NL1028885C2

NL1028885C2 - Rijwielslot.

Info

Publication number: NL1028885C2
Application number: NL1028885A
Authority: NL
Inventors: Marinus Tijmen Van Ede; Henk De Roos
Original assignee: Stenman Holland Nv
Priority date: 2005-04-27
Filing date: 2005-04-27
Publication date: 2006-10-30
Also published as: EP1717135A1; DK1717135T3; ATE422460T1; EP1717135B1; DE602006005093D1

Description

ί

Titel: Rijwielslot

De uitvinding heeft betrekking op een rijwielslot, omvattende een slothuis en een slotcilinder, waarbij de slotcilinder is voorzien van: -een eerste cilinderdeel met een sleutelholte die zich vanaf een buiteneinde van dat cilinderdeel uitstrekt om een bedieningssleutel te 5 ontvangen, waarbij de sleutelholte is voorzien van door de sleutel bedienbare grendelplaatjes; en -een aan het eerste cilinderdeel gekoppeld tweede cilinderdeel, dat is voorzien van een bedieningselement om een ten minste één vergrendelingselement van het slot te bedienen tijdens normaal slotgebruik.

10 Een dergelijke slot is bekend uit het Nederlandse octrooi NL

1004151. Het bekende rijwielslot is voorzien van een slothuis, en een daarin opgenomen, met een grendelelement samenwerkende, en aan een einde van een sleutelopening voorziene slotcilinder. De slotcilinder is bestand tegen forceren door toepassing van een in het huis opgenomen, met de slotcilinder 15 samenwerkend blokkeerorgaan. Het blokkeerorgaan blokkeert de cilinder tegen rotatie bij een axiale verplaatsing van de slotcilinder, het slothuis in.

De onderhavige uitvinding beoogt een verbetering van een rijwielslot. In het bijzonder beoogt de uitvinding een rijwielslot, dat bijzonder goed tegen forcering is beveiligd, waarbij bij voorkeur goed kan 20 worden vermeden dat het slot nog kan worden bediend nadat de slotcilinder bijvoorbeeld met langwerpig gereedschap is geforceerd.

Volgens een aspect van de uitvinding wordt het rijwielslot gekenmerkt doordat het tweede cilinderdeel niet is voorzien van genoemde sleutelholte, waarbij de cilinder is voorzien van ten minste één eerste 25 verbreekbare verbinding, zodanig dat het tweede cilinderdeel van het eerste cilinderdeel ontkoppelbaar is door verbreking van die verbinding.

1028885 2

Tijdens normaal gebruik kan de cilinder worden geroteerd door middel van een bijpassende sleutel. Daarbij wordt het eerste cilinderdeel door middel van de sleutel geroteerd. Genoemde verbreekbare verbinding is bij voorkeur zodanig sterk, dat het eerste cilinderdeel het tweede 5 cilinderdeel, tijdens normaal sleutelgebruik, meeneemt, opdat het 1 bedieningselement van het tweede cilinderdeel een gewenste slotbediening kan bewerkstelligen.

Tijdens een forceerpoging kan de slotcilinder bijvoorbeeld door middel van langwerpig gereedschap worden geforceerd, waarbij het 10 gereedschap in de holte van het eerste cilinder wordt geslagen. Echter, genoemde sleutelholte strekt zich niet uit in genoemd tweede cilinderdeel. Derhalve kan het gereedschap het tweede cilinderdeel niet bereiken. Met het gereedschap kan dan ook niet direct kracht op het tweede cilinderdeel worden uitgeoefend, hetgeen bediening van het vergrendelingselement van 15 het slot-bedieningsdeel door middel van dat gereedschap bijzonder lastig, zo niet onmogelijk, maakt.

Onder invloed van een forceerpoging kan genoemde eerste verbreekbare verbinding bijvoorbeeld zijn verbroken, zodat het tweede cilinderdeel niet meer rotatievast aan het eerste cilinderdeel is gekoppeld. 20 In dat geval is het slot goed beschermd tegen ongeoorloofde bediening, aangezien het genoemde bedieningselement dan nauwelijks meer, of zelfs geheel niet, met gereedschap vanuit een omgeving bedienbaar is.

