NL1028743C1 - Beveiligingssysteem, en alarm-verificatiesysteem. - Google Patents
Beveiligingssysteem, en alarm-verificatiesysteem. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1028743C1 NL1028743C1 NL1028743A NL1028743A NL1028743C1 NL 1028743 C1 NL1028743 C1 NL 1028743C1 NL 1028743 A NL1028743 A NL 1028743A NL 1028743 A NL1028743 A NL 1028743A NL 1028743 C1 NL1028743 C1 NL 1028743C1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- signal
- distance
- verification system
- processing device
- camera
- Prior art date
Links
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G08—SIGNALLING
- G08B—SIGNALLING OR CALLING SYSTEMS; ORDER TELEGRAPHS; ALARM SYSTEMS
- G08B13/00—Burglar, theft or intruder alarms
- G08B13/18—Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength
- G08B13/189—Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength using passive radiation detection systems
- G08B13/194—Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength using passive radiation detection systems using image scanning and comparing systems
- G08B13/196—Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength using passive radiation detection systems using image scanning and comparing systems using television cameras
- G08B13/19602—Image analysis to detect motion of the intruder, e.g. by frame subtraction
- G08B13/19606—Discriminating between target movement or movement in an area of interest and other non-signicative movements, e.g. target movements induced by camera shake or movements of pets, falling leaves, rotating fan
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01S—RADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
- G01S17/00—Systems using the reflection or reradiation of electromagnetic waves other than radio waves, e.g. lidar systems
- G01S17/02—Systems using the reflection of electromagnetic waves other than radio waves
- G01S17/06—Systems determining position data of a target
- G01S17/08—Systems determining position data of a target for measuring distance only
- G01S17/10—Systems determining position data of a target for measuring distance only using transmission of interrupted, pulse-modulated waves
-
- G—PHYSICS
- G08—SIGNALLING
- G08B—SIGNALLING OR CALLING SYSTEMS; ORDER TELEGRAPHS; ALARM SYSTEMS
- G08B13/00—Burglar, theft or intruder alarms
- G08B13/18—Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength
- G08B13/181—Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength using active radiation detection systems
-
- G—PHYSICS
- G08—SIGNALLING
- G08B—SIGNALLING OR CALLING SYSTEMS; ORDER TELEGRAPHS; ALARM SYSTEMS
- G08B13/00—Burglar, theft or intruder alarms
- G08B13/18—Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength
- G08B13/189—Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength using passive radiation detection systems
- G08B13/194—Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength using passive radiation detection systems using image scanning and comparing systems
- G08B13/196—Actuation by interference with heat, light, or radiation of shorter wavelength; Actuation by intruding sources of heat, light, or radiation of shorter wavelength using passive radiation detection systems using image scanning and comparing systems using television cameras
- G08B13/19695—Arrangements wherein non-video detectors start video recording or forwarding but do not generate an alarm themselves
Landscapes
- Physics & Mathematics (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Physics & Mathematics (AREA)
- Electromagnetism (AREA)
- Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
- Multimedia (AREA)
- Computer Vision & Pattern Recognition (AREA)
- Radar, Positioning & Navigation (AREA)
- Remote Sensing (AREA)
- Burglar Alarm Systems (AREA)
- Optical Radar Systems And Details Thereof (AREA)
- Emergency Alarm Devices (AREA)
- Alarm Systems (AREA)
Description
I '«
Titel: Beveiligingssysteem/ en alarm-verificatiesysteem
De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op het gebied van beveiligingssystemen voor het beveiligen van bijvoorbeeld gebouwen en terreinen tegen ongewenste bezoekers.
5
Beveiligingssystemen zijn er in diverse soorten/ werkend op basis van verschillende principes. Passieve beveiligingssystemen zijn bedoeld om een indringer het binnendringen moeilijk te maken: in deze categorie vallen hekken, deuren, 10 ramen, sloten, etc. Afhankelijk van de kwaliteit van dergelijke passieve beveiligingssystemen kost het meer of minder tijd voor een indringer om het beveiligingssysteem te passeren, maar wanneer hem dat eenmaal gelukt is, kan hij ongehinderd zijn gang gaan.
15 Actieve beveiligingssystemen omvatten een alarm installatie die bedoeld is om te constateren dat er zich een ongewenste situatie voordoet, en om in een dergelijk geval alarm te slaan. Essentiële onderdelen van een dergelijk actief beveiligingssysteem zijn een detector-systeem, dat de 20 ongewenste situatie detecteert en een corresponderend detector-uitgangssignaal genereert, en een signaal-verwerkend systeem dat het detector-uitgangssignaal verwerkt en een geschikte actie onderneemt.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm is het signaal-25 verwerkend systeem ingericht voor het genereren van geluid- signalen en/of licht-signalen. De bedoeling hiervan is, dat de aandacht wordt getrokken van omstanders, die vervolgens dichterbij komen en de indringer storen, en/of hulpdiensten zoals politie waarschuwen. Helaas blijken omstanders in de 30 praktijk zich doorgaans niet te bemoeien met de situatie, zodat de indringer meer last heeft van de herrie dan van enige actieve interventie.
In een meer geavanceerde uitvoeringsvorm is het signaal-verwerkend systeem ingericht om hulpdiensten rechtstreeks te 1028743 I > 2 waarschuwen. Daarbij kunnen de geluid-signalen en lichtsignalen achterwege blijven (stil alarm).
De onderhavige uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een geavanceerde beveiligingssystemen met 5 signaal-verwerking en signaal-beoordeling.
Een probleem van beveiligingssystemen met signaalverwerking is, dat zij fouten kunnen maken: niet alleen kunnen zij falen in het detecteren van een ongewenste situatie en dan 10 ten onrechte geen actie ondernemen, maar het omgekeerde kan ook voorkomen: dat zij actie ondernemen terwijl er eigenlijk niets aan de hand is. Fouten van het laatstgenoemde type zullen in het algemeen worden aangeduld als "vals alarm".
Valse alarmmeldingen kunnen ontstaan door storingen in het 15 systeem, bedieningsfouten door de gebruiker, en reactie van het systeem op gebeurtenissen zoals het openwaaien van een deur, het rondlopen van een huisdier, etc.
In de praktijk is gebleken, dat verreweg het grootste deel van de alarmmeldingen vals is. Dit is ongewenst, omdat 20 valse alarmmeldingen ten onrechte veel tijd in beslag nemen van de hulpdiensten. Het kan zelfs gebeuren dat hulpdiensten weigeren te reageren op een alarmmelding van een alarminstallatie waarvan gebleken is dat deze regelmatig valse alarmmeldingen genereert.
25 Het vele optreden van valse meldingen heeft er toe geleid, dat er bewakingsdiensten zijn ontstaan. Een bewakingsdienst kan gezien worden als een schakel tussen een beveiligingsinstallatie en een hulpdienst: de alarmmelding van de beveiligingsinstallatie wordt naar een operator van de 30 bewakingsdienst gestuurd, en deze persoon zal, afhankelijk van de situatie, actie ondernemen. De actie van de operator kan bijvoorbeeld zijn: - het telefonisch contact opnemen met de bewoner van het betreffende pand; 35 - het sturen van bewakingspersoneel naar het betreffende huis; - het inschakelen van de politie of andere hulpdiensten.
Veelal is de actie van de operator een opeenvolging van de bovengenoemde acties. Doorgaans hebben de bewakingsdiensten zelfs als protocol, dat zij alleen de politie zullen 1028743 I ι 3 inschakelen nadat zij contact hebben gehad met de bewoner (of een vervangend persoon), en/of nadat bewakingspersoneel bij het betreffende pand geconstateerd heeft dat er inderdaad iets aan de hand is.
5 Dit alles biedt het voordeel, dat het aantal valse meldingen dat de politie bereikt, drastisch zal verminderen. Een groot nadeel is echter dat, in de gevallen dat er daadwerkelijk iets aan de hand is, zoals een inbraak, de reactietijd van de politie aanzienlijk is verminderd.
