NL1027244C2 - Inrichting en werkwijze voor het plaatsen van vastzetbeugels. - Google Patents

Description

♦

Inrichting en werkwijze voor het plaatsen van vastzetbeueels.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het plaatsen van vastzetbeugels op een buis, omvattende een frame met een opslag voor beugels en 5 inbrengmiddelen voor het plaatsen van die beugels, welk frame is voorzien van een geleidingswiel voor het langs die buis geleiden van die inrichting.

Een dergelijke inrichting is bekend uit DE 299 12 894 UI.

Dergelijke inrichtingen worden gebruikt voor het vastleggen van een buis ten opzichte van een bodemoppervlak waarop vervolgens een definitieve afwerkvloer 10 aangebracht wordt. Dergelijke buizen zijn met name vloerverwarmingsbuizen maar begrepen zal worden dat ook andere buizen gebruikt kunnen worden. De ondergrond kan enige in de stand der techniek bekende ondergrond zijn die geschikt is voor het daarin aanbrengen van beugels. Dergelijke beugels kunnen in het algemeen van een weerhaakachtige constructie voorzien zijn om deze in de drager vast te zetten na het 15 eenmaal inbrengen daarvan.

Met name bij grotere oppervlakken is het aanbrengen van de beugels een bijzonder arbeidsintensieve en geestdodende werkzaamheid.

Om bukken zo veel mogelijk te voorkomen is voorgesteld de hierboven beschreven inrichting te gebruiken waarmee de bedienende persoon slechts nog de 20 constructie boven de buis dient te plaatsen en de slagbewerking uit te voeren. Daarna dient de bewerkende persoon volgende positie te kiezen voor het inbrengen van een beugel.

Dit kan aanzienlijk vergemakkelijkt worden doordat de drager, zoals een isolatieplaat, van een belijning voorzien is waarmee het direct duidelijk is waar de 25 betreffende beugels aangebracht moeten worden.

Het probleem blijft bestaan dat de hierboven beschreven werkzaamheid bij het aanbrengen van een groot aantal beugels vermoeiend is door het steeds weer optillen van de bestaande inrichting. Dit kan voor een deel voorkomen worden doordat met twee personen gewerkt wordt die samen een inrichting bedienen maar dit leidt tot 30 aanzienlijke kosten.

Bovendien is het voor bepaalde beugels die in de vloer ingebracht worden essentieel dat deze rechtstandig in de vloer respectievelijk folie gedrukt worden. Met name bij de aanwezigheid van weerhaken zal bij scheef positioneren de bevestiging 1027244 2 onvoldoende stevig zijn en de buis los springen. Bovendien is het van belang de indrukdiepte van de beugel in de vloer of andere drager nauwkeurig te kunnen regelen.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding de nadelen bekend uit de stand der techniek weg te nemen.

5 Dit doel wordt bij de hierboven beschreven inrichting verwezenlijkt doordat dat aan weerszijden van het geleidingswiel verdere wielen aangebracht zijn. Het is eenvoudig mogelijk het wiel langs de buis te rollen waardoor automatisch de overige delen van de inrichting volgen. Daardoor is de hierboven beschreven werkzaamheid aanzienlijk minder vermoeiend en kan veel sneller uitgevoerd worden. Bovendien kan 10 gewaarborgd worden dat de beugels op de juiste wijze precies in de gewenste richting in de vloer of dergelijke gedrukt worden. Dit geldt in het bijzonder bij toepassing van beugels die van een weerhaak voorzien zijn.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding wordt de positionering van de inrichting gestabiliseerd door het aanbrengen van een of twee (of 15 meer) verdere wielen. Deze zijn bij voorkeur zijdelings verplaatst ten opzichte van het eerste wiel dat de buis aangrijpt en liggen daarvoor en/ of daarachter.

Een mechanisme kan aanwezig zijn voor het automatisch op vaste afstand plaatsen van de beugels .