Het is volgens de uitvinding voordelig, wanneer het slot is voorzien van blokkeermiddelen die zijn ingericht om zodanig op een deel van 25 genoemd tweede cilinderdeel aan te grijpen, althans nadat de cilinder vanuit een normale gebruiksstand naar een geforceerde, ten opzichte van het slothuis axiaal inwaarts bewogen stand is gebracht, dat de blokkeermiddelen een rotatie van het tweede cilinderdeel tegenwerken.

Onder invloed van de genoemde tegenwerking van de 30 blokkeermiddelen kunnen het eerste en tweede cilinderdeel eenvoudig van 1028885 3 elkaar worden ontkoppeld, waarbij een verbreking van de eerste verbreekbare verbinding plaatsheeft. Vervolgens is het tweede cilinderdeel nagenoeg onbedienbaar voor in de cilinder geslagen gereedschap, zodat slotbediening van het slot goed wordt voorkomen.

5 De uitvinding verschaft verder een rijwiel volgens conclusie 13, en een cilinder volgens conclusie 14, hetgeen bovengenoemde voordelen biedt.

Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies. Thans zal de uitvinding worden verduidelijkt aan de hand van twee uitvoeringsvoorbeelden en de tekening. Daarin toont: 10 fig. 1 een perspectivisch vooraanzicht van een eerste uitvoeringsvoorbeeld volgens de uitvinding; fig. 2 een langsdoorsnede-aanzicht van een deel van een eerste uitvoeringsvoorbeeld, bij een gebruiksstand; fig. 3 een dwarsdoorsnede-aanzicht over lijn III-III van fig. 2; 15 fig. 4A een zijaanzicht van een deel van het eerste uitvoeringsvoorbeeld; fig. 4B een doorsnede-aanzicht over lijn V-V van fig. 4, bij de gebruiksstand; fig. 5 een perspectivisch opengewerkt aanzicht van een deel van het 20 in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld; fig. 6 detail Q van fig. 5, bij genoemde gebruiksstand; fig. 7 een dergelijk aanzicht als fig. 2, bij een geforceerde stand; fig. 8 een doorsnede-aanzicht over lijn VII-VII van fig. 7; fig. 9 een dergelijk aanzicht als fig. 6, bij de geforceerde stand; 25 fig. 10 een vooraanzicht van de cilinder van het eerste uitvoeringsvoorbeeld; fig. 11 een perspectivisch vooraanzicht van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; fig. 12 een doorsnede-aanzicht van een slotdeel van het in fig. 11 30 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, bij een gebruiksstand; 1028885 4 fig. 13 een perspectief tekening van een cilinder en eindplaat van het in fig. 12 weergegeven slotdeel, bij de gebruiksstand; fig. 14 een doorsnede-aanzicht van het slotdeel van het in fig. 11 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, bij een geforceerde stand; 5 fig. 15 een perspectief tekening van een cilinder en eindplaat van het in fig. 14 weergegeven slotdeel, bij de geforceerde stand; en fig. 16 een langsdoorsnede van de cilinder van het tweede uitvoeringsvoorbeeld.

In de onderhavige aanvrage worden gelijke of overeenkomstige 10 maatregelen met gelijke of corresponderende verwijzingscijfers aangeduid.

Figuren 1-9 tonen een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een fietsslot 1. Het eerste uitvoeringsvoorbeeld is in het bijzonder een ringslot 1. Het ringslot is voorzien van een slothuis 2 met een ringvormige grendelbeugel 28. Daarnaast kan het ringslot 1 bijvoorbeeld zijn voorzien van een 15 uitsparing 25 om een kabelpen van een niet weergegeven lusvormige antidiefstalkabel te ontvangen. Het slothuis 2 omvat een cilinderhuis C met een cilinder 3. Met een pijl P is in fig. 1 de insteekrichting aangegeven om een niet getoonde bedieninsgsleutel in een sleutelinsteekholte 9 van de slotcilinder 3 te steken. De insteekholte 9 is voorzien van grendelplaatjes die 20 door de sleutel bedienbaar zijn. Door bediening van de slotcilinder 3, althans door rotatie daarvan, kunnen een grendelpal 8a en een kabelpal 8b worden bediend, ten behoeve van het vergrendelen/ontgrendelen van genoemde grendelbeugel respectievelijk kabelpen. Op zichzelf is een dergelijk ringslot uit de praktijk bekend.