10 Voorts is het een probleem dat, afhankelijk van nationale wetgeving, de bewakingsdiensten aan allerlei strenge voorschriften moeten voldoen. In deze context wordt onder "bewakingsdienst" verstaan een bedrijf dat alarmmeldingen kan ontvangen en bevoegd is hulpdiensten zoals politie in te 15 schakelen. De bewakingsdiensten fungeren als een soort filter tussen alarminstallatie en politie, en verminderen aldus het aantal valse meldingen dat de politie bereikt. Het aantal valse meldingen dat door alarminstallaties gegenereerd wordt, blijft echter gelijk. De bewakingsdiensten hebben nu de 20 moeilijke taak om alle binnenkomende alarmmeldingen te beoordelen. Indien zij ten onrechte geen actie ondernemen op een echte alarmmelding, zouden zij aansprakelijk gesteld kunnen worden. Indien zij daarentegen te vaak valse meldingen doorgeven aan de politie, kunnen zij door de overheid gestraft 25 worden, en zij kunnen zelfs hun vergunning kwijt raken.
Een algemeen doel van de onderhavige uitvinding is het verminderen van de bovengenoemde problemen.
Een belangrijk doel van de onderhavige uitvinding is het 30 verschaffen van een alarminstallatie met een verbeterde betrouwbaarheid, waarvan het aantal valse meldingen aanzienlijk lager is dan bij bekende alarminstallaties.
Een verder belangrijk doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een detectiesysteem met een verbeterde 35 nauwkeurigheid en betrouwbaarheid.
Een verder belangrijk doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een beveiligingssysteem dat snel en accuraat kan reageren op alarmmeldingen.
1028743 I » 4
Volgens een eerste aspect van de onderhavige uitvinding omvat een alarminstallatie een primair detectiesysteem en een lokaal verificatiesysteem, dat een constatering van het primaire detectiesysteem verifieert. Pas wanneer het lokale 5 verificatiesysteem de detectie door het primaire detectiesysteem bevestigt, geeft de alarminstallatie een alarmmelding.
Het verificatiesysteem is in staat om een ongewenste situatie zoals een indringer te detecteren op basis van een werkingsprincipe dat verschilt van het werkingsprincipe van 10 het primaire detectiesysteem. Bij voorkeur omvat het verificatiesysteem een bestuurbare camera alsmede een beeld-verwerkende inrichting die de camerabeelden kan analyseren. De bestuurbare camera wordt gericht op een locatie waar het primaire detectiesysteem een gebeurtenis heeft gedetecteerd.
15 Volgens een verder aspect van de onderhavige uitvinding wordt voorts een primair detectiesysteem verschaft dat in staat is om in een groot terrein, op afstanden tussen nul en enkele honderden meters, een beweging te detecteren, en accuraat de locatie van die beweging te bepalen. Dit primaire 20 detectiesysteem werkt op basis van gepulst laserlicht: een laserpuls wordt uitgezonden in een bepaalde richting, en uit het terugontvangen licht wordt de afstand bepaald tot een reflecterend object. Korte tijd later wordt weer een laserpuls uitgezonden in dezelfde richting, en uit het terugontvangen 25 licht wordt weer de afstand bepaald tot het reflecterende object; verschillen duiden op beweging van dit object, waarbij de locatie van het object nauwkeurig bekend is uit de combinatie van richting van de laserpuls en reflectie-afstand.
Volgens een verder aspect van de onderhavige uitvinding 30 wordt voorts een beveiligingssysteem verschaft, dat een alarminstallatie met een primair detectiesysteem en een lokaal verificatiesysteem omvat, alsmede een extern, centraal verificatiesysteem. Het alarmsysteem zendt real-time beeld-signalen van de geconstateerde gebeurtenis naar het centrale 35 verificatiesysteem, waar deze beelden worden beoordeeld door een verificator, dat wil zeggen een verifiërend persoon.
De verificator kan valse alarmmeldigen herkennen, inclusief gebeurtenissen die terecht tot een alarmtoestand van de alarminstallatie leiden maar die niet per se hoeven te 1028743 . I * 5 leiden tot het inschakelen van een bewakingsdienst. Pas wanneer de verificator uit de waargenomen beelden constateert dat er een ongewenste gebeurtenis gaande is, zal hij de melding doorgeven aan de betreffende bewakingsdienst. Aldus 5 fungeert het centrale verificatiesysteem als een filter tussen de alarminstallatie en de bewakingsdienst.
Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door 10 de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 een blokschema is dat schematisch de opbouw van een uitvoeringsvorm van een beveiligingssysteem volgens de 15 onderhavige uitvinding illustreert; figuur 2A een blokschema is dat een uitvoeringsvorm van een detectiesysteem volgens de onderhavige uitvinding illustreert; figuur 2B een schematisch overzicht is van een te beveiligen situatie; 20 figuur 3 een blokschema is dat een uitvoeringsvorm van een lokaal verificatie-systeem volgens de onderhavige uitvinding illustreert; en figuur 4 een blokschema is dat een uitvoeringsvorm van een centraal verificatie-systeem volgens de onderhavige uitvinding 25 illustreert.
Figuur 1 is een blokschema dat schematisch de opbouw van een beveiligingssysteem 1 volgens de onderhavige uitvinding illustreert. Het beveiligingssysteem 1 omvat een alarm-30 installatie 2, die geïnstalleerd is bij een te beveiligen object, bijvoorbeeld een gebouw. De alarminstallatie 2 omvat een primair detectiesysteem 3 alsmede een lokaal verificatie-systeem 4. Het beveiligingssysteem 1 omvat voorts een centraal verificatiesysteem 5, dat op afstand is gelegen van de alarm-35 installatie 2, en via een communicatieverbinding 6 is gekoppeld met de alarminstallatie 2. De communicatieverbinding 6 kan een bekabelde of draadloze verbinding zijn, en omvat bijvoorbeeld een standaard telefoonlijn.
1028743
t I
6
Aangezien het centrale verificatiesysteem 5 zich op afstand bevindt van de alarminstallatie 2, en zich bij voorbeeld zelfs in een andere stad kan bevinden, wordt het centrale verificatiesysteem 5 ook aangeduid met de term 5 "extern verificatiesysteem". De combinatie van lokaal verificatiesysteem 4, communicatieverbinding 6, en extern verificatiesysteem 5 zal ook worden aangeduid met de term "verificatiestelsel" 8.
10 Figuur 2A is een blokdiagram dat een door de onderhavige uitvinding voorgestelde voorkeursuitvoeringsvorm illustreert van het detectiesysteem 3. Het detectiesysteem 3 volgens de onderhavige uitvinding omvat een bestuurbare laserbron 31, die is ingericht voor het genereren van een smalle laserbundel 32, 15 alsmede een sensor 34 voor het ontvangen van gereflecteerd laserlicht 33. Uit veiligheidsoverwegingen wordt het laserlicht bij voorkeur gegenereerd bij een dusdanige golflengte en een dusdanig vermogen, dat het onschadelijk is voor mensen en dieren. De toegepaste golflengte ligt bij 20 voorkeur in het infrarode golflengtegebied.
Aangezien laserbronnen, en sensoren voor het ontvangen van laserlicht, op zich bekend zijn, is het niet nodig de constructie en werking daarvan nader uit te leggen.
Het detectiesysteem 3 is ingericht om met de laserbundel 25 32 de afstand te meten tot een object O. Aangezien afstand meet instrumenten gebaseerd op laserbundels op zich bekend zijn, is een uitgebreide beschrijving daarvan hier niet nodig.
Voorts omvat het detectiesysteem 3 een signaalverwerkende inrichting 35, die bij een signaalingang 35i een uitgangs-30 signaal van de sensor 34 ontvangt. De signaalverwerkende inrichting 35 heeft een besturingsuitgang 35c, gekoppeld met een stuuringang van de bestuurbare laserbron 31.
De signaalverwerkende inrichting 35 is ingericht om een pulscommando naar de bestuurbare laserbron 31 te sturen, die 35 is ingericht om, in respons op het ontvangen van een dergelijk pulscommando, een laserpulssignaal te genereren. Het kan zijn dat de bestuurbare laserbron 31 zijn laserbundel 32 continu genereert, en dat het laserpulssignaal bijvoorbeeld een modulatie of een onderbreking van de laserbundel 32 is. Bij 1028743 7
I I
voorkeur echter levert de bestuurbare laserbron 31 een relatief kort-durende laserbundelpuls in respons op het ontvangen van het pulscommando, en is daarna de laserbundel UIT tot aan het volgende pulscommando.
