NL1027413C2 - Kas voor het kweken van gewas en een ophanginrichting voor de belichting van de kas. - Google Patents

Description

Kas voor het kweken van gewas en een ophanginrichting voor de belichting van de kas

De onderhavige uitvinding betreft een kas voor het kweken van gewas, omvattende gewas, een draagconstructie voor het dragen van het kasdak, belichting, panelen, zoals 5 glaspanelen, en een ophanginrichting voor het aanbrengen van de belichting, waarbij de belichting ten minste een lamphouder telkens verbonden met een elektronische voorschakelkast voor aansturing van de lamp omvat, en waarbij de ophanginrichting een eerste en een tweede langwerpig ophangorgaan omvat, die onderling in hoofdzaak evenwijdige verlopen en zijn verbonden met de draagconstructie.

10 Het Nederlandse octrooi NL 100842 openbaart een kas waarbij een soortgelijke ophanginrichting alleen de lamphouders draagt en de voorschakelapparatuur ten opzichte van deze lamphouders lager in de kas is geplaatst in verband met het gewicht hiervan en de warmteontwikkeling. De voorschakelapparatuur in deze kas bestaat uit een elektromagnetische voorschakelkast, die relatief zwaar is althans in vergelijking met een 15 elektronische voorschakelkast in de kas volgens de uitvinding. Een nadeel van het lager plaatsen van de voorschakelkasten bij deze bekende kas is dat bij het installeren van de belichting er nogal wat extra voorzieningen benodigd zijn. In NL 100842 hangt men bijvoorbeeld de voorschakelkasten aan extra draagprofielen, die ten opzichte van de lamphouders lager in de kas zijn aangehracht. Vanuit de afzonderlijke voorschakelkasten 20 voert men vervolgens elektrische kabels naar de lamphouders, die bij voorkeur zijn voorzien van een gasontladingslamp. De gedachte achter het lager plaatsen van de voorschakelapparatuur bij NL 100842 is onder andere dat men de ophanginrichting relatief licht kan construeren, omdat de ophanginrichting alleen de lamphouders hoeft te dragen, waardoor de ophanginrichting zodanig kan worden uitgevoerd dat de nadelige 25 schaduwwerking hiervan op het onderliggende gewas zoveel mogelijk wordt beperkt. Hoe minder schaduwwerking de ophanginrichting en de belichting geeft hoe sneller het gewas kan groeien.

De gebruikelijke elektromagnetische voorschakelkasten kunnen tot wel een factor 6 zwaarder wegen dan een lamphouder. Ter vergelijk, elektronische voorschakelkasten of 30 ballasten wegen ongeveer een factor twee zwaarder. Het verschil zit hierbij met name in de relatief zware transformatorschakelingen in de elektromagnetische ballasten. Wanneer men de relatief lichtere elektronische voorschakelkasten toepast zijn deze direct (elektrisch) verbonden met de lamphouders, dat wil zeggen dat deze niet elders in de kas kunnen worden geplaatst met een aansluitkabel tussen lamphouder en voorschakelkast. Dit heeft te maken 1027413" * 2 met de aard van de elektronische hoogfrequent schakeling in de elektronische ballasten. In het kader van de uitvinding zou het te ver voeren hier nader op in te gaan. Een probleem wat zich echter voordoet wanneer men een lamphouder met daaraan gekoppeld een elektronische voorschakelkast wil bevestigen aan de bekende ophanginrichting uit NL 100842 is dat deze 5 bekende ophanginrichting hiervoor niet volstaat. Deze ophanginrichting is immers bedoeld om slechts een of meer lamphouders te dragen en is onvoldoende stevig wanneer de lamphouders zijn verbonden met een elektronische ballast zeker wanneer meerdere lamphouders en voorschakelkasten aan beide ophangdraden zijn voorzien. De combinatie lamphouder en elektronische voorschakelkast weegt ongeveer vier kilogram terwijl een losse 10 lamphouder slechts anderhalve kilogram weegt (ter vergelijk; de combinatie lamphouder en elektromagnetische voorschakelkast weegt ongeveer twaalf kilogram).

