NL1027406C2 - Indicatormechanisme voor elektrische installatiekast. - Google Patents

Description

Indicatormechanisme voor elektrische installatiekast Gebied van de uitvinding 5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een indicatormechanisme voor een elektrische installatiekast, waarbij de elektrische installatiekast voorzien is van een ladecompartiment dat plaats biedt aan een of meer uitschuifbare subinstallaties, en van een aansluitcompartiment met aansluitpunten voor het aansluiten van de een of meer subinstallaties, en waarbij het indicatormechanisme koppelbaar is met een van de 10 uitschuifbare subinstallaties.

Stand van de techniek

Amerikaans octrooi US-A-5.278.722 openbaart een lademechanisme voor het installeren van subinstallaties als laden in een elektrische installatiekast of -kabinet Het 15 lademechanisme is voorzien van een positie-indicator die aangeeft in welke positie een bepaalde lade zich bevindt. De mogelijke aan te geven posities zijn ingeschoven, uitgeschakeld en test. De positie-indicator bevindt zich aan de voorzijde van de installatiekast waar de subinstallaties worden ingeschoven. Een tweede positie-indicator kan geplaatst zijn aan de binnenzijde van het lademechanisme. Beide positie-20 indicators zijn alleen zichtbaar vanaf de (geopende) voorzijde van de installatiekast.

In sommige installatiekasten voor subinstallaties, waarbij een subinstallatie functionele componenten in een bepaalde opstelling bevatten, is de installatiekast voorzien van een afzonderlijk compartiment voor het aansluiten van de subinstallaties, bijvoorbeeld naast een ladecompartiment of aan de achterzijde van de installatiekast.

25 Omdat de subinstallatie en de aansluitpunten daarvan in afzonderlijke ruimtes in de installatiekast zijn gepositioneerd, is niet altijd duidelijk of de betreffende subinstallatie is afgekoppeld zodat veilig gewerkt kan worden aan de aansluitpunten. Bij grote installaties die bestaan uit meerdere installatiekasten die elk weer meerdere subinstallaties omvatten is het probleem vaak nog groter. Eerst moet visueel bij het 30 ladecompartiment worden gecontroleerd of een subinstallatie is uitgeschoven, en vervolgens moet bijvoorbeeld door tellen worden bepaald, welk gedeelte van de aansluitpunten in het aansluitcompartiment behoort bij die subinstallatie. Dit is uiteraard zeer foutgevoelig, waardoor telkens weer gecontroleerd moet worden of bepaalde aansluitpunten inderdaad spanningsloos zijn.

_1J3 2 7 4 0 6 2

Samenvatting van de uitvinding

De onderhavige uitvinding tracht een indicatormechanisme te verschaffen, waarmee eenduidig en betrouwbaar maar op eenvoudige wijze kan worden aangegeven 5 of een bepaalde subinstallatie in een installatiekast in- of uitgeschoven is.

Dit wordt bereikt door een indicatormechanisme van de bij aanhef gedefinieerde soort, waarbij het indicatormechanisme een indicator omvat die geplaatst is in het aansluitcompartiment, om een in- of uitgeschoven toestand van de bijbehorende uitschuifbare subinstallaties in het ladecompartiment aan te geven. Het 10 aansluitcompartiment is een apart compartiment van de installatiekast, bijvoorbeeld gelegen naast of achter het ladecompartiment gezien vanuit de inschuifrichting van de subinstallaties. Een dergelijk indicatormechanisme maakt het mogelijk om op de plaats waar dat nodig is, namelijk bij de aansluitpunten in een aansluitcompartiment, te controleren of de bijbehorende subinstallatie wel of niet in ingeschoven toestand is in 15 het ladecompartiment van de installatiekast Hierdoor is het mogelijk om veilig aan de aansluitpunten te werken, bijvoorbeeld voor het aansluiten van de subinstallatie op een externe schakeling.

De koppeling tussen indicator en subinstallatie kan op diverse manieren worden gerealiseerd, b.v. door een draadloze verbinding met zenders en ontvangers of met 20 behulp van een flexibel kabelverbinding bestaande uit een binnen- en een buitenkabel.