5 De signaalverwerkende inrichting 35 is voorts ingericht om het 'tijdsverschil te meten tussen het tijdstip van het pulscommando en het tijdstip van het ontvangen van het uitgangssignaal van de sensor 34, en om op basis van dat tijdverschil een afstandsignaal te berekenen dat 10 representatief is voor de afstand tussen de laserbron 31 en een object O dat de oorzaak is van het gereflecteerde licht 33. Het moge duidelijk zijn dat een dergelijk object O het object is dat, gemeten langs de zichtlijn van de laserbron 31, dat wil zeggen de voortplantingsrichting van de bundel 32, 15 zich het dichtst bij de laserbron 31 bevindt. Het moge voorts duidelijk zijn dat de aard en textuur van het object O invloed kan hebben op de intensiteit en ruimtelijke verdeling van het gereflecteerde licht 33, en dus op de sterkte van het uitgangssignaal van de sensor 34, maar niet op het tijdstip 20 van dat uitgangssignaal.
Opgemerkt wordt, dat het afstandsignaal in feite representatief is voor de door het licht 32, 33 afgelegde weg, dus een combinatie van de afstand van het object tot de lichtbron 31 en de afstand van het object tot de sensor 34.
25 Het verdient daarom de voorkeur dat de sensor 34 dicht bij de lichtbron 31 is geplaatst.
Voorts wordt opgemerkt, dat de nauwkeurigste resultaten te verwachten zijn als de lichtbundel een zeer smalle lichtbundel is, zoals gemakkelijk te bereiken is met een laser-30 bundel. In dat geval is de waarnemingsrichting goed gedefinieerd.
Op deze manier is het mogelijk om, rekening houdend met de voortplantingssnelheid van licht, en eventueel rekening 35 houdend met reactietraagheden van de laserbron 31 en de sensor 34, nauwkeurig de afstand te bepalen tot het eerste object O in de richting van de bundelas. Indien die afstand bij wijze van voorbeeld 15 m bedraagt, is het verwachte tijdverschil tussen pulscommando en sensorpuls ongeveer 0,1 ps, hetgeen met 1 028743
I I
8 moderne elektronische schakelingen zeer goed meetbaar is.
Zoals echter uit het volgende zal blijken, is het niet noodzakelijk om die afstand van het object 0 exact te kennen: het detectiesysteem 3 is gevoelig voor afstand-VARIATIES, en 5 die komen ook tot uitdrukking in variaties in het berekende afstandsignaal, zelfs als dat in absolute zin onnauwkeurig zou zijn. De afstand-variaties leiden immers direct tot looptijd-variaties van het laserlicht van bron via object naar sensor. De signaalverwerkende inrichting 35 kan daarom volstaan met 10 het registreren van het genoemde tijdverschil als zijnde representatief voor de werkelijke object-afstand. In het hiernavolgende zullen al deze mogelijkheden geacht worden te zijn gedekt door de term "afstandsignaal".
De signaalverwerkende inrichting 35 is voorts ingericht 15 om een stuursignaal voor de laserbron 31 te genereren, teneinde de richting te variëren waarin de laserbron 31 het laserlicht 32 uitzendt. De laserbron 31 kan daartoe in zijn geheel verstelbaar zijn gemonteerd ten opzichte van de vaste wereld, maar het is ook mogelijk dat de laserbron 31 is 20 voorzien van een bestuurbare optiek 36, zoals een of meerdere roteerbare spiegels. Figuur 2A illustreert schematisch een uitvoeringsvariant met bestuurbare optiek 36/ voor het instellen van de richting van het laserlicht 32 heeft de signaalverwerkende inrichting 35 een richtingstuuruitgang 35r 25 gekoppeld met de bestuurbare optiek 36 van de laserbron 31.
De signaalverwerkende inrichting 35 kan de richting van de laserbundel 32 geleidelijk veranderen. Bij voorkeur echter is de signaalverwerkende inrichting 35 ingericht om een groot (maar beperkt) aantal vaste richtingen te bepalen, en de 30 bestuurbare optiek 36 van de laserbron 31 alleen in één van de standen te sturen die corresponderen met deze vaste richtingen. Aldus zal de laserbundel 32 slechts worden uitgezonden in een discreet aantal vaste richtingen.
Het aantal N van deze vaste richtingen kan een vooraf-35 bepaald vast aantal zijn, maar kan ook door de signaalverwerkende inrichting 35 binnen bepaalde grenzen random worden bepaald tijdens een initialisatie-procedure. Het aantal richtingen kan bijvoorbeeld in de orde van 100 bedragen. De signaalverwerkende inrichting 35 kan de bestuurbare optiek 36 1028743 9 besturen om de corresponderende standen te doorlopen in een voorafbepaalde vaste volgorde, maar het is ook mogelijk om de verschillende standen in een random volgorde te doorlopen.
Aldus is de combinatie van laserbron 31 en signaal-5 verwerkende inrichting 35 geschikt voor het genereren van een schaar van N detectiebundels met onderling verschillende detectierichtingen, welke bundels na elkaar worden ingeschakeld.
Wanneer het detectiesysteem 3 wordt ingeschakeld, komt de 10 signaalverwerkende inrichting 35 eerst in een leermodus, waarin een initialisatie-procedure wordt uitgevoerd. In de initialisatie-procedure bepaalt de signaalverwerkende inrichting 35 de N detectierichtingen, en verricht met elk van de N detectiebundels minstens één afstandsmeting voor het 15 verkrijgen van N referentie-afstandsignalen. De combinatie van de N referentie-afstandsignalen en de bijbehorende N detectierichtingen zal ook gemakshalve worden aangeduid met de term "referentie-afstandprofiel". Het referentie-afstandprofiel wordt opgeslagen in een met de signaalverwerkende inrichting 20 35 geassocieerd geheugen 37.
Het referentie-afstandprofiel bevat aldus positie-informatie van objecten op een te bewaken terrein 40, zoals een huis 41, een schuur 42, een boom 43, struiken 44, een hek 45. Opgemerkt wordt, dat het detectie-systeem 3 volgens de 25 onderhavige uitvinding uitstekend geschikt is voor het beveiligen van uitgestrekte terreinen, variërend van tuinen tot grote opslagterreinen, vliegvelden, etc., maar ook binnenshuis kan worden toegepast, waarbij dan dezelfde uitleg toepasbaar is.
30 Na de leermodus komt de signaalverwerkende inrichting 35 in een beveiligingsmodus, waarin de signaalverwerkende inrichting 35 de detectiebundels 32 regelmatig aanstuurt. Ook hierbij kan de signaalverwerkende inrichting 35 de detectiebundels 32 in een vaste volgorde aansturen, of random.
35 Met elke detectiebundel 32 verkrijgt de signaal verwerkende inrichting 35 weer een afstandsignaal, dat door de signaalverwerkende inrichting 35 wordt vergeleken met een eerder met dezelfde detectiebundel verkregen afstandsignaal. Dat eerder verkregen afstandsignaal kan het referentie- 1028743 10 afstandsignaal zijn dat is verkregen tijdens de initialisatie-procedure, en dat dus tijdens elke volgende afstandmeting hetzelfde is. Het eerder verkregen afstandsignaal kan echter ook het afstandsignaal zijn dat de vorige keer tijdens de 5 beveiligingsmodus is verkregen met dezelfde detectiebundel, en dus steeds kan variëren. De signaalverwerkende inrichting 35 kan daartoe zijn voorzien van een tweede geheugen 38, waarin de afstand-signalen van de vorige detectie zijn opgeslagen, en waarin, na de vergelijking, de nieuw verkregen afstand-10 signalen worden opgeslagen.
De combinatie van de N afstandsignalen en de bijbehorende N detectierichtingen zal ook gemakshalve worden aangeduid met de term "afstandprofiel". Het tweede geheugen bevat dus het afstandprofiel van kort geleden; dit afstandprofiel zal worden 15 aangeduid met de term "vorig afstandprofiel".
Indien alle objecten stationair zijn, zijn alle afstandsignalen van dezelfde detectiebundel steeds gelijk, dat wil zeggen dat het afstandprofiel constant is en steeds gelijk is aan het vorig afstandprofiel en aan het referentie-afstand-20 profiel. Indien er wijzigingen optreden in het afstandprofiel, is dat indicatief voor het optreden van verplaatsingen.
Verplaatsingen kunnen ontstaan doordat de vaste objecten, of onderdelen daarvan, bewegen; een voorbeeld hiervan is het bewegen van de bladeren en/of takken van een boom 43 ten 25 gevolge van de wind, of het bewegen van een deur van de schuur 42 ten gevolge van de wind. Verplaatsingen kunnen ook ontstaan doordat objecten zich verplaatsen ten opzichte van het detectiesysteem; een voorbeeld hiervan is een dier 46 dat op het terrein 40 loopt. Een ander voorbeeld is een mens 47 die 30 op het terrein 40 loopt.