Het is een doel van de uitvinding om een kas voor het kweken van gewas met een ophanginrichting voor de belichting te verschaffen, waarmee de elektrische voorschakelkasten omvattende belichting van de kas snel en efficiënt kan worden opgehangen onder behoud van 15 een minimale schaduwwerking op het gewas.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt met een kas voor het kweken van gewas volgens de in de aanhef genoemde soort, waarbij de ophanginrichting een derde langwerpig ophangorgaan omvat, dat enerzijds is verbonden met de draagconstructie en anderzijds is verbonden met ten minste een van de delen uit de groep, die uit het eerste en het tweede 20 ophangorgaan en de belichting bestaat. Hiermee creëert men een minimale hoeveelheid extra schaduwwerking, die feitelijk door de dikte van het derde langwerpige ophangorgaan wordt bepaald, en is de ophanginrichting tevens in staat de aan de lamphouder verbonden elektronische voorschakelkast te dragen waardoor aanvullende maatregelen voor het installeren van de voorschakelkasten niet langer noodzakelijk zijn. Het simpelweg zwaarder 25 uitvoeren van de twee langwerpige ophangorganen zal ten koste gaan van de verminderde schaduwwerking omdat de ophangorganen in dat geval veel dikker zullen moeten zijn.

In een voorkeursuitvoering zijn bevestigingsmiddelen voorzien om de samenstellen, die de lamphouders en daaraan gekoppelde voorschakelkasten omvatten, aan de ophanginrichting te bevestigen. Het voordeel hierbij is dat men middels een eenvoudig 30 bevestigingsmiddel, zoals een ophangbeugel, in een keer een samenstel van lamphouder en voorschakelkast aan de ophanginrichting kan bevestigen.

In een andere voorkeursuitvoering is het derde ophangorgaan verbonden met de belichting, waarbij een bevestigingspunt aan de belichting telkens in hoofdzaak ligt op een lijn, die door het zwaartepunt van een samenstel van een lamphouder en een voorschakelkast 1027413' v 3 loopt, en die loodrecht staat op het grondvlak van de kas. Het derde ophangorgaan kan hierdoor een goede ondersteuning bidden bij het dragen van de belichting.

In weer een andere voorkeursuitvoering omvatten de langwerpige ophangorganen staalkabels, die onder een voorspanning aan de draagconstructie zijn verbonden. Een 5 staalkabel zal een vrij minimale schaduwwerking veroorzaken en kan de relatief hoge trekspanningen, die in de kabel als gevolg van het dragen van de belichting ontstaan, goed weerstaan. Een zekere voorspanning in de kabels is hierbij onvermijdelijk om het te ver doorzakken van de kabels als gevolg van het gewicht van de belichting te voorkomen.

Volgens de uitvinding is het in verband met een maximaal draagvermogen van de 10 ophanginrichting van voordeel wanneer het derde ophangorgaan in hoofdzaak evenwijdig is met de overige twee langwerpige ophangorganen en hoger dan het eerste en het tweede ophangorgaan in de kas is voorzien.

In een voorkeursuitvoering van de uitvinding omvat de draagconstructie tralies en staanders, waarbij de tralies telkens ten minste twee staanders overspannen, waarbij elk 1S ophangorgaan in hoofdzaak dwars op de tralies is voorzien en met ten minste twee tralies is verbonden. Het voordeel hierbij is dat men maximaal gebruik kan maken van het dragende vermogen van de tralies, die in het algemeen groter is in vergelijking met het dragend vermogen van bijvoorbeeld een dakspant of een daknok.

Volgens de uitvinding is het van voordeel wanneer meerdere ophanginrichtingen zijn 20 voorzien, die onderling in hoofdzaak evenwijdig zijn. Hiermee kan men makkelijk het volledige gewasoppervlak in de kas belichten.

In een voorkeursuitvoering omvatten de lamphouders gasontladingslampen vanwege de gunstige lichttechnische eigenschappen van dergelijke lampen voor het gewas.

De uitvinding betreft verder een ophanginrichting, die is bestemd voor gebruik bij een 25 kas volgens een van de hiervoor beschreven uitvoeringen.

Met “langwerpig ophangorgaan”wordt volgens de uitvinding elk willekeurig constructie-element bedoeld dat geschikt is om een last te dragen en aan de draagconstructie te worden bevestigd en waarvan de lengte-afmeting vele malen groter is dan de dwars-afmetingen.

30 Met “tralie”wordt volgens de uitvinding elke willekeurig constructie-element bedoeld, dat is opgebouwd uit ten minste twee liggers en een aantal de liggers verbindende delen, en dat is bestemd om twee steunpunten van een draagconstructie te overspannen ten einde deze steunpunten stevig met elkaar te verbinden.

1027413' 4 *

Met “elektronische voorschakelkast” wordt volgens de uitvinding bedoeld een voorschakelkast, die een elektronische schakeling omvat zonder de zware conventionele elektromagnetische componenten, en die is bestemd om een lamp in een lamphouder met een toepasselijk vermogen aan te sturen.

5 De uitvinding zal in het vervolg nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van de bijgevoegde figuur 1, die een perspectivisch aanzicht van een voorkeursuitvoering van de ophanginrichting toont, welke niet als beperking van de uitvinding is bedoeld.