In een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt echter op eenvoudige wijze gebruik gemaakt van een vaste koppeling en omvat het indicatormechanisme een met de uitschuifbare subinstallatie koppelbaar stanglichaam, dat aan het kopse uiteinde voorzien is van een indicatielabel, en waarbij het stanglichaam beweegbaar is tussen 25 een eerste positie, waarbij de uitschuifbare subinstallatie in ingeschoven positie is en het kopse uiteinde van het stanglichaam zichtbaar is in het aansluitgedeelte, en een tweede positie, waarbij de uitschuifbare subinstallatie in uitgeschoven positie is en het kopse uiteinde van het stanglichaam niet zichtbaar is in het aansluitgedeelte. Ook het stanglichaam kan zowel mechanisch als elektrisch met de uitschuifbare lade koppelbaar 30 zijn. Door het indicatielabel is een eenduidige en duidelijke indicatie van de positie van de subinstallatie mogelijk.

In een verdere uitvoeringsvorm omvat het indicatormechanisme verder een bevestigingsbeugel voor bevestiging van het indicatormechanisme aan de installatiekast, waarbij de bevestigingsbeugel voorzien is van een opening voor _1 077406__ 3 geleiding van het stanglichaam, en het stanglichaam draaibaar aan een vergrendelbeugel is bevestigd zodanig dat in de eerste positie de vergrendelbeugel het kopse uiteinde zichtbaar laat en in de tweede positie de vergrendelbeugel het kopse uiteinde afschermt. In deze mechanische uitvoeringsvorm van de onderhavige 5 uitvinding geeft een indicator in de eerste positie aan dat de betreffende subinstallatie ingeschoven is in de installatiekast, en dat het dus niet veilig is om te werken aan de bijbehorende aansluitpunten in het aansluitcompartiment. Teneinde een nauwkeurige werking tot stand te brengen is het stanglichaam uitgevoerd in twee instelbaar met elkaar te verbinden delen. Daardoor kunnen maatverschillen worden opgevangen en is 10 het mechanisme nauwkeurig af te stellen. De instelbare verbinding kan b.v. worden gerealiseerd door een uiteinde van een uitwendige schroefdraad te voorzien en het daarmee te koppelen deel van een passende inwendige schroefdraad. Ook kan gebruik worden gemaakt van een wartelverbinding.

De aansluitcompartimenten zijn veelal voorzien van afdekplaten waarmee 1S aanraking van spanningvoerende delen wordt voorkomen zodat de installatie voldoet aan bepaalde veiligheidsnormen. In een verdere uitvoeringsvorm wordt van die afdekplaten gebruik gemaakt om de veiligheid verder te vergroten en is de afdekplaat voorzien van een opening voor het indicatormechanisme, en heeft de vergrendelbeugel een uitstekend gedeelte dat in de eerste positie van het stanglichaam de afdekplaat 20 vergrendelt.

In een verdere uitvoeringsvorm is de afdekplaat voorzien van ten minste een lip, die scharnierend plaatsbaar is in ten minste een bijbehorende opening in de installatiekast. Door de afdekplaat aan de tegenover de opening voor het indicatormechanisme liggende zijde met behulp van twee aan de afdekplaat 25 meegevormde lippen uitneembaar scharnierend aan de installatiekast bevestigbaar te maken wordt volgens de uitvinding een verder voordeel bereikt dat de afdekplaat zonder afzonderlijke bevestigingsmiddelen zoals schroeven o.i.d. vergrendelbaar aan de installatiekast kan worden bevestigd.

Dit biedt de mogelijkheid van zowel een indicatie van de positie van een 30 subinstallatie, als de vergrendeling van de toegang tot het aansluitcompartiment ter plaatse van de bijbehorende subinstallatie, met een enkel mechanisme.

In een nog verdere uitvoeringsvorm is de afdekplaat voorzien van een tweede indicatielabel, dat afdekbaar is door het uitstekend gedeelte van de vergrendelbeugel in de eerste positie. In dit geval biedt het indicatormechanisme dus zowel een indicatie _1_0 2 7 4 0 6 __ 4 van de ingeschoven als de uitgeschoven positie van de subinstallatie, hetgeen robuuster en veiliger is.

In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat het indicatormechanisme een sensor voor het detecteren van de positie van een subinstallatie, en een met de sensor 5 verbonden indicatorsysteem, dat geplaatst is in het aansluitcompartiment voor het aangeven van een in- of uitgeschoven positie van de bijbehorende subinstallatie.