De signaalverwerkende inrichting 35 is bij voorkeur voorzien van een intelligent signaal-verwerkingsprogramma, dat in staat is om de veranderingen van het afstandprofiel te analyseren om onderscheid te maken tussen enerzijds 35 afstandprofiel-veranderingen die mogelijkerwijs duiden op een gebeurtenis en anderzijds afstandprofiel-veranderingen die hoogst-waarschijnlijk niet geassocieerd zijn met een gebeurtenis. Bij voorbeeld kan de signaalverwerkende inrichting 35 hiervoor als criterium de mate van verandering 1028743 11 gebruiken: veranderingen over afstanden van niet meer dan enkele centimeters worden hoogst-waarschijnlijk veroorzaakt door bladeren. Ook kan de signaalverwerkende inrichting 35 hiervoor bij voorbeeld als criterium gebruiken de grootte van 5 het bewegende object en de aard van de beweging: als meerdere detectiebundèls een ritmisch heen en weer gaande beweging detecteren, kan dit duiden op het ritmisch heen en weer bewegen van een boom in de wind.
Ook kan de signaalverwerkende inrichting 35 beschikken 10 over informatie die betrekking heeft over de afmetingen van het te beveiligen terrein 40. Indien een verandering van het afstandprofiel veroorzaakt wordt door een object buiten het terrein 40, zoals schematisch geïllustreerd bij 48, kan de signaalverwerkende inrichting 35 dit constateren door analyse 15 van het afstandsignaal, en kan dan de betreffende verandering negeren.
De signaalverwerkende inrichting 35 heeft aldus één of meerdere vergelijkings-drempelkarakteristieken ingebouwd.
20 Indién één of meerdere van de afstandprofiel-veranderingen één of meerdere van dergelijke vergelijkingsdrempel-karakteristieken overschrijden, wordt dit door de signaalverwerkende inrichting 35 geïnterpreteerd als een mogelijke "gebeurtenis", en schakelt de signaalverwerkende inrichting 35 25 het lokale verificatie-systeem 4 in.
Figuur 3 is een blokschema dat een verificatie-systeem 4 volgens de onderhavige uitvinding illustreert. Belangrijk onderdeel van het verificatie-systeem 4 is een camera 51, die qua kijkrichting en focusseringsafstand bestuurbaar is. Hoewel 30 de camera 51 in principe een analoge camera kan zijn, verdient het de voorkeur dat de camera 51 een digitale camera is. De camera 51 kan normaliter UIT zijn, en door de signaalverwerkende inrichting 35 van het detectiesysteem 3 worden ingeschakeld. Bij voorkeur echter, ter verbetering van de 35 reactiesnelheid, is de camera continu AAN.
De camera 51 is geassocieerd met een camerabesturings-circuit 55, dat een signaalingang 55i heeft, gekoppeld met een signaaluitgang 35o van de signaalverwerkende inrichting 35. De signaalverwerkende inrichting 35 is ingericht om bij zijn 1028743 12 signaaluitgang 35o een focusseersignaal Sf te genereren, dat informatie omvat over de verdachte locatie (richting en afstand) waar de signaalverwerkende inrichting 35 een beweging heeft geconstateerd. Het camerabesturings-circuit 55 heeft een 5 stuuruitgang 55c, gekoppeld met een stuuringang van de camera 51, en is ingericht om, in respons op het ontvangen van het focusseersignaal Sf, de camera 51 te verstellen en te focusseren op de door het focusseersignaal Sf aangeduide verdachte locatie. De camera 51 genereert nu beeldsignalen SB 10 van de verdachte locatie, welke beeldsignalen SB door een beeldverwerkende inrichting 56 worden ontvangen bij een ingang 56b daarvan.
De beeldverwerkende inrichting 56 is voorzien van software voor het verwerken van de beeldsignalen SB en voor het 15 herkennen van de daardoor gedefinieerde beelden. Aangezien krachtige beeld-verwerkingssoftware en beeld-herkennings-software op zich bekend is, is een nadere uitleg hiervan niet nodig. Dank zij deze software is de beeldverwerkende inrichting 56 in staat om de oorzaak van de door het detectie-20 systeem 3 geconstateerde beweging te analyseren.
Zo is de beeldverwerkende inrichting 56 bij voorbeeld in staat om bewegingen van bladeren, of van een boom als geheel, te herkennen, waarbij vergelijkbare criteria gehanteerd kunnen worden als hierboven beschreven in verband met het detectie-25 systeem 3. Ook kan het aantal pixels waar een beweging geconstateerd wordt, informatie geven over de grootte van het bewegende object, en de beeldverwerkende inrichting 56 kan bijvoorbeeld als drempel hebben ingebouwd, dat objecten kleiner dan een voorafbepaalde afmeting niet-bedreigend zijn.
30 Ook is de beeldverwerkende inrichting 56 bij voorbeeld in staat om een dier 46 (poes, hond, konijn, hert) te herkennen, en te concluderen dat de oorzaak van de door het detectiesysteem 3 geconstateerde beweging onschadelijk is.
Anderzijds is de beeldverwerkende inrichting 56 bij 35 voorbeeld in staat om een persoon 47 te herkennen, en te constateren dat er inderdaad sprake is van een potentieel bedreigende gebeurtenis. De beeldverwerkende inrichting 56 is ingericht om in respons op deze constatering het externe, centrale verificatiesysteem 5 in te schakelen. Figuur 4 is een 1028743 13 blokschema dat schematisch enkele componenten van het centrale verificatiesysteem 5 illustreert.
Via de communicatielijn 6 geeft de alarminstallatie 2 de beeldsignalen SB in real time door aan het centrale 5 verificatiesysteem 5, waar de beeldsignalen SB worden weergegeven op een beeldscherm 61. Een verificator die het beeldscherm bekijkt, kan dus direct zien wat er aan de hand is.
Een groot voordeel van het door de onderhavige uitvinding 10 voorgestelde systeem is dat, vanaf het moment dat het centrale verificatiesysteem 5 wordt ingeschakeld, de verificator direct goede beelden ontvangt van de plaats waar mogelijkerwijs een gebeurtenis gaande is; hij hoeft dus niet te zoeken. De verificator kan dan ook onschuldige oorzaken herkennen: 15 wanneer het detectie-systeem 3 getriggerd is door een dier dat niet door het lokale verificatie-systeem is herkend, kan de verificator dat wel herkennen en een alarmmelding onderscheppen. Wanneer de verficator constateert dat er inderdaad een gebeurtenis gaande is, bijvoorbeeld dat een 20 onbevoegd persoon 47 het terrein heeft betreden, onderneemt de verificator actie. Die actie kan bijvoorbeeld zijn: het inschakelen van een bewakingsdienst 7, bij voorbeeld door middel van een telefoon 63. Dank zij de onderhavige uitvinding kan het inschakelen van een bewakingsdienst dus erg snel 25 gebeuren, zonder veel vertraging, en met een sterk verminderde kans op een onterecht inschakelen.
Een andere actie kan zijn: het (via een microfoon en een ter wille van de eenvoud niet weergegeven luidspreker ter plaatse van het te bewaken object 0) toespreken van de 30 onbevoegde persoon 47. Dit kan tot resultaat hebben dat die persoon, wetende dat hij gezien is, het terrein verlaat voor daadwerkelijk ingebroken te hebben. Op deze wijze kan het systeem een inbraak voorkomen, in tegenstelling tot klassieke inbraakalarmsystemen, die pas in actie komen bij het 35 constateren van een inbraak. Omdat de onbevoegde persoon 47 reeds op het terrein 40 buiten het huis 41 wordt waargenomen, kunnen eventuele hulpdiensten (bewakers, politie) bij het systeem volgens de uitvinding reeds naar het te bewaken object O worden gestuurd voordat de inbraak daadwerkelijk plaats 1028743 14 vindt; dit in tegenstelling tot klassieke inbraakalarm-systemen, waarbij hulpdiensten pas worden geactiveerd nadat de inbraak heft plaatsgevonden.
Als het te bewaken object O is voorzien van een 5 inbraakalarmsysteem, kan een andere actie van de verficator zijn: het op afstand activeren van dat inbraakalarmsysteem.