25 Volgens de onderhavige uitvinding is de slotcilinder 3 van het eerste uitvoeringsvoorbeeld 1 voorzien van (zie fig. 3 en 10): -een eerste cilinderdeel 4 met een holte 9 die zich vanaf een buiteneinde van dat cilinderdeel 4 uitstrekt om een bedieningssleutel te ontvangen; en 1028885 5 I *een aan het eerste cilinderdeel 4 gekoppeld tweede cilinderdeel 6, dat integraal is voorzien van bedieningselementen 7a, 7b om de grendelpal j 8a en kabelpal 8b te bedienen tijdens normaal slotgebruik. Genoemde 1 sleutelholte 9 strekt zich niet in het tweede cilinderdeel 6 uit. Daardoor kan 5 een in de sleutelholte 9 geslagen forceerwerktuig niet op het tweede cilinderdeel 6 aangrijpen.

Een normale gebruiksstand van het slot 1 is in figuren 1-6 weergegeven. De cilinder 3 van het slot 1 is voorzien van twee bedieningselementen, te weten een grendelpalbedieningsnok 7a voor 10 bediening van de grendelpal 8a, en een zich axiaal op de grendelpalbedieningsnok 7a uitstrekkende kabelpalbedieningsnok 7b ten behoeve van bediening van de kabelpal 8b. De bedieningsnokken 7a, 7b strekken zich op een kopse zijde van het tweede cilinderdeel 6 uit (zie fig.

10).

15 Zoals fig. 10 toont, is het tweede cilinderdeel 6 aan een kops binneneinde van het eerste cilinderdeel 4 gekoppeld via een cilindertussendeel 5. Het tussendeel 5 omvat een eerste verbreekbare verbinding 20, zodanig dat het tweede cilinderdeel 6 van het eerste j cilinderdeel 4 ontkoppelbaar is door verbreking van die verbinding 20. Na 20 verbreking van de eerste verbreekbare verbinding 20 kan het eerste cilinderdeel 4 onafhankelijk van het tweede cilinderdeel 6 worden geroteerd. j

De eerste verbreekbare verbinding 20 kan op diverse manieren zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als een verjonging, verzwakking, een breekgroef, ( j breekbaar materiaal en/of dergelijke. De eerste verbreekbare verbinding 20 25 is in het bijzonder uitgevoerd om te breken, wanneer het cilindertussendeel 5 aan een torsiekracht wordt onderworpen die hoger is dan torsiekrachten die dat tussendeel 5 tijdens normaal slotgebruik ondervindt. Daarnaast kan de eerste verbreekbare verbinding 20 bijvoorbeeld breken onder invloed van een uittrekkracht, die op het eerste cilinderdeel 4 wordt uitgeoefend om de 30 cilinder 3 uit het slothuis 2 te trekken. Het cilinderhuis C is voorzien van 1028885 6 een tegenhoudflens 50 om het tweede cilinderdeel 6 tegen te houden tijdens het uittrekken van de cilinder 3.

Zoals de figuren 1-10 tonen, kan het eerste cilinderdeel 4 bijvoorbeeld eveneens van een dergelijke verbreekbare verbinding 21 of 5 breekpunt zijn voorzien, opdat het eerste cilinderdeel 4 op zichzelf in twee delen breekbaar is onder invloed van een forceerpoging.

Verder is het slot 1 voorzien van blokkeermiddelen 11 die zijn ingericht om zodanig op een deel 7b van genoemd tweede cilinderdeel 6 aan te grijpen, althans nadat de cilinder 3 vanuit de in normale gebruiksstand 10 naar een geforceerde, ten opzichte van het slothuis 2 axiaal inwaarts bewogen stand is gebracht, dat de blokkeermiddelen 11 een rotatie van het tweede cilinderdeel 6 tegenwerken. De geforceerde stand van het slot 1 is weergegeven in figuren 7-9. De genoemde eerste verbreekbare verbinding 20 is bij het uitvoeringsvoorbeeld verbreekbaar onder invloed van rotatie van 15 het eerste cilinderdeel, 4 althans wanneer de cilinder zich in de geforceerde stand bevindt waarbij de rotatie van het tweede cilinderdeel 6 door de blokkeermiddelen 11 wordt tegengewerkt.

