NL1028680C2 - Deur omvattende een identificatieeenheid en een electrisch slot en deurlichaam voor gebruik in een dergelijke deur. - Google Patents

Description

>

Korte aanduiding: Deur omvattende een identificatieeenheid en een electrisch slot en deurlichaam voor gebruik in een dergelijke deur.

De uitvinding heeft betrekking op een deur omvattende een identificatieeenheid en een electrisch slot. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een deurlichaam voor een gebruik in een dergelijke deur.

5 Bekend is om bij deuren van kantoren, verpleeg- en verzorgingshuizen, ziekenhuizen, hotels of andere nutsgebouwen een toegangsslot aan te brengen. Daarbij wordt gewoonlijk een identificatieeenheid zoals een lezer voor een magneetpas, chippas, of een lezer voor een draadloze transponder in een nabijheid van de deur 10 aangebracht, bijvoorbeeld op een kozijn, of op een wand nabij de betreffende deur. Wanneer een gebruiker zich met een geschikt identificatiemiddel zoals een chipkaart, magneetkaart, en dergelijke bij de deur identificeert dan zal de identificatieeenheid een geschikt signaal aan het electrische slot verschaffen waarmee de deur 15 ontgrendeld wordt. Het electrische slot bevindt zich gewoonlijk in een deurpost.

Een probleem van de bovenbeschreven identificatieeenheid en electrisch slot is dat een installeren daarvan ingrijpend is. Allereerst dient een grote hoeveelheid bedrading te worden aangelegd, 20 namelijk een bedrading naar de identificatieeenheid (bijvoorbeeld een netwerkkabel om de identificatieeenheid op afstand te kunnen aansturen}, en daarnaast een electrische verbinding van de identificatieeenheid naar het electrische slot ten behoeve van het zenden van een signaal aan het electrische slot, een electrische 25 bedrading van het electrische slot, waaronder bijvoorbeeld de zojuist genoemde bedrading vanaf de identificatieeenheid naar het slot en bijvoorbeeld een electrische voeding van het slot. Tevens kan een electrische voeding voor de identificatieeenheid voorzien zijn. Al met al betekent dit dat een groot aantal electrische geleiders dienen 30 te worden aangelegd in een nabijheid van de deur. Uit esthetische overwegingen en om een eventuele fraude of frauduleus uit bedrijf nemen van het electrische slot en/of de identificatieeenheid te belemmeren, wordt de bedrading gewoonlijk weggewerkt, bijvoorbeeld in 1028680- * - 2 -Λ een muur die zich rondom de deur bevindt. Een dergelijk wegwerken kan bijvoorbeeld betekenen dat meerdere sleuven in de muur dienen te worden gefreesd waar vervolgens kabelgeleiders en bedrading in dient te worden gelegd, waarna de sleuven dienen te worden dichtgemaakt en 5 de muur gewoonlijk in zijn geheel van een nieuwe afwerkingslaag zoals een schilderlaag of behanglaag dient te worden voorzien. Tevens dienen de identificatieeenheid en het electrische slot elk te worden gemonteerd hetgeen eveneens tot extra werkzaamheden, zoals boren, hakken, breken, etc. kan leiden. Tevens speelt daarbij een rol dat de 10 identificatieeenheid en het electrische slot zodanig dienen te worden geplaatst dat een forceren of andersoortige frauduleuze handelingen zoveel mogelijk worden belemmerd.

Een doel van de uitvinding is om intelligentie, zoals maar niet beperkt tot een identificatie- en toegangssysteem, op een voordelige 15 wijze in een bouwwerk te installeren.

Om dit doel te bereiken omvat de deur volgens de uitvinding een identificatieeenheid voor het identificeren van een zich in een nabijheid van de deur bevindende persoon of object en het verschaffen van een ontgrendelingssignaal wanneer een identificatie van de 20 persoon of het object aan een tevoren bepaald criterium voldoet en een electrisch slot voor het ontgrendelen van de deur in reactie op het ontgrendelingssignaal, waarbij de identificatieeenheid en het elektrische slot in de deur ingebouwd zijn.

Aangezien de identificatieeenheid en het electrische slot in de 25 deur ingebouwd zijn hoeft geen bedrading rondom de deur te worden aangelegd en hoeven geen verdere eenheden rondom de deur te worden gemonteerd waarmee een installatietijd daarvan aanzienlijk afneemt.

De identificatieeenheid en het electrische slot kunnen ter plaatse in de deur worden ingebouwd echter is het ook mogelijk dat deze reeds 30 tijdens een fabricage van de deur of bij een installateur in de deur worden aangebracht zodat een aantal ter plaatste te verrichte handelingen aanzienlijk kan worden teruggebracht. Verdere voordelen en voorkeursuitvoeringsvormen van de deur zullen duidelijk worden aan de hand van de navolgende figuurbeschrijving.