In figuur 1 ziet men een ophanginrichting 1, die is voorzien in een bekende kas voor 10 het kweken van gewas (niet getoond) en die belichting 2 draagt. De ophanginrichting 1 omvat respectievelijk een eerste langwerpig ophangorgaan 8, een tweede langwerpig ophangorgaan 9 en een derde langwerpig ophangorgaan 10. De belichting 2 omvat een lamphouder 3 en een voorschakelkast 4. De lamphouder 3 omvat een lamp, zoals een gasontladingslamp (niet in de figuur zichtbaar) en tevens bij voorkeur een reflector 6. Het samenstel van lamphouder 3 en 15 voorschakelkast 4 is middels een speciale ophangbeugel 5 aan respectievelijk het eerste 8 en tweede ophangorgaan 9 opgehangen. De ophangbeugel 5 is bij voorkeur aan beide einden voorzien van speciale middelen om de beugel makkelijk met de twee ophangorganen te verbinden. In de figuur is dit een met schroeven bevestigbare afdekstrip 13. Haken aan beide einden van de beugel die aan de ophangorganen kunnen worden gekoppeld vormen hierbij 20 een alternatieve mogelijkheid.

De langwerpige ophangorganen zijn bij voorkeur staaldraden die, in verband met het doorzakken daarvan, onder voorspanning aan de draagconstructie van de kas zijn bevestigd. Het is echter ook denkbaar om profieldelen, zoals een U-vormig profiel, hiervoor te gebruiken. Belangrijk is dat de dwars-afmetingen van het ophangorgaan relatief klein zijn om 25 de nadelige schaduwwerking op het gewas te beperken.

Ter hoogte van de belichting 2 is bij de ophanginrichting volgens figuur 1 het derde ophangorgaan 10 door middel van verbindingskabels 12 verbonden met het eerste ophangorgaan 8 en het tweede ophangorgaan 9. Voor een makkelijke installatie is het derde ophangorgaan 10 bij voorkeur evenwijdig met de andere twee ophangorganen en in verband 30 met de dragende functie is het derde ophangorgaan 10 bij voorkeur hoger dan de overige twee ophangorganen 8,9 in de kas voorzien. In het geval van verbindingskabels zal men hierin een zekere voorspanning moeten aanbrengen om te zorgen dat het derde ophangorgaan daadwerkelijk meedoet met het dragen van de belichting. Toepassing van ander constructie-elementen zoals bijvoorbeeld een metalen strip die aan beide uiteinde is voorzien van een I 1027413- 5 haak is echter ook denkbaar bij de verbinding van het derde ophangorgaan met de overige twee ophangorganen.

Weliswaar niet getoond in de figuur, is een mogelijk alternatief voor de dragende functie van het derde ophangorgaan 10, het direct verbinden van dit orgaan met de belichting 5 2. Het meest praktisch is hierbij om dit orgaan met de beugel 5 te verbinden bij een bevestigingspunt dat in hoofdzaak ligt op of nabij een lijn, die door het zwaartepunt van een samenstel van een lamphouder en een voorschakelkast loopt, en die loodrecht staat op het grondvlak van de kas. In en dergelijke configuratie zal de derde ophangdraad maximaal bijdragen aan het dragen van de belichting.

10 Een ander alternatief, eveneens niet getoond, is om het derde ophangorgaan met slechts een van de overige twee ophangorganen 8,9 te verbinden. Bij een ongelijk verdeelde belasting over deze beide ophangorganen, als gevolg van het a-symmetrisch verdeelde gewicht van de belichting, zoals het geval in de uitvoering van figuur 1, is het uiteraard het verstandig ophangorgaan 10 te verbinden met dat ophangorgaan dat het meeste wordt belast. 15 In figuur 1 zou dit bijvoorbeeld ophangorgaan 8 zijn.

De ophangorganen zijn verbonden aan de draagconstructie voor het dragen van het kasdak, waarvoor bij voorkeur de tralies van deze draagconstructie worden toegepast. Hiertoe kan men bijvoorbeeld de staaldraden 8,9,10 aan een beperkt aantal evenwijdige verlopende tralies vast te zetten en verder bij tussengelegen tralies de draden langs met de tralies 20 verbonden haken 14 laten verlopen, zoals bij tralie 7 uit de figuur.