Zoals figuren 2-9 tonen, zijn genoemde blokkeermiddelen bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld voorzien van een onbeweegbaar aan het slothuis 20 2 gekoppeld blokkeerelement 11. Het blokkeerelement 11 kan bijvoorbeeld een integraal deel van het slothuis 2 zijn, en in het bijzonder van het cilinderhuis C. Het blokkeerelement 11 is voorzien van een blokkeeruitsparing 12, die is geconfigureerd om op een blokkeernok 7b van genoemd tweede cilinderdeel 6 aan te grijpen nadat het tweede cilinderdeel 25 6 in een naar het blokkeerelement 11 toe bewogen stand is gebracht. De blokkeermiddelen kunnen op diverse andere manieren zijn uitgevoerd, en bijvoorbeeld een blokkeernok van het slothuis omvatten, die op een blokkeeruitsparing van het tweede cilinderdeel kan aangrijpen, of op een andere manier.

1028885 7

In het eerste uitvoeringsvoorbeeld dient de kabelpalbedieningsnok 7b tevens als genoemde blokkeernok 7b van het tweede cilinderdeel 6. Daardoor kan het slot 1 onder meer relatief eenvoudig, compact en solide worden uitgevoerd.

j 5 Verder is de cilinder 3 bij de normale gebruiksstand door middel van ten minste één tweede verbreekbare verbinding 30 aan het slothuis 2 gekoppeld, zodanig dat de cilinder 3 vanuit die normale gebruiksstand ten opzichte van het slothuis 2 naar een axiaal inwaarts bewogen stand brengbaar is na verbreking van de tweede verbreekbare verbinding 30. De 10 tweede verbreekbare verbinding 30 is duidelijk in figuur 4B zichtbaar. Deze verbinding kan bijvoorbeeld een deformeerbare nok 30 van de cilinder 3 omvatten, welke nok 30 op het slothuis 2 aangrijpt, of op een andere manier zijn uitgevoerd.

Zoals figuren 2-6 tonen, bevindt de kabelpalbedieningsnok 7b zich, 15 bij de normale gebruiksstand van het slot, op afstand van de blokkeeruitsparing 12 van het blokkeerdeel 11 van het slothuis 2.

Wanneer tijdens een forceerpoging een schroevendraaier of dergelijke met kracht de sleutelholte 9 wordt ingeslagen, in genoemde insteekrichting P, wordt de tweede verbreekbare verbinding 30 verbroken. 20 Daardoor schuift de cilinder 3 naar de in figuren 7-9 getoonde geforceerde stand, en wordt de kabelpalbedieningsnok 7b van het tweede cilinderdeel 6 in de blokkeeruitsparing 12 geschoven. Indien daarna een hoge torsiekracht op het eerste cilinderdeel 4 wordt uitgeoefend, via genoemde schroevendraaier, breekt de eerste verbreekbare verbinding 20, zodat het 25 eerste en tweede cilinderdeel 4, 6 althans qua rotatie zijn ontkoppeld.

Vervolgens is in de eerste plaats het nagenoeg, zo niet geheel, onmogelijk om het tweede cilinderdeel 6 nog door middel van in de sleutelinsteekholte 9 gestoken gereedschap te roteren, hetgeen ongewenste bediening van de grendelpal 8a en kabelpal 8b goed tegengaat. Ten tweede blijven de 30 grendelpal 8a en kabelpal 8b zo in een sluitstand staan, en worden 1028885 8 geblokkeerd door het blokkeerdeel 11 van het slothuis 2, hetgeen extra beveiliging levert tegen het ongewenst openen van het slot 1.