Deze elektrische of elektronische variant gebruikt bijvoorbeeld een actuator die verbonden is met de sensor om het stanglichaam te bewegen. Het indicatormechanisme kan in een nog verdere uitvoeringsvorm geheel elektronisch zijn, door een 10 elektronische indicatie te gebruiken die verbonden is met de sensor voor het aangeven van de positie van de bijbehorende subinstallatie. Voor de vergrendelfunctie wordt dan bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een elektromechanische vergrendeling.

Korte beschrijving van de tekeningen 15 De onderhavige uitvinding zal nu in meer detail worden besproken aan de hand van een aantal voorbeelduitvoeringsvormen, met verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, waarin

Fig. 1 een vooraanzicht toont van een elektrische installatiekast met aan de voorzijde van die installatiekast toegankelijke aansluitruimtes waarin een 20 uitvoeringsvorm van het indicatormechanisme volgens de onderhavige uitvinding wordt toegepast;

Fig. 2 een perspectiefaanzicht toont van een indicatormechanisme volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding;

Fig. 3 een bovenaanzicht toont van het indicatormechanisme van Fig. 2 in de uit-25 positie;

Fig. 4 een bovenaanzicht toont van het indicatormechanisme van Fig. 2 in de in-positie;

Fig. 5 een deelaanzicht toont van de elektrische installatiekast van Fig. 1; en Fig. 6 een blokschema toont van een elektronische variant van het 30 indicatormechanisme.

Gedetailleerde beschrijving van voorbeelduitvoeringsvormen

Fig. 1 toont een vooraanzicht van een deel van een elektrische installatiekast 1, zoals bijvoorbeeld gebruikt wordt in laagspanningsverdeelinstallaties. De elektrische 102740Q_ 5 installatiekast 1 omvat een ladecompartiment, met meerdere lades waarin slibinstallaties kunnen worden ingeschoven. Een subinstallatie kan de vorm van een in-en uitschuifbare lade hebben, waarop elektrische componenten in een bepaalde schakeling zijn aangebracht, bijvoorbeeld een motorsturing. Het ladecompartiment 5 wordt voor elke subinstallatie afgesloten met een deur 2, waarin bijvoorbeeld bedienings- en controle-elementen voor de betreffende subinstallatie kunnen zijn aangebracht. De elektrische installatiekast 1 omvat zoals getoond een naast het ladecompartiment gepositioneerd aansluitcompartiment 3. Wanneer een subinstallatie is ingeschoven in het ladecompartiment, is deze verbonden met de in het 10 aansluitcompartiment bereikbare aansluitingen, om aangesloten te worden op externe schakelingen of om bedrading aan te sluiten. De subinstallatie omvat een functionele eenheid, die via het aansluitcompartiment kan worden opgenomen in een externe schakeling. Doordat er twee gescheiden compartimenten zijn, is niet altijd direct duidelijk of een bepaalde subinstallatie in- of uitgeschoven is, waardoor het niet zeker 15 is dat zonder gevaar in het bijbehorende aansluitcompartiment gewerkt kan worden. Dit probleem zal groter zijn wanneer het aansluitcompartiment zich niet aan de voorzijde, zoals in de tekening is aangegeven, maar aan de achterzijde van de schakelinstallatie bevindt.

Zoals aangegeven in Fig. 1 is het aansluitcompartiment voor elke subinstallatie 20 voorzien van een afdekplaat 20. In de afdekplaat 20 kunnen voorzieningen zijn aangebracht zoals doorvoerwartels 4, waarmee externe kabels aangesloten kunnen worden op een subinstallatie. Elke afdekplaat 20 kan worden vergrendeld door een vergrendelbeugel 5, waarvan de werking hierna wordt toegelicht.