De voorschakelkast 4 omvat bij voorkeur een actieve elektronische schakeling, die is ingericht om een lamp te voorzien van een toepasselijk vermogen en die direct is verbonden met de elektrische aansluiting voor de lamp in de lamphouder. De schakeling kan een microprocessor omvatten, die bijvoorbeeld ingrijpt wanneer het ingangssignaal verandert. De 25 gasontladingslampen die men bij voorkeur in de kastuinbouw toepast zij hoge druk gasontladingslampen met een vermogen van bijvoorbeeld 600 of 1000 Watt. Zoals te zien in de figuur kunnen een of meer van de ophangorganen worden gebruikt voor het geleiden van de elektrische kabels 11, bijvoorbeeld door deze middels draadbeugels 15 met elkaar te verbinden, De kabels 11 zijn bestemd om opeenvolgende voorschakelkasten met elkaar 30 verbinden en de belichting met een elektrische voedingsbron te verbinden.

Hoewel de figuur slechts een lamphouder 3 en een voorschakelkast 4 toont zullen er in praktijk uiteraard een veelheid aan lamphouders en bijbehorende voorschakelkasten aan de drie ophangorganen 8,9,10 zijn bevestigd. Bovendien zullen er in een kas vaak meerdere ophanginrichtingen, elk met meerdere lamphouders/voorschakelkasten, zijn voorzien. De

1027413B

6 voorschakelkasten 4 zullen in het algemeen zijn voorzien van ten minste twee aansluitingen 16,17 voor respectievelijk een ingangsignaal en een uitgangsignaal.

In de voorgaande figuurbeschrijving zijn meerdere afzonderlijke maatregelen beschreven, waarbij het binnen de reikwijdte van de uitvinding denkbaar is om deze 5 maatregelen in elke willekeurige combinatie toe te passen. Zo is het bijvoorbeeld denkbaar om het derde ophangorgaan zowel te verbinden met het eerste en tweede ophangorgaan als te verbinden met de belichting.

De in de figuur getoonde uitvoeringsvorm vormt slechts een voorkeursuitvoering van de uitvinding waarbij wijzigingen of aanpassingen van de genoemde kenmerken voor een 10 vakman denkbaar zijn. Dergelijke wijzigingen of aanpassingen vallen binnen de reikwijdte van de geopenbaarde uitvinding, welke reikwijdte wordt bepaald door de bijgevoegde conclusies.

1027413-

Claims (10)

1. Kas voor het kweken van gewas, omvattende gewas, een draagconstructie voor het dragen van het kasdak, belichting (2), panelen, zoals glaspanelen, en een 5 ophanginrichting (1) voor het aanbrengen van de belichting, waarbij de belichting ten minste een lamphouder telkens verbonden met een elektrische voorschakelkast voor aansturing van de lamp omvat, en waarbij de ophanginrichting een eerste (8) en een tweede (9) langwerpig ophangorgaan omvat, die onderling in hoofdzaak evenwijdige verlopen en zijn verbonden met de draagconstructie, met het kenmerk dat de 10 ophanginrichting een derde langwerpig ophangorgaan (10) omvat, dat enerzijds is verbonden met de draagconstructie en anderzijds is verbonden met ten minste een van de delen uit de groep, die uit het eerste en het tweede ophangorgaan en de belichting bestaat.

2. Kas volgens conclusie 1, met het kenmerk dat bevestigingsmiddelen (5) zijn voorzien om de samenstellen, die de lamphouders en daaraan gekoppelde voorschakelkasten omvatten, aan de ophanginrichting (1) te bevestigen.

3. Kas volgens een van de conclusies 1 of 2, met het kenmerk dat het derde 20 ophangorgaan (10) is verbonden met de belichting, waarbij een bevestigingspunt aan de belichting telkens in hoofdzaak ligt op een lijn, die door het zwaartepunt van een samenstel van een lamphouder en een voorschakelkast loopt, en die loodrecht staat op het grondvlak van de kas.

4. Kas volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de ophangorganen (8,9,10) staalkabels omvatten, die onder een voorspanning aan de draagconstructie zijn verbonden.

5. Kas volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het derde 30 ophangorgaan (10) in hoofdzaak evenwijdig is met het eerste (8) en het tweede (9) ophangorgaan en hoger dan het eerste en het tweede ophangorgaan in de kas is voorzien. 1027413“ *

6. Kas volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het derde ophangorgaan (10) met het eerste (8) en het tweede (9) ophangorgaan is verbonden.

7. Kas volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de draagconstructie 5 tralies (7) en staanders omvat, waarbij de tralies telkens ten minste twee staanders overspannen, en dat elk ophangorgaan (8,910) in hoofdzaak dwars op de tralies is voorzien en met ten minste twee tralies is verbonden.

8. Kas volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat meerdere 10 ophanginrichtingen (1) zijn voorzien, die onderling in hoofdzaak evenwijdig zijn.

9. Kas volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de lamphouder (3) gasontladingslampen omvat.

10. Ophanginrichting (1) kennelijk bestemd voor gebruik bij een kas volgens een van de voorgaande conclusies. 1027413'