Figuren 11-16 tonen een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding. Het tweede uitvoeringsvoorbeeld omvat een fietsslot 101 5 waarvan het huis 102 is voorzien van een houderdeel 102H en een met het houderdeel 102H verbindbaar of verbonden blokkeerelement in de vorm van een slotpen 128, en van een apart opnamedeel 1021 dat is voorzien van een slotpenopening voor het opnemen van een vrij uiteinde van de slotpen in een gesloten stand van het slot. Het houderdeel 102H en opnamedeel 1021 10 kunnen bijvoorbeeld door een beugel B of dergelijke aan elkaar zijn verbonden, maar dat is niet noodzakelijk. Verder kan de slotpen 128 bijvoorbeeld zwenkbaar aan het houderdeel 102H zijn verbonden, of losmaakbaar aan het houderdeel 102H verbindbaar zijn. De slotpen kan bijvoorbeeld 128 in het houderdeel 102H schuifbaar zijn, of dergelijke. Het 15 zo uitgevoerde fietsslot 101 kan bijvoorbeeld op een vork van een fiets worden gemonteerd. In gebruik is het houderdeel 102H bijvoorbeeld gemonteerd nabij een been van de vork, waarbij de slotpen 128 zwenkbaar is tussen een vrijgavepositie waarin de slotpen 128 zich uitstrekt in een richting die in hoofdzaak parallel is aan het genoemde been en een 20 blokkeerpositie waarin de slotpen 128 zich uitstrekt tussen fietswielspaken en met zijn vrije einde is opgenomen in het opnamedeel 1021 dat in gebruik is gemonteerd nabij een ander been van de vork.

Het opnamedeel 1021 is voorzien van een cilinderhuis C' waarin zich de slotpenopening en een slotcilinder 103 bevindt, alsmede een met 25 behulp van de slotcilinder 103 te vergrendelen en vrij te geven grendelpal 108 (zie fïg. 12) die is ingericht voor aangrijping op een vrij uiteinde van de slotpen 128. De slotpen 128 kan daartoe aan het vrije uiteinde zijn voorzien van een uitsparing waarin de grendelpal 108 kan aangrijpen voor het vergrendelen en waaruit de grendelpal 108 kan worden bewogen door 1028885 9 j rotatie van de slotcilinder 3 in het opnamedeel 1021 voor het vrijgeven van de slotpen 128. Op zichzelf is een dergelijk slot uit de praktijk bekend.

Bij het tweede uitvoeringsvoorbeeld 101 is de slotcilinder 103 voorzien van (zie fig. 12-16) een eerste cilinderdeel 104 met een holte 109 die 5 zich vanaf een buiteneinde van dat cilinderdeel 104 uitstrekt om een bedieningssleutel te ontvangen,en van een aan het eerste cilinderdeel 104 gekoppeld tweede cilinderdeel 106. Het tweede cilinderdeel 106 is door middel van een eerste verbreekbare verbinding 120 aan een buitenomtrek van het eerste cilinderdeel 104 gekoppeld. De verbreekbare verbinding 120 10 omvat bijvoorbeeld een verjonging, verzwakking, een breekgroef, breekbaar materiaal en/of dergelijke.

Bij het tweede uitvoeringsvoorbeeld is het tweede cilinderdeel 106 als zodanig het bedieningselement 106 om de grendelpal 108 van het slot 101 te bedienen tijdens normaal slotgebruik. Het bedieningselement 106 en 15 genoemd tweede cilinderdeel zijn derhalve één en hetzelfde onderdeel.

Genoemde holte 109 strekt zich niet in het grendelpalbedieningselement 106 uit. Verder is het tweede uitvoeringsvoorbeeld voorzien van blokkeermiddelen 111 die zijn ingericht om zodanig op het grendelpalbedieningselement 106 aan te grijpen, althans nadat de cilinder ! 20 103 vanuit de normale gebruiksstand naar een geforceerde, ten opzichte van j het slothuis 102 axiaal inwaarts bewogen stand is gebracht, dat de blokkeermiddelen 111 een rotatie van hot grendelpalbedieningselement 106 tegenwerken. De gebruiksstand wordt in figuren 12-13 getoond en de geforceerde cilinderstand is in figuren 14-15 weergegeven.