In Fig. 2 is een perspectiefaanzicht getoond van een indicatormechanisme 25 volgens een eerste uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding waarbij de aansluitruimte zich aan de voorzijde naast de subinstallatie bevindt. Het indicatormechanisme omvat de vergrendelbeugel 5, die draaibaar is bevestigd aan een bevestigingsbeugel 6, met behulp van draaipunt 16. De bevestigingsbeugel 6 wordt vast bevestigd aan de elektrische installatiekast 1, bijvoorbeeld op de scheidingswand tussen 30 het ladecompartiment en het aansluitcompartiment 3. In de bevestigingsbeugel 6 is een opening 8 aangebracht, waarin een stang of stanglichaam 7 heen en weer kan schuiven. De stang 7 is voorzien van een pen 12, die in een sleuf 11 in de vergrendelbeugel 5 heen en weer kan schuiven, zodat wanneer de stang 7 heen en weer beweegt, de vergrendelbeugel 5 scharniert in de bevestigingsbeugel 6. Om het mechanisme een 1027406 6 gedefinieerde rusttoestand te geven, b.v. wanneer de subinstallatie is uitgetrokken kan de stang voorzien worden van een verdere pen 14 waarmee een veer samenwerkt. Die (niet getoonde) drukveer kan worden bevestigd rond de stang 7 tussen het vlak van het bevestigingslichaam 6 en de pen 14, zodat de stang 7 in een vaste toestand wordt 5 gedwongen wanneer de subinstallatie is uitgetrokken. Uiteraard kan ook een trekveer worden gehanteerd met hetzelfde resultaat. De stang 7 is aan de andere zijde verbonden met een verbindingslichaam 18, dat roteerbaar is bevestigd in de elektrische installatiekast 1 via punt 19. Het verbindingslichaam 18 steekt in het ladecompartiment van de elektrische installatiekast 1 en wordt bewogen wanneer een subinstallatie wordt 10 ingeschoven. De stang 7 is aan een kops uiteinde 10 voorzien van een indicator of indicatielabel 10, dat in deze uitvoeringsvorm is voorzien van het label 'IN'.

In Fig. 3 is een bovenaanzicht getoond van het indicatormechanisme van Fig. 2 wanneer de bijbehorende subinstallatie uitgeschoven is, dat wil zeggen dat de aansluitpunten in het aansluitcompartiment 3 vrij zijn van spanning. Ook is in deze 15 figuur de afdekplaat 20 getoond, die is voorzien van een opening waar de vergrendelbeugel 5 van het indicatormechanisme door heen steekt De stang 7 bevindt zich nu in de meest naar achter gerichte positie, waardoor de vergrendelbeugel S schuin staat. Hierdoor is de kopse kant 10 van de stang niet meer zichtbaar voor een persoon die voor de afdekplaat 20 staat. Wanneer de subinstallatie weer wordt ingeschoven zal 20 de stang 7 naar voren schuiven en de beugel 5 meenemen naar de rechte stand.

Daardoor is de kopse kant 10 van de stang 7 met het label “IN” zichtbaar. Op deze wijze is te zien of de lade zich in de “IN”stand bevindt of is uitgetrokken.

Volgens de uitvinding kan de afdekplaat 20 worden uitgevoerd met aangevormde lippen 35 die met openingen 34 in de installatiekast samenwerken (zie Fig. 5) en zo een 25 losneembaar schamierbare verbinding van de afdekplaat 20 vormen. Door de beugel 5 van een lip 5’ te voorzien kan de beugel 5 tevens de functie van een vergrendeling krijgen wanneer de opening waardoorheen het indicatormechanisme zichtbaar is een zodanige afmeting heeft dat de lip 5’ over de afdekplaat heen kan grijpen (zie Fig. 4 hierna). Op deze wijze is niet alleen een vergrendeling van de afdekplaat 20 verkregen 30 maar is de afdekplaat 20 ook op eenvoudige wijze zonder afzonderlijke verbindingsmiddelen vast in de installatiekast bevestigd. Tevens is het dan mogelijk om een tweede indicator 21 (bijvoorbeeld met label 'OUT') op het voorvlak van de afdekplaat 20 aan te brengen die in de ingeschakelde dus vergrendelde toestand van de subinstallatie door de lip 5’ van de beugel 5 is afgedekt maar in de uitgeschakelde dus 1 02740P_ ___ ¥' 7 ontgrendelde toestand wel zichtbaar is. In deze laatste ontgrendelde toestand wordt tevens de afdekplaat 20 vrijgegeven (niet vergrendeld) waardoor deze uitgenomen kan worden, en een monteur werkzaamheden kan verrichten in het aansluitgedeelte van de bijbehorende subinstallatie.