Het locale verificatiesysteem 4 fungeert als een eerste filter, dat in sterke mate voorkomt dat onterechte meldingen de verificator bereiken. De meldingen die de verificator wel 10 bereiken, hebben een vergrote kans dat zij samenhangen met een daadwerkelijke gebeurtenis, en de verificator kan zich beter concentreren op dit soort meldingen. De verificator fungeert als een tweede filter, en wel een menselijk filter: de bewakingsdienst 7 wordt alleen ingeschakeld nadat door een 15 persoon is geconstateerd dat er daadwerkelijk iets aan de hand is. Aldus biedt het systeem een functionaliteit die vergelijkbaar is met de situatie dat een te bewaken object O is voorzien van een bewakingspersoon ter plaatse.
Met voordeel is het centrale verificatiesysteem 5 20 voorzien van een beeldgeheugen 62, waarin de binnenkomende beeldsignalen SB worden opgeslagen. Deze in het beeldgeheugen 62 van het centrale verificatiesysteem 5 opgeslagen beeldsignalen SB kunnen eventueel gebruikt worden als bewijs: bewijs tegen de onbevoegde persoon 47, maar ook als bewijs dat de 25 verificator een juiste actie heeft ondernomen. Wanneer de bewakingsdienst 7 de politie inschakelt, maar de politie treft bij aankomst geen onbevoegden aan op het terrein 40, zou men de melding kunnen beschouwen als een valse melding; de in het beeldgeheugen 62 van het centrale verificatiesysteem 5 30 opgeslagen beeldsignalen SB kunnen het tegendeel bewijzen. Ook het omgekeerde kan echter gebeuren: dat de verificator in de ontvangen beelden geen gebeurtenis zoals een onbevoegde persoon heeft waargenomen en dus niet de bewakingsdienst heeft ingeschakeld, terwijl later blijkt dat er toch is ingebroken; 35 ook dan kunnen de in het beeldgeheugen 62 van het centrale verificatiesysteem 5 opgeslagen beeldsignalen Sb bewijzen dat de verificator juist gehandeld heeft.
Bij voorkeur is het lokale verificatiesysteem 4 voorzien van een beeldgeheugen 57, waarin de beeldsignalen SB kunnen 1028743 15 worden opgeslagen zelfs nog voordat de beeldverwerkende inrichting 56 zijn analyse van de beeldsignalen heeft voltooid en de beeldverbinding met het centrale verificatiesysteem 5 tot stand is gekomen. In het beeldgeheugen 57 kunnen derhalve 5 beelden worden opgeslagen direct vanaf het moment dat de camera 51, in respons op het initiële signaal het initiële detectiesysteem 3, beelden van de verdachte locatie maakt. In principe zou het mogelijk kunnen zijn, dat een onbevoegd persoon slechts heel kort in beeld is, en direct wordt waar-10 genomen door het initiële detectiesysteem 3 en de camera 51, maar reeds verdwenen is op het moment dat de beeldverbinding met het centrale verificatiesysteem 5 tot stand is gekomen. In dat geval kan de verificator, via de verbinding 6, de alarminstallatie 2 vragen de opgeslagen beelden uit het geheugen 57 15 te tonen, en kan hij op grond daarvan eventueel actie ondernemen. Ook deze bij de verificator binnenkomende beelden worden, om dezelfde reden als hiervoor genoemd, opgeslagen in het geheugen 62 bij het centrale verificatiesysteem 5.
20 In het voorgaande is vermeld, dat de camera 51 door het camerabesturings-circuit 55 wordt gericht naar en gefocusseerd op de verdachte locatie waar de signaalverwerkende inrichting 35 van het detectiesysteem 3 een beweging heeft geconstateerd. Het camerabesturings-circuit 55 kan de camera 51 in deze 25 toestand vasthouden indien van de signaalverwerkende inrichting 35 geen nieuw focusseersignaal Sf wordt ontvangen. Het is echter mogelijk dat een object, zoals bijvoorbeeld een dier 46 of een persoon 47, zich over het terrein 40 verplaatst, hetgeen door het detectie-systeem 3 wordt waar-30 genomen, in welk geval een corresponderend focusseersignaal Sf wordt gegeven aan het camerabesturings-circuit 55, dat de richting en focussering van de camera 51 aanpast. De camera 51 beweegt dan dus mee met het object, hetgeen het verificatie-proces voor de verificator vereenvoudigt.
35 Ook is het mogelijk dat het detectie-systeem 3 meerdere bewegende objecten waarneemt, en aan het camerabesturings-circuit 55 informatie (in het focusseersignaal Sf) verschaft over het aantal bewegende objecten en hun respectieve 1028743 16 richting/afstand. Er zijn verschillende manieren waarop het camerabesturings-circuit 55 met deze informatie kan omgaan.
Als de gedetecteerde objecten zich relatief dicht bij elkaar bevinden, kan het camerabesturings-circuit 55 de camera 5 51 zodanig instellen, dat twee of meer objecten binnen het kijkveld van de camera vallen en dus op het zelfde beeld worden afgebeeld.
Als alternatief is het mogelijk dat het camerabesturings-circuit 55 afwisselend beelden verschaft van de verschillende 10 objecten. In het bijzonder wanneer de camera 51 een digitale camera is, is het mogelijk om de instellingen van de camera zeer snel te veranderen. Het camerabesturings-circuit 55 kan dan een cyclus doorlopen van instellen op een geconstateerd object, opnemen van een sequentie van beelden om de beweging 15 te kunnen weergeven, en instellen op een volgend object. Het aantal beelden per sequentie kan instelbaar zijn. Het biedt voordelen als het lokale verificatiesysteem 4, wanneer het de camerabeelden doorgeeft aan het centrale verificatiesysteem 5, tevens informatie doorgeeft over het aantal objecten, en 20 voorts per beeld informatie doorgeeft over het volgnummer van het object waar dat beeld betrekking op heeft. Dit maakt het voor het centrale verificatiesysteem 5 mogelijk om de ontvangen beelden te selecteren naar object-nummer. De verificator kan constateren dat object 1 bijvoorbeeld een dier 25 is en dus onschuldig is, maar kan object 2 langer willen waarnemen: het centrale verificatiesysteem 5 kan dan zijn ingericht om, in respons op een opdracht van de verificator, de beelden van object 1 te negeren. Het is zelfs mogelijk dat de communicatieverbinding 6 toelaat dat het centrale 30 verificatiesysteem 5 een opdracht geeft aan het lokale verificatiesysteem 4 met de betekenis dat object 1 genegeerd mag worden, zodat het lokale verificatiesysteem 4 geen beelden meer hoeft te maken en verzenden van dit object. Er is dan meer aandacht voor de resterende objecten.
35 Als variant hier op is het mogelijk dat het camera besturings-circuit 55 meerdere beelden, verkregen van meerdere objecten, combineert tot een enkel beeld (split image; matrix).
1028743 17
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en 5 modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
Bijvoorbeeld kan de camera 51 zijn voorzien van een door het camerabesturings-circuit 55 bestuurbare zoom-functie, waarmee het mogelijk is om de grootte van de weer te geven 10 scene (kijkhoek) aan te passen aan de grootte van een geconstateèrd bewegend object. De signaalverwerkende inrichting 35 kan deze grootte schatten op basis van het aantal detectiebundels dat dezelfde beweging waarneemt.
De alarminstallatie 2 omvat, zoals beschreven, een 15 combinatie van een detectiesysteem en een lokaal verificatie-systeem, dat een bestuurbare camera omvat, waarvan kijkrichting en focus-afstand bestuurd worden op basis van locatie-informatie verkregen met het detectiesysteem. Als voorbeeld van een geschikt detectiesysteem, geschikt voor 20 samenwerking met het verificatiesysteem, is een inventief systeem op basis van gepulste laserbundels beschreven. De uitvinding is hier echter niet toe beperkt. Ook andere detectiesystemen zouden geschikt kunnen zijn, mits zij in staat zijn tot het genereren van een signaal dat een verdachte 25 locatie kan identificeren. Een eenvoudig voorbeeld van een dergelijk geschikt detectiesysteem is een ruitbreukdetector: wanneer een ruit breekt en een met die ruit geassocieerde detector dit detecteert, is uiteraard bekend welke ruit er gebroken is, en dus wat de locatie van de breuk is.