35 Het deurlichaam volgens de uitvinding voor gebruik in een deur volgens de uitvinding omvat een of meer uitsparingen voor het daarin aanbrengen van ten minste de identificatieeenheid en het slot, waarbij de deur voorts een bekabeling omvat voor het electrisch aansluiten van ten minste een van de identificatieeenheid en het 40 slot. Aangezien de bekabeling reeds in de deur aangebracht is treedt 1028680- - 3 - \ een aanzienlijke besparing in installatietijd en installatieomvang op, immers hoeven geen kabels in een nabijheid van de deur te worden aangelegd ten behoeve van het verbinden van bijvoorbeeld de identificatieenheid en het electrische slot. Door de uitsparingen die 5 in het deurlichaam aanwezig zijn kunnen modules of insteekeenheden zoals de identificatieeenheid en het electrische slot eenvoudig daarin aangebracht worden. Een verder voordeel is dat de eenheden zoals de identificatieenheid en het slot veilig aangebracht zijn aangezien deze in de deur opgenomen zijn en daarmee door de deur 10 worden beschermd. Tevens is op eenvoudige wijze een esthetisch aantrekkelijk geheel te realiseren aangezien de eenheden zoals de identificatieeenheid en het electrische slot doordat deze in de een of meer uitsparingen ondergebracht zijn ten minste gedeeltelijk aan het zicht onttrokken zijn. Onder een deurlichaam wordt in het kader 15 van deze aanvraag overigens een deurpaneel of deurvleugel verstaan, met andere woorden een bijvoorbeeld vlak element of in hoofdzaak vlak element voor monteren daarvan in een deuropening, kozijn en dergelijke, ten behoeve van het in een gesloten toestand in hoofdzaak sluiten van de deuropening, kozijn en dergelijke en in een geopende 20 toestand daarvan verschaffen van een doorgang door de deuropening, kozijn en dergelijke. Het deurlichaam kan uit elk gewenst materiaal vervaardigd zijn, zoals hout, metaal, glas of elk ander materiaal, of combinatie van materialen, waaronder brandwerende materialen, geluidsdempende materialen, afwerkingslagen, etc., en kan elke 25 gewenste dikte en elke gewenste afmeting hebben. De voordelen die hier genoemd worden ten aanzien van het deurpaneel volgens de uitvinding zijn eveneens van toepassing op de deur volgens de uitvinding danwel een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan.

Verdere voorkeursuitvoeringsvormen, voordelen, kenmerken en 30 eigenschappen van de uitvinding zullen duidelijk worden aan de hand van de bijgaande tekening, waarin niet beperkende uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding worden getoond, waarin: fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een deur volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding toont; 35 fig. 2 een explosie-aanzicht van een uitvoeringsvorm van een deur volgens de uitvinding toont; fig. 3 een uitvoeringsvorm van een insteekeenheid voor een uitvoeringsvorm voor een deur volgens de uitvinding toont; fig. 4a-e detailuitvoeringsvormen van een warmteafvoer van 40 deuren volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding tonen; en 1028680- ♦ - 4 - fig. 5 een detailaanzicht toont van een gedeelte van een langselement en een gedeelte van een dwarselement van een deur volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 1 toont op schematische wijze een zijaanzicht van een 5 deur 1 omvattende een deurlichaam 2. Het deurlichaam 2, ook wel aangeduid als deurvleugel of kortweg aangeduid als deur, is met scharnieren 3 of elke andere geschikte verbinding verbonden met een deurpost 4, die bijvoorbeeld in een wand 5 is aangebracht. De deur 2 omvat een identificatieeenheid 6 voor het identificeren van een 10 persoon of object die zich in de nabijheid van de deur bevindt.

Tevens omvat de deur een slot 7, zoals een electrisch slot. Tussen de identificatie en het electrische slot is in dit uitvoeringsvoorbeeld een electrische verbinding aanwezig. Het electrische slot is ingericht voor het ontgrendelen van de deur in reactie op een 15 ontgrendelingssignaal dat wordt gegenereerd door de identificatieeenheid in het geval dat een identificatie van de persoon of het object voldoet aan een te voren bepaald criterium. De identificatieeenheid 6 en het electrische slot zijn in de deur ingebouwd zoals onderstaand verder zal worden toegelicht. De 20 identificatieeenheid kan bijvoorbeeld een lezer voor het lezen van een chipcard of een magneetpas omvatten, een draadloze zender-ontvanger voor het lezen van een zogenaamde transponder of andere draadloze identificatie, een biometrische identificatieeenheid zoals een irisscanner, een aderscanner voor het scannen van een aderpatroon 25 van een lichaamsdeel, zoals een hand, een camera voor het detecteren een infraroodscan, een camera voor het detecteren van een visuele gezichtsscan, een stemherkenning, een vingerafdrukscanner etc. omvatten. Het is mogelijk dat de identificatieeenheid 6 een afzonderlijke module vormt die afzonderlijk in de deur ingebouwd is, 30 echter is het ook mogelijk dat de identificatieeenheid met het slot 7 verbonden is of daar een al dan niet integraal onderdeel van uitmaakt.

Figuur 1 toont voorts een in de deur ingebouwde voedingseenheid voor het voeden van in dit uitvoeringsvoorbeeld de 35 identificatieeenheid 6 en het slot 7. Tussen de voedingseenheid 8 en het slot 7 is een electrische verbinding aangebracht (in figuur 1 ! getoond met een stippellijn) voor het overbrengen van electrische energie van de voedingseenheid 8 naar het slot 7. Eveneens kan een verbinding voorzien zijn naar de identificatieeenheid voor het voeden 40 daarvan. De voedingseenheid 8 kan voorts andere eenheden in de deur 1028680- v - 5 - voeden, waarvan voorbeelden in het onderstaande zullen worden gegeven. De voedingseenheid 8 is in dit uitvoeringsvoorbeeld aan een naar de scharnieren 3 gekeerde zijde van de deur 2 aangebracht. Een voordeel daarvan is dat een verbinding tussen de voedingseenheid (die 5 zich in de beweegbare deur bevindt) en het kozijn 4 dat ten opzichte van de deur stationair is, kort kan zijn: zo kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een inductiescharnier voor het contactloos, dus draadloos toevoeren van electrische energie aan de voedingseenheid. Ook is het mogelijk dat de voedingseenheid met behulp van een 10 geleider, zoals een electriciteitskabel met een electriciteitsaansluiting in het kozijn of in de wand verbonden is.