S In Fig. 4 is een bovenaanzicht getoond van het indicatormechanisme van Fig. 2 wanneer de subinstallatie is ingeschoven. De aansluitpunten in het aansluitcompartiment 3 zijn nu verbonden met de bijbehorende subinstallatie, waardoor niet gewaarborgd is dat de aansluitpunten spanningsloos zijn. Hierdoor kan niet veilig worden gewerkt aan de aansluitingen in het bijbehorende aansluitgedeelte. In deze 10 toestand bevindt de stang 7 zich in de meest naar voren gelegen positie, waardoor de vergrendelbeugel 5 in de getoonde positie wordt gedwongen. Hierdoor bedekt de vergrendelbeugel 5 de tweede indicator 21 op de afdekplaat 20, en wordt de eerste indicator op de kopse kant 10 van de stang 7 zichtbaar. Tegelijkertijd zorgt de vorm van de vergrendelbeugel 5 met een daaraan aangepaste opening in de afdekplaat 20 1S ervoor dat de afdekplaat 20 vergrendeld is, en niet kan worden uitgenomen. Zelfs als de bevestiging van de afdekplaat 20 (bijvoorbeeld door middel van schroeven) losgenomen is, zorgt de vergrendelbeugel 5 er in deze stand voor dat de afdekplaat 20 niet kan worden verwijderd.

In het gedeeltelijk aanzicht van de elektrische installatiekast 1 van Fig. 5, waarin 20 een gedeelte wordt getoond van het aansluitcompartiment 3 met daarin drie afdekplaten 20 is duidelijk te zien dat de subinstallaties die behoren bij de onderste twee afdekplaten 20 ingeschoven zijn in de betreffende lade van het ladecompartiment. Bij de bovenste getoonde afdekplaat 20 is te zien dat in deze uitvoeringsvorm een tweede indicator 21 (als alternatief voor de eerder genoemde tweede indicator 'OUT') 25 zichtbaar is, hetgeen aangeeft dat in de bijbehorende lade van het ladecompartiment, de subinstallatie is uitgeschoven. Deze afdekplaat 20 kan nu verwijderd worden, en er kan veilig worden gewerkte aan de betreffende aansluitpunten. Bij de onderste afdekplaten 20 is in deze uitvoeringsvorm een eerste indicator 10 ‘+’ zichtbaar, als alternatief voor de eerder genoemde eerste indicator‘IN’.

30 Door het indicatormechanisme volgens de beschreven uitvoeringsvorm, wordt een betrouwbare indicatie gegeven met betrekking tot de in- of uitgeschoven toestand van de betreffende subinstallatie. Tevens kan gelijktijdig een vergrendelmechanisme worden geïmplementeerd zoals beschreven. Dit maakt het werken aan het aansluitcompartiment 3 van de installatiekast nog veiliger en betrouwbaarder.

_ 1 027406 __ 0 ψ~ 8

In het hierboven toegelichte voorbeeld is een installatiekast 1 getoond waarbij het aansluitcompartiment 3 naast het ladecompartiment is gelegen. In veel elektrische installatiekasten 1 is echter het aansluitcompartiment 3 gelegen aan de achterzijde van de installatiekast 1. Zeker indien meerdere installatiekasten 1 naast elkaar zijn 5 geplaatst, is het problematisch om na te gaan welke slibinstallatie in een installatiekast 1 is uitgeschoven, om veilig te kunnen werken aan de bijbehorende aansluitpunten aan de achterzijde van de installatiekast 1. De enige mogelijkheid is om visueel aan de voorzijde van de installatiekast te controleren of een subinstallatie is uitgeschoven, en vervolgens door tellen de bijbehorende aansluitpunten aan de achterzijde te vinden. Een 10 dergelijke methode is foutgevoelig en daardoor niet veilig. Ten allen tijde moet derhalve gecontroleerd worden of alle aansluitpunten waaraan men wil werken spanningsloos zijn.

Met behulp van een indicatormechanisme volgens de onderhavige uitvinding wordt dit probleem betrouwbaar opgelost. Wanneer het aansluitcompartiment 3 aan de 15 achterzijde van de installatiekast 1 is gelegen, en het ladecompartiment aan de voorzijde, kan het verbindingslichaam 18 met draaipunt 19 achterwege blijven, en kan een directe mechanische koppeling tussen subinstallatie en stang 7 worden gemaakt.

Om de montage van het indicatormechanisme eenvoudiger te maken kan de stang 7 uit twee delen bestaan die instelbaar met elkaar zijn verbonden. Dat kan op bekende 20 en eenvoudige wijze met behulp van een wartelverbinding of met een schroefverbinding waarbij een uiteinde een uitwendige en het andere uiteinde een daarop passende inwendige schroefdraad bezit.