30 Voorts zou het lokale verificatie-systeem 4 kunnen zijn voorzien van een warmtesensor, of de camera 51 zou gevoelig kunnen zijn voor infrarode straling.
1028743
Claims (52)
1. Methode voor het detecteren van een beweging van een object (0), omvattende de stappen van: het met behulp van licht, bij voorkeur laserlicht, meten van de afstand van het object (0) ten opzichte van een 5 meetapparaat (31, 34); het vergelijken van de gemeten afstand met een referentiewaarde; het constateren van een beweging van het object indien de gemeten afstand verschilt van de referentiewaarde. 10
2. Methode volgens conclusie 1, waarbij de referentiewaarde een eerder gemeten afstand van hetzelfde object is.
3. Methode volgens conclusie 2, voorts omvattende de stappen 15 van: in een leer-modus, het meten van de afstand van het object (O) ten opzichte van het meetapparaat (31, 34); het vervolgens gebruiken van deze in de leermodus gemeten afstand als referentiewaarde bij elke volgende meting ter 20 detectering van een beweging.
4. Methode volgens conclusie 2, waarbij steeds de nieuw gemeten afstand wordt gebruikt als referentiewaarde bij de daarop volgende meting. 25
5. Methode volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij de afstand van het object (0) ten opzichte van het meetapparaat (31, 34) wordt gemeten op basis van een door het meetapparaat uitgezonden en door het object 30 gereflecteerde lichtpuls.
6. Methode voor het detecteren van een bewegend object (46; 47) op een terrein (40), omvattende de stappen van: het meten van een afstandprofiel van het terrein (40) ten 35 opzichte van een meetapparaat (31, 34); het vergelijken van het gemeten afstandprofiel met een 1028743 referentieafstandprofiel; het constateren van een bewegend object indien het gemeten afstandprofiel afwijkt van het referentieafstandprofiel.
7. Methode volgens conclusie 6, waarbij de stap van het meten van een afstandprofiel van het terrein (40) de stap omvat van het, in een groot aantal (N) richtingen, meten van de afstand van een meetapparaat (31, 34) tot het dichtst bij zijnde object (41, 42, 43, 44, 45, 46, 47). 10
8. Methode volgens conclusie 7, waarbij de afstand van het meetapparaat (31, 34) tot het dichtst bij zijnde object wordt gemeten op basis van een door het meetapparaat uitgezonden en door het object gereflecteerde lichtpuls, bij voorkeur 15 laserlicht.
9. Methode volgens een willekeurige der conclusies 6-8, waarbij het referentieafstandprofiel een eerder gemeten afstandprofiel van hetzelfde terrein (40) is. 20
10. Methode volgens conclusie 9, voorts omvattende de stappen van: in een leer-modus, het meten van het afstandprofiel van het terrein (40); 25 het vervolgens gebruiken van dit in de leermodus gemeten afstandprofiel als referentieafstandprofiel bij elke volgende meting ter detectering van een bewegend object.
11. Methode volgens conclusie 9, waarbij steeds het nieuw 30 gemeten afstandprofiel wordt gebruikt als referentie afstandprofiel bij de daarop volgende meting.
12. Methode volgens een willekeurige der conclusies 1-11, voorts omvattende de stap van, indien een bewegend object (46; 35 47) gedetecteerd wordt, het uitgeven van een meldsignaal (SF) dat informatie bevat over de richting en afstand van het gedetecteerde bewegende object. 1028743
13. Methode voor het lokaal verifiëren van een melding van een gebeurtenis op een terrein (40), omvattende de stappen van: het ontvangen van een meldsignaal (Sp) dat het optreden van een gedetecteerde potentiële gebeurtenis aanduidt, en dat 5 informatie bevat over de richting en afstand van de potentiële gebeurtenis; het richten en focusseren van een camera (51) op basis van de genoemde informatie.
14. Methode volgens conclusie 13, voorts omvattende de stappen van: het ontvangen van beeldsignalen (Sb) van de camera; het met behulp van beeldherkenningsapparatuur of beeld-herkenningssoftware analyseren van de van de camera ontvangen 15 beeldsignalen.
15. Methode volgens conclusie 14, voorts omvattende de stap van: indien het analyseresultaat indicatief is voor een 20 daadwerkelijke gebeurtenis, het doorgeven van beeldsignalen (SB) van de camera aan een extern verificatiesysteem (5).
16. Methode volgens conclusie 15, waarbij aan het externe verificatiesysteem real-time beeldsignalen (SB) van de camera 25 worden doorgegeven.
17. Methode volgens conclusie 15, voorts omvattende de stappen van: het, in respons op het ontvangen van het meldsignaal (SF), 30 opslaan van beeldsignalen (SB) van de camera in een beeldgeheugen (57); en het aan het externe verificatiesysteem doorgeven van beeldsignalen (SB) uit het beeldgeheugen.
18. Methode volgens een willekeurige der conclusies 13-17, waarbij de gebeurtenis een bewegend object is.
19. Methode volgens conclusie 18, waarbij het bewegende object wordt gedetecteerd met een methode volgens een willekeurige 1 028743 der conclusies 1-11, en waarbij het meldsignaal gegenereerd wordt met een methode volgens conclusie 12.
20. Methode voor het beveiligen van een terrein (40), 5 omvattende de stappen van: in een eerste stap, het detecteren van een potentiële gebeurtenis, en het uitgeven van een meldsignaal (SF) dat informatie bevat over de richting en afstand van de gedetecteerde potentiële gebeurtenis; 10 in een tweede stap, het met behulp van een camera en automatische beeldherkenning lokaal verifiëren van de melding van de potentiële gebeurtenis; in een derde stap, het doorgeven van camerabeelden (Sb) aan een extern verificatiesysteem (5). 15
21. Methode volgens conclusie 20, voorts omvattende een vierde stap waarin een verificator van het externe verificatiesysteem (5) een bewakingsdienst (7) of dergelijke inschakelt.
22. Methode volgens conclusie 20 of 21, waarbij in de eerste stap de potentiële gebeurtenis het bewegen van een object is, dat wordt gedetecteerd met een methode volgens een willekeurige der conclusies 1-12.
23. Methode volgens een willekeurige der conclusies 20-22, waarbij in de tweede stap de melding van de potentiële gebeurtenis wordt geverifieerd met een methode volgens een willekeurige der conclusies 13-14.
24. Methode volgens een willekeurige der conclusies 20-23, waarbij in de derde stap de camerabeelden (SB) worden doorgeven aan het externe verificatiesysteem (5) met een methode volgens een willekeurige der conclusies 15-17. 35
25. Primair detectiesysteem (3) voor het detecteren van een beweging van een object (O), omvattende: een bestuurbare lichtbron (31) ingericht voor het genereren van een detectielichtbundel (32) met een pulsvormig 1028743 lichtsignaal, welke lichtbron (31) bij voorkeur een laser omvat; een sensor (34) voor het ontvangen van gereflecteerd licht (33) ; 5 een signaalverwerkende inrichting (35), met een signaalingang (35i) voor het ontvangen van een uitgangssignaal van de sensor (34) , en met een signaaluitgang (35o) voor het afgeven van een bewegingmeldsignaal (Sp); waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht om 10 uit het van de sensor ontvangen signaal een afstandsignaal te berekenen dat representatief is voor de afstand van een reflecterend object (0) tot de lichtbron (31) en de sensor (34); waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht om 15 het afstandsignaal te bewaken teneinde variaties daarin te kunnen detecteren; en waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht om, bij het detecteren van een variatie van het afstandsignaal, een bewegingmeldsignaal (Sp) te genereren bij zijn 20 signaaluitgang (35o).
26. Detectiesysteem volgens conclusie 25, waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) een besturingsuitgang (35c) heeft, gekoppeld met een stuuringang van de lichtbron (31); 25 waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht voor het bij zijn besturingsuitgang (35c) genereren van een pulscommando-signaal voor de lichtbron (31); en waarbij de lichtbron (31) is ingericht om, in respons op het bij zijn stuuringang ontvangen van het pulscommando-30 signaal, een pulsvormig lichtsignaal te genereren.
27. Detectiesysteem volgens conclusie 26, waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht om het tijdverschil tussen het tijdstip van het genereren van het pulscommando- 35 signaal en het tijdstip van het ontvangen van het sensor-uitgangssignaal te nemen als afstandsignaal.