De deur kan tevens een communicatieeenheid 9 omvatten voor het ontvangen en/of het verzenden van een bericht. De communicatieeenheid kan met bijvoorbeeld de identificatieeenheid en/of het slot verbonden 15 zijn voor het overbrengen van het bericht. De communicatieeenheid maakt het mogelijk om informatie te verzenden en/of te ontvangen door een of meer van de identificatieeenheid, het electrisch slot, de voedingseenheid, etc. Een voordeel is dat gegevens vanuit de deur naar bijvoorbeeld een centrale informatieverwerkingseenheid kunnen 20 worden overgebracht, zo zou het slot c.q. de identificatieeenheid bijvoorbeeld gegevens over de personen en/of objecten die zich bij de deur hebben geïdentificeerd kunnen verzenden, of zou vanuit de centrale verwerkingseenheid gegevens naar de deur kunnen worden gestuurd, bijvoorbeeld om een authorisatie te verschaffen voor 25 personen en/of objecten tot het verkrijgen van toegang via de deur, met andere woorden het verschaffen van informatie aan de identificatieeenheid tot het al dan niet verschaffen van een ontgrendelingssignaal aan het electrische slot in reactie op een identificatie door een bepaalde persoon en/of object. De 30 communicatieeenheid kan bijvoorbeeld een draadloze communicatieeenheid omvatten zoals een radiogolfzender/ontvanger of een optische zender/ontvanger zodat een draadloze communicatie mogelijk is en daarmee een aanleggen van een bedrading verbeterd wordt. Ook is het mogelijk in een voordelige uitvoeringsvorm dat de 35 communicatieeenheid ingericht is voor het communiceren via een lichtnet. Of een andere geleider ten behoeve van het verschaffen van een electrische voeding aan de voedingseenheid. Dit is in het bijzonder van voordeel aangezien in deze voorkeursuitvoeringsvorm geen verdere bedrading voor de communicatie nodig is, aangezien 40 immers de communicatie plaatsvindt via een electrische verbinding die 1028680*! - 6 - \ \ al aanwezig kan zijn, namelijk een lichtnet of andere electrische geleiders voor het voeden van bijvoorbeeld de voedingseenheid. Voorts is het mogelijk dat de communicatieeenheid een netwerkaansluiting omvat voor het communiceren met een datanetwerk, hetgeen in het 5 bijzonder van voordeel is wanneer een aantal, bijvoorbeeld een groot aantal deuren voorzien van een dergelijke communicatieeenheid in een gebouw of andere bouwwerk aangebracht zijn en bijvoorbeeld alle vanuit een centrale verwerkingseenheid dienen te worden aangestuurd en/of beheerd.

10 Zoals verder nog in meer detail zal worden toegelicht omvat de deur in dit uitvoeringsvoorbeeld twee naar een kopse zijde toe open uitsparingen. In een van de uitsparingen is het electrische slot 7 aangebracht, en in de andere van de uitsparingen is de voedingseenheid 8 en de communicatieeenheid 9 aangebracht. Het 15 electrische slot is daartoe opgenomen in een insteekeenheid die vanaf de kopse zijde van de deur in de uitsparing kan worden aangebracht.

Op soortgelijke wijze is de voedingseenheid met de communicatieeenheid in een insteekeenheid ondergebracht die eveneens vanaf een kopse zijde of (ook wel aangeduid als kopse kant) van de 20 deur daarin kan worden aangebracht. Uit figuur 1 zal het voor de vakman duidelijk zijn dat het electrische slot vanaf een kopse kant die gekeerd is van de kant van de deur waaraan de scharnieren 3 zijn aangebracht, kan worden ingebracht terwijl de voedingseenheid en de communicatieeenheid kunnen worden aangebracht in een uitsparing die 25 uitmondt aan de kopse zijde van de deur die zich bevindt aan de zijde van de deur waar de scharnieren 3 aangebracht zijn. De deur kan voorts uitsparingen op elke gewenste plaats omvatten, naast of in plaats van de hier getoonde uitsparingen.