Als alternatief voor de (in-)directe mechanische koppeling tussen subinstallatie en indicatormechanisme zoals hierboven beschreven kan gebruik worden gemaakt van 25 een andere soort koppeling, bijvoorbeeld met behulp van kabels. Ook kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een sensor 31 die gekoppeld is aan een elektrische actuator 32 die stang 7 bedient. Zelfs kan voor de indicators 10,21 dan gebruik worden gemaakt van elektrisch aangestuurde indicators 33, die geplaatst zijn in het aansluitcompartiment 3 (zie de in Fig. 6 getoonde uitvoeringsvorm). De vergrendeling 30 van de afdekplaat 20 dient dan wel (elektro-)mechanisch aangestuurd te worden.

1027406

Claims (7)

1. Indicatormechanisme voor een elektrische installatiekast (1), waarbij de elektrische installatiekast (1) voorzien is van een ladecompartiment dat S plaats biedt aan een of meer uitschuifbare subinstallaties, en van een aansluitcompartiment (3) met aansluitpunten voor het aansluiten van de een of meer subinstallaties, waarbij het indicatormechanisme koppelbaar is met een van de uitschuifbare subinstallaties, met het kenmerk, dat het indicatormechanisme een indicator (10; 21) omvat die geplaatst is in het aansluitcompartiment (3), om een in- of 10 uitgeschoven toestand van de bijbehorende uitschuifbare subinstallaties in het ladecompartiment aan te geven.

2. Indicatormechanisme volgens conclusie 1, waarbij het indicatormechanisme een met de uitschuifbare subinstallatie koppelbaar stanglichaam (7) omvat, dat aan het 15 kopse uiteinde voorzien is van een indicatielabel (10), en waarbij het stanglichaam (7) beweegbaar is tussen een eerste positie, waarbij de uitschuifbare subinstallatie in ingeschoven positie is en het kopse uiteinde van het stanglichaam (7) zichtbaar is in het aansluitcompartiment (3), en een tweede positie, waarbij de uitschuifbare subinstallatie in uitgeschoven positie is en het kopse uiteinde van het stanglichaam (7) niet zichtbaar 20 is in het aansluitcompartiment (3).

3. Indicatormechanisme volgens conclusie 2, waarbij het indicatormechanisme verder een bevestigingsbeugel (6) omvat voor bevestiging van het indicatormechanisme aan de installatiekast (1), waarbij de bevestigingsbeugel (6) voorzien is van een 25 opening (8) voor geleiding van het stanglichaam (7), en het stanglichaam (7) draaibaar aan een vergrendelbeugel (5) is bevestigd zodanig dat in de eerste positie de vergrendelbeugel (5) het kopse uiteinde zichtbaar laat en in de tweede positie de vergrendelbeugel (5) het kopse uiteinde afschermt.

4. Indicatormechanisme volgens conclusie 3, waarbij een afdekplaat (20) plaatsbaar is om het aansluitcompartiment (3) van de installatiekast (1) af te dekken, en de afdekplaat (20) voorzien is van een opening voor het indicatormechanisme, en waarbij de vergrendelbeugel (5) een uitstekend gedeelte (5’) heeft dat in de eerste positie van het stanglichaam (7) de afdekplaat (20) vergrendelt. _[027408 ____ _ ( «

5. Indicatormechanisme volgens conclusie 4, waarbij de afdekplaat (20) is voorzien van ten minste een lip (35), die scharnierend plaatsbaar is in ten minste een bijbehorende opening (34) in de installatiekast (1). 5

6. Indicatormechanisme volgens conclusie 4 of 5, waarbij de afdekplaat (20) voorzien is van een tweede indicatielabel (21), dat afdekbaar is door het uitstekend gedeelte (5’) van de vergrendelbeugel (5) in de eerste positie.

7. Indicatormechanisme volgens conclusie 1, waarbij het indicatormechanisme een sensor (31) omvat voor het detecteren van de positie van een subinstallatie, en een met de sensor (31) verbonden indicatorsysteem (33), dat geplaatst is in het aansluitcompartiment (3) voor het aangeven van een in- of uitgeschoven positie van de bijbehorende subinstallatie. 15 ****** 1027406