt tegen het buitenoppervlak van de buis.
22. Buis, in het bijzonder een afvoerbuis of rioleringsbuis, met een wand die met een binnenoppervlak 20 daarvan een stromingsdoorgang voor een fluïdum bepaalt, waarbij de wand één of meer prefab afgedekte aansluitingen omvat.
23. Buisstomp of ring voor plaatsing op een buis volgens één der voorgaande conclusies.
24. Buisstomp of ring volgens conclusie 23, waarbij de buisstomp of ring een eerste omlopende rand omvat, waarbij de omlopende rand bij plaatsing op de buis aanligt tegen een buitenoppervlak van de buis of tegen een tegen het buitenoppervlak geplaatst afdichtmiddel.
25. Buisstomp of ring volgens conclusie 23 of 24, waarbij de buisstomp of ring een tweede omlopende rand omvat, waarbij de tweede omlopende rand bij plaatsing op de buis een binnen de buis gelegen uiteinde vormt dat naar het binnenoppervlak van de buis gefelst wordt.
26. Buisstomp of ring volgens conclusie 23, 24 of 25, waarbij de buisstomp of ring aan een van de buis afgekeerde zijde een aansluitmof voor een verdere buis omvat.
27. Buisstomp of ring volgens conclusie 26, waarbij de aansluitmof een standaard genormeerde aansluitmof omvat, bij voorkeur met een flexibele 5 hoekverdraaiing.
28. Buisstomp of ring volgens één der conclusies 23 - 27, waarbij de buisstomp of ring voorzien is van een eerste deel van een bajonet sluiting voor het met de buisstomp of ring werkzaam verbinden van een afsluitkap of 10 aansluitmof voorzien van een tweede deel van de bajonetsluiting.
29. Buisstomp of ring volgens conclusie 28, waarbij het eerste deel van de bajonetsluiting aan een binnenzijde van de buisstomp of ring geplaatst is.
30. Buisstomp of ring volgens conclusie 28 of 29, waarbij de afsluitkap of aansluitmof voorzien is van een tweede deel van de bajonetsluiting voor het werkzaam verbinden van de afsluitkap of aansluitmof met de buisstomp of ring.
31. Buisstomp of ring volgens één der conclusies 23 - 27, waarbij de buisstomp of ring voorzien is van een eerste schroefdraad voor het met de buisstomp of ring werkzaam verbinden van een afsluitkap of aansluitmof voorzien van een tweede schroefdraad.
32. Buisstomp of ring volgens conclusie 31, waarbij de eerste schroefdraad een aan een binnenzijde van de buisstomp of ring geplaatste inwendige schroefdraad is, en waarbij de tweede schroefdraad een aan een buitenzijde van de afsluitkap of aansluitmof geplaatste externe 30 schroefdraad is.
33. Afsluitkap voor een buis of aansluitmof volgens één der voorgaande conclusies.
34. Afsluitkap volgens conclusie 33, waarbij de afsluitkap een sluitgedeelte omvat voor plaatsing in of om 3. de buis of aansluitmof en waarbij de afsluitkap een ten minste ten dele omlopende rand omvat die zich in hoofdzaak radiaal ten opzichte van het sluitgedeelte uitstrek, waarbij de omlopende rand een naar het sluitgedeelte gericht concaaf gedeelte omvat. -o-o-o-o-o-o-o-o- t 0 2 9 2 0 2
NL1029202A 2005-06-07 2005-06-07 Buis met ingangen. NL1029202C1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1029202A NL1029202C1 (nl) 2005-06-07 2005-06-07 Buis met ingangen.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1029202 2005-06-07
NL1029202A NL1029202C1 (nl) 2005-06-07 2005-06-07 Buis met ingangen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1029202C1 true NL1029202C1 (nl) 2006-12-13

Family

ID=37726365

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1029202A NL1029202C1 (nl) 2005-06-07 2005-06-07 Buis met ingangen.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1029202C1 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
FI74337B (fi) Roerkoppling.
US20070007763A1 (en) Adaptor fitting
CN103031875B (zh) 具有推拉手柄组件的凹陷的安装于墙壁上的出水口箱
NL1029202C1 (nl) Buis met ingangen.
JP6752573B2 (ja) 排水管継手
AU2003252899B2 (en) A Gutter Outlet
EP2172597B1 (en) Well
JP7025143B2 (ja) 継手
KR100398788B1 (ko) 관 이음 플랜지
AU1257601A (en) A conduit for plumbing fittings
EP2990546A2 (en) Method for replacing a fluid conduit, and closure coupler
JP4542771B2 (ja) 排水配管構造および排水配管構造の施工方法
KR20190074056A (ko) 배수관 회전조인트
US20160361739A1 (en) Drain Clearing Kit and Method
JP6625101B2 (ja) 支管管端部の施工方法及び装置と、建物配管との接続方法及び装置
US6997484B1 (en) Pump discharge conduit system
US20090243287A1 (en) Down spout clean-out adapter
KR100751807B1 (ko) 플랜지를 가진 범용 관의 접속장치
JP7267029B2 (ja) 偏心インクリーザー及び配管構造
RU2741996C1 (ru) Устройство для соединения труб
JP7025168B2 (ja) 受け口部材及び継手
KR101168642B1 (ko) 플렉시블 배수관 및 오수받이의 조립구조체
KR200370849Y1 (ko) 옥상용 통기관의 설치구조
JP2022077075A (ja) 雨樋システム
CN207539488U (zh) 一种改进的给排水管道结构

Legal Events

Date Code Title Description
V4 Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20110607