Figuur 2 toont een opbouw van een uitvoeringsvorm van de 30 volgens de uitvinding in explosieaanzicht en toont een langselement 20 en langselementen 21a en 21b die gezamenlijk een langselement 21 vormen. Tevens toont figuur 2 dwarselementen 22 voor het met elkaar verbinden van de langselementen 20, 21. De langs- en dwarselementen vormen gezamenlijk een structuur die aan de deur een stabiliteit 35 verschaft. Een verbinding tussen de langselementen en de dwarselementen zal onderstaand aan de hand van figuur 5 worden toegelicht. De langselementen en de dwarselementen kunnen bijvoorbeeld uit een multiplex vervaardigd zijn. In het in figuur 2 getoonde uitvoeringsvoorbeeld omvat het langselement 21 een tweetal 40 uitsparingen, te weten een uitsparing voor het daarin aanbrengen van \ 1028680- - 7 - het electrische slot 7 en een uitsparing voor het aanbrengen van electronica 23, bijvoorbeeld een verwerkingseenheid voor het verwerken van een signaal dat verschaft wordt door een sensor 24. De sensor 24 en de electronica 23 vormen gezamenlijk een 5 identificatieeenheid 6, zoals bijvoorbeeld de identificatieeenheid 6 uit figuur 1. Aangezien het langselement 21 uit gedeelten 21a, 21b opgebouwd is, kunnen de uitsparingen daarin eenvoudig aangebracht worden door aanbrengen van een inkeping in de elementen 21a, 21b, zoals getoond in figuur 2. Een ruimte die omsloten wordt door de 10 langs- en dwarselementen is in het hier getoonde uitvoeringsvoorbeeld gevuld met een schuim, zoals een Phenol-schuim, bijvoorbeeld aangetoond als Ecophen. Uiteraard kan elk ander schuim eveneens toegepast worden, een voordeel van Phenol-schuim is echter dat dit een hogere vormvastheid biedt, hetgeen een extra mechanische 15 stabiliteit aan de deur verschaft, in een groot bereik aan soortelijke dichtheden verkrijgbaar is, en zekere brandwerende eigenschappen verschaft aangezien het schuim bij een hogere temperatuur verkoolt en geen vlam vat. Een verder voordeel is dat het schuim geluidsabsorberend is en een voldoende hoge dichtheid heeft om 20 daarin schroefverbindingen aan te brengen. Tevens is het mogelijk om in het schuim te frezen, bijvoorbeeld voor het daarin aanbrengen van luchtkanalen of schroefverbindingen of kabelgoten. Een voorbeeld van een kabelgoot of kabeldoorvoer is getoond in figuur 2 en aangeduid met 25. Het schuim is in dit uitvoeringsvoorbeeld als een plaat 25 gevormd en aangeduid met 26. De deur zoals afgebeeld in figuur 2 omvat voorts een tweetal panelen (bijvoorbeeld vervaardigd uit multiplex) die het samenstel van de langselementen en de dwarselementen elk aan een zijde afdekken (of bijvoorbeeld gedeeltelijk afdekken). De panelen, die in figuur 2 aangeduid zijn 30 met 27 zijn aan een zichtzijde daarvan bedekt met een afdeklaag, zoals een hogedruklaminaat 28. Figuur 2 toont voorts een deurklink 29a, roset 29b en slotcilinder 29c. Een voordeel van de panelen is dat deze een mechanische stevigheid aan de deur verschaffen en bovendien een extra bescherming aan insteekelementen zoals het 35 electrische slot of de electronica bieden om daarmee te belemmeren dat onbevoegden zich met geweld eenvoudigweg toegang via de deur verschaffen. In het paneel en het hogedruklaminaat is een opening aangebracht, in dit uitvoeringsvoorbeeld aan één zijde, echter is het uiteraad ook mogelijk dat een dergelijke opening aan beide zijden van 40 de deur aanwezig is of dat aan beide zijden van de deur een sensor 1028680- - 8 - aangebracht is, waardoor identificatie van de persoon via de sensor aan de betreffende zijde van de deur kan plaatsvinden.

Figuur 3 toont verscheidene aanzichten van een insteekeenheid, zoals bijvoorbeeld het slot 7 of de voedingseenheid 8 c.q.

5 communicatieeenheid 9 uit figuur 1, het slot 7 uit figuur 2 of de electronica 23 uit figuur 2. Zo toont figuur 3a een zijaanzicht van de insteekeenheid, waarbij er in dit uitvoeringsvoorbeeld openingen voor het aanbrengen van een deurklink en een slotcilinder daarin aangebracht zijn. In het geval dat de insteekeenheid echter voor een 10 ander doel toegepast wordt, bijvoorbeeld als voedingseenheid of communicatieeenheid, behoeven dergelijke openingen niet mogelijk aanwezig te zijn. Een aanzicht vanaf de kopse zijde van de deur is in figuur 3b getoond, een bovenaanzicht in figuur 3c en een perspectivisch aanzicht in figuur 3d. De insteekeenheid kan van een 15 omhulling voorzien zijn uit een metaal, bijvoorbeeld een roestvrij staal, zoals een plaat of een geperforeerde plaat. Een voorbeeld daarvan is dat mechanische bescherming aan de in de insteekeenheid ondergebrachte electronica of electrische componenten wordt· geboden en dat een bescherming tegen electromagnetische 20 interferentie, zoals bijvoorbeeld straling van mobiele telefoons of storing van mobiele telefoons, in hoge mate kan worden vermeden. Overigens wordt opgemerkt dat het perspectivisch aanzicht volgens figuur 3d een gedeeltelijk gedemonteerde insteekeenheid toont waarbij een gedeelte van de omhulling weggenomen is. De omhulling kan 25 overigens in plaats van het hier vermelde metaal geheel of gedeeltelijk uit een ander materiaal, zoals bijvoorbeeld een kunststof vervaardigd zijn. Bij voorkeur omvatten de insteekeenheden die in de deur, bijvoorbeeld de deur volgens figuur 1 of volgens figuur 2 opgenomen zijn, allen een zelfde maatvoering, zodat een 30 gestandaardiseerde inbouwmogelijkheid voor het inbouwen van een variëteit aan electronische modules in de deur geboden wordt.