Een van de hierboven beschreven wielen kan volgens een bijzondere uitvoering 20 van de uitvinding gebruikt worden voor het bedienen van een dergelijk mechanisme voor het inbrengen van de beugels. Immers volgens de onderhavige uitvinding bestaat vaste aangrijping tussen het wiel en de drager en kan aan de hand van de door een van de wielen afgelegde weg bepaald worden of het noodzakelijk is een beugel over de buis in de drager te plaatsen.

25 Een bijzondere eenvoudige uitvoering van bovenstaande gedachte is het aanzien in een nok/ groefconstructie waarbij hetzij de nok hetzij de groef zich op het betreffende wiel bevindt en de groef respectievelijk nok deel uitmaakt van een mechanisme voor het inbrengen van de beugels.

Afhankelijk van de omtrek van het wiel wordt de afstand tussen twee beugels 30 bepaald.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een samenstel bestaande uit ten minste twee van de hierboven beschreven inrichtingen. Deze zijn op enige afstand 3 verstelbaar van elkaar geplaatst en met elkaar gekoppeld. Zo is het mogelijk gelijktijdig twee op afstand van elkaar liggende buizen aan de ondergrond te bevestigen.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een buis op een drager omvattende het inbrengen van die buis opnemende beugels 5 in die drager door het uit een opslag nemen van die beugels en het op een bepaalde onderlinge afstand inbrengen daarvan in die drager, waarbij die bepaalde afstand bepaald wordt door het langs die drager afwikkelen van een wiel en het afhankelijk van de verplaatsing van dat wiel inbrengen van een beugel.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld 10 uitvoeringsvooibeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 inrichting volgens de uitvinding geplaatst op een drager voorzien van een vast te zetten buis;

Fig. 2 een detail van de inrichting volgens fig. 1;

Fig. 3 een detail van de inrichting in zijaanzicht en gedeeltelijk in 15 dwarsdoorsnede; en

Fig. 4 in dwarsdoorsnede de te plaatsen beugel.

In de figuren is de inrichting volgens de uitvinding in het geheel met 1 aangegeven. Deze bestaat uit een frame 6 waaraan een duwboom 9 met handvat 7 bevestigd is. Het frame 6 is eveneens voorzien van een opslag 8 voor beugels.

20 Deze opslag 8 bestaat uit een reeks achter elkaar geplaatste beugels 4 waarvan details uit fig. 4 blijken of afwijkende uitvoering met hetzelfde doel. Daarin is getoond dat elke beugel 4 een weerhaakachtig deel 5 bevat dat in een ondergrond zoals een isolatielaag 2 ingebracht moet worden. Tussen de benen van de beugel wordt vervolgens een buis 3 opgenomen welke een verwarmingsbuis maar ook enige andere 25 in de stand der techniek bekende aan een ondergrond te bevestigde buis kan zijn.

Na het aan de ondergrond bevestigen van buis 3 wordt een afwerklaag van anhydriet of cementmortel anhydride-vloer aangebracht.

Het hierboven beschreven frame is via drie wielen afgesteund op de ondergrond. Het eerst wiel is aangegeven met 11 en is een geleidingswiel. Dit is voorzien van een 30 opname voor geleiding langs buis 3. Het tweede wiel is een steunwiel dat aangegeven is met 12 en zich zijdelings achter (in de bewegingsrichting) het geleidingswiel 11 bevindt. Het derde wiel is een verhoudingsgewijs groot wiel 13 dat eveneens zijdelings naast geleidingswiel 11 aangebracht is. Wiel 13 heeft een verhoudingsgewijs grote ψ 4 omtrek met een minimum van bijvoorbeeld 30 cm. Wiel 13 is inwendig voorzien van een centraal deel met een groef 14 welke een nokkromme 15 begrenst. In deze nokkromme beweegt een nokvolger 16. Nokvolger 16 is zijdelings geleid binnen frame 6 zodat bij rotatie van het wiel door de nokkromme 15 nokvolger 16 een op en 5 neergaande beweging uit zal voeren. Zoals uit de figuren blijkt is de nokkromme 15 zodanig uitgevoerd dat bij bereiken van een bepaald punt de nokvolger over een aanzienlijke afstand naar beneden kan bewegen. Door de aanwezigheid van een veer 17 waarvan de spanning bepaald wordt door een stelschroef 18 beweegt de nokvolger 16 op dat punt met een slag naar beneden. Met de nokvolger is een slagblok 19 verbonden 10 die onder invloed van de veerdruk een slagbeweging maakt richting ondergrond. Tijdens deze slagbeweging wordt een beugel 4 meegenomen langs een kleine ruimte aan het einde van de opslag 8, waardoor deze beugel in de ondergrond wordt geslagen. Vervolgens wordt het slagblok door het verdraaien van de nokvolger 16 langs de nokkromme opnieuw omhoog bewogen, waardoor een volgende beugel in de vrije 15 ruimte langs de opslag kan schuiven. Door het hoofdwiel 13 in voorwaartse richting te bewegen zal het verdraaien en blijft dit proces van beugels inslaan zich herhalen.