28. Detectiesysteem volgens een willekeurige der conclusies 25-27, voorts omvattende een geheugen (37; 38) voor het 1028743 opslaan van ten minste één gemeten afstandsignaal; waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht om een momentaan berekend afstandsignaal te vergelijken met het in het geheugen (37; 38) opgeslagen afstandsignaal, en om een 5 geconstateerd verschil te interpreteren als een beweging van het object.
29. Detectiesysteem volgens conclusie 28, waarbij de signaal-verwerkende inrichting (35) is ingericht om, in een leermodus, 10 een afstandsignaal te berekenen en als referentiewaarde op te slaan in het geheugen (37); en waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht om, in een detectie-modus, het momentaan berekende afstandsignaal steeds te vergelijken met de in het geheugen (37) 15 opgeslagen referentiewaarde.
30. Detectiesysteem volgens conclusie 28, waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht om, in een detectie-modus, het momentaan berekende afstandsignaal als vorige 20 afstandsignaal op te slaan in het geheugen (38); en waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht om, in de detectie-modus, het momentaan berekende afstandsignaal steeds te vergelijken met het in het geheugen (38) opgeslagen vorige afstandsignaal. 25
31. Primair detectiesysteem voor het detecteren van een bewegend object (46; 47) op een terrein (40), omvattende: middelen (31, 34, 35) voor het meten van een afstandprofiel van het terrein (40) ten opzichte van een meetapparaat (31, 30 34); waarbij genoemde middelen (31, 34, 35) een signaalverwerkende inrichting (35) omvatten met een signaaluitgang (35o) voor het afgeven van een bewegingmeldsignaal (SF), welke signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht om het afstandprofiel 35 te bewaken teneinde variaties daarin te kunnen detecteren; en waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht om, bij het detecteren van een variatie van het afstandprofiel, een bewegingmeldsignaal (SF) te genereren bij zijn signaaluitgang (35o). 1028743 j
32. Detectiesysteem volgens conclusie 31, waarbij het afstand-profiel een combinatie omvat van een aantal (N) detectie-richtingen ten opzichte van een meetapparaat (31, 34), en met j 5 de respectieve detectierichtingen corresponderende afstand-signalen die representatief zijn voor de afstanden van het meetapparaat (31, 34) tot een object (0) zoals.gemeten langs de respectieve detectierichtingen.
33. Detectiesysteem volgens conclusie 32, omvattende een detectiesysteem volgens een willekeurige der conclusies 25-31.
34. Detectiesysteem volgens conclusie 33, waarbij de lichtbron (35) is ingericht om meerdere detectielichtbundels (32) uit te 15 zenden in meerdere richtingen, en om, in respons op een bij een stuuringang ontvangen richtingbesturingssignaal, een detectielichtbundel (32) uit te zenden in een door het richtingbesturingssignaal bepaalde richting; en waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht 20 voor het genereren van een richtingbesturingssignaal voor de lichtbron (35).
35. Detectiesysteem volgens conclusie 34, waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht voor het definiëren 25 van een aantal (N) detectierichtingen; en waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht voor het herhaald meten van een afstandprofiel van het terrein (40) door het opeenvolgend sturen van richtingbesturings-signalen aan de bestuurbare lichtbron (35), welke richting-30 besturingssignalen corresponderen met de gedefinieerde (N) detectierichtingen.
36. Detectiesysteem volgens conclusie 35, waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht om de richting- 35 besturingssignalen steeds te genereren in dezelfde volgorde.
37. Detectiesysteem volgens conclusie 35, waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht om de richting-besturingssignalen te genereren in een willekeurige volgorde. 1028743
38. Detectiesysteem volgens een willekeurige der conclusies 25-37, waarbij de signaalverwerkende inrichting (35) is ingericht om de van de sensor (34) ontvangen signalen te 5 analyseren, en het bewegingmeldsignaal (SF) alleen te genereren indien de geconstateerde variatie van het afstandsignaal respectievelijk van het afstandprofiel bepaalde voorafbepaalde criteria overschrijdt.
39. Detectiesysteem volgens een willekeurige der conclusies 25-38, waarbij het bewegingmeldsignaal (SF) het optreden van een gedetecteerde beweging aanduidt, alsmede informatie bevat over de locatie (richting en afstand) van de gedetecteerde beweging. 15
40. Lokaal verificatiesysteem (4) voor het verifiëren van een door een primair detectiesysteem gegenereerd meldsignaal (SF) dat het optreden van een gedetecteerde gebeurtenis aanduidt, alsmede informatie bevat over de locatie (richting en afstand) 20 van de gedetecteerde gebeurtenis, welk verificatiesysteem (4) omvat: een bestuurbare camera (51), bij voorkeur een digitale camera; een camerabesturingscircuit (55) met een signaalingang (55i) voor het ontvangen van het meldsignaal (SF) en met een stuur-25 uitgang (55c) gekoppeld met een stuuringang van de camera (51); waarbij het camerabesturingscircuit (55) is ingericht om, in respons op het ontvangen van het meldsignaal (SF), de camera (51) te richten naar en te focusseren op de door het meld-30 signaal (SF) aangeduide locatie.
41. Lokaal verificatiesysteem volgens conclusie 40, voorts omvattende een beeldgeheugen (57), waarbij het verificatiesysteem (4) is ingericht om, in respons op het ontvangen van 35 het meldsignaal (SF), door de camera (51) verkregen beeld-signalen (SB) van de genoemde door het meldsignaal (SF) aangeduide locatie op te slaan in het beeldgeheugen (57). 1 028743 • I
42. Lokaal verificatiesysteem volgens conclusie 40 of 41, voorts omvattende een beeldverwerkende inrichting (56), ingericht voor het analyseren van door de camera (51) verkregen beeldsignalen (SB) . 5
43. Lokaal verificatiesysteem volgens conclusie 42, ingericht om, indien de beeldverwerkende inrichting (56) de ontvangen beeldsignalen analyseert als zijnde indicatief voor een potentieel bedreigende situatie, via een communicatielijn (6) 10 contact te maken met een extern verificatiesysteem (5), en door de camera (51) verkregen beeldsignalen (SB) van de genoemde door het meldsignaal (SF) aangeduide locatie naar dat externe verificatiesysteem (5) te versturen via de genoemde communicatielijn (6). 15
44. Lokaal verificatiesysteem volgens conclusie 43, ingericht om door de camera (51) verkregen beeldsignalen (SB) real-time te versturen.
45. Lokaal verificatiesysteem volgens conclusie 41 en 43, ingericht om in het beeldgeheugen (57) opgeslagen beeldsignalen (Sb) te versturen.
46. Extern verificatiesysteem (5), omvattende: 25 communicatiemiddelen voor het via een communicatielijn (6) ontvangen van door een lokaal verificatiesysteem verzonden beeldsignalen (SB); een door een verificator waarneembaar beeldscherm (61) voor het weergeven van de beeldsignalen; 30 door de verificator bedienbare communicatiemiddelen (63), geschikt voor het inschakelen van een bewakingsdienst (7); waarbij het externe verificatiesysteem (5) bij voorkeur voorts een beeldgeheugen (62) omvat voor het opslaan van ontvangen beeldsignalen (SB) . 35
47. Alarminstallatie (2), ingericht voor het genereren van een uitgaand signaal (SB) bij het detecteren van een gebeurtenis, welke alarminstallatie omvat: een primair detectiesysteem (3) voor het detecteren van een 1028743 potentiële gebeurtenis; een met het primaire detectiesysteem (3) gekoppeld lokaal verificatiesysteem (4) voor het verifiëren van de door het primaire detectiesysteem (3) gedetecteerde potentiële 5 gebeurtenis; waarbij het werkingsprincipe van het lokale verificatiesysteem (4) verschilt van het werkingsprincipe van het primaire detectiesysteem (3); waarbij het uitgaande signaal (SB) uitsluitend gegenereerd 10 wordt als het lokale verificatiesysteem (4) de door het primaire detectiesysteem (3) gedetecteerde potentiële gebeurtenis confirmeert.
48. Alarminstallatie volgens conclusie 47, waarbij het 15 primaire detectiesysteem (3) is uitgevoerd volgens een willekeurige der conclusies 25-39.
49. Alarminstallatie volgens conclusie 47, waarbij het lokale verificatiesysteem (4) is uitgevoerd volgens een willekeurige 20 der conclusies 40-45.