De een of meer van de uitsparingen van de deur kunnen geleiders omvatten voor het vanaf de kopse zijde de deur in geleiden van de insteekeenheid. Hiermee kan een eenvoudige, snelle en stabiele 35 montage van de insteekeenheid verschaft worden. Voorts is het mogelijk dat de uitsparing een opening omvat naar een buitenvlak van de deur (vanuit de uitsparing kan bijvoorbeeld een opening naar het buitenvlak van de deur voorzien zijn ten behoeve van een identificatieeenheid). Zo kan bijvoorbeeld de identificatieeenheid 6, 40 die in figuur 1 en 2 als een afzonderlijk element getoond is, in het 1028680- - 9 - die in figuur 1 en 2 als een afzonderlijk element getoond is, in het slot 7 opgenomen zijn. Een opening voor de identificatieeenheid 6, zoals getoond in figuur 1 en 2, waarbij deze openingen een doorgang naar een buitenvlak van de deur verschaft, zal in het hierbeschreven 5 geval uitmonden in de uitsparing of in een van de uitsparingen van de deur ten behoeve van de of een van de insteekeenheden. Ten behoeve van een goede identificatie is het gewenst dat de identificatieeenheid (of althans een sensor daarvan) nauw aanligt tegen een buitenvlak van de deur. Bij een insteken van de betreffende 10 insteekeenheid vanaf een kopse zijde van de deur zou dit dan kunnen leiden tot een klemmen of vastzitten, danwel tot een situatie waarbij de sensor, opgenomen in de insteekeenheid, verhoudingsgewijs diep ten opzichte van een buitenvlak van de deur ligt wanneer de insteekeenheid in de deur gestoken is. Een mogelijkheid om dit 15 probleem te ondervangen is om de geleider te voorzien van een knik voor het bij een insteken van de insteekeenheid in de uitsparing transleren van de insteekeenheid in een richting naar het vlak van deur toe waardoor een gedeelte van de insteekeenheid (dat bijvoorbeeld de sensor of identificatieeenheid omvat) naar het vlak 20 van de deur toe wordt geleid. Een alternatief voor de hier genoemde oplossing is om de insteekeenheid te voorzien van een verend gedeelte, waarbij het verende gedeelte bijvoorbeeld de sensor of de identificatieeenheid omvat, voor het bij het insteken van de insteekeenheid in de uitsparing uitveren van het verende gedeelte in 25 de opening. Bij een demonteren van de insteekeenheid kan het verende gedeelte dan bijvoorbeeld vanaf een buitenzijde naar binnen gedrukt worden terwijl tegelijkertijd de insteekeenheid vanaf de kopse zijde van de deur naar buiten bewogen wordt.

Figuur 4a toont op schematische wijze een aanzicht van een deur 30 waarin een uitsparing is aangebracht, waarin bijvoorbeeld in dit uitvoeringsvoorbeeld een electrisch slot 7 aangebracht is. De aan de hand van figuur 4a-4d toegelichte principes zijn echter niet uitsluitend toepasbaar op het electrische slot, echter kunnen in combinatie met elke willekeurige insteekeenheid (bijvoorbeeld de 35 voedingseenheid) worden toegepast. In het uitvoeringsvoorbeeld getoond in figuur 4a is vanaf de uitsparing, hier aangeduid als 40 een kanaal 41 aangebracht dat aan een uiteinde 42 daarvan uitmondt in de uitsparing 40 en aan een ander uiteinde 43 daarvan uitmondt aan een kopse kant van de deur. In de uitvoeringsvorm getoond in figuur 40 4a bevindt het uiteinde van het kanaal dat uitmondt aan de kopse kant 1028680- - 10 - van de deur zich aan een bovenzijde van de deur. In de variant getoond in figuur 4b bevindt dit uiteinde zich niet aan een bovenzijde van de deur maar aan een zijkant daarvan. Het kanaal 41 zoals afgebeeld in figuur 4a en figuur 4b draagt zorg voor een 5 warmteafvoer van electronische of electrische componenten die zich bevinden in de insteekeenheid die aangebracht is in de uitsparing 40. Hiertoe is het bijvoorbeeld mogelijk dat de insteekeenheid van een opening is voorzien (niet getoond) of dat zoals in figuur 4b getoond een tweede kanaal 46 aanwezig is dat eveneens aan bijvoorbeeld een 10 kopse zijde van de deur uitmondt. In beide gevallen zal door een warmteontwikkeling in de insteekeenheid een luchtstroming op gang komen waarbij instroom van lucht met een pijl 44 aangegeven is en uitstroom van lucht met een pijl 45 aangegeven is. Uiteraard zijn vele varianten op de in figuur 4a en 4b getoonde uitvoeringsvormen 15 denkbaar. Zo zou bijvoorbeeld in figuur 4a een toevoer van lucht kunnen plaatsvinden via een kanaal 46 zoals die in figuur 4b getoond is, zou een toevoer kunnen plaatsvinden via een opening tussen de insteekeenheid en een wand van de uitsparing, etc. Ook is het mogelijk dat toevoer van lucht plaatsvindt via een kanaal dat aan een 20 onderzijde van de deur of in een sleutelgat uitmondt. Tevens is het voorstelbaar dat het kanaal 41 in plaats van of naast de in figuur 4a en 4b getoonde uitvoeringsvormen uitmondt in een opening naar een buitenvlak van de deur, waarin bijvoorbeeld een sensor van een identificatieeenheid of een identificatieeenheid aangebracht is, 25 waarbij er tussen een wand van het kanaal en de sensor of identificatieeenheid een opening aanwezig is ten behoeve van het stromen van de lucht. In een alternatief voor de aan de hand van figuur 4a en 4b beschreven koelkanalen is getoond in figuur 4c.