25 De blokkeermiddelen van het tweede uitvoeringsvoorbeeld zijn voorzien van een onbeweegbaar aan het slothuis 102 gekoppeld blokkeer-eindplaat 111 met een blokkeeruitsparing 112 om het grendelpalbedieningselement 106 te ontvangen nadat de cilinder 103 naar i i de geforceerde stand is gebracht. De blokkeerplaat 11 kan verder dienen om j 30 een zijde van het opnamedeel 1021 af te sluiten, om slotonderdelen in het | 1 028 8 85 10 i j i opnamedeel 1021 te houden. Verder is het tweede uitvoeringsvoorbeeld bij voorkeur voorzien van een tweede verbreekbare verbinding, bijvoorbeeld een breekrand of breekring 130, die de cilinder 103 zodanig aan het slothuis 102 koppelt, dat de cilinder 103 vanuit de normale gebruiksstand ten opzichte 5 van het slothuis 102 naar een axiaal inwaarts bewogen stand brengbaar is na verbreking van de tweede verbreekbare verbinding. De tweede breekbare verbinding breekt bijvoorbeeld wanneer men een voorwerp van buitenaf in de cilinder 103 slaat.

Wanneer de cilinder 103 van het tweede uitvoeringsvoorbeeld naar 10 de in figuren 14 en 15 getoonde stand is geforceerd, bijvoorbeeld na verbreking van een genoemde breekrand of breekring 130, zakt het grendelpalbedieningselement 106 in de blokkeeruitsparing 112 van de blokkeerplaat 111, en wordt door de blokkeerplaat 111 tegen rotatie geblokkeerd. Indien de cilinder 103 dan met kracht wordt geroteerd, zal het 15 grendelpalbedieningselement 106 van het eerste cilinderdeel 104 afbreken, door middel van verbreking van de verbreekbare verbinding 120. De cilinder 103 kan vervolgens vrij draaien zonder de grendelpal te kunnen bedienen.

Bovendien wordt het grendelpalbedieningselement 106 door de blokkeerplaat 111 tegen rotatie vastgehouden.

20 Op deze manier is het slot 102 bijzonder goed tegen een forceerpoging beveiligd.

Volgens de uitvinding kan, gezien het bovenstaande, bijvoorbeeld eerst de cilinder van het rijwielslot naar binnen worden geforceerd, bijvoorbeeld onder invloed van een slagkracht. Daardoor kan de cilinder in 25 een grendelstand worden gebracht. Wanneer de cilinder vervolgens in een rotatierichting wordt geforceerd, kan een koppeling met een slotbedieningsdeel worden verbroken, zodat bediening van het slot onmogelijk is geworden.

Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet is beperkt tot de 30 beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Diverse wijzigingen zijn mogelijk 1028885 11 binnen het raam van de uitvinding zoals is verwoord in de navolgende conclusies.

i [ j ! j 1028885

Claims

1. Rijwielslot, omvattende een slothuis (2; 102) en een slotcilinder (3; 103), waarbij de slotcilinder (3; 103) is voorzien van: -een eerste cilinderdeel (4; 104) met een sleutelholte (9; 109) die zich vanaf een buiteneinde van dat cilinderdeel uitstrekt om een bedieningssleutel te | 5 ontvangen, waarbij de sleutelholte (9; 109) is voorzien van door de sleutel j bedienbare grendelplaatjes; en | -een aan het eerste cilinderdeel (4; 104) gekoppeld tweede cilinderdeel (6; 106), dat is voorzien van ten minste één bedieningselement (7a, 7b; 106) om ten minste één vergrendelingselement (8a, 8b; 108) van het slot (1; 101) te | 10 bedienen tijdens normaal slotgebruik; j met het kenmerk, dat het tweede cilinderdeel (6; 106) niet is voorzien van ! genoemde sleutelholte (9; 109), waarbij de cilinder (3; 103) is voorzien van j ten minste één eerste verbreekbare verbinding (20; 120), zodanig dat het tweede cilinderdeel (6; 106) van het eerste cilinderdeel (4; 104) 15 ontkoppelbaar is door verbreking van die verbinding (20; 120).