50. Verificatiestelsel (8) voor het verifiëren van een door een detectiesysteem (3) gedetecteerde potentiële gebeurtenis, en voor het inschakelen van een bewakingsdienst (7) bij 25 confirmatie van de door het primaire detectiesysteem (3) gedetecteerde potentiële gebeurtenis, welk verificatiestelsel (8) omvat: een lokaal verificatiesysteem (4); een extern verificatiesysteem (5); 30 een communicatielijn (6) tussen het lokale verificatiesysteem (4) en het externe verificatiesysteem (5); waarbij het lokale verificatiesysteem (4) is ingericht voor het via de communicatielijn (6) verzenden van beeldsignalen (SB); 35 waarbij het externe verificatiesysteem (5) is ingericht voor het via de communicatielijn (6) ontvangen van door het lokale verificatiesysteem verzonden beeldsignalen (SB); en waarbij het externe verificatiesysteem (5) omvat: - een door een verificator waarneembaar beeldscherm (61) voor 1028743 het weergeven van de beeldsignalen; - door de verificator bedienbare communicatiemiddelen (63), geschikt voor het inschakelen van een bewakingsdienst (7)
51. Verificatiestelsel volgens conclusie 50, waarbij het lokale verificatiesysteem (4) is uitgevoerd volgens een willekeurige der conclusies 40-45.
52. Beveiligingssysteem (1), omvattende: 10 een alarminstallatie (2) volgens een willekeurige der conclusies 47-49; een extern verificatiesysteem (5) volgens conclusie 46; een communicatielijn (6) tussen het lokale verificatiesysteem (4) en het externe verificatiesysteem (5). 1028743
Priority Applications (5)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1028743A NL1028743C1 (nl) | 2005-04-12 | 2005-04-12 | Beveiligingssysteem, en alarm-verificatiesysteem. |
EP06732997A EP1875449B1 (en) | 2005-04-12 | 2006-04-11 | Security system, and alarm verification system |
PCT/NL2006/000190 WO2006115397A2 (en) | 2005-04-12 | 2006-04-11 | Security system, and alarm verification system |
DE602006007332T DE602006007332D1 (de) | 2005-04-12 | 2006-04-11 | Sicherheitssystem und alarmverifikationssystem |
AT06732997T ATE434242T1 (de) | 2005-04-12 | 2006-04-11 | Sicherheitssystem und alarmverifikationssystem |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1028743A NL1028743C1 (nl) | 2005-04-12 | 2005-04-12 | Beveiligingssysteem, en alarm-verificatiesysteem. |
NL1028743 | 2005-04-12 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1028743C1 true NL1028743C1 (nl) | 2005-05-17 |
Family
ID=34699191
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1028743A NL1028743C1 (nl) | 2005-04-12 | 2005-04-12 | Beveiligingssysteem, en alarm-verificatiesysteem. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP1875449B1 (nl) |
AT (1) | ATE434242T1 (nl) |
DE (1) | DE602006007332D1 (nl) |
NL (1) | NL1028743C1 (nl) |
WO (1) | WO2006115397A2 (nl) |
Families Citing this family (9)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2914769B1 (fr) * | 2007-04-06 | 2016-04-08 | Sagem Defense Securite | Tete de veille active d'un environnement, avec balayage selon un axe, systeme de veille comportant la tete precitee et un procede de mise en oeuvre de la tete et du syteme |
FR2914768B1 (fr) * | 2007-04-06 | 2010-09-03 | Sagem Defense Securite | Tete de veille active d'un environnement avec balayage en site, systeme de veille comportant la tete precitee, et procede de mise en oeuvre de la tete et du systeme |
IT1394195B1 (it) * | 2009-03-04 | 2012-06-01 | Innova Technology Solutions S R L Ora Innova Technology Solutions Spa | Modulo di controllo per un dispositivo di allarme volumetrico |
WO2012150590A1 (en) | 2011-05-03 | 2012-11-08 | Shilat Optronics Ltd | Terrain surveillance system |
EP2587462A1 (en) | 2011-10-31 | 2013-05-01 | Axis AB | Image monitoring system and method with false alarm rate reduction |
EP3016382B1 (en) | 2014-10-27 | 2016-11-30 | Axis AB | Monitoring methods and devices |
JP2017227529A (ja) * | 2016-06-22 | 2017-12-28 | パナソニックIpマネジメント株式会社 | レーダ装置および追従対象決定方法 |
US11170015B2 (en) * | 2016-08-01 | 2021-11-09 | Ed Recavarren | Identifications of patterns of life through analysis of devices within monitored volumes |
DE102019214567B4 (de) * | 2019-09-24 | 2023-11-02 | Zf Friedrichshafen Ag | Verfahren und Vorrichtung zum Betreiben eines gepulsten Lidarsensors |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US7124427B1 (en) * | 1999-04-30 | 2006-10-17 | Touch Technologies, Inc. | Method and apparatus for surveillance using an image server |
US6778085B2 (en) * | 2002-07-08 | 2004-08-17 | James Otis Faulkner | Security system and method with realtime imagery |
US6860350B2 (en) * | 2002-12-20 | 2005-03-01 | Motorola, Inc. | CMOS camera with integral laser ranging and velocity measurement |
US6985212B2 (en) * | 2003-05-19 | 2006-01-10 | Rosemount Aerospace Inc. | Laser perimeter awareness system |
-
2005
- 2005-04-12 NL NL1028743A patent/NL1028743C1/nl not_active IP Right Cessation
-
2006
- 2006-04-11 AT AT06732997T patent/ATE434242T1/de not_active IP Right Cessation
- 2006-04-11 EP EP06732997A patent/EP1875449B1/en not_active Not-in-force
- 2006-04-11 WO PCT/NL2006/000190 patent/WO2006115397A2/en active Application Filing
- 2006-04-11 DE DE602006007332T patent/DE602006007332D1/de not_active Expired - Fee Related
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP1875449A2 (en) | 2008-01-09 |
EP1875449B1 (en) | 2009-06-17 |
WO2006115397A3 (en) | 2007-01-04 |
DE602006007332D1 (de) | 2009-07-30 |
WO2006115397A2 (en) | 2006-11-02 |
ATE434242T1 (de) | 2009-07-15 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1028743C1 (nl) | Beveiligingssysteem, en alarm-verificatiesysteem. | |
US8420998B2 (en) | Target detecting and determining method for detecting and determining target based on height information and storage medium for storing program executing target detecting and determining method | |
EP2318804B1 (en) | Intrusion warning system | |
JP6109943B2 (ja) | 部屋の占有を感知する装置および方法 | |
KR101927364B1 (ko) | 딥 러닝 기반의 상황인지 실외 침입감지 레이더 시스템 및 이를 이용한 침입 감지 방법 | |
US4949074A (en) | Method of intrusion detection | |
JP2007184780A (ja) | 遠隔監視装置 | |
KR20090034436A (ko) | 레이저 거리 측정기를 이용한 보안 시스템 및 레이저 거리측정기를 이용한 침입자 검출 방법 | |
JP3011121B2 (ja) | 警備システム | |
KR102472369B1 (ko) | 긴급도움 요청 음원을 통한 객체 추적시스템 및 추적방법 | |
EP2466560A1 (en) | Method and system for monitoring the accessibility of an emergency exit | |
KR102439678B1 (ko) | Cctv와 라이다센서를 이용한 통합 관리 시스템 | |
JP5027270B2 (ja) | 物体検出センサ | |
BE1015834A6 (nl) | Beveiligingssysteem, en alarm-verificatiesysteem. | |
NL1023016C2 (nl) | Detectiesysteem, werkwijze voor het detecteren van objecten en computerprogramma daarvoor. | |
FI71207C (fi) | Foerfarande och anordning foer oevervakning av ett omraode medelst riktad straolning | |
KR20210103172A (ko) | 방범 경비 시스템 | |
JP6988797B2 (ja) | 監視システム | |
US11899109B2 (en) | Laser scanning sensor | |
Zyczkowski et al. | Integrated mobile radar-camera system in airport perimeter security | |
Szustakowski et al. | Trends in optoelectronic perimeter security sensors | |
CN111223335A (zh) | 船舶超高预警方法、装置及系统 | |
AU2021102427A4 (en) | Ai-based micro-ecosystem monitoring device and method thereof | |
US20230076532A1 (en) | Anti-climb system | |
JP3143304B2 (ja) | 複合型監視装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20101101 |