Figuur 4c toont een insteekeenheid, bijvoorbeeld een slot 7, een 30 voedingseenheid 8, communicatieeenheid 9, etc., die aan een zijde daarvan die in ingebouwde toestand naar de kopse kant van de deur gekeerd is, voorzien is van een kanaal 47. Instroom van lucht, zoals schematisch aangegeven met pijl 44 kan plaatsvinden via een opening die zich aan een onderzijde van de insteekeenheid bevindt en 35 uitstroom van lucht, zoals schematisch aangegeven met de pijl 45 kan plaatsvinden via een opening die zich aan een bovenzijde van de insteekeenheid bevindt. Instroom 44 en uitstroom 45 van lucht treedt daarbij op aan de kopse kant van de deur. Middels een luchtstroming die er in het kanaal 47 optreedt van instroom 44 naar uitstroom 45 40 kan een koeleffect bereikt worden. Het koeleffect kan verder 1028680' - 11 - versterkt worden door de insteekeenheid te voorzien van een koellichaam waarbij het kanaal 47 in verbinding staat met het koellichaam. Lucht die het kanaal instroomt zal aldus langs althans een gedeelte van het koellichaam stromen en daarmee een zekere mate 5 van koeling daarvan bewerkstelligen. In een verdere uitvoeringsvorm is het mogelijk, in plaats van of naast de aan de hand van figuur 4a-4c beschreven uitvoeringsvoorbeelden, dat de insteekeenheid aan de zijde die in ingebouwde toestand is gekeerd naar de kopse kant van de deur, voorzien is van een koelprofiel. Het koelprofiel kan 10 bijvoorbeeld koelribben omvatten of elke andere gewenste vorm voor het bereiken van een lage thermische weerstand tussen het koelprofiel en de daarlangs stromende lucht. Het kanaal 47 zoals getoond in figuur 4c kan uiteraard ook uitmonden in een opening die zich bevindt tussen het insteekelement en een wand van de uitsparing, zoals 15 schematisch in figuur 4d is weergegeven. Om in het geval van een brand of andere inwerking van hitte het kanaal af te sluiten om daarmee te voldoen aan vereisten, zoals wettelijke vereisten, voor wat betreft brandveiligheid, kan het kanaal in de uitvoeringsvormen zoals beschreven aan de hand van figuur 4a-4d althans ten minste over 20 een lengtegedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk zijn omsloten door een materiaal dat bij een toenemen van temperatuur uitzet. Door uitzetting van materiaal zal dit over het lengtegedeelte het kanaal geheel of gedeeltelijk dichtdrukken wanneer een verhoging in temperatuur, bijvoorbeeld door een brand, etc., optreedt. Bij 25 voorkeur is het materiaal, met andere woorden is het lengtegedeelte aangebracht aan het uiteinde of een van de uiteinde van het kanaal dat uitmondt aan de kopse kant van de deur. Een voordeel daarvan is dat een snelle response plaatsvindt, aangezien in het geval van een verhoging van omgevingstemperatuur dit niet snel zal leiden tot een 30 opwarmen van een materiaal dat zich nabij een uiteinde van het kanaal bevindt dat buiten de deur uitmondt, bijvoorbeeld in aan de kopse kant ervan aan de deur. Het materiaal kan bijvoorbeeld een ringvorm hebben waarbij de ring het kanaal over een lengtegedeelte daarvan omsluit zodat bij een uitzetten van het materiaal door een 35 temperatuurverhoging een relatieve afsluiting van het kanaal optreedt.

Figuur 5 toont een gedeelte Van een langselement 20 en een gedeelte van een dwarselement 22 dat verbonden is met het langselement 20. Het langselement en het dwarselement zijn met elkaar 40 verbonden middels een gedeelte 50 van het langselement en een 1028680- - 12 - gedeelte 51 van het dwarselement waarbij de gedeelten complementair van vorm zijn. In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat het gedeelte 50 van het langselement een uitstulping terwijl het gedeelte 51 van het dwarselement een instulping omvat die complementair is met de 5 uitstulping. Het complementaire gedeelte van het langselement is gezien in een richting van de deur die parallel is aan het dwarselement, slechts langs een gedeelte van het langselement aanwezig, een buitenste gedeelte 52 van het langselement is namelijk in dit uitvoeringsvoorbeeld niet van een complementair gedeelte 10 voorzien. Dit betekent dat een samenstel van langselementen en dwarselementen gezien in de richting parallel aan de dwarselementen, in een buitenste gebied van de deur bestaat uit de langselementen.

Dit betekent dat de deur zonder afbreuk te doen aan een mechanische stabiliteit daarvan aan een lange zijde kan worden afgeschaafd, 15 afgezaagd, etc., waarbij dan materiaal van het gedeelte 52 van het langselement zal worden afgenomen. Een voordeel hiervan is dat een in zekere mate afschaven, afzagen, of anderzins in breedte terugbrengen van de deur niet leidt tot een aanmerkelijke verzwakking van een stevigheid daarvan aangezien alleen het gedeelte 52 van het 20 langselement 20 daarbij wordt afgezaagd, afgeschaafd, etc. zodat een verbinding tussen het langselement 20 en het dwarselement 22 gevormd door de complementaire gedeelten hierbij niet zal worden aangetast. Alhoewel deze uitvoeringsvorm hier beschreven is voor een terugnemen in breedte door voorziening van het gedeelte 52 van het langselement 25 20, is ditzelfde principe uiteraard ook toepasbaar op het langselement zodat daarmee een in zekere mate reduceren van een hoogte van de deur kan worden bereikt zonder een stevigheid daarvan in grote mate aan te tasten.