Begrepen zal worden dat de omtrek van het wiel 13 de afstand tussen het aanbrengen van twee op een volgende beugels bepaalt. Eveneens zal begrepen worden dat de vorm van de nokkromme zodanig kan zijn dat per omwenteling twee of meer 20 beugels geplaatst worden. In plaats van het hier beschreven nokvolgermechanisme kan vanzelfsprekend een en ander mechanisme toegepast worden voor het op regelmatige afstand inbrengen van beugels. De ondergrond 2 kan voorzien zijn van een verdeling waarmee het voor de inbrengende persoon duidelijk is op welke afstand de beugels geplaatst moeten worden. Met de onderhavige uitvinding is een dergelijke 25 onderverdeling in principe niet meer noodzakelijk omdat door de keuze van het wiel 13 automatisch de afstand tussen opeenvolgende beugels vastligt.

De inrichting volgens de onderhavige uitvinding is bij voorkeur geschikt voor het op snelle wijze plaatsen van grote hoeveelheden beugels. Een en ander kan nog verder geoptimaliseerd worden indien de inrichting dubbel uitgevoerd is dat wil zeggen twee 30 naast elkaar liggende buizen gelijktijdig van beugels voorzien worden. Door het gebruik van twee op afstand liggende geleidingswielen kan bovendien verzekerd worden dat het de betreffende buizen zuiver parallel aan elkaar liggen.

5

Na het lezen van bovenstaande beschrijving zullen bij degene in bekwaam de stand der techniek duidelijk varianten opkomen en liggen binnen het bereik van de bijgaande conclusies en het ligt van de bovenstaande voor de hand liggend zijn.

1 02724 4

Claims (8)

1. Inrichting (1) voor het plaatsen van vastzetbeugels (4) op een buis (3), omvattende een frame (6) met een opslag (8) voor beugels en inbrengmiddelen 5 voor het plaatsen van die beugels, welk frame (6) is voorzien van een geleidingswiel (11) voor het langs die buis geleiden van die inrichting, met het kenmerk, dat aan weerszijden van het geleidingswiel verdere wielen (12; 13) aangebracht zijn.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat frame voorzien is van een verder 10 wiel (11; 12), waarvan de wielas in hoofdzaak parallel op afstand van de wielas van dat geleidingswiel is aangebracht.

3. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat wiel voorzien is van bedieningsmiddelen (14; 15) voor die inbrengmiddelen (19).

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij die bedieningsmiddelen een nokkenbaan 15 (15) op dat wiel omvatten en een daarmee samenwerkende inbrengarm (19).

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij dat wiel een omtrek van ten minste 30 cm omvat.

6. Samenstel omvattende twee naast elkaar liggende aan elkaar gekoppelde inrichtingen volgens een van de voorgaande conclusies.

7. Inrichting volgens conclusie 6, omvattende een gemeenschappelijk wiel voor elk van die bedieningsmiddelen.

8. Werkwijze voor het aanbrengen van een buis op een drager (2) omvattende het inbrengen van die buis opnemende beugels in die drager door het uit een opslag nemen van die beugels en het op een bepaalde onderlinge afstand inbrengen 25 daarvan in die drager, met het kenmerk, dat die bepaalde afstand bepaald wordt door het langs die drager afwikkelen van een wiel en het afhankelijk van de verplaatsing van dat wiel inbrengen van een beugel. 1027244