2. Rijwielslot volgens conclusie 1, waarbij het slot is voorzien van blokkeermiddelen (11; 111) die zijn ingericht om zodanig op een deel (7b; 106. van genoemd tweede cilinderdeel (6; 106) aan te grijpen, althans nadat de cilinder (3; 103) vanuit een normale gebruiksstand naar een geforceerde, 20 ten opzichte van het slothuis (2; 102) axiaal inwaarts bewogen stand is gebracht, dat de blokkeermiddelen (11; 111) een rotatie van het tweede cilinderdeel (6, 106) tegenwerken.

3. Rijwielslot volgens conclusie 2, waarbij genoemde | blokkeermiddelen zijn voorzien van een onbeweegbaar aan het slothuis (2; j I ! 25 102) gekoppeld blokkeerelement (11; 111), waarbij het blokkeerelement (11; 111. is voorzien van een blokkeeruitsparing (12; 112) of een blokkeernok, om i op een blokkeernok (7b; 106) respectievelijk een blokkeeruitsparing van j 1 028 8 85 ί i__ i genoemd tweede cilinderdeel (6; 106) aan te grijpen nadat het tweede cilinderdeel (6; 106) in een naar het blokkeerelement (11; 111) toe bewogen stand is gebracht.

4. Rijwielslot volgens conclusie 3, waarbij een genoemd 5 bedieningselement (7b; 106) enerzijds en genoemde blokkeernok (7b) van het tweede cilinderdeel (6; 106) anderzijds één en hetzelfde onderdeel zijn.

5. Rijwielslot volgens één van de conclusies 2-4, waarbij de genoemde eerste verbreekbare verbinding verbreekbaar is onder invloed van rotatie van het eerste cilinderdeel, althans wanneer rotatie van het tweede 10 cilinderdeel door de blokkeermiddelen (11; 111) wordt tegengewerkt.

6. Rijwielslot volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het tweede cilinderdeel (6) aan een kops binneneinde van het eerste cilinderdeel (4) is gekoppeld via een cilindertussendeel (5), waarbij genoemde sleutelholte (9) zich niet in dat tussendeel (5) uitstrekt, waarbij genoemd 15 cilindertussendeel (5) is voorzien van een breekdeel (20).

7. Rijwielslot volgens conclusie 6, waarbij genoemd bedieningselement (7a, 7b) wordt gevormd door ten minste één bedieningsnok, die zich op het tweede cilinderdeel (6) uitstrekt, bijvoorbeeld op een kopse zijde van dat cilinderdeel (6).

8. Rijwielslot volgens één van de conclusies 1-5, waarbij genoemd bedieningselement (106) en genoemd tweede cilinderdeel één en hetzelfde onderdeel zijn.

9. Rijwielslot volgens conclusie 8, waarbij het tweede cilinderdeel (106) door middel van genoemde eerste verbreekbare verbinding (120) aan 25 een buitenomtrek van het eerste cilinderdeel (104) is gekoppeld.

10. Rijwielslot volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij genoemde eerste verbreekbare verbinding (20; 120) een verjonging, een breekgroef, breekbaar materiaal en/of verzwakking van een respectief slotdeel omvat. 1028885 |

11. Rijwielslot volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij genoemde cilinder (3; 103) bij een normale gebruiksstand door middel van ten minste één tweede verbreekbare verbinding (30; 130) aan het slothuis (2; 102) is gekoppeld, zodanig dat de cilinder (3; 103) vanuit die normale 5 gebruiksstand ten opzichte van het slothuis (2; 102) naar een axiaal inwaarts bewogen stand brengbaar is na verbreking van de tweede verbreekbare verbinding (30; 130).

12. Rijwielslot volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende: -een ringslot dat is voorzien van een slothuis met een ringvormige 10 grendelbeugel; of - een slot waarvan het huis is voorzien van een houderdeel en een met het houderdeel verbindbaar of verbonden blokkeerelement in de vorm van slotpen, en van een opnamedeel dat is voorzien van een slotpenopening voor het opnemen van een vrij uiteinde van de slotpen in een gesloten stand van 15 het slot.

13. Rijwiel voorzien van een slot volgens één van de voorgaande conclusies.

14. Cilinder van een slot volgens één van de conclusies 1-12. 20 1 028 8 85