Met de deur zoals beschreven aan de hand van de bovenstaande 30 uitvoeringsvoorbeelden is het mogelijk om een snelle en eenvoudige implementatie van intelligente toegangs- en bewakingstechnologie te bewerkstelligen aangezien een minimum aan installatie en bekabeling ter plekke nodig is. In het uitvoeringsvoorbeeld zoals bijvoorbeeld getoond en beschreven aan de hand van figuur 1 is uitsluitend een 35 toevoeren van een lichtnet of andere voedingsaansluiting naar de deur nodig. Aangezien lichtnetaansluitingen in gebouwen en andere bouwwerken veelvuldig.aanwezig zijn kan met een minimale hoeveelheid installatiewerkzaamheden ter plekke worden volstaan. In de deur monteren van de diverse eenheden, zoals het slot, de 40 identificatieeenheid, voedingseenheid, etc, kan een aanzienlijke 1028680- - 13 - hoeveelheid montagetijd worden bespaard ten opzichte van de oplossingen zoals gekozen in de stand van de techniek.

Uiteraard is het ook mogelijk dat de deur naast of in plaats van een of meer van de bovenbeschreven insteekeenheden ten minste een 5 of meer verdere in de deur ingebouwde of ingestoken electrische eenheden omvat, bijvoorbeeld een aanwezigheidsdetector (ten behoeve van een alamering of een aanwezigheidsdetectie), een branddetector (ten behoeve van een brandalarm), een rookdetector (ten behoeve van een brandalarm of andere calamiteiten), een ademhalingsdetector (ten 10 behoeve van een persoonsbewaking, zoals in een ziekenhuis of

verzorgingstehuis), een verlichting zoals een licht emitterende diode I

LED verlichting, en een beeldscherm, zoals een vloeibaar kristal LCD beeldscherm of een plasmabeeldscherm.

Met de deur volgens de uitvinding kunnen vele voordelige 15 toepassingen worden gerealiseerd: zo kan bijvoorbeeld aan de hand van een identificatie van een gebruiker een instelling van een kantoorruimte aan de gebruiker worden aangepast, bijvoorbeeld in het geval van een flexibele werkplek kunnen computer, telefoonssysteem, verlichting en verwarming aan diens behoeften worden aangepast, 20 bijvoorbeeld door een telefoonnummer van de betreffende persoon door te schakelen naar de ruimte waar de persoon zich geïdentificeerd heeft, gebruiksrechten van netwerk voor de betreffende persoon toe te kennen aan de computer die zich in de betreffende ruimte bevindt, etc. In het geval dat er in de deur een LCD beeldscherm aanwezig is 25 kan daarop diverse informatie worden weergegeven, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid of reservering door een gebruiker, kunnen in het geval van brand of andere calamiteiten berichten, zoals een vluchtroute worden aangegeven. In het geval van een hoteltoepassing kan bijvoorbeeld op een dergelijke LCD scherm een welkomstboodschap, 30 reserveringstijden, "niet storen" of schoonmaken van de kamer berichten, etc. worden weergegeven. Ook kunnen in dat geval persoonlijke voorkeuren van de kamer worden ingesteld bijvoorbeeld door wanneer een gebruiker zich bij de deur identificeert, verwarming, radio of televisiestations, verlichting, etc. op diens 35 specifieke wensen of persoonlijke instellingen af te stemmen. Ook kunnen telefoongesprekken in dit geval direct worden doorgeschakeld naar de vaste telefoon in de betreffende ruimte.

1028680-

Claims (26)

1. Samenstel omvattende een deur die een naar een kopse zijde toe ! open uitsparing omvat voor het daarin aanbrengen van een insteekeenheid, en een veelheid aan insteekeenheden omvattende: - een elektrisch slot voor het ontgrendelen van de deur in reactie op 5 een ontgrendelingssignaal, - een identificatieeenheid voor het identificeren van een zich in een nabijheid van de deur bevindende persoon of object en het verschaffen van het ontgrendelingssignaal wanneer een identificatie van de persoon of het object aan een tevoren bepaald criterium voldoet, en 10. een combinatie van een elektrisch slot en een identificatieeenheid, waarbij een van de insteekeenheden in de uitsparing aangebracht is, en waarbij de meerdere insteekeenheden een zelfde maatvoering hebben voor het verschaffen van een gestandaardiseerde inbouwmogelijkheid voor inbouwen van de variëteit aan elektronische middelen in de deur. 15

2. Samenstel volgens conclusie 1, voorts omvattende een communicatieeenheid voor het ontvangen en/of het verzenden van een bericht, waarbij de communicatieeenheid met ten minste een van de identificatieeenheid en het slot verbonden is voor het overbrengen 20 van het bericht.

3. Samenstel volgens conclusie 2, waarbij de communicatieeenheid ingericht is voor het communiceren via een lichtnet.

4. Samenstel volgens conclusie 2, waarbij de communicatieeenheid een radiogolf of optische zender en/of -ontvanger omvat voor het draadloos communiceren.

5. Samenstel volgens conclusie 2, waarbij de communicatieeenheid een 30 netwerkaansluiting omvat voor het communiceren met een datanetwerk.

6. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, voorts omvattende een in de deur ingebouwde voedingseenheid voor het 35 voeden van ten minste de identificatieeenheid en het slot. 1028680

7. Samenstel volgens conclusie 6, waarbij de voedingseenheid een inductiescharnier omvat voor het contactloos toevoeren van elektrische energie aan de voedingseenheid. 5

8. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de deur een kanaal omvat dat aan een uiteinde daarvan uitmondt in de uitsparing en aan een ander uiteinde daarvan uitmondt aan een kopse kant van de deur. 10

9. Samenstel volgens conclusie 8, waarbij het kanaal over een lengtegedeelte daarvan althans gedeeltelijk wordt omsloten door een materiaal dat bij een toenemen van een temperatuur uitzet. i

10. Samenstel volgens conclusie 9, waarbij het lengtegedeelte zich J nabij het uiteinde van het kanaal bevindt dat uitmondt aan de kopse kant van de deur.

11. Samenstel volgens een van conclusies 8- 10 waarbij het uiteinde 20 van het kanaal dat uitmondt aan de kopse kant van de deur, zich aan een bovenzijde van de deur bevindt.

12. Samenstel volgens een van conclusies 1-11, waarbij de insteekeenheid aan een zijde daarvan die in ingebouwde toestand naar 25 de kopse kant van de deur gekeerd is, voorzien is van een koelprofiel.

13. Samenstel volgens een van de conclusies 1 - 12, waarbij de insteekeenheid aan een zijde daarvan die in ingebouwde toestand naar 30 de kopse kant van de deur gekeerd is, voorzien is van een kanaal dat aan beide uiteinden daarvan uitmondt aan de zijde die in ingebouwde toestand naar de kopse kant van de deur gekeerd is.

14. Samenstel volgens conclusie 13, waarbij de insteekeenheid een 35 koellichaam omvat en het kanaal in verbinding staat met het koellichaam.

15. Samenstel volgens conclusie 13 of 14, waarbij het kanaal over een lengtegedeelte daarvan althans gedeeltelijk wordt ontsloten door 40 een materiaal dat bij een toenemen van een temperatuur uitzet.

16. Samenstel volgens een van conclusies 1 - 14, waarbij de insteekeenheid het elektrische slot omvat en waarbij de deur ten minste een verdere uitsparing omvat waarin een verdere insteekeenheid 5 omvattende de voedingseenheid aangebracht is, waarbij de uitsparing in een van een scharnier van de deur afgekeerde kopse zijde is aangebracht en waarbij de verdere uitsparing in een naar het scharnier gekeerde kopse zijde van de deur aangebracht is.

17. Samenstel volgens een van conclusies 1 - 15, waarbij de uitsparing en/of de verdere uitsparing geleiders omvatten voor het vanaf de kopse zijde de deur in geleiden van de insteekeenheid.

18. Samenstel volgens conclusie 16, waarbij de uitsparing een 15 opening omvat naar een buitenvlak van de deur en waarbij de geleider een knik omvat voor het bij een insteken van de insteekeenheid in de uitsparing transleren van de insteekeenheid in een richting naar een vlak van de deur voor het de opening in geleiden van een gedeelte van de insteekeenheid. 20

19. Samenstel volgens een van conclusies 1 - 17, waarbij de uitsparing de opening omvat naar het buitenvlak van de deur en waarbij de insteekeenheid een verend gedeelte omvat voor het bij een insteken van de insteekeenheid in de uitsparing uitveren van het I 25 verende gedeelte in de opening.

20. Samenstel volgens conclusie 18, waarbij het verende gedeelte althans een gedeelte van de identificatieeenheid omvat.

21. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een tweetal langselementen die bij een van het scharnier afgekeerde verticale zijde en een naar het scharnier gekeerde verticale zijde in de deur aangebracht zijn, en een tweetal dwarselementen die de langselementen met elkaar verbinden middels gedeelten van de 35 dwarselementen en de langselementen die ten opzichte van elkaar i complementair van vorm zijn, waarbij het complementaire gedeelte van de langselementen, gezien in een richting van de deur die in hoofdzaak parallel is aan de dwarselementen, slechts langs een gedeelte van de langselementen aanwezig is, zodat een samenstel van 40 de langselementen en de dwarselementen gezien in de richting van de deur die in hoofdzaak parallel is aan de dwarselementen, in een buitenste gebied bestaat uit de langselementen.

22. Samenstel volgens conclusie 21, waarbij een ruimte die althans 5 gedeeltelijk omsloten is door een samenstel van de langselementen en de dwarselementen althans gedeeltelijk met een Phenolschuim opgevuld is.

23. Samenstel volgens conclusie 21 of 22, waarbij een buitenvlak 10 van de deur een paneel omvat dat het samenstel van de langselementen en de dwarselementen althans gedeeltelijk afdekt, waarbij het paneel aan een zichtzijde daarvan met een hogedruklaminaat bekleed is.

24. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 15 deur voorts ten minste een verdere in de deur ingebouwde elektische eenheid omvat, omvattende een of meer uit een groep omvattende een aanwezigheidsdetector, een branddetector, een rookdetector, een ademhalingsdetector, een verlichting zoals een licht emitterende diode LED verlichting, en een beeldscherm, zoals een vloeibaar 20 kristal LCD beeldscherm of een plasma beeldscherm.

25. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de identificatieeenheid een biometrische identificatieeenheid omvat.

26. Deurlichaam voor een deur uit een samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een of meer uitsparingen voor het daarin aanbrengen van ten minste de identificatieeenheid en het slot, waarbij de deur voorts een bekabeling omvat voor het electrisch aansluiten van ten minste een van de identificatieeenheid en het 30 slot. 1028680